Historisch Archief 1877-1940
, r 'f
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.537.
onbeschroomd tijdelijk verblijf houden
al uwe vooruitstekende lichaamsdeelen.
^ j' neus vooral wordt algemeen gezocht.
; EB tindien ge de geurige Mokka aanvaardt
«[ie de boerin u voorzet en de eetbare waar
f door uwen pakdrager aangebracht,
l," verdeelt deze flottante bevolking zich
aw lichaam, uw brood en uw kommetje,
.?telt op uw kruin, rent zeer geaffaifeerd
| over de vurenhouten tafel, zoekt den dood
fia uwe koffie of het voortbestaan op uw
K boterham.
!?"' Natuurlijk verdedigt ge lijf en goed tegen
??'- deze schuimers enzijtge daardoor een
vermake^ Mk wezen geworden voor de deelbevolking
^ die uwe bewegingen achter de vuile, grauwe
ruitjes volgt, elkander aanstoot bij eiken
slag dien ge doet, *n gniffelt en verholen
proest over het zonderling wezen dat zich
f ftan een vlieg laat gelegen liggen.
,*- De boer en boerin zijn allengs op hun
, .praatstoel gekomen. Langs een langen
omr wég,-behendig laveerend, hebben zij uw kraton
;5 ^beslopen en uwe zending uitgehoord.
fc ~ Ctebruik makende van onze neiging om als
"mannen van gezag op te treden, hebben zij
Ons aan 't praten gekregen en zijn zij allengs
^.ürarmer geworden over het snoode onrecht
"? dat KJJ nu juist zooveel belasting moeten op
brengen, 't Is als te slim.''
.En eenmaal op dat meest geliefde van
alle boeren-rijpaarden gezeten, hollen zij nu
door den hoofdelijken omslag, over de
hande en spandiensten en tegen de rijkslasten in
'* toet een vaart dat wij, schatters, er bij aan
^-'t geeuwen raken.
\ * "'t Eenige wat ons uit den slaap houdt, is
*het innige royalisme dat uit hunne woorden
spreekt.
Hunne »vente'" dienen »den Koning", de
'rjjkslasten zijn *voor den Koning",
dejacht^ opzieners zijn »Koningsjagers" en zoo
concentreeren zij alle gezag in den
constitutioaeelen vorst.
Ja waarlijk, hadde koning Willem I dat
zoo goed geweten als wij die het dagelijks erva
ren, nij had zijn toevlucht niet genomen tot
Tilburg maar tot onzen Achterhoek, want
ons boerenvolk, moet een volk naar zijn
hart geweest zijn.
TAX.
Van over de Grenzen.
Men is niet gewoon zich den heer Von
Bismarck als een oud man voor te stellen, al
heeft hij de zeventig reeds achter den rug, en
men zal dus met eenige verwondering heb
ben gezien, dat de Duitsche officieuse pers,
toen net bekend was geworden, dat de
Itaaansche minister-president Crispi den
Duitsehen rijkskanselier te Friedrichsruhe een
bezoek zou brengen, zich beriep op den hoogen
leeftijd en den ziekelij ken toestand van den
laatstgenoemden staatsman. Thans, nu de
bijeenkomst werkelijk heeft plaats gehad,
spreekt men in Duitschland, in Oostenrijk
en in Italiëweer over den «ijzeren" kanselier,
en werpt de gedachte verre van zich, dat het
door hem tot stand gebrachte of bezegelde
bondgenootschap het werk zou zijn van een
man, die met n voet in het graf staat, al
is men nog eenigszins huiverig om de nieuwe
combinatie te verheerlijken als een
monumenlum aereperennius, een werk, dat den tand
des tijds kan trotseeren.
Voor die huiverigheid bestaan zeer gegronde
redenen. De alliantie der
Centraal-Europeeaehe mogendheden is niets nieuws; zij heette
reeds sedert eenige j aren te bestaan, maar er
is nooit eenige kracht of heerlijkheid vanhaar
uitgegaan. Italiëheeft zich tot nu toe met de
asschepoesters-rol moeten vergenoegen, en de
vriendschap met Oostenrijk heeft den heer
Von Bismarck niet weerhouden om telkens
opnieuw de partij van Rusland te kiezen,
zonder-zich in het minst te bekommeren om
de wenschen en belangen van den bondge
noot.
