Historisch Archief 1877-1940
D E A M S T E R D A M M E R, W E E K B L A B VOOR NEDERLAND.
Terwijl in 1878' een nieuwe bundel Les récits
et les Elégies en later in Revue des deux
mondss, en Revue nouvelle onderscheidene gedichten
he,t licht hebben gezien,' heeft Coppée we
derom eene cpmedie in n bedrijf, Ze Trésor",
voltooid, die den 20 December j.l, in het Odéon
te Parijs met bijval is opgevoerd, en hoewel
-minder boeiend van inhoud dan Ie Jjuthier,
om, zijn keurigen vorm de aandacht verdient.
s er meer noodig dan de vluchtige herinne
ringen, die ik in bovenstaande schets gaf, om
de belangstelling op te wekken, voor den rijk
begaafden dichter, die binnen weinige dagen
on£ land komt bezoeken?
Is voor velen Franc.ois Coppée geen vreemde
meer, en heeft hij door aijne grootere en klei
nere gedichten zich ook in ons land reeds een
kring van vereerders verworven, zijne
bemin? neljjke ongekunstelde persoonlijkheid, wars van
alle vertoon of pretentie, zal zeker aller har
ten voor zich winnen.
Blijke het dan ook dezer dagen op nieuw,
dat in de lage landen," die Coppée met zijn
bezoek komt vereeren, nog velen gevonden
worden, die 2Ïeh gaarne door den dichter laten
medevoeren naar de zonnige hoogten, waar
hy zijn lied voor ons zingt, het lied dat de
schrille kleuren der werkelykheid zachter tint,
dat de smarten van ons bestaan lenigt en
wijding geeft aan onze vreugde.
J. N. VAN HALL.
1) Een roman getiteld yTJne idylle pendant Ie siège,"
en een drama ^La goeicre ie eeat ans," m collaboratie
roet d'Artois vervaardigd, vermeld ik hier
volledigLeidshalve.
n van beiden.
VEETAALD HAAK FRANQOIS COPPÉE.
Hét was in Theraiidor. In de conciergerie.
Twee honderd zaten daar ter dood veroordeeld, die
Doorkruisten 't somber plein, met afgemeten schreden.
Nog was aan 't schrikbewind, de moordbijl uiet ontgleden;
Nog woedt de storm! nog dreigt de laatste "bliksemstraal!
Verslagen ziet.Parijs, 't van bloed nog druipend staal
Der guillotine alweer op nieuw verdachten vallen,
Twee honderd zijn veroordeeld, maar onschuldig allen.
Eea man met woest gelaat, komt eiken morgen daar,
Ba legt zijn pijp terzij, leest der gevangnen schaar
Onduidelijk, vaak verkeerd, van t' vuil gescheurde blad
De namen voor van hen, die 't aangewezen had,
Oni onverwijld 't noodlottig voertuig te bestijgen
.Dat hen.diar buiten wacht. Gereed, met ernstig zwijgen
Staat de veroordeelde op, reikt tot een laatst vaarwel,
Een vneïid de iand ea roept Preseat" op 't wieed appèl.
Te sterven, was dien tijd een zaak zoo onverschillig
Dat burger, edelman, ja, iedereen gewillig
Met talmen foren tred, 't bebloed schavot betrad,
"Waar tot den dood Weid geen ooit gesidderd had.
.Zoo stierf de royalist, zoo stierven, girondiaten.
Eens, wijl geweld en baat voortdurend 't lot beslisten
Las de griffier de Irjat en riep Charles Legay"
uit der gevangnen rij, antwoordden daarop twee,
Terwijl terzelfder stond, ook twee naar voren traden;
Ruw schat'rend riep de man 'k heb keus, dit kan niet
(schadea"
Eén dtr gevangnen was een burger reeds bejaard,
Die, bij 't gepoederd haar, de kleeding had bewaard;
Die d'afgevaardigde des volks deed onderscheiden;
Hij bleef zijn vreeslïjk lot bedaard en kalm verbeiden.
In 't uniform dat kaal, versleten is staat fier,
Naasl d'ouden man, een knap en jeugdig officier;
Draagt gij denzelfden naam?" vraagt spottend
d'onHetgeen de grijsaard met wij zijn gereed" beaamde.
Neen! dat eischt onderzoek" schreeuwt hij maar alle
(twee
Zïj heetten dit Weet ras n Charles n Legay,
Terwijl ze ook beiden gistren pas veroordeeld waren.
