Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 807.
dat voortdurend onnoemelijke groote
voordeelen afwerpt maar dan
moeten wij voor dat bezit goed en bloed
hebben.
'Er ligt hardgrondige vaarheid in des
dichwoord:
Dag,Leben ist der Güter Höchstes nicht;
iledóch der Uebel Grösstes is die Schuld.
Hier en in Indiëhebben wij meer dan
Sne eereschuld te delgen. En men weet,
1 %«ea*schulden lijden geen uitstel.
f.' 4
Van over de Grenzen.
De Italiaansche ministercrisis is geëindigd.
Vijfentwintig dagen zijn verloren gegaan in
liet zoeken naar eene nieuwe ministerieele
combinatie, die eene betrouwbare meerder
heid en eene breedere basis voor het Kabinet
-'sou opleveren. De pogingen mislukten, om
dat de door den koning gestelde voorwaarden
»aeen Kamerontbinding en geen wijziging in
? de buitenlandsche staatkunde" een ministerie
1 ran de linkerzijde onmogelijk maakten. Zoo
is iaën weder teruggekeerd tot den ouden
*»TOB van Stradella". De heer Depretis komt
terug, of liever hij blijft met zijn gansche
.personeel. En indien de Kamer zich
vereenigt met zijne voorstellen, om een drietal
nieuwe, ministerieele departementen in te voe
ren en een half dozijn staatssecretarissen aan
i' te Stellen, zal het hem mogelijk wederom
ge.. lukken, door die uitbreiding de dissidenten
*-WJj* rechter- en ter Imkerzijde tevreden te
stelden, en zoo wederom eene stevige meer
derheid te verkrijgen.
Dat onder deze omstandigheden de allian
tie van Italiëmet Duitschland en Oostenrijk
zal worden vernieuwd, is meer dan
waar"lijnlijk. Wat echter wordt verteld over
voorwaarden, onder welke Italiëzijne
medewerking bij een mogelijken oorlog met
Frankrijk of Rusland zou nebben beloofd,
is waarschijnlijk niet veel meer dan het
product_.eener levendige phantasie. Alle
berichten in tusschen stemmen hierin overeen, dat
Duitschland en Oostenrijk, speculeerende op
de eerzucht van de jongste der groote mogend
heden, aan deze eene vermeerdering van
grondgebied hebben toegezegd, voor het ge
val, dat zij hare troepen bij een
FranschDuitschen of een Russisch-Öostenrijkschen
beschikbaar stelt.
De zeer gereserveerde houding van Rusland
in het Bulgaarsche vraagstuk schijnt de on
derstelling te wettigen, dat de triple alliantie
' van Duitschland, Oostenrijk en Italiëte St.
, ' Petersburg als een voldongen feit wordt be
schouwd; i)e vriendschap van Frankrijk, die
den Czar dezer dagen weder op tamelijk luid
ruchtige wijze wordt opgedrongen, weegt tegen
zulk eene coalitie ter nauwernood op. Daarbij
komt nog, dat Engeland, al heeft het
uitmun, ^ tende redenen om geen deel te nemen aan
n oorlog tusschen de groote mogendheden
van het uropeesch vasteland, zonder twijfel
de gelegenheid zal waarnemen, om gedurende
dien strijd zijn slag te slaan, en dat die
maf noeuvre zeker niet in het voordeel van
Rust land of van Frankrijk zal zijn.
?j.. Deze nieuwe groepeering verklaart het feit,
dat Rusland tot nu toe geen maatregelen
genomen heeft, om de Bulgaarsche regenten
te straffen voor de executie der opstandelingen.
De voltrekking van het door den krijgsraad
fc gevelde doodvonnis aan een achttal, met de
wapenen in de hand gevatte, muitende mili
tairen was ongetwijfeld eene daad van recht
vaardigheid, maar zij zou toch voor Rusland
het voorwendsel hebben kunnen zijn voor eene
son met paarden altijd ongelukkig geweest.
