Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 543.
t'.
<s~' Aristoteles heeft na rijpe en geduldige
waarneming van Attische tragedie en Attische comedie
jnet uitnemende scherpzinnigheid vastgesteld, wat
rJbot Tragische en het Comische geweest is te
Athene in het bloeitijdperk der Grieksche kunst.
Lesfiing heeft zijn voorbeeld gevolgd en de vruchten
B\jner waarneming toegepast op het Fransche treur
spel der XVTI en XVIII eeuwen. Uit deze voor
beelden moest het overtuigend blijken, dat de
historisch-empirische methode alleen deugdzame
uitkomsten leverde, en dat de critiek, die eerbied
til inboezemen, geen anderen weg heeft in te
slaan.
Te Winkel heeft in drie wetenschappelijke ge
schriften: Maerlants Werken (1877), Vondel als
2 rewspeldichter (1881), en Geschiedenis der
Nederlandsche Letterkunde:Middel-Eeuwen (1887)
getoond, dat hij een ernstig voorstander is eener
echt wetenschappelijke historisch-empirische met
hode. Zijne critiek wordt niet beheerscht door
het een of ander doctrinair programma, hij oor
deelt na een voorafgaand, allernauwkeurigst
onderzoek. Op deze wijze alleen levert critiek blij
vende resultaten. Ut weet niet, of ik nog wel
met een oordeel van Taine durf aankomen, want
Taine heeft niet zelden door zijne neiging tot
, fantasie zijne eigen historische methode verloo
chent. Maar zeker had hij gelijk, toen h\j schreef:
»Les oeuvres de l'espritn'ont pas l'espritseul pour
, père; Fhomnie entier contribue a les produire."
Geene critiek alzoo, die op hypothesen en ge
vleugelde woorden berust, maar eene die door
strenge en geduldige waarneming der historische
verschijnselen zo_nder vooringenomenheid komt
tot een onpartijdig oordeel, zij onze leus\
Ds. JAN TEN BRINK.
J '
'*t
'i
r .
DRIE DOODEN.
Er zijn deze week in Frankrijk drie personen
gestorven, die ieder hun uur van beroemdheid
gehad hebben, maar met een afstand van vijftig
jaren ongeveer. De eerste in datum was Marco
de Saint-Hilaire, die den leeftijd van 94 jaar be
reikte. Zijn vader had een ambt bij het kabinet
van Lodewijk XIV, zijne moeder was eerste ka
mervrouw by koningin Hortense ; Marco de
SaiutHilaire beweert page bij Napoleon I geweest te
zijn, maar op de officieele lijsten komt hij niet
voor.
Onder de Restauratie was hij zonder brood en
ging voor de pers werken. H\j schreef brochures
als: De kunst, nooit thuis te ontbijten en altoos
büanderen te dineeren"; de kunst om zijn das
om te doen"; de kunst om fortuin te maken, in
vijf lessen," en zelfs een roman, Le donneur A'eau
bénite, die niet veel succes had.
Onder de revolutie van 1830 zag hij zich een
nieuwe weg geopend. Zijne souvenirs van het
keizerlijk hof worden goed ontvangen ; hij had al
de groote personen gekend, wist duizend
anecdoten, duizend bijzonderheden van die gevallen
maatschappij, en gaf die als feuilletons in den Siècle
en als boeken uit. Niemand heeft meer dan hij,
door het verspreiden der heldhaftige woorden en
daden van dien tijd, bijgedragen tot het vestigen
der légende napoléonienne in Frankrijk.
Toch maakte hij er zijn fortuin niet mee en
de zoon van Hortense liet hem, aan de regeering ge
komen, vruchteloos antichambre maken, antwoordde
hem op de audiënties met monosyllaben, en gaf
hem, na lang* bidden, den post van bibliothecaris
der bibliotheek van het kasteel van Straatsburg,
die niet bestond.
In 1870 werd hij door de Duitschers meegeno
men en te Molsheim geïnterneerd, waar hij het
trouwens niet slecht had. Men behandelde hem
beleefd en de Duitsche officieren hoorden gaarne
zijne verhalen omtrent den grooten Napoleon.