*t Door drank beneveld oog bleef thans besluitloos staren j
Ik weet verduiveld niet, wie 'k van die beiden kies,
Maak burgers 't zelven uit, maar gauw, geen tijdverliesi
Het is voldoend bekend, dat Samson nimmer wacht.
't Heldhaftig'overleg bleek kort te zijn; want zacht
Vraagt aan den ouden man, de jeugdige officier,
Gij aijfc gehuwd nietwaar?"
Hoeveel kiaders?"
Vierl'
Kom baast u! roept de man ruw lachend Ia 't
(gedaan f"
't Geldt mij zegt de ofücier ik volg u, laat ons
(gaan!"
MADELEINE,
Benijd en Beklaagd door MSVBOUW VAN
WESTHBEBSE, Haarlem. W. 'C. de Graaff.
Jammer dat dit boek nu niet s verschenen
in de Bibliotheek van Nederlands che schrijfsters.
Ik zou zoo gaarne zien dat deze onderneming
flink succes had op den duur; en waarlijk Be
nijd en Beklaagd" zou er goed aan gedaan
hebbeu.
I-M is een echt damesboek. De jonge meisjes
, en de jonge vrouwen krijgen er een lesje in;
natuurlijk! Zeker heeft de schrijfster ook be
doeld aan de mannen een lesje te geven, maar
dat is haar over het algemeen minder goed
gelukt. Toch ook niet altoos mislukt, vol
strekt niet! De teekening van mijnheer
Duit' ser zal zelfs menig verstokt geweten doen
spreken. Hij behoort tot dat soort van man
nen die hun vrouwen van het begin van hun
huwelijksleven (af) een zeer gemakkelijke hulde
brengen. Met; wat zie je er goed uit" en
mijn vrouwtje kan alles" betalen ze een le
ven van zelfverloochening en eischen voor die
twee complimenten de meest volledige bediening.
Wat zie je er goed uit" dat houden ze vol, ook
-als het niet meer waar is, en iedere vreemde
et, dat de arme vrouwen bij het zorgeu-voor
les en het wde oogen overal hebben"
langlerband ondergaan. Alles voor papa!" is
lieve les der moeder in hun huis en de
va.1' kweekt van ieder opgroeiend kind een be
diende voor zich.- Waar heeft mevrouw van
W. zul"k een exemplaar leerenkennen? Ach!
wie er n doorgrond heeft, ziet er spoedig
meer en de eerste kennismaking wordt ver
geten. .
"Wa-arom is Albert Aalout minder gelukt dan
de ilee'ï- Duitser? Mij dunkt de reden ligt voor
de hau i. Ben dame beoordeelt den man die
te kort schiet tegenover zijne -vrouw allicht
juister, -V:n den maa die door zijne vrouw wordt
ongelukkig gemaakt, want van het onrecht,
dat bij doet kan zij beter het grievende
begrijpan, dan van het onrecht dat hij lijdt. In
de oogen van eene rrouw is de beleedigde man
een martelaar, zij vindt het heel natuurlyk
dat hij licht om den tuin te leiden is; want
dat de mannen min of meer dom zyn van na
ture, hoe knap ze ook worden door onderwijs,'
staat ? bij alle Trouwen vast en zij hebbsn
wel gelijk. Maar de mannen ' vinden den be
drogen echtgenoot .hoe beklagenswaardig ook,
toch 'altoos min of meer belachelgk en duiden
hem aan met een spotnaam.
Een vrouwelyk auteur mag alzoo wel voor
zichtig wezen, als zij sympathie vraagt van
haar lezers voor een beer qui cherche sa femme
trois jours et quatre nuits.
Nu dat laatste deed Albert niet, maar ik
hield mijn hart vast van angst, dat hy haar
na zou loopen, de lieve Auguste, toen ze hem
liet zitten, vooreerst omdat hij (?staande het
huwelijk") door -de pokken geschonden was en
ten tweede, omdat zij zich toch al in de armen
van zijn vriend had geworpen.
