Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 528
huldigingen ontving. Dan doorleef ik
den avond, waarop in Juni 1858 op den
het volle succes van Hebbel's
Genourerd gevierd, en waarop Liszt den dichter,
dieng verlangen, stukken uit Beethoven's
zgn eigen Ungarische Shapsodien en
aoo veel meer voorspeelde, en waarop Hebbel
die opgewonden stemming verkeerde, die hem
buitengewoon beminnelijk maakte. De situatie,
z\jn ziel het meest trof, heeft Hebbel ver
in het volgende gedicht aan de vorstin
W(ittgenstein):
Netz im vollen dunklen Haar,
Troddel fremd und wunderbar,
Angen, die mich linst zu reinstem Glück
auf Perugino's schönstem Stück,
8p~s<?hlagst du hier dem Meister still und stumm
Instrument die heugen Blatter urn,
, Herr und Sklav des Tones, langst die Welt
nun auch mich in seinen Banden halt.
horchst du selbst, doch rührst du dann
un(l wann,
weihend ihm die wilden Locken an:
Ufs, als ob er zwiefach Funken sprüht,
Zwiefach zünden die inir in's Gemüth!
Met groote warmte beschrijft Adolf Stern wat
heeft gedjian, om de werken van Wagner
te verschaffen, maar hij wijst er tevens
Of, dat hij dezelfde hartelijke en nauwgezette
zorg ook aan de werken van andere meesters
bosfcêedde, wanneer deze naar zijne meening niet
?waarde werden geschat of ten onrechte eene
opvoering daarvan werd tegengehouden. Hij denkt
" aan Berlioz. aan Schumann en diens
Gtnofeva, aan Peter Cornelius en diens Barbier
ren Bagdad. Het laatste werk is zelfs de oorzaak
?eest, dat Liszt de betrekking van kapelmeester
opera te Weimar nederlegde. De verhouding
tasschen den genialen toonkunstenaar on den iu
'Ifö7 tot intendant der groothertogelijke
schouwftoargen benoemden Dingelstedt was reeds zeer
gespannen, toen de eerste uitvoering van Curnelius'
.tOpera plaats had. De val van het origineele,
bekoorlijke werk stond vast, eer nog een toon daar
van in het openbaar was gehoord. Dat de
opzet, telijke grof heid gericht was tegen eene bijzonder
reine en beminnelijke kunstenaarsnatuur en een
Urerk trof, dat geenerlei pretentie maakte, maar
toch degeÜjk was, was voor de aanleggers van het
kabaal eer eene aansporing dan een hinderpaal.
Cornelius' werk. ofschoon door het grootste deel
van het onbevooroordeelde publiek met
waardeering, ja met warme toejuiching begroet, werd door
de minderheid uitgefloten. Het gevo/g beantwoordde
geheel aan de verwachting. Liszt verklaarde, geen
opera meer te willen dirigeeren."
Ook over de verhouding van Liszt tot de gravin
cf-Agoult (Daniel Stern) verdienen de beschouwin
gen van Stern te worden geraadpleegd, te meer
omdat de medeelingen van Louise Ramann in
hare uitvoerige Liszt-biographie op dit punt niet
al te betrouwbaar zijn. Terwijl de laatstgenoemde
schrijfster deze liaison voorstelt als eene
dwaasheid, waarover Liszt zijn leven lang berouw heeft
gehad, en de schuld geheel op de hartstochtelijke
gravin werpt, die vele jaren later als eene soort
van letterkundige virago een minder aangenamen
indruk maakte, doet Stern aan de waarheid
behoorlijk recht wedervaren." De teekenaar, die in
een vroolijke bui aan Goethe's Rattenjanger r.on
Hatneln de trekken van Liszt gaf, had
wcrkeIjjk geen ongelijk: Liszt was de vielgereiste
Sanger", de onwederstaanbaar innemende, zij
? muszten alle hinterdreiri" en tot aan het einde
z\jner dagen bleef hem, even als men van Caesar
en Goethe beweert, de wondervolle aureool bij,
' die allen omstraalt, voor welke de volle glans van
vrouwenliefde heeft geschenen. De mythe, die het
, leven van Liszt reeds dreigt te omhullen, en de
armelijke phantasie van zekere romanschrijvers
hebben het den aanstaanden biograaf niet gemak
kelijk gemaakt om de medewerking der vrouwen
aan het weefsel van het lot, aan de ontwikkeling
van het karakter van den kunstenaar zonder
vergoêluking en zonder overdrijving voor te stellen.
