Historisch Archief 1877-1940
No. 533
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VÓÓR NEDERLAND.
Probeer het dan ook niet aan hun Vrijheids
boom te schudden of aan hunne traditioneele vrij
heden te raken, of hun grimmige blikken zeggen
u, dat ze met evenveel geestdrift tachtig jaren
er voor zouden vechten, pis onze voorvaderen het
indertijd voor de hunne deden. Wanneer geen
ernstige redenen het eischen, behoort er dan ook
een driedubbel omgeslagen witte das en een afge
scheiden positief christelijk-historische blik toe
om onzer ferme jolige spes patriae hare voor
rechten te ontnemen. Een dergelijke reden bestaat
echter m. i. ten aanzien van eene der traditiën,
welke haar met een deel der bevolking in conflict
brengt; de wederzydsche genegenheid, van de
zyde der studenten zoo menigwert bezegeld met
gloeiende speechen en beplengd met brnischende
champagne, zal voortdurend verminderen, . als
de jaarlijksche rijjool blijft stand houden.
Bijna elk jaar nadat de novitii in 't corps
geïnstalleerd zijn, houden dezen een groote rij
partij naar eene of andere buitengemeente, waar
op den bloei- van 't Utrrrechtsche studentencorrrps
gegeten, gedronken en gespeecht wordt. Des avonds
komt de stoet weder in de stad; tal van oudere
broeders beklimmen den bok, den kattebak en
zelfs de kap der rijtuigen; de overgebleven ruimte
wordt ingenomen door' een voorraad wijn, bestemd
om onderweg onderling opgedronken, en sigaren
bestemd om onder de fakkeldragers e. d. verdeeld
te worden. De straatjongens, de mineurs en de
veld'.', chacnn avec sa chacune, scharen zich op
lange rijen; de stoet wordt beschermd door
veldartilleristen en politieagenten en omstuwd door
een' joelende menigte, en thans vangt onder 't pa
tronaat van Bacchus, van 9?2 uur, een tocht aan,
die officieel een rijpartij heet, inderdaad een
drinkpart jj is, en niet zelden een vechtpartij wordt.
Voor zoover het drinken betreft, wordt 't publiek
op 't laatst van den avond, als velen des Guten
zu viel" krijgen en blijkbaar te veel van hun maag
vergen, onthaald op tooneeltjes, de pen van een
Zola of 't penseel van een Ostade waard, maar
alles behalve opvoedend en verheffend voor de
zoogenaamd minder beschaafde klassen. Het ligt,
naar 't mij toeschijnt, ten volle op den weg van
de vereeniging tot veredeling van volksvermaken
om dit studentenvermaak eens grondig te veredelen.
En wat 't vechten aangaat. De afgunst van
degenen, die meeloopen en toezien wordt versterkt
door den trek naar 't verbodene. De rijtuigen zijn
een Luilekkerland in hun oog, en de fakkels be
nevelen hun begrip van 't mijn en dijn. De groote
kunst wordt nu, hoe de eveneens wat benevelde
eigenaars der gezegde wijnflesschen te verschalken
en een dezer laatste te bemachtigen. Andere, de
traditioneele kwaadwilligen", zijn uit den aard der
zaak geneigd in troebel water te visschen. De
studenten laten zich in den feestroes wel eens
wat al te naïef en te onvoorzichtig uit; 't
gerinste vonkje is dan slechts noodig om 't smeulende
vuur te doen ontvlammen. Ruzies over aanleidin
gen als deze komen elk jaar voor. Bacchus is altijd
strijdlustig van aard geweest.