Be laatstgenoemde reden van haar vertrek
was maar al te afdoende, de eerstgenoemde in
t 't geheel niet. En toch veel was er niet aan
l aan dien Albert. Een zoete jongen was hg
jaltyd geweest, zyu grootmoeders ideaal.
l Nacht grootma, moe zegt hy altoos nog als
toen hij kind was; ach ja een allerliefste, jon
gen, volstrekt geen wilde haren! Ja hy
trouwt een beetje tegen groot-ma'a zin, maar
dat is dwaling uit liefde, welk gevoelig hart
vergeeft 't hem niet? Alleen hij is wat fiauw
en heeft geen opinie, althans niet tegenover
Auguste. Als z\j zg'n liefkozingen verdraagt,
die zij niet beantwoordt, is hy al tamelijk ge
lukkig. Zich te laten geldeü, 't komt niet in
hem op, ofschoon hy wel voelt, dat er aan de
opvoeding zijner kinderen wel wat hapert.
Eerst als zijne Auguste weggeloopen is, geeft
hij een blijk van onafhankelijkheid. Deel II.
pagH.4'1. Wie weg is, mag weg blijven" zegt
hij dan. Trouwens wat kon hij zeggen, dan zoo
iets weinig waardiga? Had hij zich verant
woordelijk gevoeld voor de deugd en de dadsn
zijner vrouw, was bij waarlijk een man ge
weest, dan zou hij die Augnste haar booze
stre! ken wellicht hebben afgeleerd en bijna zeker
? zou zij niet met zijn vriend zijn doorgegaan."
Eigenlijk was die Albert wel een beetje
voor bedrogen echtgenoot in de wieg
ge;legd en juist om deze praedispositie heeft geen
, een lezer de rechte sympathie voor hem.
Maar de dames! Zij staan alle op haar plaats
l en blijven in haar rol. Aardig is het op te
' merken, hoe zij elkaar in de kaart zien, waar
wijze heeren volkomen dupes zijn.
De mooie Auguste, die toch geen prettig
gei zicht heeft, kan op een soiree een goeden
in' druk maken, maar als zy van de kostschool
] teruggekeerd, niet meer als vroeger tante zegt
! tegen haar hoog "bejaarde nicht, wordt ze door
; deze vrouw van ervaring al gauw begrepen.
? Een alledaagsch praatje van een kwartier
; en de oude dame weet het, dat de jonge een
ijdele .egoïste is. Levendig en naar de natuur
geteekènd is het huiselijk tafereeltje, dat ons
mama Duitser en haar tweede dochter te zien
geeft, bezig met toebèreidseleüvoor de feeste
lijke ontvangst van Auguste. Daar had nu die
domme bodin de kippen vergeten mee te bren
gen, en soepvleesch was er ook al niet te veel.
Zou er geen snoek te krijgen zyn ? vraagt me
vrouw. Ja maar wie zal er heengaan? (na
tuurlijk wordt de vischboer bedoeld.) De meid
: moest nog erwten doppen, voor 't heele gezin
' enfin 't was fameus." Gelukkig dat Mina
binnenkwam. Die Mina is bepaaldeen snoesje,"
dat weten de broers ook wel, die wanhopend
zijn als ze uit logeeren gaat. Zelfs papa, die
daags te voren over het reisgeld geprutteld
heeft, voelt, dat dit kind een schat is ea drukt
'- baar bij 't afscheid een extra tientje in de hand.
' pas op dat je .'t niet verliest, zegt hij.
j Als ik alle aardige tafereeltjes en fijne trekjes
i ging aanwijzen die in 't boek te vinden zijn,
zou ik meer ruimte noodig hebben dan mij is
toegestaan. De beklaagde Elisabetb die tegen
over de benijde Auguste staat, is een
origineeltje die veel te denken geeft, erg bij de
; hand," engelachtig lief, een beetje bang om
'beklaagd te wordea en daarom wat zonderling,
e en karakter dat aandacht verdient en waar
over dispuut mogelijk is.
Men moge aan de Oudvelders" de voorkeur
' geven, met Benijd en Beklaagd" is toch. ook
aan het lezend publiek een dienst bewezen,
waarvoor het dank verschuldigd is. V.H.
De vertaling van Limburg Brouwer's AIcbar
in het Engelsen, moet zeer goed geslaagd zijn.
Zij gaat vergezeld van historische en
biografi, sche noten door den heer Clements Markham.
, De Aurora, het dagblad van het Vatikaan,
zal niet alleen in verscheidene, talen, maar ook
in twee uitgaven verschijnen, eene voor de meer
. ontwikkelden en eene voor het volk.
, Yan George Ebers jongsten Roman Deëusters^
. zijn reeds 25000 exemplaren verkocht, en nog
i steeds houden de aanvragen aan.