In Frankrijk teruggekomen kwam hij in een
h^ofje en zou er in ellende gestorven zijn, als een
medelijdende weduwe hem niet getrouwd had; hij
was 85 jaar, zij verzorgde hem nog bijna een
tiental jaren en erfde zijn titel.
*
* *
De tweede doode, Jules Lacroix, was ook een
grijsaard, 79 jaar. Hij was de broeder van Paul
Lacroix, die onder den naam van Ie bibliophile
Jacob" veel beroemder geworden is. Jules
Lacroix begon met vertalingen van Juvenalis,
Persius en Horatius. Er is geen betere vertaling
van Juvenalis dan de zijne; hij had smaak in het
klinkend vers, de stoute uitdrukking, de verge
zochte, heftige beelden van zijn origineel.
Later gaf hij eenige romans, Les parasites, Le
b*igneur de Bristol, L' Honneur d' une femme;
zij hadden weinig succes, even als zijne drama's,
in samenwerking met Maquet geschreven.
In 1858 vierde hij een schitterenden triomf, met
de vertaling van den Oedvpus Rex van Sophocles.
Het werd opgevoerd, het was een voortreffelijk
feest voor de geletterden en de Académie
Francaise kende den schrijver den prijs vau 10,000
francs toe. Geffroy speelde schitterend de hoofd
rol, en in 1883 nam Mounet-Sully haar met even
veel succes weer op.
Jules Lacroix deed toen in de
Porte-SaintMartin een drama van zich opvoeren, La Jeunesse
de Louis XI; het beviel slechts matig, zijn ver
talingen van Macbeth en King Lear daarentegen
waren weer meesterstukken. De comedie
Franc.aise heeft van zijn stukken geen gebruik gemaakt
tot haar schade.
* *
De derde doode eindelijk heeft eerst na zijn
begrafenis de erkenning genoten die hem toekwam
Eugène Pottier was een dichter der Commune
er is op zijn graf weer om de roode vlag ge
vochten, het gemeenteraadslid Joffrin is in de doos
gegaan en nadat dit vermeld was, heeft men zich
herinnerd dat er van Pottier verzen zijn, die be
ter waren dan vele van Béranger.
Pottier was een óogenblik pp het punt, beroemd te
worden. De Liee Chansonnière, een gezelschap voor
liederen zooals het Caveau, schreef eens een wed
strijd uit en bekroonde onder driehonderd concur
renten twee gedichten van Pottier. Hij werd tot
het eerstvolgend banket der Lice Chansonnière
aitgenoodigd en verscheen er, in lompen gehuld.
Men hield een collecte voor hem, en bood hem
een aardige som of het uitgeven zijner werken aan.
Laat men mijn werken uitgeven," riep Pottier,
«en ik wil wel van honger omkomen."
Toch had deze uitgave geen succes, de pers
ette er niet op', en het koopend publiek was niet
sympathiek. Sarcey trok zich den zanger aan en
wist de directie van het Eden-concert over* te
lalen, op een der Vendredis classiques verzen van
lem te doen uitvoeren. Sarcey was gekomen en
dicht in de buurt van Pottier gezet; deze ant
woordde geen enkel woord op de beleefde
uitnoodiging tot kennismaking van den invloedrijken
riticus. Onder hetgeen er van hem bekend is,
zijn eeriige juweeltjes. Wij halen aan:
Timide et chétif de nature,
Tout malingre i, la filature
II fut place,
Sans savoir l'a & c.
Il n'apprit que la courbature,
Jean Lebras!
Pauvre Jean Lebras!
Un jour tu te reposeras....
Il eut, pour surcroit de besogne,
Sceur idiote et père ivrogne,
Au bout Ie bout,
Peut-on suffire a tout?
Sur Ie pain Ie sommeil en rogne,
Jean Lebras!
Pauvre Jean Lebras!
Uu jour tu te reposeras.
Pour un salaire des plus maigres,
II passa ses jours les plus aigres,
En vrai cheval
Chez un gros libéral.
Son patron plaignait fort les nègres,
Jean Lebras!
Pauvre Jean Lebras!
Un jour tu te reposeras.
