Historisch Archief 1877-1940
Ho. 509
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
kende, die haar meer waardig was. Koning
ChUperich was een verstandelijk zeer begaafd man
on verhief zich niet weinig op zijne theologische
kundigheden. Deze dienden hem vooral om waar
hij het noodig oordeelde zyn eeden te breken
«n dan door allerlei spitsvondigheden de bedoeling
van het eenmaal bezworene naar zijn wensch te
wijzigen. De koning redetwistte gaarne met de
bisschoppen en ook hiervan heeft Dahn handig
part\j getrokken. De lezers van die schlimmen
Nonnen von Poitiers herinneren zich bisschop
Eelix van Nantes. Ook in dezen roman treedt
-deze geestige piplaat eenige malen op en de wijze
waarop de schrijver zijne ontmoetingen met den
koning verhaalt, is zeer vermakelijk. Dat den
lezer een romantisch verhaal te genieten wordt
gegeven en hij dus niet alle voorvallen als wer
kelijk gebeurd moet opvatten, behoeft geen betoog.
Dahn's sty'l is ook hier weder fraai en dichterlijk
en het geheele boek onderhoudend geschreven.
GLADSTONE'S STUDIËN CVER^ HOMERUS.
De heer Gladstone heeft zichj den vrijen ty'd,
dien de politiek hem laat, nu hij weer als minis
ter-president is afgetreden, ten nutte gemaakt om
:zijne studiën over Homerus voort te zetten. Zij
die meenen, dat de politiek zich van den
geheeen mensch meester maakt, zullen wellicht eenig
verband vinden tusschen het onderwerp, dat de ge
leerde staatsman in het laatste nummer van de
Nineteenth Century behandelt en de tegenwoor
dige positie van den premier. Immers de heer
Gladstone is leider van Haar Majesteits oppositie
-en Poseidon kon het dikwijls niet te best vinden
met de goden, die op den Olympus het moest te
?zeggen hadden.
De vijf voornaamste goden van den Olympus
zijn, volgens den heer Gladstone, Zeus, Hera, Po
seidon, Apollon en Athene. Elk van deze goden
heeft een scherp begrensd individueel karakter,
?en toch zijn zij allen ondergeschikt aan de_ al
gemeene regelen van het stelsel, waarin de dich
ter hun eene overwegende rol heeft toebedeeld.
Zeus vertegenwoordigt het begrip der Grieksche
Ttünoai; Hera dat der nationaliteit; Poseidon dat
der physieke kracht; Athene dat der geestkracht;
Apollon dat der gehoorzaamheid en der onder
werping aan den wil van Zeus. Op deze basis
verheft zich in elk geval een geheel anders sa
mengesteld beeld, en den heer Gladstone wil
^erst dat van Poseidon analyseeren, niet als de
interressaatste onder de godentypen, maar als de
belangrijkste voor eene nauwgezette studie en
vertolking der Homerische gedichten.
De Poseidon der Odyssee en der Ilias is eene
trotsche en origineele figuur, waarvan de ken
merkende trekken in den loop der eeuwen
zooaeer zyn uitgewischt, dat hare individualiteit voor
ons als het ware geheel verdwenen is. Hij wekt
bij ons geen nauwkeurige voorstelling op, behalve
?dat hij met een drietand is gewapend en meer
of min rechtstreeks heerschappij voer over de Zee.
Maar deze Neptunus lijkt evenmin op den Posei
don van Homerus als een slechte copie in lood
kan gelijken op het uit marmer gehouwen
godenbeeld van Phidias.