Kieawe Uitgaven:
1 AB.NOLÜ, De afschaffing der doodstraf en hare
' gevolgen. Eenige beschouwingen naar aanlei
ding der tegenwoordige strafwetten, ?0.25.
? J. G. BOÜESSE, Bonte bladeren. Gedichten.
''? 0.90.
i F. A. HOEFEE, Onze landsverdediging bij een
onderstelden aanval, ? 0.90.
i Mr. H. VAN DER HOEVEN, Over de vaststel
ling en invoering van het wetboek van Straf
recht. Bede, bij de aanvaarding van het
hoogleeraarsambt aan de Rijksuniversiteit te Lei
den, Uitgesproken den 26ea November 1879.
? 0.40
; HOMAN-BIBLIOTHEEK. 10e deel. (Zijn geheim,
'door H. T. ChappuisV Bij inteekenrag ?3.45,
afzonderlijk ? 4.
MARK WAIN, Een moderne pelgrimstooht.
Uit het ngslsch vertaald doo " 2 dln.
? 0.50.
ALMANAK yan het. Militaire Studentenkorps
Mavors Medicator voor 1880 28ejaarg|/3.50.
Mevr. KERTIAULT, Moeder-Brevier. "Wenken
en raadgevingen bij de opvoeding ran jonge
kinderen. Vrij naar het Fransen door Agricola..
Ie afl. Compleet in hoogstens 7 afleveringen.
Per. afl, ? O,50.
Du. H. E. MOLTZER, Studiën «n schetsen van
Kederlandstïhe Letteren. Ie afl. De invloed der
Renaissance op onae Letterkunde. De Ie bun
del compleet in 5 a 3 afleveringen. Bij inteek.
? 0.50, afzonderlek ?0.65.
DOOK
J. . DE KBÜIJFF.
Men behoeft niet de Arnhemsche Tentoon
stelling zich weer voor den geest terug te bren
gen, om herinnerd.,te worden aan een welge
vulde afgesloten ruimte, die eiken bezoeker on
willekeurig tot zich trok, want stadgenoot of
vreemdeling, die de KALVEKSTRAAT doorwan
delt, vindt telkens weer gelegenheid om aich
aan de uitstalling der produkten van da firma
DELAUKOY te vergasten.
Blauw Porselein" heeft een tooverklank niet
allén n de ooren van elke hollandsche huis
vrouw, maar oefent een magischen invloed op
allen diégevoel hebben voor behagelyke vorm
klemr versiering.
Het Japanach porselein is die voorliefde
waardIk ken geen enkel bewerkt materiaal
vanOosters.ch.en oorsprong_dat zulke billijke aan
spraken kan doen gelden op het voorrecht:
een product van den wereldhandel te zijn. En
eest jarer gros." Want bijna alle Aziatische
kunstvoortbrengselen op het gebied der nijver
heid: geweven stoffen uit Indié' en China,
mozaïek en vaatwerk uit de Engelsche koloniën
Perzische tapijten en wapenen, Arabisch ge
mailleerd glaswerk, - Jjipansch brons- en
lakwerk, Chineeache maux-cloissonéa
dat alles getuigt van een ontwikkelden
kuftstsmaa'.ï, van een-fijn gevoel voor sierlijke vor
men en een zin voor harmonische kleurvers
ering, die door de Westersche volken, in zulk
een hooge mate, nimmer zijn geëvenaard.
Doch met uitzondering wellicht van het
lakwerk deelt geen enkel Oostersch
jirodukt zoozeer in den algemeenen smaak als
het Japamche porcelein. Door alle eeuwen
heen was het gezocht en .gewaardeerd, eo ik
behoef slechts in herinnering te brengen dat
het eerste. Delftscb. aardewerk zijn opgang
hoofdzakelijk te danken had aan de getrouwe
nabootsing van het Japansche porselein, om
de juistheid mijner bewering met een treffend
voorbeeld te staven. Ook in Saksen won het
fabrikaat van Meisaen de gunst van het pu
bliek door eea zoo volkomen mogelijke
imitatie der ooötersche vorm. en klein-ver
siering.