Nauwelijks is graaf Kalnoky uit Frie
drichsruhe naar Weenen teruggekeerd, of
signor Crispi komt met den Duitschen rijkskan
selier confereeren. En de noodige zorg wordt
gedragen, om aa_n deze conferentie de grootst
mogelijke plechtigheid bij te zetten: vier se
cretarissen vergezellen den Italiaanschen pre
mier, en tegelijk met hem verschijnen koning
Umberto's gezant te Berlijn en de Duitsche
minister van buitenlandsche zaken op het
landgoed van den heer Von Bismarck. De
officieuse pers verheerlijkt de samenkomst
met breeden woordenvloed als een werk des
vredes bij uitnemendheid. Wat er eigenlijk is
afgesproken, geeft zij slechts onduidelijk te
kennen, maar mag men haar gelooven, dan
zijn er dezen keer spijkers met Koppen gesla
gen. Da Norddeutsohe Allgemvine Zeitung, in
den regel de meest sphinx-achtige van de
o_fficieuse organen, verklaart zelfs, schoon in
bedekte termen, dat bepaalde verbintenissen
zijn aangegaan voor het geval, dat een
Europeesche oorlog onvermijdelijk bleek.
Twee vragen doen zich voor, wanneer men
de beteekenis der bijeenkomsten te Friedrichs
ruhe overweegt. In de eerste plaats: Wat is
de reden van deze plotselinge demonstratie?
In de tweede plaats: heeft de nieuwe
groepeerïng, die naar meri beweert in de plaats
van den drie-keizersbond treedt, eenige sta
biliteit?
Op de eerste vraag is het antwoord niet
.twijfelachtig. De heer Von Bismarck heeftin
de laatste tijden al zijne pogingen, om eene
toekomstige coalitie tusschen Rusland en
Frankrijk te verhinderen, zien ais .uiten pp
de hooghartige en minachtende onverschillig
heid, om niet te zeggen de vijandige houding
van den Czar. Hij heeft beurtelings gevleid
:n gedreigd, geglimlacht en het voorhoofd
gerimpeld, maar alles te vergeefs. Trachtte
de Duitsche officieuse pers door allerlei halve
waarheden of halve onwaarheden de Rus
sische fondsen te deprecieeren, dan antwoordde
men te St. Petersburg door eene ukase uitte
vaardigen over het grondbezit door vreemde
lingen, een besluit, dat vele Duitschers,
ook uit de kringen der hoogste aristocratie,
gevoelig trof. Dreigt men te JBerlijn met een
tarieven-oorlog, te St. Petersburg antwoordt
men: wij hebben uwe producten niet noodig.
Doch de heer Von Bismarck heeft meer dan
koord op zijn boog. De reptiliën kregen
bet wachtwoord, om het zwaard in de schede te
steken, en weder stichtelijke artikelen te schrij
ven over de onvervreemdbare sympathieën, die
Rusland en Duitschland voor elkander ge
voelden. Had niet de heer Von Bismarck pas
weinige maanden geleden gesproken over de
«torenhooge vriendschap", die de beide natiën
althans de beide regeeringen verbond? En
was er sedert dien tijd iets veranderd?
Men wees van Russische zijde op Bulgarije,
en op Duitschlands lijdelijk, maar daarom
(liet minder stelselmatig verzet tegen
Ruslands streven op het Baikanschiereiïand. En
dadelijk was de heer Von Bismarck gereed,
om tegenover de arme Bulgaren eene
boemanspolitiek toe te passen, die zelfs den
Russen te grof was, hetgeen niet weinig wil
zeggen. Terzelfder tijd werd de hoogbejaarde
en zwakke keizer naar Stettin gezonden, in
de heimelijke, doch niet genoeg geheim ge
houden hoop, dat de czar hem daar uit
Kopenhagen _een bezoek zou brengen. Maar
d.e czar bleef weg; en de organen der Rus
sische regeering verkondigden opnieuw, dat
Rusland zich zijn volle zelfstandigheid en
vrijheid van handelen wilde voorbehouden.
Zoo bleek dus ook love's labour lost te zijn,
en nu was het tijd om de bondgenooten, die
niet zonder ergernis dezen avances hadden
gezien, uit het schemerduister te voorschijn te
halen en hen als «wachters van den vrede"
met Duitschland in rij en gelid te stellen.