Voor niemand, die Liszt heeft gekend, kan er
eenige twyfel overblijven, dat de hartstocht en
het vluchtig zoete geluk aan zijne ontwikkeling
evenveel aandeel hebben gehad als de onderwor
penheid en eene de gansche wereld vergetende
verdieping in studie en arbeid."
Zie hier ten slotte Stern's karakteristiek van
den genialen kunstenaar: Liszt was, wat men
ook ten bewijze van het tegendeel moge hebben
verteld, musicus met lichaam en ziel. Geen tweede
kunstenaar uit den nieuweren tijd heeft zulk eene
machtige en eigenaardige maatschappelijke positie
ingenomen en in zoo nauwe betrekking gestaan
tot kringen, welke zich als de groote wereld bij
uitnemendheid plegen te beschouwen. Uitstekende
virtuosen van vroegeren tijd hebben de gunsten
der maatschappij betaald met opoffering van hun
beste deel, met verloochening van alle oorspron
kelijke kracht, met den hoogen prijs hunner ge
zonde ontwikkeling; zij zijn geworden, wat Liszt
zelf met eene zeer treffende uitdrukking
Komtessenkünstler'1' noemt. Andoren waren voor kor
ten tijd lievelingen en schoolkinderen van de
groote wereld en werden als lastig ter zijde ge
schoven, zoodra hunne artistieke natuur zich
grootsch en in volle vrijheid ontwikkelde en hun
muzikaal geweten hun verbood, nog langer
concessiën te doen aan de geblaseerde verveling en
de genotzucht der patroniseerende kringen.
Liszt daarentegen deelde met Goethe het geluk,
dat hij de vriend der vorsten, de lieveling der
vrouwen kon zijn, zonder zich zelfs het geringste
te vergeven. Hij verstond de kunst, om de vluch
tige sympathie te maken tot eene blijvende, de
geestdrift tot werkelijke vcreering, die hem zijn
levenlang getrouw bleef. Hij maakte nooit ten
eigen behoeve misbruik van zijne betrekkingen
roet de ho >gste kringen, maar beschouwde zich
overal als g :zant der kunst in de maatschappij...
Liszt verloochende nooit zijne werken, zijne roe
ping zijne kunstgenooten, en hij eischte op eigen
aardige, welwillende wijze, die van hoogen trots
en dwingenden ernst getuigden, achting voor de
kunst, ook daar waar hij op kundige waardeering
niet mocht rekenen. . .
Ziedaar, uit den mond van een bij uitstek be
voegd beoordeelaar, lofs genoeg.
Miskend. Uit het Engelsch van Flo
rence Marryat, door Hanna van
Brielen, Arnhem, P. Gouda Qniut 1887.
Doet de titel van een weemoedig of sentimen
teel verhaal denken, Miss Marryat biedt ons in
..Miskend" een roman aan zooals er reeds zoovele
zijn, geborduurd op het stramien van huwelijken
a la Gretna Green. De karakters zijn meest allen
flauw geteekend, de helden en heldinnen hande
len allen onberispelijk en zonderling, de intrige
biedt weinig nieuws. Nergens oorspronkelijkheid
van gedachte of vinding, overal grenzelooze mid
delmatigheid, en vele lezeressen die grooten
deels te vergeefs op tranen-wekkende tooneeltjes
hebben gevlast zullen zich althans kunnen
troosten met het slot, dat tot opschrift kan dra
gen; eind goed, al goed."
Het verhaal is overigens vloeiend geschreven
en goed vertaald, en wellicht door de kritiek
miskend", zal Florence Marryat's pennevrucht
even goed als het een vertaalster aantrof
in haar net Hollandsen gewaad nog vele lezers
vinden.
N. M.
De Mijnheers en hun Polderland, door
den bril van een Duitscher bekeken.
Uitgegeven onder toezicht van H. de
Veer. Leiden, S. C. van Doesburgh.
1887.
Deze titel kan beteekenen, dat het boek ge
schreven is door een Duitscher die Nederland en
zijn bewoners door zijn bril bekeken had on wiens
opmerkingen men niet in het licht durfde geven
zonder H. de Veer te raadplegen over vorm en
inhoud. Ook kan er mee bedoeld zijn, dat een
Hollander trachtte te beschrijven hoe ons volk en
ons land er uitzien, als men door een bril van
een Duitschor kijkt. Misschien is do titel een
letterkundige fictie en doodeenvoudig II. de Veer
de auteur; taal en stijl zijn er goed genoeg voor.