Het vorige jaar tijdens de halte in de stations
restauratie werden eenige jongens uit het volk,
die kalm binnen een kijkje kwamen nemen, naar
buiten gedrongen; dit bracht 't gistende bloed nog
meer tot verhitting en op 't verdere gedeelte van
den tocht is met messen en stokken zoo gevochten,
dat verscheidene studenten ernstig verwond wer
den. Op'merkelijk is het, dat de politie niet bij
machte was aan 't schandaal een einde te maken
en geen der vechtersbazen, beschut als deze wer
den door hun talrijke makkers, heeft kunnen ar
resteeren. Onze stedelijke courant, die liefst de
Oorzaak niet wou zien, heeft natuurlijk van 't
gebeurde geen melding gemaakt; doch door het
voorgevallene dood te zwijgen, heeft men de om
tal van redenen heerschende verbittering bij een
deel van 't volk nog niet gedood. Nu moge dit
deel gelukkig voorloopig nog klein zijn, dat de
verbittering bestaat kunnen de studenten zelven
ten overvloede gedurig ondervinden. Op een tochtje
van de roei vereeniging Triton" werden in een
druk bewoonde buurt nog onlangs groote steenen
naar de booten geworpen, waardoor een roeier
?verwond werd; ook hier kon geen der baldadigen
opgespoord en bemachtigd worden.
Het Utrechtsche volk ziet van onze studenten
veel door de vingers. Men moet hcthooren: die
heeren stedenten hebben alavel wat aorigs over
zich; 't binnen me vroolijke lui; en ze maggen 'n
potje bij me breken." Maar juist de mfcst ver
wende kinderen kunnen soms 't ergst uit den
band springen. En duidt het nu niet op een
onbillijke bevoorrechting, met de eischen van onzen
tijd in strijd, dat wij den studenten verlof geven
tot het organiseeren van oen optocht, dien ? als
geregeld aanleiding gevende tot ruzies en tot
klassenhaat wij zouden moeten verbieden aan
anderen? Is het niet een gemis van voegzaamheid
en tact, het volk allerlei ik geef toe: onstich
telijke vermaken te ontzeggen, zonder eerst die
bij de standen, welke in deze 't voorbeeld moeten
geven, op te ruimen? De beschaving moet van
boven beginnen.
Alleen reeds om aesthetische reden zou men
deze rijpartijen moeten verbieden, hoeveel te meer
.nu het een maatschappelijk belang betreft. Sociale
toestanden bestaan hier niet," zou de bekende
Brabantsche burgemeester in zijn eigenaardige
terminologie van Utrecht kunnen verklaren; de
sociaal-democraten vinden hier tot dus ver ge
lukkig een hoogst onvruchtbaren bodem. Hot zou
niet te min van een al te groot optimisme ge
tuigen, te meenen dat de zaden van ontevreden
heid en naijver in 't geheel niet voorhanden zijn
en nimmer hier ontkiemen kunnen.
Laat ons daarom met des te grooter zorg aan
alle rechtmatige grieven en klachten, al vonden
deze tot dusverre nog geen uiting- in de pers, te
gemoet komen. De groote rijpavtij onze eerlijke
taal schaamt zich er over, dat een zoo fraaie
naam een zoo slechte lading moet dekken
is zeker een der voornaamste grieven; het ligt in
handen van het stedelijk bestuur althans deze
?weg te nemen. Hms.
Omtrent het duel, vermeld in liet laatste
schrijven van Pasquino, verzocht men ons te mol
len : dat in deze zaak geheel aan de eer voldaan
s, blijkens proces-verbaal gedeponeerd in de
Vitte .Sociëteit sedert jl. Zondag namiddag. De
persoon die wegens zyn niet verschijnen werd
bespot en die door bijzondere omstandigheden
verhinderd was te verschijnen, is geheel in zijn
eer hersteld en de getuigen van de tegenpartij
hebben verklaard, dat hij al hun achting verdien t.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Ned. Tooneel. Salon. Grand
Théatre. Frascati.
In den zomer moet men het, met de schouw
burgen, zoo naauw niet nemen, is het algemeene
zeggen; en daarom ook, zonder te miskennen wat
er in de zomermaanden goeds geleverd is, meenen
wij wel gedaan te hebben, met de tooneelkunst
een weinig op haar verhaal te laten komen, eer
wij weer geregeld verslagen van de voornaamste
voorstellingen geven zouden.