Wat nu de stabiliteit der nieuwe groepee
rng betreft het komt ons voor, dat die
minder van den heer Von Bismarck dan van
den Czar afhangt. De Oostenrijksche pers
wijst er pp, dat Duitschland in de gegeven
omstandigheden het bondgenootschap van
Oostenrijk en Italiëniet kan missen. Volko
men juist doch slechts in de gegeven om
standigheden. Zoodra de czar den Duitschen
buurman de hand der verzoening toesteekt,
dat wil zeggen, zoodra hij duidelijk toont, met
de Fransche republikeinen geen gemeene zaak
te willen maken, zullen de tegenwoordige
bondgenooten terugkeeren naar het halfdon
ker, waarin zij de rol van grande utilitézoo
bescheiden, maar zoo verdienstelijk hebben
vervuld. Of dit zal geschieden, en, zoo ja,
hoe lang het nog zal duren, eer eene nieuwe
wending plaats heeft, hangt grootendeels af
van den loop der gebeurtenissen in Bulgarije.
Naar het schijnt, heeft de wisseling van nota's
tusschen Constantinopel en St. Petersburg
over het zenden van Russische of
Turksche commissarissen naar Sofia geene an
dere beteekenis, dan dat men met goed
fatsoen de zaak slepend wil houden.
Klaarblijkelijk wacht Rusland de resultaten
af van den ondermijningsarbeid, dien zijne
agenten, in den laatsten tijd ijveriger dan ooit
in Bulgarije voortzetten. Eene uitbarsting zal
wel niet kunnen worden voorkomen; het is
slechts de vraag, of zij krachtig genoeg zal
zijn, om de bestaande regeering omver te
werpen, en vorst Ferdinand het Tot van zijn
voorganger te doen ondergaan. Er zijn geluk
kig teekenen, die er op wijzen, dat de par
tijen, die voor Bulgarijes onafhankelijkheid
strijden, zich in het vorstendom meer aaneen
sluiten. Het onderhoud van den gewezen
minister-presideiit Radoslavoff, het hoofd der
«loyale oppositie", met vorst Ferdinand en mat
de vertegenwoordigers van Engeland en van
Italiëis zeker een stap in de goede richting.
Maar er _ moet nog heel wat meer gebeuren,
eer het nieuwe régime bovestigd en tegen alle
aanvallen van Russische zijde bestand is.
Zoolang de Bulgaarscbe quaestie niet tot
eene crisis leidt, zal waarschijnlijk de tegen
woordige groepeering blijven bestaan. Vloeit
er op net Balkan-Schiereiland bloed, dan
staat alles in Europa weer op losse schoeven.
De wijze, waarop de Duitsche regeering zich
beijverd heeft om het laatste grensconflict
met Frankrijk bij te leggen, geeft reden om
te hopen, dat eene verstoring van het staat
kundig evenwicht niet van die zijde zal komen.
E. D. PIJZEL.
Uit de Bissehopstad.
11 faut souffrir pour tre lelie ! Dat kunnen zij
getuigen, onze dametjes die met hare gepantserde
corsetten en hooggehakte schoenen, onze heeren
die met hun dichtsluitende boordjes en nauwe
laarzen, gemak en gezondheid aan de schoonheid
ten offer hrengen. De laatsten zijn niet dan ten
koste van hun gemak een Adonis in hun eigen
oogen, de eersten niet dan met opoffering
harer gezondheid de pronkjuweelen der schepping,
naar 't algemeen gevoelen. De ijdelheid staat nu
op een zeer gespannen voet met de gezondheid.
Il faut souffrir pour tre belle! Dat
weetevenzeer onze oude Bisschopstad, die zooveel werk
maakt van haar uiterlijk. Zij steekt zich ieder
voorjaar in een bekoorlijk zomertoilet, dat menig
koket plaatsje van meer jeugdigen leeftijd haar
benijdt. En als zij dan aan Flora's hof de
kleurigste en geurigste schatten ontleent, om zich met
een fraaien bonten bloemengordel om haar middel
te tooien, en vink en lijster en merel en leeuwrik
noodigt om haar ter eere een loflied te zingen,
dan ziet onze stad er zoo lachend en vriendelijk
lit, dat zy onmiddelly'k ieder voor zich inneemt.
Maar ook Utrecht heeft aan 't uiterlyk schoon ten
raste harer gezondheid geofferd.