Op dezen dag en nog wel juist dezen
stond zijn eigen paard op de zieken lijst en
had hij een minder geoefend en koppig beest
moeten bestijgen, waarvan hij tot overmaat
van ramp aftuimelde en wel juist op hetzelfde
oogenblik, waarin overhaaste vlucht een
quaestie van leven of dood voor hem was. Het
paard viel bovenop hem, maar sprong weer
overeind en Tony kon het nog juist
vastgrij1 pen. Doch toen hij beproefde het weer te be
stijgen ontdekte hij door zijn hulpeloosheid
en pijn, dat zijn linkerbeen door den val ge
kneusd of gebroken was en dat hij geen mid
del verzinnen kon, om weer in den zadel te
komen. Hij kon zelfs niet zonder steun blij
ven staan; hij was niet in staat zijn stilstaand
paard te bestijgen; hij leed verschrikkelijke
pijnen en toch hechtte hij nog zoo sterk aan
het leven! Aan den eenen kant dwarrelden
de stof- en rookwolken, die door zijn nade
rende vijanden werden opgejaagd, aan den
anderen die, waarachter zijn terugtrekkende
vrienden_ voor zijn oogen werden verborgen.
Hij wierp hun een smeekenden blik na,
terwijl zich een bittere trek op zijn gelaat
vertoonde, die echter niet door verwijt, maar
door een gevoel van verlatenheid werd teweeg
gebracht; daarna hinkte hij naar zijn paard,
kunde er tegen aan, trok zijn pistool uit den
gordel en wachtte het einde af. Of hij zoo
slechts enkele seconden doorbracht of uren,
heeft hij later nooit geweten.
Plotseling greep iemand hem bij den arm.
»Wildzang! Goddank! 't Is mijn linker
been. Als je me er bovenop kunt helpen...."
Het was juist weer zoo iets voor Tony, dat
znn pistool vlak bij den staart van zijn ros
afging, zoodat het begon te steigeren; maar
Wildzang tilde hem in den zadel.
»Zie nu maar dat je zitten blijft en geef
hem de sporen. Ik zal de teugels wel houden.
Buk je hoofd, ze schieten hoog."
En Wildzang boog zelf het hoofd tegen
Lollo's oor.
gewapende, tusschenkomst. De Russische pers
eeft dan ook luide den eisch gesteld, dat
het bloed der voor de wallen van Roestschoek
gefusilleerde «patriotten" moest worden ge
wroken; zij acht het eene beleediging van
Rusland, dat het regentschap de hand heeft
durven opheffen tegen de warmste vrienden
van den Russischen invloed, en beweert,
dat de tegenwoordige Bulgaarsche regeering
onwettig is n dus niet het souvereine recht
over leven en dood bezit. De officieuse
en officieele pers heeft deze beschou
wingen niet weersproken, maar tot daden
is het tot nu toe niet gekomen. Dat de
Panslavistische partij, de militairen en de geeste
lijkheid niets onbeproefd laten om den czar
te bewegen, zijne troepen naar de overzijde
van den Donau te zenden, is algemeen be
kend. Men weet echter pok, dat Alexander III
zich verbeeldt, dat hij in zijne buitenlandsche
staatkunde geheel zelfstandig en zonder
eenige ruggespraak kan en moet te werk gaan.
Daar nu de voorstanders van den vrede,
diplomaten van het karakter der heeren Van
Giers en Jomini, hoogstens eene zachte, bijna
onmerkbare pressie op den czar uitoefenen,
terwijl de Panslavisten hunne wenschen met
onstuimigen aandraag kenbaar maken, is het
niet te verwonderen, dat de czar op dit oogen
blik het meest reageert tegen het streven der
oorlogspartij. Niets waarborgt echter, dat deze
stemming eene blijvende zal zijn.
Het is niet duidelijk, of de Bulgaarsche
regenten tot een voor hen inderdaad buiten
gewoon betoon van zelfstandigheid en energie
zijn gedreven uitsluitend door het bewustzijn
van hun goed recht, of wel mede door de
heimelijke aanmoediging van eene der groote
mogendheden. Het gerucht wordt thans ver
spreid, dat zij, Rusland niet in staat achtende
om op dit oogenblik het vorstendom te be
zetten, de onafhankelijkheid van Bulgarije
en Oost-Roemeliëwillen proclameeren. Dat
zou zeker eene groote dwaasheid zijn, die eene
tot nu toe goede zaak geheel zou kunnen be
derven.
*
* *
Het Septennaat is door den Duitschen Rijks
dag aangenomen; de oppositie onthield zich
grootendeels van stemmen. Dit resultaat was
voor niemand twijfelachtig. Daarentegen blijft
nog een geheimzinnig duister verspreid over
de fiscale plannen der regeering. Versterking
van inkomsten zou eerst worden beproefd
met een gewilligen Rijksdag. Die voorwaarde
schijnt vervuld, maar het is nog niet
geblekens dat de nationaal-liberalen voor de be
lasting-plannen der regeering gewonnen zijn.