Poseidon is bij uitnemendheid een god van de
«arde. HU is sterk, stoutmoedig, zinnelijk,
naijverig en wraakgierig. Behalve zijne macht, heeft hij
niets goddelyks. Zijne persoonlijkheid zou dan ook
weinig aantrekkelijk zijn, indien de indruk daar
van niet werd verhoogd door de omgeving, waarin
hij zich beweegt. Het is echter volstrekt noodig,
de beginselen te begrijpen, waarop de Homerische
voorstelling van deze figuur berust, en wel vooral
omdat deze zich onder velerlei licht vertoont en
-dat zich belangrijke ethnographische beschouwin
gen daaraan laten vastknoopen. In het stelsel
van Achaja is Poseidon, oppervlakkig beschouwd,
niets anders dan de god der zee. Maar zijne an
dere functiën zijn zoo talrijk, dat men hem ter
nauwernood in zijne gedaantewisselingen kan vol
gen. Hij is ook de god van het paard (en men
kent de belangrijke rol, die het paard bij Home
rus vervult); hy is de god der aardbevingen, 3e
?God van de bouwkunst, de beschermgod van ver
scheiden familiën in Achaja, de god der
Aethiopiërs, der Phaeaken, der Dardaniërs; de god van
het zuiden, en, in de Odyssee, de speciale god
van den buitensten gordel"; hij staat in persoon
lijk en rechtstreeksch verkeer met de oproerige
machten. Al deze functiën werden niet door hem
uitsluitend uitgeoefend, maar aan die alle neemt
hij een werkzaam aandeel. En daar al die volken
in rechtstreeksch verband staan met de
ethnographie der Homerische gedichten, volgt hieruit
dat Poseidon, die zich op den Olympus in zoo
velerlei, vormen vertoont, beter dan eenige andere
figuur den sleutel goeft tot de samenstelling der
Grieksche nationaliteit,
De heer Gladstone licht in zijn artikel do bo
venstaande beschouwingen toe door eene uitvoe
rige studie der teksten, die voor de mannen van
het vak ongetwijfeld veel belangrijks bevat.
ENGELSCHE EN FRANSCHE
ONSTERFELIJKEN.
De PM Mail Gasette heeft de gewoonte, om
trent allerlei feiten, die de algemeene aandacht
trekken, plebiscieten" uitteschrijven. Wanneer
er een tentoonstelling is. noodigt zij hare lezers
uit, hunne meening te geven omtrent de fraaiste
schilderij, het beste historiestuk, het mooiste por
tret, het leelijkste voortbrengsel enz. Hij wiens
- lijstje het dichtst het algemeene lijstje nadert, ont
vangt eene premie.
Voor eenigen tijd heeft de Pall Mail de onster
felijkheid" van schrijvers, denkers en dichters bij
plebisciet doen uitmaken. Indien wij eens eene
Academie stichtten, naar het voorbeeld der Aca
démie Francaise, wie zouden dan de veertig
onsterfelijken zijn ?" luidde de vraag. Honderden
van namen werden ingezonden, de uitkomst werd
openbaar gemaakt, vergelijkingen werden beproefd,
en sedert houdt de quaestie de Engelsche en
Fransche pers bezig.
Het lijstje der veertig uitverkorenen is het
volgende:
1. W. E. Gladstone. 21. John Bright,
2. Lord Tennyson. 22. Frederic Harrison.
3. Matthew Arnolc1, 23. W. Black,
4. Professor Huxley. 24
5. Herbert Spencer. 25.
6. John Ruskin. 26.
7. J. A. Froude. 27.
8. Robert Browning. 28.
9. John Morley. 29.
10. Professor Tyndall. 30.
11. E. A. Freeman. 31.
12. A. C. Swinburne. 32.
13. Aartsdeken Farrar. 33.
14. Professor Max Muller .34.
15. Sir John Lubbock. 35.
16. W. Morris. 36.
17. Kardinaal Newman. 37.
18. W. Besant. 38.
19. Leslie Stephen. 39.
20. B. Jowett. 40.
Justin McCarthy.
Lord Salisbury.
Sir Th. Martin.
H. Irving.
George Meredith.
WilMe Collins.
Kanunnik Liddon.
Hertog van Argyll.
R D. Blackmore.
W. E. H. Lecky.
G. A. Sala.
R. L. Stevenson.
Sir F. Leighton.