De eerste onderstelling wordt gesteund door
het woord van aanbeveling," waarin de Veer
meedeelt dat hij, voldoende aan het verzoek van
den Hollandschen uitgever (is er ook nog een
andere uitgever ?) den schrijver inleidt bij ons
publiek, omdat de vreemdeling, die hier een oor
deel velt over ons on over ons land hom toe
schijnt een fatsoenlijk man te zijn, die al is 't
hem niet gelukt zicb geheel vrij te houden van
vooroordeelen, ons toch kennelijk wel gezind is
en zijn best gedaan heeft om ons niet meer op te
leggen dan wij verdienen."
Inderdaad verdient zulk een welwillendheid
van de zijde eens vrecmdelings waardeering,
vooral wanneer die vreemdeling een Duitscher is.
Het kostte den man natuurlijk eenige inspanning,
ons niet meer op te leggen dan wij verdienen,
maar enfin! hij heeft zijn best gedaan en dat is
al wel.
Zulke vreemdelingen" zegt de Veer. moot men
beleefd ontvangen, geduldig aanhooren en indien
zij opmerkingen in het midden brengen, welke
geheel of' ook maar ten deele gegrond zijn, daar
mede zijn voordeel doen". Hier maak ik een
conditie, dat zij namelijk niet te veel van mijn
geduld vergen; in dit geval wil ik mijn voordeel
doen met hunne opmerkingen, die niet ten deele,
maar geheel gegrond zijn.
En onze auteur vergt wel eens wat te veel van
ons geduld.
Hij neemt den schijn aan van te schrij"en voor
zijn landgenooten om hen beter in te lichten
aangaande de menschen die zij gewoon zijn met
den spotnaam van de Mijnheers" aan te duiden
en het polderland waarvan zij zich geen denk
beeld kunnen maken. Hij heeft op reis en in ons
land met vele beschaafde en beminnelijke
Hollandsche heeren en dames kennis gemaakt, is hier
beleefd en voorkomend ontvangen, wat natuurlijker
dan dat hij de zotte denkbeeloen wil weerleggen
die iu zijn land aangaande ons gekoesterd worden?
Er zijn in ons land weinig-ontwikkelde men
schen, die meenen dat ongeveer alle Duitschers
op den een of anderen Mof" gelijken, dien zij
met zijn knapzak in het land zagen komen. Zij
houden dientengevolge die bovenlanders voor een
volkje dat voor zijn meerderen kruipt, maar als
het tot welvaart gekomen is een hoogor toon aan
neemt en zijn minderen trapt. Wanneer het voor
ons lezend publiek nog noodig was, zou een be
schaafd Nederlander ook gaarne een boek schrij
ven om zijn landgenooten beter in te lichten en
de goede smaak zou hem verbieden aan dit bock
den titel te geven van de Moffen en hun
Poepenland."
Het is dan ook een selioone taak de volken te
leeren elkanders deugden op te merken on op
prijs te stellen.
Maar deze taak is voor onzen Duitscher te
zwaar geweest. Hij heeft zijn best gedaan om
ons niet meer op te leggen dan wij verdienen,
maar het is hem niet gelukt; zijn vooroordeelen
waren hem te machtig en zijn bril heeft hom
parten gespeeld. Langzamerhand verliest hij zijn
doel uit het oog, begint hij zijn volk te verheffen
ten koste van het onze en als hij eindelijk inziet
dat de Mijnheer zeer moeilijk te treffen is en
zijn schilderij niet deugt, erkent hij brutaal weg
pag. 303: De Mijnheer bezit rele goede eigen
schappen, welke in dit boekje niet of slecht* ter
loops zijn vermeld, omdat het mij niet om, zijne
deugden, maar om zijne fouten en te kort ko
mingen te doen was. (ik cursiveer.)
Deze wijze van schilderen doet mij denken aan
de vertrouwelijke mcdcdeeling van Fritz Reuter,
dat hij bij voorkeur menschen portretteerde die
een wrat of een doodvlek op hot aangezicht had
den. Hij schilderde dan eerst de wrat of' de
doodvlek en later daaromheen de tronie van zijn
patiënt zoo goed en zoo kwaad als het ging.
waarmee hij dit succes behaalde dat men ten
minste altoos in hot conterfeitsel eonige gelijkenis
met het origineel kon zien.
Niemand zal evenwel beweren en Fritz
Reuter beweerde het ook niet dat dit do
ware manier van portretteeren is.