De partij heeft echter, ter wille van den heer
Von Bismarck, reeds meer dan n liberaal
beginsel verloochend, en de kans is gering,
dat zij, nu zij juist als regeeringspartij tot
eer en aanzien is gekomen, in belastingzaken
oppositie zal beginnen te voeren. Nog steeds
feldt voor haar het woord, twee jaren gele
en door haren leider Vpn Bennigsen uitge
sproken ; »Wij kunnen niets doen zonder den
heer Von Bismarck, en niets tegen hem".
De Fransche Kamer heeft met eene aan
zienlijke meerderheid het voorstel aangenomen,
om het invoerrecht op graan van fr. 3 tot
fr. 5 per 100 kilogram te verhoogen.
Vrijhandelaars en protectionisten hebben hunne ge
wone argumenten te berde gebracht; den
doorslag heeft de omstandigheid gegeven, dat
de plattelandsbevolking in de bescherming
van haar bedrijf het eenige geneesmiddel
ziet voor de tegenwoordige crisis, en dat de
republikeinen diep doordrongen zijn van de
noodzakelijkheid, om juist mt gedeelte der
bevolking te vriend te houden. Dit is wel
geen zeer verheven argument, maar het
ftrincimis obsta is bij de opportunisten al lang
in onbruik geraakt.
Zonderling was bij dit belangrijk debat de
Juist toen zij goed op weg waren, had een
plotseling opdringen van den vijand in alle
richtingen het noodzakelijk gemaakt, de ge
regelde aftocht onzer troepen in een over
haaste vlucht te doen overgaan. En toen
Wildzang dit gewaar werd en Tony's paard
van uitputting achter zich hoorde blazen en
hijgen, begon hij te wenschen, dat hij zijn
vriend maar liever bij zich in den zadel ge
nomen had en het behoud van hun beider
leven aan Lollo allén had overgelaten.
Toen Tony het ook bemerkte, kwamen hem
verschillende gedachten in den geest. 1. Dat
het gevaar waarin zij verkeerden nu meer
dan verdubbeld was. 2. Dat, wanneer Wild
zang en Lollo niet met hem waren opge
scheept, zij hoogstwaarschijnlijk konden ont
komen. 3. Dat Wildzang's leven onnoemelijk
veel waard was en het zijne niets. 4. Dat
dit oogenblik als hij het zich ten nutte
kon maken, het meest geschikt was om de
zelfde deugden te toonen, die Wildzang in
zoo hooge mate versierden en dat wanneer
hij nu moedig en onzelfzuchtig handelde
Hij greep naar de teugels en riep luidkeels:
» Wildzang! het lukt niet! Gij en Lollo
moet vooruitgaan. Zeg aan de jongens, dat
ik je hun van ganscner harte heb terugge
geven. Wildzang, als je eenigzins van mij
houdt, laat me dan achter!"
De avondlucht boven hen, glansde in
rozenrooden gloed en goot een vreemden weerschijn
over Wijdzangs's haar en trekken. Hij wend
de zich in den zadel om, met een wonderlijke
uitdrukking in zijn oogen, die een minder be
scheiden man dan Tony, voor broederlijken
trots had kunnen houden. Daarna schudde
hij zijn blonde hoofd en riep lachend terug;
»Jou achterlaten! Om mijn eigen huid te
redden? Neen, Tony, zelfs niet om mijn ziel
te redden l"
(Slot volgt.)
houding der Regeering. Ter wille van de twee
protectionnisten, die in het Ministerie zitting
nebben, zwegen de negen andere leden van
het Kabinet, die alleen bekende vrijhandelaars
zijn. De heer Goblet. Minister-President,
trachtte deze onthouding te verontschuldigen
door er op te wijzen, dat déquaestie der
graanrechten in het programma van het Mi
nisterie niet was aangeroerd. Men had de
heeren, als men het zoo mag uitdrukken
daarop niet gehuurd.
Indien deze zonderlinge theorie ingang
vindt, zal men voortaan voorzichtigheidshalve
moeten eischen, dat de ministerieele program
ma's den omvang van een handboek verkrij
gen' Ten gerieve van het groote publiek zou
wellicht de katechismus-vorm aanbeveling
verdienen.