Ons plantsoen is eenig, wat fraaien aanleg
bereft, waaraan schatten zyn besteed; en nog wordt
aarlyks ongeveer vyftien duizend gulden uitge
geven voor het onderhoud van wandelplaatsen.
et is waar, iemand die niet bepaald een
Entettungskur moet doen, en louter voor zyn
pleizier hijgend en zuchtend gedurig bergop moet
tlimmen en kleuteren, moge zoo'n wandeling een
mderneming van belang noemen; tegenover de
asten staan de lusten : hij wordt dan toch telkens
>eloond met den aanblik op de heerlykste
boschen waterpartijen. Of de Utrechtenaren hun plant
soen wel op den waren prijs schatten? Nog nim
mer heeft een hunner een sonnet er aan ge
wijd ; en dit feit kenschetst tegenwoordig.
Hoe fraai intusschen ook de aanleg verdient te
heeten, op vele plaatsen is ons plantsoen een
ware cache-misère. Als we, de Argusoogen onzer
)lantsoenrechters trotseerende, door struikgewas
leendringen en een blik daarachter werpen, zien
we hier en daar in nauwe, vuile stegen en sloppen
en hofjes, die in een bedompte atmosfeer naar
adem schijnen te snakken. De menschen wonen
daar te midden van een heirleger van lucht- en
ichtschuwe bacteriën, die er een ruim arbeids
veld vinden en er, telkens als zy' de kans schoon
zien, de bevolking met allerlei ziekten teisteren.
Deze belemmering nu in de vrije toetreding van
ucht en licht, immers twee der voornaamste le
vensfactoren, heeft die fraaie aanleg op zyn
relening.
Toen omstreeks 1830 Utrechts wallen geslecht
werden, riep men den wydvermaarden Zocher te
mlp. Deze groote tuinbouwkundige 't klinkt
zijnen hartstochtelyken vereerders nog steeds
pro'aan in de ooren had veel verstand van tuin
aanleg, maar weinig begrip van gezondheidsleer.
Overal waar zich achter de vestingwallen een
onoogelyke steeg, een nieüg huisje of een verweerde
muur bevond, wierp hij hooge heuvels op van vijf
?i zes, soms tien meter. Wai men uit een
aesthetisch oogpunt liever niet zag, werd zoodoende on
zichtbaar, en aan 't plantsoen verleenden die ber
gen en dalen 'ets schilderachtigs.
Langen tyd was Zocher liet genie. Veroorloofde
zich iemand een bescheiden aanmerking op die
anti-hygienische heuvels, hy' werd zoo vierkant op
zyn plaats gezet, dat hem de lust tot spreken
vooreerst werd benomen. Der Geist der stets
verneint", zoo zuchtten de mannen van het on
veranderd behoud?die revolutionnaire tijdgeest
met zijn gelijkmakingstheorieën, kan geen hoop
grond meer met rust laten. Alles moet onder de
wet. Zelfs de nagedachtenis van een beroemd man
moet ontheiligd." Eerst nadat allerlei hygiënisten,
nadat de leden der Vereeniging tot bevordering der
Volksgezondheid hunne stemmen verhieven, begon
men in te zien, dat Zocher er niet minder groot om
zou worden, al werden hem een paar blaadjes uit zijn
lauwerkroon ontnomen, en dat men de gezondheid,
en zelfs ook de fraaiheid der stad zou kunnen
bevorderen door de heuvelen te slechten, als daar
in de plaats dier onaanzienlijke huisjes weldra
flinke moderne woningen zouden verry'zen, en een
fraaie breede boulevard zich om de stad zou uit
strekken. Dat dit geen luchtkasteelen in een of
ander utopistenbrein waren, hebben
Lucas-Bolwerk en Lepelenburg bewezen. Maar.... de
natuurkundigen hebhen ons nu eenmaal geleerd,
dat de eigenschap der traagheid aan alle licha
men gemeen is, en de Utrechtsche stedelijke
raad maakt hierop geen uitzondering.
Het is het, eerst den heer E. H. Kol door
ijver en geduld en naar dr. Broers met zijn
ondeugende openhartigheid er bijvoegt door
zijn lidmaatschap van den raad mogen gelukken,
de hoopen aarde voor zijn woning weg te krijgen
en deze woning te vergrooten en te verfraaien".
Wel werden hier en daar later nog heuvels afge
graven, in eens tot een fiksch plan over te gaan,
ligt weinig in den geest der tegenwoordige bur
gerij en der tegenwoordige regeering, de enkele
fiksche raadsleden niet te na gesproken" Vijftien
jaren is het geleden, sedert die woorden geschre
ven werden. Nog is de regeeringsgeest dezelfde,
nog staan daar vele heuvels, en nog hangt dat
fiksche plan in de lucht. Es war zw schön gewcsen,
es hat nicht sollen sein!