Wij beginnen met de Koninklijke Vereeniging".
Onder den titel van Jacht op een schoonzoon"
gaf het Nederlandsen" Tooneel" Le point de
mire" van Eugène-Marin Labiche; volgends som
migen in samenwerking geschreven met den ge
neesheer Alfred-Charlemagne Lartigue, die, om
zijn patiënten niet te verontrusten, den pseudonyem
van Delacour had aangenomen.
Le point de mire" is maar twee jaren jonger
dan de lieve komedie Les petits oiseaux" van
de zelfde pennen (1862). Labiche heeft zijn naam
zien schitteren op den titel van wel ho»derd
tooneelwerken, en al zijn niet allen even fraai, men
moet toch bekennen, dat onze 72-jarige Acad
micien een talent bezit, dat genoemd mag worden.
Geestig en vlot loopen zijn stukken; handig in
elkaar gezet, en eene onschuldige uitspanning
opleverend, voor wie met de fransche maatschappij
niet onbekend is; het komieke altijd eenigszins
hooger zoekend dan het burleske. Laf, naar de
beteekenis, die wij, Hollanders, aan dat scheld
woord hechten, is Labiche nooit.
Men kan aan Le point de mire" wel voelen,
dat het stuk een groote twintig jaar oud is. Wij
zijn, in het tijdperk 1870?1890, hoe langer hoe
haastiger en ongeduldiger geworden. Met het
einde van het 3e bedrijf kon het stuk dan. ook
eigenlijk uit zijn.
De vertaling is een. weinig stijf. Het Hollandsch
klinkt, vooral bij spelers, die te veel eerbied voor
den auteur hebben, wat boekachtig.Onze beschaafde
spreektaal kent geen tweede naamvallen en ge
bruikt ook geen woorden als slechts, echter enz.
De titel is ook wel wat plomp overgezet: Le
point de mire" is fijner. Met Jacht op een schoon
zoon" schijnt men het publiek het sujet onder
de neus te willen wrijven.
De vrouwelijke hoofdrollen zijn die van de twee
moeders, die, voor haro dochters, den jongen
milionair Maurits Ditplan begeeren: de Dames
Stoetz en De Vries traden daarvoor op. Onnoodig
te zeggen, dat zij de rollen onverbeterlijk spoel
den. Trouwens fijne charakterondersc'neiding ligt
minder op den weg des auteurs. Hij heeft hier wel
eenigszins naar getracht, in de teekening der beide
jonge Dames (Mej. Lor je en Mev. Rössing). Wij
krijgen van beiden een geestig karikatuur, bij
monde van de moeders over en weer. In alle
goede karikaturen is intusschen de levenskern van
hot beeld te-rug te vinden. Mij dunkt, dat Mev.
Rössing dit een weinig meer had kunnen ter
harte nemen.
Met genoegen verwelkomde men 't
weder-optreden' van den Heer Tourniaire. Hij speelde voor
den gewilden schoonzoon en heeft, met de Heeren
Morin (Duplan, oud-notaris), Da Boer (Carbonel,
een rijk geworden koffihuishouder), Van Dommelen
(Périujin), Schulze (Edgard Lajonchère,
cengommeux met do bekende faussetstem), Ising (Césénas,
een man van aanzien, die een kamenier getrouwd
heeft) en Meynadier (een jong arcliitékt), de eer
gedeeld, verschuldigd aan hen, die een persoiiaadje
zoo veel mogelijk charakterizecren.