Elk nieuw ministerie behoeft dan slechts
de antwoorden in te vullen.
E. D. PIJZEL.
Uit het Haagje.
We z\jn hier bijzonder gelukkig, mijn goede
menheer. We leven te midden der edelmoedigste
en heldhaftigste bevolking der bekende wereld.
Alle Hagenaars komen van lieverlede tot de over
tuiging dat z\j op den 19n Februari onze Ko
ningin en onze Kroonprinses het leven hebben
gered. Tot op 't oogenblik heb ik voor me zelf die
overtuiging nog niet geheel, maar ik ben bezig
me te herinneren, dat ik op dien dag 's middags om
streeks twee uren, langs de Koninginnegracht wan
delend, om me naar den Beestentuin te begeven,
Hare Majesteit in een rijtuig, bespannen a la
Daumont, me voorbij heb zien rijden; dat ik toen
stil heb gestaan, eerbiedig mijn hoed afgenomen,
en een van die vriendehjke groeten terugkreeg,
zooals onze Koningin die geven kan en die me
een genoegen verschafte, dat ik voor geen
geld zou willen missen. Verder kan ik me
herinneren, dat ik in genoemden Beestentuin eens
naar mijn vrienden, de palingen van 't aquarium
ben gaan zien, en ze er zoo welgedaan uitzagen,
dat ik 't inderdaad jammer vond, ze daar onge
bruikt in luiheid en vadsigheid te moeten laten
liggen, het, vette der aarde.... ik bedoel, des
waters, genietende. Ook herinner ik me, dat ik,
steeds mijmerend over dikke mooten paling in 't
zuur, naar de Concertzaal ben gewandeld, waar
de kapel der Grenadiers speelde en 't zoo vol
was, dat ik in de voorzaal moest blijven; dat ik,
na me daar te plaatse een half uur kostelijk te
hebben verveeld, ben opgestaan en verder opge
wandeld, langs de Maliebaan, waar heel veel
menschen bijeen waren om naar de volksspelen te
kijken, in afwachting van de komst der Koningin,
die beloofd had te zullen verschijnen.
Ik vind volksspelen heel mooi en ook nuttig,
maar ik kan niet zeggen dat ze mij bijzonder
amuseeren; daarom bleef ik een oogenblik uit de
verte staan kijken, met gelukkig gevolg dat ik
niets zag behalve een krioelende menschen-massa
ik weet niet de hoeveelste dien dag wat
me zoozeer bekoorde en aantrok, dat ik
heenging, tegen een grooten menschen-stroom in.
In het Korte Voorhout scheen een verstopping plaats
te hebben en dat was ook zoo. De menschen
bleven staan en zag ik hoeden afnemen. Dat
herinner ik me allemaal. Ik bleef ook staan en
nam eveneens mijn hoed af; dat was voor den
tweeden keer in ongeveer vijf kwartier, hoogstens
anderhalf uur tijds, en nog wel voor de twee
zelfde vorstelijke personen, de Koningin en de
Kroonprinses. Men moet maar met een helm
geboren zijn.
Ik herinner me ook, dat ik dadelijk met mijn
valkenblik opmerkte, dat H. M. in een ander
rijtuig zat, dat ditmaal door een koetsier van
den bok gereden werd. Dat trof me en ik weet
wezenlijk niet meer, wat ik er bij dacht. Ik ben
toen voortgewandeld en ik herinner me ook nog,
dat ik een bittertje ben gaan drinken op het
lang leven en de gezondheid van onzen Koning.
En na 't gebruik van gezegden morgendrank,
vernam ik iets van 't ongeluk, bijna aan H. M.
en de Prinses overkomen, wat me met zulk een
schrik sloeg, dat ik me in de droevige noodzake
lijkheid zag gebracht, een tweede glaasje dito te
nemen. Bij de herdenking aan de gelukkige red
ding van ons koninklijk tweetal moeder en
kind had ik er gaarne een derde aan toege
voegd, uit louter dankbaarheid voor do schier
wonderdadige afwending van het gevaar, dat zulke
onmetelijke gevolgen had kunnen na zich slepen.
Maar ik begreep bij tijds, dat te veel
zenuwstillende droppelen nadeelig zijn voor de gezond
heid, ??ergo, ik nam nummer drie... in mijn
gedachten en wandelde huiswaarts.