A. Lang.
Bisschop Stubbs.
Kardinaal Manning.
Professor J. R. Seeley.
Bijna ieder Nederlandsch lezer zal, wij durven
het verzekeren, hierop een paar namen aantreffen,
die hem zoo goed als onbekend zijn. Daarentegen
ontbreken andere, die wij er met verwondering
op missen, bv. George Meredith, Edmund Gosse,
Burnand, Gilbert, Robert Buchanan, Grant Allen,
wier namen op het vasteland vrij wat meer zijn
doorgedrongen, dan die van eenige der boven
genoemde académiciens.
De Poll Mail knoopt aan de lijst een reeks
van beschouwingen vast. Het denkbeeld van een
veertigtal is vroeger ook door andere tijdschriften
uitgewerkt, en opmerkelijk is het, dat een drietal
eindlijsten, hier door de Pall Mail vermeld, slechts
tien namen gemeenschappelijk bevatten, het zijn
die van Matthew ArnoldJkRobert Browning, J. A.
Froude, E. A. Freeman, Professor Huxley, Profes
sor Max Muller, Kardinaal Newman, John Ruskin,
Herbert Spencer, en Lord Tennyson.
Bij eene vergelijking tusschen Oxford en
Cambridge blijkt het, dat Oxford zeventien namen op
de lijst telt, en Cambridge slechts vijf; maar
Pall Mail meent, dat wanneer het meer om
zuivere wetenschap dan om letteren en
philosophie te doen was, CambriJge ruimschoots zijn
revanche zou nemen.
Dan komt een andere proef. Het blad heeft
tegenover elkander gesteld de leden der Fran
sche Academie en die der aldus gevormde
Engelsche, ook met het streven, om eenigzins
equivaleerende namen tegenover eücander te zet
ten. Deze vergelijking gaat natuurlijk geheel
mank; vooreerst behooren de vorsten der weten
schap" voor zoover zij groote stylisten zijn, mede
op de lijst der Pall Mail, terwijl zij in Frankrijk
tot een der vier andere Academies behooren, die
met de Académie Francaise gezamenlijk het
Institut de France vormen. Ten andere kan bij de
reactionnaire, royalistische strooming, die de Aca
démie Frangaise beheerscht, en hare samenstelling
door coöptatie, iu plaats van door plebiscit, hare
lijst niet meer dan voor de helft als de uitdruk
king van Frankrijks waardeering zijner uitstekende
litteratoren beschouwd worden. Eindelijk is de
vergelijking met een lijst, welke noch Alphonse
Daudet, noch Zola, noch Paul Bourget, noch
Aicard, Richepin, Clovis Hugues, J. J. Weiss,
Hector Malot, Theuriet, de Goncourt, Guy de
Maupass»nt, Pierre Loti, Bergerat, de Banville, Arsène
Houssaye enz. bevat niet goed mogelijk.
De twee lijsten tegenover elkaar zijn aldus
geplaatst.