Achter de Cellebroederstraat, daar waar eens
de vrome Cellebroeders hunne gebeden ten hemel
zonden, staat thans o tempora, o mores! een
huis, welks bewoonsters niets in meerdere mate dan
juist de duisternis noodig hebben om haar onheilig
bedrijf uit te oefenen. En gold hier nu maar het
uit 't oog uit 't hart," doch 't schijnt, dat hoe
donkerder de weg is die er heen leidt, hij te
beter gevonden wordt; een giftige paddenstoel
zoekt de schuilhoeken. Laat dien berg weggraven
en de daarachter verborgen ongerechtigheden, die
in een stad als Utrecht gelukkig nog nimmer 't
volle daglicht hebben kunnen verdragen, zullen
verdwijnen. Een zijstraat dierzelfde
Cellebroedersstraat loopt blind tegen den wal.
Bij de Heerenstraat bevindt zich achter een
tweede hoogte mede een onfrisch steegje. En bij de
Tolsteeg onttrekt een heuvelenreeks nog veel aan
ons oog, wat, bij gebreke van ventilatie,' alles
behalve rooskleurig er uit ziet. Ik twijfel, of de
lucht daar wel haar juiste zuurstofgehalte van
23 pCt, dat een mensch van natuurswege toekomt,
bezit. En toch
Een zee van licht en frissche lucht
Jaagt dikwerf dokters op de vluchtf
Wanneer zalmen eens doortasten? Het zou
voor Utrecht waarlijk geen verlies zijn, als de
arbeidersbevolking naar de gezondere buitenwij
ken verhuisde en al die openbare en particuliere
huizen, blindestegen en sloppen plaats maakten
voor fraaie boulevardwoningen. Wanneer zal die
verbetering komen? Och, de Génestet heeft ons
optimisten in deze dingen gelukkig een goeden
troost gegeven:
't duurt nog een groote veertien dagen."
HKIS.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
EBNST POSSABT.
Possart is weer in ons midden. Wy zyn den
leeren yan Lier dank schuldig, die het Grand
Chéatre" weer laten stralen van zyn genie.
Het komt er weinig op aan, wat die man speelt.
ly weet alles te verheffen, te veredelen, te
verleteren. Wy hebben, ten vorigen jare, hem zelfs
:unnen zien in die Rauher", en dat beteekent
-y wat. Toch behoeft het gezegd te worden?
het is oneindig aangenamer hem in een
charakter te zien optreden, dat onzer moderne
aes,hetiek minder aanstoot geeft dan de meeste
toneelstukken van Schiller.
Die Bluthochzeit" is alles behalve een
meeiterstuk. Wy hebben het meermalen by de lessen
der historie en bij de eischen der dramaturgie onvol
daan ter toetse gebracht. Maar de harmonie van het
eheel en de mindere of meerdere vryheid,
waarnee Albert Lindner met zijne geschiedgestalten
leeft omgesprongen, is, in dit geval, van
ondereschikte beteekenis. Hij heeft ons in zijnen König
E.arl IX. eene persoonlykheid gegeveu, die, te
midden der gebeurtenissen van het drama, eene
consequente rol vervult. En deze persoonlykheid
s door Possart met ongeëvenaard meesterschap
ms levend voor oogen gevoord. De zwakke Koning
uit een tydperk, waarin verwyfdheid en
wreeSleid soms hand aan hand gingen, trad voor ons
op. Hy wekte ons medelijden, door de slingeringen,
waaraan zyn weinig manlijke natuur was overgele
verd. Het spreekt van zelf, dat de georganizeerde
jodsdienst, onder de handen van Lindner, een
nystiesch orgaan wordt, waarvan partijhoofden
iich bedienen om hun oogmerken te bereiken.
De begaafde, maar vóór alles politiek gestemde
dochter uit het roemruchtig geslacht der
Medicissen is hier een officieuze Bijksvoogdes, die de
landschoenen van Jeanne d'Albret vergiftigd heeft
en die, in de slaapkamer van den toekomstigen
3enri IV, den hugenootschen Koning van Navarre,
vergiftigde kaarsen liet branden (met medeweten
van den Cardinal von Lothringeri), waarvan, door
sen toeval, Charles IX en Marguerite de Valois
ilachtoffers worden. Onder den invloed van haar
dweepzucht en aangestoken door haar bloeddorst,
ieekent Karl het besluit der verdelging van de
Hugenoten. Maar als hy verneemt, dat de Admi
raal Coligny (die, in de historie, onder
verdendng stond het hoofd eener samenzwering te zyn),
door den dolk der Katharina-pa.rtij getroffen is,
dan herneemt hij zijn rechten als Koning; maakt
een einde aan de slachting en sluit den Koning
van Navarre in zyn armen.