En het laatste couplet:
lis n'ont pas l'amour qui soulage:
Un lourd colis dans un roulage,
Raide tendu
Coucha l'individu.
On coud sa toile d'emballage.
Jean Lebras!
Pauvre Jean Lebras!
Enfin tu te reposeras.
VARIA.
Voor kindercadeaux is door den uitgever Jac.
E. Robbers te Schiedam iets nieuws in den handel
gebracht, de Panorama-boeken. De boeken ver
beelden een Paardenspel en Diergaarde, en zijn
zoo ingericht, dat zij, op tafel of op den vloer
uitgezet, bij wijze van een kamerschut, een ge
heel panorama vormen. De dreumes, die ze cadeau
krijgt, kan er, als hij wil, midden in gaan zitten;
hij heeft aan alle kanten wat te kijken. De platen
zijn groot en duidelijk, een enkel woord tekst er
bij maakt de uitvoering duidelijk.
Een andere welkome uitgave, voor grooteren,
van 7 tot 11 jaar, zijn de Gelukkige Uurtjes van
denzelfden uitgever, zeer fraaie teekeningen van
H. M. Bennet, versjes van Ant. L. de Rop. Een
groot aantal smaakvol en prachtig gekleurde pla
ten, zijn vergezeld door de versjes van de Rop,
wiens reputatie als kinderdichter niet meer ge
vestigd behoeft te worden.
Bij de uitgevers Tj. van Holkema te Amster
dam en J. Vuylsteke te Gent, verscheen de eerste
aflevering van Prof. Dr. Jan ten Brink Geschiedenis
der Noord-Nederlandsche Letteren in de XIX.de
Eeuw, in biographieën en bibliographieën. Het
werk, bestemd om een standaardwerk te worden,
zal in 16 afleveringen verschijnen; wij hopen na
eenige volgende afleveringen er eene bespreking
aan te wijden.
Ook van Joost van den Vondel, eifine dichtwer
ken en oorspronkelijke prozaschriften in verband
met eenige levensbizonderheden, door Prof. Dr. J.
A. Alberdingk Thijm, verscheen de eerste afleve
ring bij den uitgever H. A. M. Roelants te Schie
dam. Op dit werk komen wij mede later terug;
het zal verschijnen in tien deelen, ieder van 25 a
30 vellen druks.
Bij de firma P. N. van Kampen en Zoon te
Amsterdam, verscheen een nieuwe dichtbundel
van Helene Swarth. Beelden en Schetsen. Het
buitengewoon talent van deze dichteres, haar gloed
en gevoeligheid, haar zin voor kleur en voor de
muziek der klanken, zijn in dit werk misschien
nog beter dan in vroegere bundels vertegenwoor
digd. Druk en uitgaaf schijnen, hoewel de naam
Van Kampen op den titel staat, geheel Vlaamsen;
ongetwijfeld zullen ook tegen de feesten wel uit
gaven in prachtband voor cadeaux verkrijgbaar
worden gesteld.
De uitgevers-maatschappij Elzevier", doet tegen
St. Nicolaas een viertal prachtig geïllustreerde
werkjes verschijnen, de Zangen der Jaargetijden,
vier albums van Engelsche en Amerikaansche
illustratiën, waarbij door den heer J. R. gedichten
van Heije, de Génestet, Jan van Beers, Ter Haar,
Pol de Mont en den verzamelaar, zooveel moge
lijk toepasselijk, zijn bijeengebracht. De uit
voering is voortreffelijk; de vier werkjes, met om
slagen van chromotypie op luxepapier, verguld op
snee, met zijden strikjes, bevatten eene keur van
plaatjes, verschillende procédés, maar het een al
mooier dan het andere, getuigende voor het talent
der Engelsche en Amerikaansche teekenaars.
Het kan ons niet verwonderen dat er in Enge
land 200.000 exemplaren van verkocht zijn. De
druk van Ernst Nister te Neurenberg, is even
voortreffelijk; men gelooft de uitgevers gaarne,
dat zoo iets niet in het oorspronkelijke, alleen
voor het debiet in Nederland, zou te geven zijn
geweest. De adaptatie is zeer verdienstelijk; dat
de keus der dichters zoo beperkt is, vindt waar
schijnlijk zijn reden in de omstandigheid, dat
Beets, Ten Kate, enz. zich niet in het fonds der
maatschappij Elzevier bevinden.