Toch Is geen Europeesch fabrikaat bij machte
om op den duur. aan de mededinging van het
verre Oosten, het hoofd te bieden. Noch het
porselein van Meissen^ noch dat van Sèvres,
Berlijn, Weenen of Petersburg e. a. Het
&uropeesche porselein vraagt een omgeving min
of, meer ingericht in den geest van zijn eigen
dekoratief karakter; het Japansch porcelein
daarentegen is overal thuis. Men kan het
neerzetten waar men wil: nergens stoort het;
zoomin in een antiek gemeubeld vertrek als
in het meest nieuw-modiöch boudoir. Het heeft
een eigenaardige samenstelling van kleuren,
die steeds tot een neutraal" geheel in n
smelten, en begrensd zijn door omtrekken wier
vormen dikwijls geheel aan het effekt der
kleurenverdeeling ondergeschikt zyn.
Deze eigenschappen zijn niet gering te
sctiatten, al schijnt het weinig prétentieuse" meest
al zoo gemakkelijk verkregen. De schoone
eenvoudige vorm kost vrij wat meer studie en
inspanning dan de rijke en samengestelde ver
siering en verraadt steeds den raeesterhand
of een buitengewonen aanleg. Bij de
Oostersche .kunstvaardigheid komt bovendien nog
een derde faktor in aanmerking: een duizend
jarige tratitie. Yan vader op zoon, van ge
slacht tot geslacht,. van eeuw tot eeuw, van
af de vroegste tijden tot opheden, beeft HET
ZELFDE kunstkarakter zich ongestoord voort
geplant, steeds meer ontwikkeld, met zorg
gekweekt, en doorgedrongen als het ware tot
in het bloed van het volk.
Tegen zulk een duizendjarige traditie is geen
andere mededinging gewassen, en wei aÜerwwtist
de modezucht van onze dagen, om voortdu
rend en rusteloos steeds het publiek met iets
nieuws te behagen. Men gunt zich ter
nauwernood den tijd om een aangegeven denk
beeld behoorlijk uit te werken, laat staan
te volmaken, en altijd wér op nieuw ver
dringt de eene samenstelling de andere. Ten
slofte geraakt alles in de rommelkamer of op
zolder, alles behalve het Japansche por
celein ; of 't moet geschonden en gebroken
zijn .... en nog, zelfs dan niet:
De firma Delaunoy te Amsterdam, legt er
zich in de. laatste jaren op t.oe, om porcelein
te monteeren." Het geschonden" porcelein
vervult daarbij de hoofdrol.
Gemonteerd porcelein, vooral met zilver, werd
reeds -lang te voren gemaakt.'Ieder kent het
ia den vorm van tbeebussen met zilveren dop,
van suikervaasjes, trekp.otten en melkkannen,
met zilveren tuit of deksel enz. Genoemde firma
evenwel werkt met gepolijst of met verguld
koper, en bezigt daartoe voor het meerendeel
vormen, die aan oud-japansche bronzen zijn
ontleend, en voor de rest ook moderne metaal
versieringen. Waren het vroeger voornamelijk
diepe kommen en schotels, vazen en kannen,
die door het aanbrengen van een metalen
bovenrand en dito voetstuk tot
bloemenbakken, kaartjes-schotels, candela'bers en
schoorsteen-garnituren werden gepromoveerd, thans
zijn het ook meer samengestelde voorwerpen,
ais kamerkrorsen, gaslampen, medaillonspiegel
tjes finet Hchtarmeu, enz. waarbij het porselein
in vereniging met het gepolijst of verguld
koper het materiaal vormen.
Het denkbeeld ia nieuw. En dat ia niet de
geringste verdienste van het produkt. Het is
een protest tegen de verlammende uitspraak,
dat men alleen in het 'buitenland in staat is
om op kunstnijverheidgebied iets nieuws te
vinden, dat aan de eischen van een goeden
smaak beantwoordt.