J. M. N. D. Nisard B. Jowett
E. W. G. J. LegouvéHerbert Spencer
Emile Augier John Ruskin
Duc de Broglie Hertog van Argyll
Octave Feuillet R. L. Stevenson
Camille Doucet Professor Tyndall
A. A. Cuvillier-Fleury Aartsdeken Farrar
Emile Ollivier Markies van Salisbury
Xavier Marmier Professor Max Muller
Duc d'Aumale W. E. Gladstone
Camille Rousset Sir John Lubbock
Baron de Viel-Castel W. Morris
A. J. F. Mézières Kardinaal Newman
Alexandre Dumas W. Besant
E. M. Caro W. E. H. Lecky
John Lemoinne G. A. Sala
Jules Simon J. Morley
M. L. A. G. Boissier A. Lang.
Victorien Sardou Wilkie Collins
Ernest Renan Matthew Arnold
H. A. Taine J. A. Froude
Duc d'Audiffret-Pasquier J. Bright
E. M. Labiche Frederic Ilarrison
Maxime Dn Camp Leslie Stephen
A. J. E. Rousse W. Black
R. F.A. Sully-Prudhomme Lord Tennyson
Louis Pasteur Professor Huxley
Victor Cherbuliez J. Mc. Carthy
De Bisschop van Autun
(Perraud) Kardinaal Manning
Edouard Pailleron Sir Th. Martin
L.C.J.R.de Mazade-PercinlI. Irving
Fran<;ois Coppce Robert Browning
Ferdinand de Lesseps George Meredith
Victor Duruy E. A. Freeman
Joseph Bertrand Kanunnik Liddon
Ludovic Ilalévy R. D. Blackmore
Léon Say Sir F. Leighton
CharlesXeconte Je Lisle A. C. Swinburne
A. M. E. HervéBisschop Stubbs
V. C. O. Gréard Professor J. R. Seeley
De Pall Mal! voegt er de opmerkingen aan toe:
Welke der twee lijsten is de uitstekendste ? De
eerste gedachte van Engelsche lezers zal natuur
lijk zijn: de litteratuur, door de veertig
Engelschen voortgebracht, is van oneindig grooter waarde
dan die, door de veertig Franschen geleverd; de
namen van velen dezer hebben wij zelfs nooit
gehoord. Het is volkomen waar, dat meer dan
de helft der Fransche onsterfelijken in ons land
volkomen onbekend zijn, maar wellicht zou het
een pijnlijke verrassing zijn, te hooren, hoe weinig
der onzen in Frankrijk zelfs ooit genoemd zijn.
Daarenboven heeft een Fransch schrijver dit reus
achtig voordeel, dat hij tot een zooveel grooter
aantal der beste beoordeelaars spreekt, dan een
Engelschman. De Engelschman heeft een ruimer
publiek, de Franschman een beter. Engelsch
is de taal der Nieuwe Wereld, Fransch nog die
der Oude. De kolonisatie spreekt Engelsch,
de beschaving Fransch. De schrijver die te
Parijs op de markt komt, heeft het geheele
vasteland, en vooral België, Zwitserland, Italiëen
Rusland als klankbord, terwijl wie te Londen
spreekt, al een bijzonder heldere en klassieke stem
moet hebben, als zij niet in de golven van het
Kanaal verdrinkt."
Men zou nog tal van opmerkingen kunnen ma
ken; zij zouden alleen strekken om de onmoge
lijkheid eener vergelijking te doen uitkomen.
Tegenover Augier, Pailleron, Dumas, Sardou,
Labiche en Halévy, die allen langs het tooneel
de Académie bereikt hebben, staat geen enkel
Engelsch tponeelman, behalve Henry Irving, een
acteur, geen tooneelschrijver. In Engeland geven
enkel dagbladartikelen nog geen eereplaats, in
Frankrijk heeft John Lemoinne, gelijk hij in zijn
discours de réception verklaarde, geen andere ge
loofsbrieven. Daarentegen kunnen in Frankrijk
de dichters Sully Prud'homme, Coppée en Leconte
de Lisle zeker niet opwegen tegen Robert Brow
ning, Swinburne en Tennyson. De vergelijking
is dus ten eenenmale onmogelijk, en zelfs het
slotwoord van de Pall Mail: In Engeland vraagt
men meer wat iemand te zeggen heeft, in Frank
rijk hoe hij het zegt", is in 't geheel geen op
lossing.
(Slot volgt).
VARIA.
Ludwig Barnay is na een driejarige gedwongen
afwezigheid, op het Berlijnsche tooneel terugge
keerd. De boetetijd hem door het Duitsche theater
bij zijn uittreden uit de vereeniging opgelegd, was
voorbij en Barnay, die intusschen op verschillende
ku: streizen door geheel Europa, van Pest tot,
Moskou, in talrijke plaatsen toonde, hoever hij de
kunst opgevoerd had, was verlangend om weder
voor het publiek van de hoofdstad van het Duit
sche Rijk op te treden. Men heeft hem, toen hij
in het Residentie-theater voor het eerst weder
optrad, een zeer vriendelijke ontvangst bereid.