Büden uitgever N. J. Boon te Amsterdam
verscheen: Leo Tolstoï, Jeugd en Jongelingsjaren,
naar de Fransche bewerking door B. H. van
Breemen. De belangstelling voor de Russische
litteratuur in 't algemeen en voor den krachtigen,
ernstigen Tolstoïin 't bijzonder is zoo groot, dat
iedere dezer uitgaven reeds vooruit een succes
kan genoemd worden. De vrij goede vertaling is
voorzien van illustratiën naar de Fransche clichés,
die wel een weinig afgesleten schijnen.
Van de Novellen van Rosalie en Virginie
Loveling, zoo vol goed geziene tafereeltjes
Vlaamsen volksleven, zoo vol kieschheid en fijn
gevoel, bijwijlen bijna te aandoenlijk, is een
tweede druk noodig gebleken. De eerste verscheen
bij Hoste te Gent, de tweede thans bij de uitge
vers P. N. van Kampen & Zoon te Amsterdam.
De Novellen zullen opnieuw, als vroeger, haar
lezers vinden.
De HH. Craandijk en Schipperus verkozen voor
de voortzetting hunner Nieuwe Wandelingen
dooi- Nederland, (uitgave Tjeenk Willink, aflev. 7)
weder een andere streek, Rijswijk en Voorburg,
t' Huis te Werve, Overvoerde, 't Huis ten Hoorn,
't Huis ter Nieuwburgh, en wijdden er weer goed
uitgevoerde plaatjes en een artikel vol interes
sante bijzonderheden aan.
Het nummer van 13 November der Illustration
Européenne gaat vergezeld van een groote plaat
aau Gounod's Faust gewijd, waarvan de groote
opera te Parijs dezer week de 500ste voorstelling
vierde. De plaat is gedrukt op een opzettelijk
voor dit doel vervaardigde papiersoort, waardoor
het mogelijk is, de teekening meer tot haar recht
te doen komen en aan de verschillende partijen
meer kleur en kracht te geven.
Het nummer onderscheidt zich, gelijk de
geheele uitgave der Illustration Européenne, door
uiterst net gelukte repoductiën (procédéBogaerts,
imitatie houtgravure) van oudere en nieuwere
kunst.
Uit München schrijft men, dat graaf Schack
en Paul Hfiyse van de opvoering van hun nieuwe
stukken aan het hoftheater te München hebben
afgezien. Het stuk van Schack is hem reeds we
der teruggezonden. Het verleenen van een rid
derorde aan baron Perfall en de mogelijkheid van
een heftige demonstratie bij de eerste opvoering,
moeten hiervan de reden zijn.
Zola's La terre is thans in boekvorm versche
nen, anderhalve maand later dan oorspronkelijk
was aangekondigd. De reden ligt in een aantal
wijzigingen die Zola in den roman gemaakt heeft,
nadat deze als feuilleton verschenen was. Degenen
die dus den Gil-Blas genomen hebben, voor het
feuilleton, zullen wel doen dit blad te bewa
ren; het zal langzamerhand eene histori
sche merkwaardigheid worden. Zola heeft
intusschen niet de ongeloofelijk cynische be
handeling van sexueele quaesties gewijzigd, maar wel
het vermelden van die onbehoorlijkheden, waarbij,
naar het wetenschappelijk euphemisme van een
hooggeleerde: een sluitspier de functiën van
de stemvliezen usurpeert."
De boer, van Zola die vooral daarmede behept
was, is nu in den roman alleen een onaangename
nabuur gebleven door de oude stompjes afgekloven
sigaar, die hij in zijn zakken bewaart.