Reeds het rapport der Rijks-Commissie tot
onderzoek naar den toestand van onze kunst
nijverheid, vestigt de aandacht op deze indu
strie : daar het in den waren zin des woords :
kunstnijverheid is, want uit min kostbaar mate
riaal, wordt inderdaad iets moois gemaakt. In
eea oud-Delftsch scheerbekken, waaraan een
hoek ontbreekt, en dat voor geen ander doel
kan gebezigd worden, wordt een montuur in
gepoïyst koper gemaakt, die den geheel en
als 't war» uitgebeten hoek aanvult, door een
masker bv. Uit dat masker ontwikkelt zich
een drietal lichtkroon-armen, en de midden
ruimte wordt bedekt met een geslepen stuk
spiegelglas, dat er eenvoudig met schroefjes
op bevestigd wordt. Het onbrui kbare scheer
bekken is door die bewerking een bevallig
medaillonspiegelfje geworden, als achtergrond
voor een wandkroontje. Stel: men heeft
een geschonden verzameling van poreeleinen
kopjea en schoteltjes, zoogenaamde flesschen"
en vaasjes, [lier ontbreekt een schotel daar
sen deksel, hier is een stuk uit, daar een hals
gebroken; wat met dien onbruikbaren rommel
aan te vangen? De firma Delaunoy lost het
raadsel op, door de vervaardiging .van een
salonkroontje van zoogenaamd blauw por
celein," gemonteerd iu gepolijst koper. Al die
schoteltjes, die kopjes, die geschonden vaasjes
en wat niet al, liet ze een dékoratieve functie
vervullen in een gracieu.se lichtkroon. Dus
worden incompleete overblijfselen, zonder han
delswaarde, nuttig gebruikt, en uit bijna niets
wordt iet» schoons geboren, 't geenhetgroote
geheim is der kunst-Dij verheid."
Sints het voorjaar van '78, waarin dit rap
port verscheen, is de firma steeds vooruitge
gaan in haar pogen, hetgeen ter Arnhemsche
Tentoonstelling bleek, waar 2ij ook een
gaslamp met lichtkap, en een Ganton-porceleiaen''
kamerkroontje met verguld koperen montuur
exposeerde. Het laatste beviel mij beter dan
de eerste, 't Is goed gezien, om het veelkleu
rige porcelein niet met gepoïyst doch met
verguld koper te montesren. Bij verscheidenheid
van kleuren: bij polychrome" samenstelling
past verguld, terwijl het zooveel koudere
cuivre poli" in overeenstemming is met het,
blauw porselein.
Mogen ook hier en daar de vormen wat te
weuschen overlaten, dan vergete men niet, met
welke bezwaren de fabrikant te kampen heeft.
Vooreerst door het feit dat: alle begin
moeielijk is. En vooral door het niet vrijelijk kunnen
beschikken over zijn grondstoffen. De firma
moet letterlijk woekeren met bare vormen. Zij
heeft geen ateüer, waar tal van artisten steeds
nieuwe monturen, ontwerpen., en dat eenvoudig
om ,der minkostbaarheid wille van haar fabri
kaat. Een nieuw montuur kost veelgeld. Want
het model, na geboetseerd te zijn wordt eerst
in lood gemaakt; dan wordt een contreform
in koper vervaardigd, die van binnen moet
worden .geciseleerd en waarvan de reproduc
ties evenzeer elk afzonderlijk weer moet wor
den afgewerkt. En gesteld zelfs dat het debiet
de belangryke kosten dekte, dan toch nog, zou
de fabrikant al spoedig in verlegenheid gera
ken ~ wanneer hem het porcelein ontbreekt.
Men bedenke, dat de vorm van elk voorwerp
afhankelyk is van de oude incompleete brokken,
die der firma worden aangeboden. Steeds
wordt dezelfde mate van vindingrijkheid
vereischt, om een gunstig resultaat te verkrijgen.
Bij de grootere, meer samengestelde voorwer
pen zijn dan ook geen twee exemplaren volko
men aan elkander gelijk.
't Kost al^reeds veel moeite, om juist dezelfde
soort porcelein, hetzelfde karakter, dezelfde
kleur, dezelfde teekening voor alle deelen van
een zelfde voorwerp te vinden. "Want en
dit is de voornaamste oorzaak, waarom dit
fabrikaat tot hiertoe geen grootere vlucht
heeft kunnen nemen het publiek wenscht
OUD porcelein. Modern? Fidonc, 't zou aan zijn
fatsoen te kort doen. Het nieuwe moge even
schoon zijn, even goed van materiaal eti com
positie als het oude, het moge zelfs den fijnen
kenner moeielijk vallen, bij aandachtige be
schouwing het verschil te ontdekken, de fa
brikant zelfs moge aan de mogelijkheid
gcluóven schoon bij 'oooge uitzondering
dat hij op 't stuk van datum van herkomst
bedot \vovde, ei\ 't publiek dus somtijds zelï's
geen ahiumg" hebben van het onderscheid . . ,
Neen, als 't geen OUD porcelein is, dan kan 't
zijn gunst niet verwerven.