Kransen en bloemruikers werden op het tooneel
geworpen, en de voortdurende toejuichingen ver
lokten bij het einde van den avond den kunste
naar om eenige woorden van dank te spreken.
De rol, die Barnay speelde en waarin hij ook
meermalen hier ter stede optrad, was die van
Kean, in het bekende stuk van Dumas père dat
hij zelf omgewerkt en in het eerste bedrijf' vrij
gelukkig veranderd heeft.
De fijnheid en de hartstocht, waarmede
Sonnenthal en Ernesto Rossi genoemde rol spelen,
treft men bij Barnay niet aan, en het gedeelte
uit Hamlet dat in het stuk voorkomt doet de
grenzen van zijn kunst zien, doch menige aardige
trekj der werkelijkheid ontleend, merkt men in
zijn spel op, en vooral de voorstelling van de
zenuwachtige tooneelspelersdrift voor zijn optre
den, in het vierde bedrijf, is verrassend waar.
Het tweede deel van de Digesta Shakespeareana,
uitgegeven door de Shakespeareclub te New-York
zal eerlang het licht zien. Dit deel zal een be
schrijving bevatten van al wat er over den dichter
geschreven is tot op l Januari van dit jaar, naar
den inhoud gerangschikt.
De Fransche artisten hebben de veertig leden
benoemd van de jury voor den aanstaanden salon.
Wij laten hier de namen volgen van de gekozenen,
met het aantal der op hen uitgebrachte stemmen.
Jules Lefèbvre (1436), J. P. Laurens (1386),
Bonnat (1379), Jules Breton (1373), Harpignies
(1341), Puvio de Chavannes (1305), Robert Fleury
(1299), Henncr (1298), Bouguereau (1282),
Cabanel (1277), Busson (1232), Boulanger (1299),
CorDnran (1121). Duez (119), Yon (1106), Bernier
(1083), Rapin (1077), AiméMaurin (1075), De
Vuillcfroy (1045), Voyson (1041), Maignan (1024),
Pille (1010), Gervex (989) Saint Pierre (919),
Barrias (913), Hector Ie Roux (877), Luminais
(828), Renouf (784), Hanoteau (729), Lansyer
(709), Feyen Pen-in (541) en Dagnan (526).
Te Londen is naar men beweert ? een
nieuwe Rubcns ontdekt, en wel op eene plaats.
waar men zulk eene vondst niet zou hebben ver
wacht, namelijk in het plafond van een der ver
trekken van Mad. Tussaud's wassenbeeldenspel.
De schilderij, die tamelijk goed geconserveerd moet
zijn, stelt Aeneas voor, op het oogedblik, dat hij
de schoone Dido van het paard helpt, om haar
te geleiden naar eene grot. waar het tweetal eene
schuilplaats zoekt bij een naderend onweder,
een der hoogst zeldzame gelegenheden, waarbij
Vergilius den Trojaanschen held noch pater, noch
jnust noemt. Dido is, naar men zegt, een portret
van Rubens' vrouw, eene weelderige, blonde schoone,
zooals men die op de noordkust van Afrika niet
verwachten zou.
Waarschijnlijk heeft men hier niet met een
echten Rubens te doen, maar met het werk van
een zijner leerlingen, die zich zijne manier goed
harl eigen gemaakt en die wellicht door den mees
ter met een paar karakteristieke toetsen is geholpen.
Het hoofdbestuur van den Duitschen
Geneesheoren-Bond heeft aan de Rectors van de Gym
nasia in Duitschland een schrijven gericht, waarin
de studie der medicijnen aan jongelieden afgera
den wordt.