De Gil Bias heeft een uiterst scherp artikel tegen
de directeuren der Groote Opera te Parijs, Ritt en
Gailhard, die naar de mededeelingen van den
chroniqueur, allerlei afzetterijen plegen. Er was geklaagd,
dat de zangers te slecht betaald werden, nu
brengen Ritt en Gailhard aan de regeering hooge
sommen in rekening, maar de artisten krijgen lang
zooveel niet. Om deze reden ook vertrekken
Gabrielle Krauss en Rose Caron. De Figaro is een
bevriende mogendheid, omdat de redacteur Blave t
onder den titel van secretaris der directie van de
opera, 600 francs 'smaands ontvangt; de eerste
zangeres Odiny echter, die in Don Juan onvol
doende was, ontvangt maar 500 francs. Als de
zangers verlof verlangen om kunstreizen te maken,
conditionneert de directie voor zich een derde van
het honorarium dat de kunstreis den zanger op
brengt.
Eene methode van Leesonderricht, waaraan zeer
veel zorg besteed wordt, is de Kindervriend,
Aanschouwelijk Leesonderwijs door P. A. Soer;
het vierde stukje ervan is thans bij Noordhofï&
Smit verschenen. Met gekleurde plaatjes wordt
hier de kleine leerling zeer geleidelijk tot de
moeielijkheden onzer spelling opgevoed. Een paar
woorden met plaatjes als pruik en vlegel, voor
een vijfjarige meestal onbekende voorwerpen,
hadden wellicht door meer gemeenzame voor
beelden kunnen vervangen worden.
Na al hetgeen in dit Weekblad geschreven is
over Cuore, het jongensboek van Edniondo de
Ainicis, waarvan binnen zeven maanden vijftig
edities uitgeput waren, zal het onzen lezers ge
noegen doen, met het boek zelf te kunnen kennis
maken. Eene uitmuntende vertaling verscheen
onder den titel Jongensleven, bij den uitgever W.
Gosler te Haarlem. Prof. dr. Jan ten Brink, onder
wiens toezicht de vertaling werd afgewerkt, voor
zag het boek van een woord van aanbeveling,
waarin de lezers van het Weekblad het artikel,
door den hoogleeraar eenige weken geloden aan
Cuore gewijd, herkennen zullen. Het boek is het
aangewezen St. Nicolaas-cadeau en niet enkel
voor de jeugd belangwekkend.
Het tijdschrift De Indische Mail, uitgave van
Blom & Olivierse, is thans aan zijn 2den jaargang,
No. 21 gevorderd. Deze aflevering bevat o. a. de
voortzetting van Melati van Java, Van Slaaf tot
Vorst; Litteratuur over Oost en West; overzich
ten van de Indische pers, en eene uitgebreide
financieele rubriek, door den heer E. Rittner Bos
bewerkt.
Het aantal voortbrengselen op muzikaal gebied
stijgt in Duitschland elk jaar. In de laatste drie
maanden berekent men dat er 1700 nieuwe wer
ken van allerlei aard verschenen zijn. Daarvan
zijn 1035 instrumentale stukken en 610 vokale,
de overige 53 bestaan uit geschriften en boekjes,
die op muziek betrekking hebben. De volgende
drie maanden zal dit aantal waarschijnlijk weder
met 20 pCt. toenemen. De piano-compositiën heb
ben op een waarlijk ontzettende wijze de overhand.
De uitvoer van muziekstukken over Leipzig naar
Noord-Amerika vertegenwoordigde in het laatste
jaar 1816/87 een waarde van 78,000 dollars.
Een almanak voor artisten zal door de Interna
tionale artistenvereeniging te Berlijn worden uitge
geven. De inhoud is door Berlijnsche kunstenaars
zorgvuldig bij elkaar verzameld en de almanak, de
eerste van dien aard, zal alle voor artisten belang
rijke onderwerpen behandelen, de meest wetens
waardige adressen bevatten, en een onontbeerlijk
handboek voor alle mogelijke kunstenaars zijn.
EEN BEZOEK AAN VERDI.