Wat my betreft, ik bezit liever tien nage
maakte DOCH EVEN SCHOONE voorwerpen dan
n echt, en beklaag de anderen, die kunstgenot
en beurs aan hunne ijdelheid ten offer brengen.
Stel de mogelijkheid, dat de fabiïekant ook
modern porceleiu of zelfs Delftsch aardewerk,
voor zijne samenstellingen kon gebruiken, dan
zou liet hem daardoor mogelijk worden, zich
een ontwerp te verschaffen, dat in alle opzich
ten zijne weuschen bevredigt, en tot in zijn
minste détails den toets van een artistieke
ontleding zou kunnen doorstaan.
Hij kan zich dan de belangrijke kosten ver
oorloven, verbonden aan het modelleeren van
een geheel nieuw raontuuv en het doen bak
ken van porcelein of fayencc naar een
expresselijk daarvoor geleverde teekening. Naar dat
model kan hij een groot aantal gelijke repro
ducties doen vervaardigen. De voordeelen zou
den bestaan in min kostbaarheid van liet pro
duct, dus grooter debiet bij zorgvuldiger com
positie en volkomen overeenstemming tusschen
de verschillende détails. Het toevallige
onschoone maakt plaats voor een beredeneerde
artistieke opvatting, en het fabrikaat treedt in
de rei der beste samenstellingen op
nijverheidsgebied, alvorens de Jjui-te-nlandsche
Jconkurrene zich meester maakt van het denkbeeld en
zich haast, om datgene te doen, wat de uit
vinder wellicht reeds te lang verzuimde.
Bovendien de proef is de moeite waard.
Want het fabrikaat is gewild.
Zoowel de gemonteerde kamer kroontjes als
de wandlustres, de zoogenaamde applique's"
| worden door landgenoot en vreemdeling gaarne
gekocht en bij ruimere exploitatie en toene
mende mi n kostbaarheid, zou het produkt, voor
een deel zeker, de dikwijls smakelooze kamer
kroontjes kunnen verdringen, waarmede ons uit
alle vier windstreken het 'buitenland overstelpt.
Nog vond ik in het magazijn der heeren
Delaunoy onder meer: een goed geslaagde een
voudige samenstelling van gewone vierkante
beschilderde tegeltjes tot karaerjardïnière. Bij'
ruimere beurs kan men zicb daarbij het genot
van fyner beschilderde tegeltjes veroorloven.
Ten slotte zij 't mij vergund een kleine aan
vulling te geven tot mijn vorig artikel over
Email", door de mededeeling,- dat ik. iu het
ra eer ver melde magazijn ook mail-cloisonnéop
fayence gevonden heb. Het fabrikaat heet
Kiuto, is behagelijk van kleur en daarbij niet
duur. In zijn uiterlijke verschijning doet het
haast niet voor het porcelein-cloisonnéonder.
Amsterdam, 14 Jan.
II.
Geachte Heer Eedacteur!
Geen mensen weet het nog, ten minste buiten
mijn kleinen kring. Maar het brandt mij op de
lippen. En aan wien zou ik het eerder
mededeelen dan aan n, geëerde Redacteur, die door mijn
vori^en briefte plaatsen getoond hebt dat gij mij
op mijnreclite waarde weet te schatten. Misschien
kan ik u wel aanraden ook dit schrijven op te
nemen in uw Weekblad. Het zal er de waarde
ongetwijfeld van verhoogeu. Dit nummer zal
bewaard worden als goud. En tijdgenoot en
nakomelingschap zullen er u voor zegenes.
Want het bevat de oudste oorkonde, de eerste
bladzijde der geschiedenis van de later zoo
wereldberoemde.... Doch ik vergeet, dat gij
nog niets weet. Vergeef do verwarring mijner
denkbeelden; ze is licht te begrijpen. Want, ik
zal het u maar terstond, zonder noodelooze
omwegen zeggen; voortaan mijnheer! heb ik
niets meer te benijden aan den man dien ik daar
bezig zie het huis van mijn overbuurmaa op
te schilderen; even goed als hij heb ik den'
hoogsten trap van den ladder beklommen,
ik ben een hooggeleerde geworden, in n
woord, ik ben Professor II!
Professor, gij Jan Oly? Nu dat zal ook
zijn een professor bij de gratie..." Gods ?
neen mijnheer! beter dan dat, bij mijn eigen
gratie, en de gratie mijner vrienden! Maar
professor in allen gevallen en-m optima forma.