Onvergetelijk is deze omkeering, deze triomf van
Koninklijk besef en menschelijkheid, gelijk Possart
ons die voortooverde. In dergelijke heerlijk voor
bereide overgangen munthylbt. Hij is de
Shakespeare der uitvoering In het treurspel Macbeth
waardeert men soms de langzame ontwikkeling,
de overgangen in het charakter, die men bij
Molière niet zoo aantreft. Zulke psychologische
processen worden ook door Possart met vleesch
en been bekleed en tintelen van leven.
In dat tponeel van Ich, der König
vonFrankreich" en in het samenspel met Marguerite, terwy'l
dat beiden, onbewust van hun toestand, onder den
invloed komen van den verstikkenden kaarsendamp,
dat eindigt met haar sterven achter de schermen
en zijn dood op het tooneel, ontwikkelde Possart
een kracht, die de toeschouwers diep ontroerde.
Daar was onmiskenbaar het genie aan het woord,
en die gevoelig is voor zyn slagen bracht hem het
offer der verrukkingstranen.
Ik heb meermalen betuigd, dat mij geen
tooneelspeler bekend is, die meer buiten zich-zelven
treedt dan Possart, om geheel over te stappen in
het charakter, dat hij vertoonen moet. Zelden zag
ik ook een tooneelkunstenaar, die zoo bedreven
is in het aanwenden der uiterlijke middelen,
waarmee zijne scheppingen geschilderd worden.
Er is haast geen grooter onderscheid denkbaar,
dan tusschen den jeugdigen Karl IX en Advokat
Behrendt, in het Faillissement": dien bedaarden,
scherpzinnigen pleitbezorger, wiens weinige haren
spierwit en krullend zijn, die toch zoo veel gevoel,
zoo veel goedheid heett, en op een gegeven
oogenblik, door zijn moed en verontwaardiging, den
spekulant ontwapent, die hem aanvalt met een
revolver. Ist das Ding geladen?" vraagt de oude
man, te midden van de indrukwekkende les, die
hij den Schwindler" leest.
Stichtend inderdaad is de eerbied voor de kunst,
die uit het heele optreden van Possart spreekt.
Daar zijn, ook voor hem, geen kleinigheden. Die
dan ook meent, dat er kleinigheden in de kunst
zijn, miskent haar wezen. Wat drukt alles vol
maakt, bij Possart, uit wat het moet uitdrukken!
Met hoe veel ernst heeft hij zich van het minste
gebaar, de geringste intonatie rekenschap gegeven!
Wat zyn de onderdeelen van die fyzionomie, bij
al hare wisselingen, met elkaar in
over-eenstemming!
Wat is hier voor onze jonge artiesten te leeren!
De Meiningers hebben, in der ty'd, de Blut
hochzeit" hier gegeven. Wij kunnen in geene
vergelijking der tweërlei tooneelschikking treden.
De tegenwoordige geeft geen stof tot aanmer
kingen; maar hoofd voor hoofd doet men Possarts
omgeving geen dienst haar met de Meiningers te
vergelijken, Het was bizonder jammer, dat men
niemant beters had voor de rol van de vreeslijke
Katharina von Medici dan Mevr. Müller-Borcherdt.
Wij willen de vrouw niet onbeleefd bejegenen;
maar het was een heel besluit haar deze rol in
handen te geven. Mejufvrouw Emilie von
Aichsberg heeft wel wat koel, maar niet onverdienste
lijk de partij van Margwerite de Valois vervuld.
Zonder zich in het minst te bekommeren om het
uiterlijk van den Koning, die eiken Franschman
een kip in den ketel wou steken, heeft de Heer
Carl Bergmann ons een tamelyken Navarre gegeven.
Waarom de goede man echter altijd in huls
schermhandschoenen droeg, is onduidelijk. Men
droeg ter X Vle Eeuw iu huis geen handschoenen.
Alencon (de Heer Burger) glimlachte steeds, hoe
weinig aanleiding de Bluthochzeit" hier ook toe
geve. Mej. Erna Palm, wier naam op het pro
gramma achter Marquise von Fontanges te lezen.
staat, voldoet veel beter in het Faillissement".