Het is oen zeer slechte manier on onze auteur
kon er niet het ne resultaat mee bereiken dat
hij hoopte te bereiken (pag. 302), den lezer te
overtuigen dat do mijnheer" in geen geval
beter is dan eenig ander, dan do Franschinan
of de Duitscher en dat hij het recht niet heeft
met zekere minachting die hem bijzonder eigen
is, op ons of anderen neer te zien." Hij behoeft
dit resultaat ook niet meer te bereiken; wij be
schaafde Hollanders weten zeer goed, dat wij het
recht niet hebben met minachting neer te zien
op andere volken en vooral niet met een zekere
minachting die ons bijzonder eigen zou zijn..
Het is ons bekend dat wij gebreken hebben,
zelfs zeer leelijke vlekken, dat er gebrek is aan
energie, aan ernst, aan godsdienstzin, aan echte
beschaving, er wordt ook in Nederland te veel
gedronken en gevloekt, er is te weinig liefde voor
orde en tucht. Alleen wij ontkennen dat men ons
bohoorlijk geteekend heeft, wanneer men bij voor
keur de aandacht heeft gevestigd op deze gebre
ken die wij bovendien voor een groot deel met
andere volken gemeen hebben. De Hollander is
bijv. niet de huisvader die met zeker welbehagen
zijn zoon dronken ziet te huis komen. Vadervreugd
' om kinderdeugd! Hij is nog iets anders dan de
man mét de doodvlok.
Een Nederlander die zich door de liefde ge
drongen gevoelt als de boetprofeet van zijn volk
op te treden, mag bij voorkeur de aandacht vesti
gen op onze ondeugden en die hekelen. Als de
Veer of een ander landgenoot dit deed met het
doel om ons te verbeteren, wij zouden hem dank
baar moeten zijn. maar dan moest hij niet een
Duitschen bril opzetten, beginnen met den schijn
aan te nemen als of hij de naburen beter aan
gaande ons wilde inlichten om ons daarna te
bespotten en op aansluiting aan Duitschland te
wijzen, als op het eonige middel ter behoudenis.
Een Duitscher, die ons zóó de passie preekt,
kan ons niet stichten.
V. H.
ELME CARO.
Eenigen tijd geleden maakte een chroniqueur
van Figaro bet onderscheid tusscben ccnements
purisiens en geheel gelijke gebeurtenissen die hot
publiek koud laten.
Als mad. Lureau-Escalaïs, een der eerste zange
ressen aan de groote opera, baar voet verstuikte.
zou dat geen evenement puristen zijn ; als haar
ambtgenootc Fidès Devriès, of Judic, of Réjano, of
Vanzamlt hetzelfde overkwam, was hot een eve
nement parisien. Eene preek van een der pastoors
of vastenpredikers in de Madeleine, in Nötre-Dame
de Lorette, Saint-Germain l'Auxerrois of een der
andere prachtige tempels van Parijs, is geen evene
ment parisien, maar wel, wanneer do prediker pater
Didon of pater Montsabrey is. Een colicgo van
een beroemden professor is slechts zeer zelden
een evenement parisien, maar een evenement
esa^ntiellement parisien was al wat den gevierden professor
Caro betrof. Renan, Pasteur en Charcot behooren
tot hot Parijsche leven, maar van geen hunner
komt de positie overeen met die van Caro. Renan
is van het drietal de eenige wiens naam met die
van Caro het tintje belachelijkheid deelt, dat tot
ccne echt Parijsche reputatie behoort.
Caro was de vereerde en geliefde philosoof der
voorname Parijsche dames, voor welke men reeds
sedert eenige jaren den spotnaam Carolines" heeft
uitgevonden. Als philosophe a la mode deelde hij
met Alexandro Dumas den room en het zeker
eenigzins pikante ambt van biechtvader" der
wereldsche dames, gelijk door een der bezoekers
van zijn Woensdagmiddag-colleges geschilderd
wordt.
Do beide ncadémieiens troosten do bedroefden,
heffen de gevallenen op, moedigen de zwakken aan
en beloonen de sterken. Dagelijks brengt hun de
post zoetgourende briefjes van aristocratische hand,
waarin men ben om philosophischo recepten voor
zielelijden en gewctcr.scrisissen smeekt. Caro's fau
teuil in zijn salon gelijkt op ecu biechtstoel. De
dames openbaren hem de geheime bekomme
ringen harer edele en kiesche zielen, zonder dat
hij er naar behoeft te vragen. Hij troost en be
moedigt ze, overstroomt ze mot de gedistingeerde
phrasen cener geestige en dichterlijke moraal,
en zoek/ mot haar on voor haar Ie rnti bonhcur.