Doch laat mij u de zaak al) ovo verhalen. (Gij
ziet, ik haal mijn latijn weder wat op, want
k ben nog vau de oude leer : het latijn is de
taal der geleerden, en die geen latijn kent is
geen geleerde, zelfs geen hooggeleerde).
Gij herinnert u zeker, dat Obbes, bijgenaamd
Lobbes, verlegen zat niet zijn jongen. Hij wist
er niets van te makeu. Hij had dus maar be
sloten hem te laten studeeren, en wel ia de theolo
gie, en dan zoo orthodox mogelijk, want, zeide
hij, vooreerst geeft dat het meeste, en dan
verbeeld ik mij, dat daar ook zoo'ngroote ge
leerdheid niet toe noodig is, als ik ten minste
let pp het gehalte van wat van Doetincbem
komt. Maar waarheen hem dan te zenden?
Naar Leiden? Brr... die naam alleen was ge
noeg om hem een koude rilling op het lijf te
halen! Naar Groningen ? Ook daar zal nog
wel wat van den ouden zuurdeesem zitten,
en dan dat ethisch (of hoe heet het ook ?) ele
ment. Te Utrecht is het ook al niet pluis, en
daar wordt menig woord gesproken, waarvan
de Dordtsche vaderen zouden rillen en heven.
En dan die kerkeljjke professoren, aangesteld
door een god verzakende Synode! Amsterdam
is evenmin te vertrouwen al heeft men er
in den laalsten tijd een schrede gedaan op
den goeden weg. Wat zal ik doen, mannen
broeders," zoo barstte hij onlangs uit tegen
Avis en mij, naar Kampen kan ik den jongen
toch ook niet zenden, ik wil mijn zoon. wel
gereformeerd hebben maar niet Christelijk, dat
riekt te veel naar moderne begrippen. "Wat
zal ik doen?" Daar schoot mij een lumineus
denkbeeld in,, of eerlijk gezegd het schoot mij
nu niet eerst in, ik had er al lang over ge
dacht en ook wel met het oog daarop mijn
vriend gesterkt in zijn gemoedsbezwaren".
Obbes, zeide ik, op plechtigen toon en zoo zal
vend mogelijk, als wij zelve eens een
Universi'eit oprichtten, er zijn er toch veel ie weinig
in ons land, voor elk rcülioen inwoners slechts
n! Geld maakt geen zwarigheid, professoren
zijn licht te vinden, alleen studenten... maar
dat is posterions curae" Een eigen Universi
teit, goed, hernam Obbes, maar dan moet het
een bomvrije zijn." Bomvrije? Wat bedoelt gij
daarmede?" Och, dat weet ik zelf niet; is
mgelvrye misschien beter?', Neen, maar waar
om niet vrije fout court?" Omdat er reeds
zoo iets bestaat of ten minste in den maak is,
en wij allen schijn van plagiaat moeten ver
mijden ; dat mag in de Haagsche hof-orthodosis
geoorloofd zijn, hier dulden we het niet;
daarenboven die geprojecteerde Universiteit is
nog niet vrij genoeg; ik wilde er een hebben
die vrijer is dan vrij." Vrijer? Gevonden,
mijn vriend! laten wij onae stichting een
voudig noemen VRIJER UNIVERSITEIT, dat. is
een allerliefste naam en lokt wellicht nog
eenige studentinnen, en voor zulk een
doel mag men wel eaa beginseïtja opof
feren, dat wordt wel meer gedaan." Goed,
alzoo vrijer universiteit! natuurlijk op een
of anderen istischen grondslag. Maar
wat zullen wij voor dat istischen zetten! Zou
de oude Kabala hier geen dienst, kunnen
doen?" Ben je mal, Obbes? schreeuwde ik het
uit, kabalen komen in de poLtiek te pas, in
de wetenschap en vooral in de theologie nim
mer. Iets theologisch moeten we hebben, iet
orthodoxer dan orthodox, ea daarom zou ik
wei- voor mpralapsaristïsch zijn, daar ik ge
loof dat er slechts weinigen, 200 al ne, onder
de meest rechtzinnigen zijn, die' dat nog kun
nen slikken." Dit was echter niet in den smaak
van Avis, die tot nog toe het stilzwijgen bs
waard bad, hij wild^ liever iets positiefs
heb