Onderweg ontmoette ik een paar kennissen, die
me aanhielden om me over het ongeval te spre
ken. Ze vroegen mij naar bijzonderheden, die ik
niet wist en derhalve improviseerde, zooals ieder
een bij zulke gelegenheden doet, teneinde de een
voudige waarheid zooveel mogelijk in haar ge
boorte te stikken en er allerlei fantastische ver
halen voor in de plaats te brengen. Ik hoorde al
spoedig verschillende namen van redders noemen,
die elk in 't bijzonder aanspraak mochten maken
op de dankbaarheid des Nederlandschen volks in
't algemeen en op die der Koninklijke familie in
't bijzonder. Ik geloof dat ik er een paar bij ver
zonnen heb om niet bij andere romandichters
achter te staan, en al spoedig was 't dank zij
dit loffelijk procédézoo ver gekomen, dat
een honderdtal redders gelijke rechten konden
doen gelden op een levenslang pensioen uit de
Koninklijke cassette, als belooning voor hun edele,
zelfopofferende daad. Behalve dit groot aantal
directe deelnemers aan het historisch reddings
werk, is het aantal indirecte dito legio, en nu
mijn gedachten zoo lang over dit onderwerp heb
ben gegaan, is 't me eindelijk onmogelijk gewor
den, het denkbeeld te verbannen, of ik niet mee
geholpen heb de stuurlooze paarden tot staan te
brengen. Me dunkt, het kan bijna niet anders;
ik moet tusschen het tijdstip waarop ik het Ko
ninklijk rvjtuig op de Koninginnegracht en dat
?waarop ik 't weer in het Korte Voorhout ontmoette, in
de Zeestraat.; en 't Noordeinde zijn geweest, en
dan zou 't wel een wonder z\jn, als ik daar
juist het hollend rijtuig ware misgeloopen; en heb
ik dit niet gedaan, wat waarsclujnhjk is, dan
heb ik natuurlijk mee geholpen aan het reddings
werk. Ik zou me den naam van Nederlander
schamen als ik dat niet had gedaan; bijgevolg
behoor ik tot de mede-redders; maar met mijn
gewone edelmoedigheid maak ik niet de minste
aanspraak op een beloouing voor mijn edele daad.
De zelfvoldoening van ze verricht te hebben, is
mij genoeg.
Ge weet dat de koetsier Kabelaar de man is
die door een paar Haagsche kranten, vooral door
het Dagblad, wordt vooropgezet als redder No 1.
Nog vóór dat het reddingsproces was onder
zocht, was er reeds door een krant uitgemaakt,
dat dien primus een levenslang weekgeld van f 5
uit de koninklijke kas was toegekend, 't Is
altijd goed riemen snijden van een anders leer.
Maar tot nog toe verheugt zich gezegdo primus
alleen in 't bezit van een zilveren lucifer-doosje
met een inscriptie voor moed, beleid en trouw",
hem door een Utrechtsch bewonderaar toegezon
den en in 't vooruitzicht van een horloge met
ketting, dat hem door andere bewonderaars zal
?worden vereerd.
Intusschen heeft onze burgemeester door zijn
beste politiemannen de zaak laten onderzoeken,
want de Koning en de Koningin verlangen niets
liever dan hem of hen te beloonen, die er aan
spraak op hebben, Dat onderzoek heeft ten ge
volge gehad een brief, door den Burgemeester aan
de Haagsche bladen gericht, waarin wordt aange
toond, dat de eigenlijke redder is geweest een
rijtuig waartegen de Koninklijke equipage is
opgestormd. Er kwamen toen tegelijk een aantal
menschen toeschieten om de stilstaande paarden
vast te houden, onder wie Kabelaar, met zijn
zweep gewapend. Die brief heeft in al onze bladen
gestaan, maar opmerkelijk is 't dat de krant die
met het stedelijk wapen van den Haag prijkt,
onder het burgemeesterlijk schrijven eëfi nota
plaatst, waarin vr\j duidelijk te lezen staat, dat
de burgemeester ons maar wat wijs wil maken,
want Kabelaar is inderdaad de redder, die de
belooning hebben moet.