Kwade tongen beweren, dat de dames hem aan
hooren en dan doen al wat baar behaagt, edel en
morool of andersom. Een van Caro'spénitentes be
weerde eens: Hij is oen toovenaar, maar geen
heksenniecster", een charmeur, maar geen sorcier.
In al zijn glorie troont de pbilosophiscbe paus
van Parijs op zijn Woensdagmiddagen, do conf
rences, waarheen de voornaamste dames der we
reldstad bijoüiistroomcn. Do overoude straten
rondom de Sorbonnc zijn reeds een uur vóór den
aanvang der conference mot rijke cqnipages, blin
kende coupes, correcte bedienden en nieuwsgie
rigen gevuld. Het publiek van do zaal herinnert
aan het beroemde publiek der Académie, wanneer
daar de receptie van een nieuw lid plaats heeft.
Vooreerst de oude kring van studenten, abbcs,
litteraturen, Caro's eigenlijke leerlingen, dan de
dames van verschillenden geur, yhlaug-yhlang,
wliite-rose en oppoponax, dat wil zeggen aristocratie,
bourgeoisie en dciiii-inoitile. Onder de
tochoorderesscn ziot men menig mooi ernstig kopje, maar
nog meer verwelkte en opgeschilderdcschoonheden.
Ecu zonderling verschil maken de eenvoudige
schooljuffrouwen en btts-bleus met de zeer
j wereldsche légancc van 's meesters vriendin
nen uit de allerhoogste wereld. Modistcn uit de
provincie kunnen bier de toekomstige modes ko
men bcstudeeren, ofschoon men er ook. zooals
verleden jaar eon chroniqiicur opmerkte, meer
malen une bonne femme vissée a son ctibas ziet
zitten.
Do entree van den professor maakt sensatie en
stof; de studenten trappelen, de dames wagen
hare handschoenen er aan en applaudisseeren.
Bij het bijna geestelijk uiterlijk van de professor
is dit theatraal applaus allcrzomlerlingst. Li
demi-dieu!" mompelt er een. Caro spreekt; hij
is geen eigenlijk redenaar, maar een onvergelij
kelijk ciiiwiir, het stroomt van zijn lippen als
iets prikkelends, wcldoends en verhoffends. Aran
zijn beroemde handen bedient hij zicb als een vol
maakt acteur, maar iedere geste is smaakvol en nooit
overdreven. Van tijd tot tijd klopt hij op de groene
tafel, wringt zich de beupon, draait zich in den
fauteuil half om, aan oratorische passie ten prooi.
Voor dezen Apollo der Sorbonne zitten nu, met
glinsterende oogcn, in geestdrift, de
schooncjwisiennes, en houden dictaat. Zölling, een Duitsch
schrijver over Parijs, beweert een dezer dictaten
gezien te hebben van eene comtesse. De titel en
het begin getuigen van de ijverigste oplettendheid,
dan begint de dame verstrooid te worden, dan
teekent zij opeens een bijzonder interessante de
finitie op, dan volgt een lange rij onleesbare krul
len en dan groot, keurig: je vom aime '.. . En
wie is de gelukkige? Caro, Carissimo, schrijft de
schoonc hand er onder". Met eene periode van
onvergelijkelijke juistheid en oratorischen glans
sluit Caro zijn college-uur. Hij maakt eene
onlerispelijke buiging en ijlt met vlugge schreden heen.
Een drievoudig applaus davert door de zaal. Do
getrouwen ijlen naar het zijvcrtrok, waarin de
geliefde meester gevlucht is, en hij ontgaat de
bewijzen harcr bewondering, vereering en aan
bidding geenszins, Caro Carissimo!
Na Paillcrons comedie, Le monde oül'ons'ennuie,
waarin Caro als professor Bellac werd voorgesteld,
hebben de dames der groote wereld zich lang
zamerhand teruggetrokken, en dit was Caro een
groot verdriet. Toch bleet' hij met evenveel ijver
tot het laatst zijne colleges, over la theorie des
passions, la philosopie de la nature, Ie spiritua
lisme on dergelijke onderwerpen geven.
V A R I A.
De laatste dag van inzending voor de
driejaarlijksche schilderijententoonstelling van de stad
Brussel, is bepaald op l September. De sluiting
l November. Terwijl op de vorige driejaarlijksche
expositie 641 meters muurlengte in beslag werd
genomen, wordt thans slechts 2!>5 nieter beschik
baar gesteld. De jury zal dus zeer streng zijn met
aannemen.