Een nog ruim zoo aardige komedie van Labiche
zijn do Kleine handen", een stuk, dat, met
talent, in den Salon dos Variétés" vertoond
wordt. Het hoeft een eenigszins bedenkelijke
strekking. Het moet den indruk maken, dat het
fanatisme der kooplieden voor deafetisch arbeid"
dikwijls te ver gaat; maar, zoo als meer-malen,
en soms mot de beroemdste blijspelen het geval
is, met het onkruid wordt soms het goede graan
uitgewied". Ckavarot is een koopman en een
onbevallige lichtmis; de jonge Graaf de VatineUe
is een ordelijk echtgenoot, maar toch eigenlijk
een leêglooper. Deze krijgt in het stuk, min of
meer gelijk. Ziedaar het gevaar. Maar even-min
als het achtenswaardigo vaders of voogden behoeft
te schaden, dat domme, inhalige, harteloze opvoe
ders aan de kaak gesteld worden, behoeft hot
publiek uit het blijspel van Labiche het gevolg
te trekken, dat het beter is langs de boulerurds
te slenteren, dan een gcakkrediteerde
handelsfirma te drijven.
Het stuk is vol geestige trekken. De ontknoping
kon een weinig treffender wezen. Het wordt, als
ik zeide, met talent gespeeld. De lieer Muiters
heeft meesterlijk de rol van den overaktieven
schoonvader van den Graaf vervuld. In een kleinen
schouwburg moeten echter de artiesten nog voor
zichtiger zijn met de grime dan in n waar men
verder van het tooneel zit. De Heer Thönissen was
prachtig, als de matig stotterende
koopmanmauniis sujet. Hij heeft ons oogenblikkcn van echt
komiesch genot verschaft. DJ Heer van den Heuvel
beandwoordt aan zijne antecedenten. Wij hebben
gewaardeerd, dat hij blijk gaf do eischen onzer
dagen te begrijpen, door in een rol eenige hoeda
nigheden te loggen, waarvan het niet zeker is,
dat ze den auteur voor den geest hebben gestaan.
De hoer Labiche behoort tot een tijdperk, waarin
men meer grosso modo met do charakters omsprong
(liet is dezer dagen klassiek genoemd). Ons natu
ralisme komt meer in bizondcrheden. De Heer
van den Heuvel heeft, te-recht, van don Graaf de
VatineUe niet maar een gewoon gentleman ge
maakt ; hij heeft zich er voor gewacht een Karel
Graiidisort te schilderen. Men kan dat niet genoeg
prijzen. De Hoeren Harms (oude komiek), Fedi
(onnoozelo minnaar), Iloltrop (knecht bij Vittiiielle)
hebben tot hot geheel het hunne bijgedragen.
i
De vrouwenrollen zijn in dit stuk van minder be
teekenis (Mevr. De Boer?Van Rijk de'vrouw
van VatineUe; Mej. Aug. Poolman haar zuster,
die zich handhaaft als eene acquizitie voor dit ge
zelschap; Mevr. Boas?Muysers, zuster van Fedi
Jules).
Om Amsterdam, je bent eenig", bij de Heeren
van Lier, lachen de menschen heel erg. Wij
zouden niet durven beweeren, dat dit een pas
poort voor het stuk is (naar het Duitsch blijkbaar
gevolgd). Men ziet (en hoort) echter altijd gaarne
Mev. Albregt, met haar jeugdig kunstvuur te-rug
en men konstateert met genoegen, dat de Heer
Ruys vooruit is gegaan.
Hoe schilderachtig ook vertoond, rijk en waar
gemonteerd. Do Adelborst" bij de Heeren Prot
zij, en al heeft de kosmopolietische en geestrijke
komponist en kapelmeester Richard Genée het
niet heneden zich gerekend den Seekadet" in
muziek te zetten, en daardoor reliëf te geven,
de Heer P. Zeil slaagt er, door deze dramatische
schepping, niet in ons een hooger denkbeeld in
te boezemen van den tooneel-toeverstaf onzer
oostelijke naburen dan men er, behoudende de
waarheid, van koesteren kan.
Duitschland zonde ons spoedig zijn groote
Shakespeare-vertolkers weer over, en wij zullen
onze handschoenen niet ontzien. Dat Mevr.
Buderman (in een travesti, waaraan de Portefeuille"
geen recht gedaan heeft) en de Heeren Kreeft en
Van Os hunne aanspraken op dit offer weer deden
gelden, behoeft niet eens te worden aangestipt.