Het doel van dat schrijven wordt toegelicht
door uitvoerige en nauwkeurige statistische gege
vens, die in den vorm van tahellen er bijgevoegd
zijn. Op den eigenlijken raad. die op genoegzame
goede gronden berust, volgt eerst een overzicht
van het aantal studenten in de medicijnen aan
de Duitsche universiteiten, dan een tabei van de
in Duitschland gevestigde geneesheeren. en de
door sterfgevallen opengekomene plaatsen en ten
slofte een voorstelling van do verhouding tusschen
het aantal geneesheeren en het bevolkingscijfer.
Al deze getallen spreken maar al te duidelijk en
bewijzen dat het oogmerk van don Duitschen
Geneesheeren-bond volkomen gerechtvaardigd is, ja
zelfs weldadig genoemd mag worden.
De Poolsche schrijver Jozef Ignatz Kraszewski
is Zondag j.l. te Genève overleden. Kraszewski
werd den 2Gsten Juli van het jaar 1812 in War
schau geboren en ontving zijne opvoeding te Lublin
en later aan de universiteit te Wirna. Toen zijne
studiën voltooid waren beproefde hij een plaata
als leeraar aan de universiteit te Kiew te krijgen,,
hetgeen hem echter niet gelukte, waarop hjj zich
naar zyn goed Omeluo in Volhynie begaf en zich
daar aan de letterkunde wijdde. Later was h|j
v\jf jaren curator van het Gymnasium te
Zytomierz. In 1860 keerde hij naar Warschau terug en
begon zijn loopbaan als journalist als redacteur
van de Gazetta Polska.
By het uitbreken van den opstand in 1863 ver
liet hij Polen en vestigde zich te Dresden, waar
hy dertien jaren later zich het Saksisch Staats
burgerschap verwierf. Als Saksisch burger bleef
hij toch Polen getrouw en ondersteunde Poolsche
uitgewekenen. Met dat doel richtte hij ook een
drukkerij op, waarbij hij dikwijs erg bestolen werd.
In 1879 toen hij zijn vijftigjarig schrijversjubi
leum vierde, werd hij aan de Universiteiten te
Krakau en Lemberg tot doctor honoriscausa ge
promoveerd. Meer dan 120,000 mark ontving hij
bij dat feest, als blijken van waardeering, van
welk geld hij het grootste gedeelte besteedde ten
voordeele van de wetenschappelijke Poolsche ver
eeniging te Posen.
Als schrijver is hij de eigenlijke schepper van
de Poolsche nationale romanliteratuur. Vierhon
derd en vijftig boekdeelen van zijne hand zagen
het licht en hij beschreef vooral de ontwikkelings
geschiedenis van de sociale toestanden uit het
verleden en de tegenwoordigen tyd in Polen.
Buitendien schreef hij treurspelen voor het
Poolsche tooneel en talrijke studiën over de ge- .
schiedenis, letterkunde en oudheidkunde van zijn
vaderland.
Doch ook in de politiek was hij geen vreem
deling. Groot opzien verwekte zijn gevangenne
ming in 1883 op beschuldiging van landverraad
en het proces van 12 tot 19 Mei van het jaar
1884 tegen hem gevoerd, dat met zijne veroordee
ling tot 31A jaar vestingstraf eindigde. Men had
algemeen gedacht, toen men hem betichtte van den
verkoop aan vreemde Regeeringen van geheime
staatsstukken over het Duitsche leger, waaraan hjj
zich in samenwerking met den voormaligen officier
bij het pruisische leger Hentsch, die intusschen
te Halle in de gevangenis gestorven was, schul
dig gemaakt zou hebben, hij het slachtoffer van
zijn vertrouwen was geworden, doch de aan het
licht gekomen feiten spraken anders.
Een huiszoeking in zijne woning bracht veel
verzwarende zaken aan het licht.
Te Maagdenburg zou hij zijn straf ondergaan,
Wegens ernstige ongesteldheid werd hij tegen een
borgstelling van 20.000 Mark in November 1885
tot 15 Mei 1886 vrijgelaten. Hy begaf zich tot
herstel zijner gezondheid naar Italiëdoch keerde
niet naar Duitschland terug.