Intusschen heeft zij bepaald dat van alle rich
tingen, ook van de novateurs, doch van allen
slechts het meest karaktcnistioke werk zal worden
aangenomen. Velen, die moede zijn van de
groote schilderijen-i.azars, waar men zich altijd
afvraagt; hoe is 't mogelijk dat de Jury dat
allemaal aannam, zich een verblijdend teeken in
het nemen van zulk een maatregel.
Intusschen heeft eon partij waarvan de Féd
raiion artislii^ie zich aan hot hoofd hoeft gesteld,
zich in een adres aan de regeering over deze be
paling en over het niet-uitloven van medailles
beklaagd.
Of dit veel zal helpen ?
Maar in kunstzaken vecht men te Brussel gaarne.
Bij do firma Boussod, Valadon on Co. in den
Haag is tijdelijk een van Millets voornaamste wer
ken: La baratteuse" to bezichtigen.
De Graphic geeft een sorie Sketches at the
London Police-Courts'", croquis van Paul llcnouard.
met tekst van Robinson.
Het valt niet te verwonderen dat liet werk
van den Franschon teokenaar in Engeland zoo
geapprecieerd wordt.
Ileuouard geeft in zijn talent iets dat op merk
waardige wijze het luchtige der Franschcn en
het karaktervolle van de teekeniugen der
Engelschcn vereenigt.
Bij den uitgever Wcissenbruch te Brussel is de
tweede druk verschenen van de zeer merkwaar
dige Jfistüire (les -Jieaux-Artn en Jj(J//iqne door
Camillo Lomonnier. Deze tweede druk is geheel
bijgewerkt. Merkwaardig is het boek ook vooral
door de uitingen over de jongste
kunstvorrichtingcn in België.
De etsen die ingekomen zijn op de prijsvraag
van de vereeniging tot bevordering vau Beeldende
kunsten alhier zijn voor de stemhebbende leden van
Arti et Amicitiae in een der bovenzalen van het
gebouw op bet llokin tentoongesteld.
Zos etsen zijn ingezonden.
In de kunstgalerij van de heoren Obach.
Cockspur-street te Londen zijn o. a. met schilderijen
van Willet en Rousseau ook wcrkon van onze
landgenooten Israëls, Mauve en Mesdag ten toon
gesteld.
Het album van de Nederlandsche Etfchib voor
1887 zal dezer dagen verschijnen. Behalve van
tien der werkende leden zijn er. naar vdj ver
nemen, tweo etsen van gcïnvitecrde artiston, nl.
van do heeren Mauve en Blomme in opgenomen.
Van het werk: Die Renaissance in Belgiëund
Holland" door Everbeck, dat bij Seemann te
Leipx.ig wordt uitgegeven, zijn de 19de en 20ste afle
vering verschenen.
Zij handelen over bouwwerk iu Nijmegen en
Utrecht.
De Engelscho kunsttt losoof en redacteur van
den Portfolio, P. G. Hamorton, heeft bij Seeley
en Co. te Londen een nieuw boekdeel:
Imagination in Landscape Painter" uitgegeven.
liet handelt voornamelijk over Gainsborougb,
Constable en Turner.
De Fêdération artistique van 1(> Juli wijdt
een opgewonden artikel aan onzon landgenoot,
den kunstschilder Hubert Vos. Hij wordt met
Ingres, Manet on Turner vergeleken.
Do schrijver vermeldt ook dat Vos zich eerlang
te Londen zal gaan vestigen.
In de cole des Beaux-Arts to Parijs, waar
nog kort geleden do werken van Millet geëxpo
seerd werden, worden nu van 2G tot 2!> Mei de
schilderijen van de mededingers voor den Prix de
Rome van dit jaar voor het publiek ter bezich
tiging gestold. De 10 mededingers die Woens
dag jl. hunne loges verlaten hebben, waren daar
02 dagen aan 't werk geweest. Het opgegeven
onderwerp was : De dood van Themistodes.
In do Iterue Jndcticnrlaric van Juli komt eon
Chronique de Hambourg" voor van onzen land
genoot Ary Prins (A Cooplandt). I)c kroniek
handelt over een scbildorijenttentoonstelling waar
van de Hollanders o. a. Artz, Hemkes, Van do
iSando Bakbuysen, Tholen en Gabriël vertegen
woordigd zijn.