A. 7 S. '87. A. TH.
KLASSIEKE TOONEELVOOR STELLINGEN
TE PARIJS.
Men weet dat de taak, bijzonderlijk aan de
Comédie Francaise toegewezen en voor welke deze
een enorm subsidie ontvangt,sedert eenige jaren voor
een groot deel wordt overgenomen door het min
der gesubsidieerde Odéon, waar de ijverige direc
teur de la Rounat door den niet minder ijverigen
Porel is opgevolgd. Het Odéon houdt er i en ge
zelschap voor de tragedie en de klassieke c( me ..ie
op na, dat zich met de geroomde sociétaires mo
ten kan; het Odéon monteerde de nieuwe stuk
ken der beste meesters; het Odéon geeft klas
sieke volksvoorstellingen en zal nu nog een ander
echt nationaal plan ten uitvoer brengen.
Het nieuwe plan is dit: Donderdag's om de
veertien dagen zal er eene klassieke matinee ge
geven worden, speciaal bestemd voor de leerlingen
der Parijsche lycea en colleges tegen halven entree
prijs. De opvoeringen der klassieke stukken zullen
worden voorafgegaan door voordrachten van de
meest gevierde conféreiiciers, in deze volgorde:
October. Horace, L'Avare, conférence van
Francisque Sarcey.
November. Iphigénie; Le Misanilwope, con
férence van de Lapommeraye; Cinna, Les
Plaideurs, conférence van Emile Deschanel.
December Les Femmes savantes, Le Jeu de
l'amour et du hasard, conférence van Gustave
Larroumet.
Januari. Andromaque, Le Barlrier de Séville,
conference van Frangois Coppée; Le Cid, Les
Précieuses ridicules, conférence van Jules Lemaitre.
Februari. Brittannicus, Le Légataire
Universel, conférence van Eugène Talbot.
Maart. Pltèdre, L' Epreuve, conférence van
Emile Faguet; Le Muriage de Figaro, con
férence van Gustave Larroumet.
April. Mérope, Le joueur, conférence van
Auguste Vitu.
De directeuren der inrichtingen van onderwijs
zullen het programma ontvangen en opgeven over
hoeveel plaatsen zij wenschen te beschikken. De
minister van onderwijs, Spulier, heeft den heer
Porel reeds een zeer vleienden brief, vol waardee
ring voor het plan, doen toekomen.
Dit saïzoon in het Odéon begint met eene reprise
van Claiidie, van Georgo Sand. Tal van nieuwe
stukken zijn voor dezen winter aangenomen: La
Perdrix, comedio in 3 actes van Adenis en Gillet;
SItylock, van Shakospeare; Vera, comedie in i!
acten van Henri Amic; Le Riifian, 3 acten in
vers van Gérard en Palofroi; La Marchande de
sourires, drama in 5 acten, in proza van Mme.
Judith Gautior; Crime et Clidtiment, drama naar
don roman van Dostojewsky, door Hugues Ie
Roux en Paul Ginisty; Becmcoup de bruit pour
rien, naarj Shakespeare; Pauline JBerthier, come
dio in 4 acten van Armand d'Artoi; Le marquis
Pajtillon, comedio iii 4 acton in verzen, door
Boniface; Le Petit-fils, drama van Jules de
Marthold.
Van meer bekende Fransche auteurs worden
verwacht Le Justicier, 5 acten in verzen van
Coppée; Le Capitaine Fracasie, drama van
Bergorat, naar "den roman van Théophile Gauticr;
Nanott, 5 acten van George Sand; Germinie
Lacerteux, van Edmond de Goncourt, naar zijn
roman; Vercinyétorix, van E. Cottinct.