't Spreekt van zelf, want het blad is begonnen
den man in de hoogte te steken en om nu bij
slot van rekening geen gelijk te krijgen, dat gaat
immers niet aan ? Nu heeft het blad bovendien
een aantal schriftelijke verklaringen van oogge
tuigen opgenomen om nader aan te toonen dat
het gelijk heeft. Enfin, de burgemeester kan nu
van voren af aan beginnen; maar als hij soms
denkt, dat eindelijk zijn haan koning zal kraaien,
zeg dan maar dat hij zich schromelijk vergist.
't Is Kabelaar, for ever. Doch wacht maar:
als ik vandaag of morgen tot de overtuiging koin,
dat ik, van eenvoudig mede-redder, primus-redder
ben geworden, dan kom ik op de proppen niet
om de belooning, dat weet ge wel, maar om
aan 't gehaspel een einde te maken. Als men mij
dan later een Nederlandschen Leeuw wil geven,
zal ik hem aannemen, niet uit hoogmoed of ijdel
heid, dat verzeker ik u, maar alleen om het be
ginsel mede te huldigen, dat ware verdienste
beloond moet worden.
PASQUINO.
Uit de Bissehopstad.
ZONDAGSRUST
Het is zoo algemeen gebruikelijk geworden, van
Utrecht's vromigheid en ernst te spreken, dat
men elders wel eens moet gaan denken, daf onze
studenten met een witte das loopen, dat de
sijsjes in het plantsoen niet anders dan psalmen
zingen, en dat zelfs de honden zich op straat loo
pen te vervelen. Edmondp di Amicis, die Utrecht
met een donkeren bril en zeker met somber weer
bekeken heeft, spreekt ook over het vervelende.
Hij vindt 't uiterlijk der stad droefgeestig en
ernstig, haar karakter godsdienstig." Hij vindt
dat 't volk er een ernstiger voorkomen heeft dan
elders, dat onze dames een houding van nonnen
aannemen eu zelfs onder de studenten een zeker
iets is, als wilden ze een ingetogen en boetvaar
dig leven leiden". Hoe komt hij er aan! heeft de
man zijn kennis geput uit een wandeling langs de
Plompetorengracht? Maar dan nog schetst hij niet
natuurgetrouw. Wij mogen al geen hoofdpijn
krygen van de drukte op straat, op vele punten moge
niet veel anders gehoord worden dan 't schrijven
met de pen en 't knippen met de couponschaar
het portret, dat Amicis van ons levert, dient bij
een reproductie wel wat geretoucheerd. Zulke
saaie patriotten, als de levenslustige Italiaan in
ons ziet, zijn wij niet allen. Wij waren 't vroeger
niet denk slechts aan 't getal van 45 kermis
sen, die in vorige eeuwen jaarlijks hier ter stede
gehouden werden en aanleiding gaven tot 't
spreekwoord, dat 't in Utrecht altijd kermis was;
wij zijn 't tegenwoordig evenmin let maar op
de l, 8 en 7 daagsche feestelijkheden, die er thans
plaats hebben, 't zij de Koning zijn TOsten, de
Universiteit haar 250sten, of de voornaamste rede
rijkerskamer haar 25sten jaardag vieren, en die
binnenkort van Utrecht den roep zullen doen uit
gaan, dat 't er voortdurend feest is.
Intusschen Utrecht kan als een jong meisje dar
tel wezen, mits in de week; maar het kan stichtelijk
en vroom zijn als een bestje uit een hofje, als we een
Zon- of christelijk erkenden feestdag hebben. Op
de werkdagen is de Bisschopstad een parades
vol weelde," zooals Hooft beweerde, maar Zon
dags. ... o hemelsche goedheid, wat kan 't er
dan vervelend zijn! Nergens in ons vaderland kan
men zooveel Zondagsrustende gezichten, di Ami
cis zegt: zulke bleeke en uitgestreken gezichten van
Puriteinen, zien als hier. Het debiet in orthodoxe
witte dassen, doleerende lange sluitjassen en recht
zinnige neepjeskapjes, uitsluitend voor
Zondagsgebruik, moet dan ook ongelooflijk groot zijn.
Op den zevenden dag wordt er algemeen ge
rust; er zijn zelfs velen, die niet meer wetende
welke de zevende dag is, alle dagen der week
maar rusten, Toch wordt er ook hier tegen het
4e gebod gezondigd. Al werden die zondaren van
verschillende kanten met strenge straffen bedreigd,
volgens 't 35ste hoofdstuk van Exodus door de
Voorzienigheid met niet minder dan de dood»