De laatste tijd van zijn leven bracht hij in
Zwitserland door, waar hij nu ook in zyn
vrywillige ballingschap gestorven is.
In hem verliest het Poolsche volk zijn
vruchtbaarsten en uitmuntendsten schrijver van deze eeuw.
Mr. J. van Lennep zal ongetwijfeld nog langen
tijd tot de meest geliefde en meest populaire van
onze romanschrijvers blijven behooren. De uitgever
A. W. Sijthoff te Leiden heeft klaarblijkelijk daarop
gerekend, maar tevens daartoe willen medewerken,
door de werken van den gevierden auteur in
klein, maar net formaat, in compressen, maar
duidelijken druk, voor zeer lagen prijs (50 cents
per deel) verkrijgbaar te stellen. De Pleegzoon,
Ferdinand Huyk, De Roos van Dekama, Elieu+
beth Musch en de Novellen en Vertellingen nemen
elk n deel in; de Vooronders en Klaasje
Zevenster zijn elk over drie deelen verdeeld. Wij
houden ons overtuigd, dat de onderneming een
aanzienlijk debiet zal hebben.
OÜD-AMSTERDAMSCHE
VERSCHEIDENHEDEN.
Het Miniatuur-Tooneel van Pieter Barbiers. 1756.
(Vervolg.)
Een jaar later waren er twee nieuwe belang
rijke voorstellingen bijgekomen, om van enkele
kleinere niet te spreken.
De konstmeester meende, toen zijn tooneel veel
bekijks en bewondering had genoten, dat er wel
liefhebbers zouden zijn, om het over te nemen.
Advertissementen werden verspreid, waarin P.
Barbiers, Mr. Schilder, in de Angeliersstraat, het
vijfde huis van de Fiolettestraat, het alom be
roemd konsttooneel, hetwelk de eer heeft gehad, van
niet alleen de Grootste, maar de oordeeïkundigste
van onze stad en Nederland volkomen te behagen,"
te koop presenteerde. In 't kort worden daarin
de vertooningen beschreven. Wij zien daaruit, dat
verscheiden divertissementen waren bedacht, die
hij Arabische schaduwdwergen noemde, die hun
beweging maken als van een mensch, ook spre
ken, dansen on zingen, met nieuwe uitvindingen,
die zeer comicq zijn," b. v. Twee vissers met een
totebel in een schuijtje, maar hunne vis word haar
ontrooft. Een jonge boer en boerin halen den
speelman, gaan in do herberg en dansen, worden
van wederzijds ouders gestoort, die met malkander
batailleeren," enz. enz. Hoe beroemd het
Theatrum en hoe comicq de voorstellingen ook waren, da
gegadigden bleven uit, en Barbiers restte niets
dan er wat nieuws bij te maken. Aan deze om
standigheid danken wij de twee nieuwe vertoo
ningen, die op een leerzame en eerbaare wijze
vertoond en geëxpliceerd" werden bij de weduwe
Anthonie Bergmeijer, in Blauw-Jan, het welbe
kende uitspanningsoord, waar de nieuwste snufjes
en curiosa, op ieder gebied, werden geëxploiteerd,
Het nieuwe advertissement meldde nu dat op
verzoek van verscheiden hoeren, dames en
voornaame liefhebbers van konsten en wetenschappen,
de meester en inventeur van het alom berugt
hoatrum Artificiosum zig de moeite getroost en
groote onkosten gedaan had, van hetzelve nu in
de uiterste graad te verbeteren en gants andere
Toonoelen, Vertooningen en Historiën voor den
Dag te brengen, zo dat hy opregtelijk den aan
schouwer verzekeren kan niets van 't voorgaande
op 't Toneel te brengen of te vertoonen." De
inventeur is er blijkbaar op uit. u tot een ver
nieuwd bezoek te bewegen. Al zijn moeite en
kosten verdienen ondersteuning. De prijs is het
zelfde gebleven, alleen is ze wat hooger indien