I'orel wijdt ook aan het muzikale gedeelte veel
zorg; Etsther zal met de koren van J. B. Moreau,
Psycliémet de muziek van Lully, Don Juan met
de entr'actes van Mozart gegeven worden. Onder de
nieuwe nummers die aan het klassieke répertoire
toegevoegd worden, merkt uien op: van Corneille,
Don Sanche d'Arat)un;^a.i\ llotrou, Venceslun; van
Voltaire, Bruta-i; van Piron, La metro marde; van
Dallainval, L'école des Bourgeois; van Sedaine,
Le Deserteur; van Soumet, Une fit e sous Néron;
van Madame de Girardin, L'école des journalistes.
Met dit alles zal Porel zeer zeker den goeden
naam ophouden dien het Odéon, in concurrentie
met do Comédie Francaiso, zich gedurende de
laatste jaren verworven heeft.
DE ARCHIEVEN DER PARIJSCHE OPERA.
Do heer Arthur Pougin heeft over de archieven
der Parijsche opera, met de daarmede verbonden
bibliotheek en museum, in Le Livre eene zeer vol
ledige studie gegeven.
Men moet de zoogenaamde Muzikale biblio
theek der Opera", dat wil zeggen de verzameling
partituren, copicën van rollen, orkest- on koorpar
tijen, die het materieel van uitvoering der in dien
schouwburg sedert zijne stichting opgevoerde stuk
ken vormen, niet verwarren met de bibliotheek der
Opera zelf, die al de werken, muzikale uitgaven,
prenten enz. bevat, de algemeene geschiedenis
van het tooneel, in Frankrijk en het buitenland,
betreffend. De eigenlijk gezegde Muzikale Biblio
theek heeft tot bibliothecaris den heer Ernest
Reyer, lid der Academie van schoone kunsten.
De openbare bibliotheek, by de archieven in het
museum behoorend, is toevertrouwd aan de zor-,
gen van den heer Charles Nuitter, die den titel
draagt van architect der Opera, en die wordt bij
gestaan door den heer Théodore de Lajarte.
De archieven der Opera zijn eerst in 1749 be
gonnen - gevormd te worden, maar tot 1860 heeft
er geen schikking of classificeering der papieren
en documenten, het tooneel betreffend, plaats
gevonden. De meest volkomen wanorde heerschte
in deze oude papieren", die op een zolder, boven.
den grooten foyer waren opgestapeld. Op dien tijd
werd er een eerste, zeer voorloopige inventaris
opgemaakt. Vervolgens werd er in 1861, toen er
een prijsvraag werd uitgeschreven voor het bou
wen der nieuwe zaal, in het programma een
paragraaf opgenomen betrekkelijk het bergen der
archieven en de bibliotheek, en in 1863 werd de
heer Nuitter door den Perrin tot architect be
noemd, welke benoeming in 1866 bij ministerieel
besluit bekrachtigd werd.
De archieven der Opera zijn vol merkwaardige
inlichtingen van allerlei aard. Onder het ancien
régime bijvoorbeeld geschiedden al de verhurin
gen van loges bij notarieel contract. Men kent
dus door middel dezer reeks van authentieke
acten, die bewaard zijn gebleven, de naaten en
titels van alle families die eene loge in de opera
gehad hebben, van 1728 tot 1789. Een der
curiositeiten in de archieven is ook de zeer vol
ledige verzameling affiches der opera, van 1803
af. Hierbij moet men nog een andere verzameling
rekenen, van onschatbare waarde, die van de
archieven der oude Ifaliaansche comedie, die op
de vliering der oude Salie Ventadour opgestapeld
was, en bij het afbreken van die zaal is aange
kocht.
Bij het bouwen der nieuwe Opera had de heer
Charles Garnier ook gedacht aan het huis
vesten der archieven van de bibliotheek. Een
aardige ronde zaal vormde de bibliotheek en be
vatte do archieven, een groote langwerpige zaal
was bestemd voor de studeerenden. Maar dit alles
lag te hoog, op de vijfde verdieping, zoodat het
publiek er niet gemakkelijk komen kon. De Kamer,
van de zaak in kennis gesteld, stond in 1879 en 1880,
credieten ieder van 100,000 francs toe, bestemd tot
het beter huisvesten der bibliotheek. Thans is deze
op de eerste verdieping geplaatst, in een lokaal, ge
heel onafhankelijk van de takken van dienst van
den schouwburg en ook van een specialen toegang
voorzien, langs de dubbele trap van het weste
lijk paviljoen, dat op de Rue Gluck uitkomt. Het
bevat een groote, prachtig verlichte leeszaal, vier
kleinere zalen, en eene galerij, als bibliotheek in
gericht, die 12000 doelen kan bevatten, en door
een ascenseur in verbinding gebracht met de ver
zamelingen op de bovenverdieping.
Aansluitend aan de bibliotheek vindt men nog
een lange galerij, die het museum der opera bevat.
De archieven en de bibliotheek zijn voor belang
stollenden of studeerenden geopend op het
vertoonen eoner kaart, die het ministerie op aan
vrage geeft.
De bibliotheek bevat meer dan 10.000 boeken
of brochures, behalve de aanzienlijke verzamelin
gen dagbladen. Daarenboven bevat zij eene onschat
bare collectie van. 70.000 platen, onder welke
eene zeer merkwaardige verzameling geïllustreerde
affiches en eene verzameling, kostbaar voor de
geschiedenis van het costuum van al de oor
spronkelijke teekeningen, die vervaardigd zijn voor
de tweehonderd opera's of balletten, sedert 1803
aldaar opgevoerd.
Andere reeksen zijn niet minder belangrijk,
gelijk bijvoorbeeld die der maquettes (maquette is
de geheele opzet der decoratie, achtergrond,
zijschermen, bijzonderheden, friezen, in het klein
nagemaakt en in elkaar gezet), van alle decora
tieven sedert 1866 voor de opera vervaardigd;
of' die van 179 orkestpartituren van Lully tot Gluck.
Zij maken de bibliotheek der opera tot een in
richting, die in rijkdom en oorspronkelijkheid hare
weerga in Europa niet heeft.
Het museum, in eene nevenzaal der bibliotheek
geplaatst, is van zeer recente vorming. Officieel
dateert het eerst uit 1882. Het heeft dus nog
niet de belangrijkheid, die het later verkrijgen
zal Toch kunnen de liefhebbers er reeds eene
serie van tien maquettes bewonderen, do tien
schoonste decoratieven, voor de Opera vervaardigd,
voorstellende. De grooie galerij bevat twaalf bustes,
waaronder eenige zeer opmerkelijk, van gewezen
artisten der opera. Twee groote vitrines, voor de
vensters, bevatten talrijke muzikale autografen
van beroemde componisten. Aan den wand eenige
doeken, ouder welke een den beroemden
Scaramouche der Italiaansche comedie voorstellend, een
geschenk van Paul Lacroix. Talrijke teekeningen
van decoraties en costumes der 18de eeuw trekken
mede de aandacht van den bezoeker. Kortom, het
museum der Opera is bestemd om aan de kunst
geschiedenis groote diensten te bewijzen.
LOSSE GEDACHTEN OVER KUNST 1).
1) Bij de NOS. SI?GO is verzuimd te vermel
den, dut se naar Alfred Stevens gevolgd zi/jn. De
rolf/ende zijn insgelijks aan hem ontleend.
SeJialve ean die met een * gemerkt, draag ik echter
gaarne de verandivoordelijkJteid.
LXI.
De herhaling der Ten-toon-stellingen zal
eindidigen met het publiek te vervelen.
LXII.
Die niet veel weet wil gaarne voor heel knap
doorgaan.
LX1II.
* Do kritiek heeft de neiging zich meer met
het literaire dan met het technische gedeelte van
een schilderstuk in te laten.
LXIV.
Een glimlach is moeilijker te schilderen dan de
tranen.
LXV.
Voor dat men een stilleven bewondert, moet
men zien, of de kunstenaar een achtergrond
kan schilderen.