De Daily News geeft een belangwekkend ver
slag van een bezoek bij Verdi door Guiseppe
Giscosa. Ik vroeg aan mevrouw Verdi, of de
maestro weder aan een nieuw werk dacht. De
lieve, gedistingeerde dame, die werkelijk de be
schermengel van haar echtgenoot is, antwoordde:
Laat hem in 's hemels naam nu wat rust
nemen; mij dunkt hij heeft vooreerst genoeg ge
werkt". Ik herinner mij dat den avond van de
eerste opvoering van. Otello", terwijl de menigte
onder zijn venster stond te juichen, hij tot my
zeicle; Als ik veertig jaar jonger was, ging ik
zeker morgen weer aan den arbeid". Hij zag mij
bij deze woorden met zijn diepe, schitterende
oogen zoo opgewekt aan, dat hadde hij op dat
óogenblik een nieuw onderwerp gehad, hij zeker
onmiddellijk aan den arbeid ware getogen. Het
diep gevoel, de kracht en de hartstocht, die in
elke noot van de Otello" doorstraalt, bewijzen
dat Verdi nog met jeugdig vuur bezield is.
Twee dagen na de eerste voorstelling der opera
dineerde ik met Verdi en zijne echtgenoote.
Natuurlijk liep het gosprek over den Otello" en
over de vermoeienissen die aan de opvoering er
van verbonden waren geweest. Hoe jammer dat
het gedaan is!" riep op eens de maestro uit, die
onder het gesprek in gedachten verzonken was.
Hoe eenzaam gevoel ik mij nu Zoodra als ik
's morgens ontwaakte, dacht ik aan de liefde, de
jaloezie, de woede van mijn personen; en over
legde welke scène ik dien dag zou onder handen
nemen; kon ik de motieven er niet voor vinden,
dan maakte ik mij tot den strijd gereed, zeker
van de overwinning! Toen alles af was, begonnen
de repetities, en moest ik mijn denkbeelden aan
de acteurs duidelijk trachten te maken, om hen
volgens mijn inzichten te laten zingen en actee
ren; ik kwam dan meestal opgewonden te huis,
verheugd als alles naar wensch was gegaan, pein
zend over hetgeen den volgendeu dag onderhan
den moest worden genomen, zoodat ik geen tijd
had mij vermoeid te gevoelen en ik in 't geheel
niet om mijn gevorderden leeftijd dacht. Maar nu?
Otello is publiek eigendom geworden en heeft
opgehouden mij alleen toe te behooren. De plaats
die dit werk in mijn gedachte innam, is zoo groot,
dat ik een leegte gevoel, die niet licht kan aan
gevuld worden."
Het beroemde werk van Floegel Geschichte
des Grotesk-Komischen" dat nu weldra honderd
jaar oud zal zijn, verscheen ml788. Er is nu bij den
uitgever H. Barsdorf te Leipzig een vijfde uitgave van
onder handen, welke geheel op nieuw bewerkt is
door Dr. Friedrich Wilhelm Ebeling. Van den
oorspronkelijken arbeid van den ouden Liegnitzer
professor in de aesthetiek is niet veel meer over
gebleven, want Dr. Ebeling heeft niet alleen den
ouderwetschen en pruikerigen spreektrant van
Floegel gemoderniseerd en zijn aesthetische stel
lingen naar den hedendaagschen smaak gewijzigd,
maar het boek gedeeltelijk van een geheel nieu
wen inhoud voorzien en het onderwerp tot op
onzen tijd vervolgd. De naam van Floegel is ech
ter bij het lezend publiek zoo in aanzien, dat men
den ouden titel heeft moeten behouden, ofschoon
ook die niet meer past en te weinig aangeeft
wat het werk bevat. Zooals het nu daar igt be
vat het boek de geschiedenis van alle politieke en
sociale satiren en caricaturen, parodieën en boer
tige verhalen op literarisch gebied, alsook paro
dieën op het gebied van beeldende kunsten en van
het tooneel, van de verst verwijderde oudheid tot
op onzen tijd, en levert het bewijs der groote be
lezenheid van den bewerker. Het omvangrijke
werk is ingedeeld als volgt: Het grotesk-comïsche
op het tooneel in de nationale comediestukken ;
kluchten bij kerkelijke feesten vertoond, en bij
wereldlijke spelen en optochten; het
groteskcomische in de muziek en in kostumen ; dan vol
gen de komische vereenigingen. Tot de
belangerijkste hoofdstukken behooren die, welke over
politieke caricaturen handelen. Onder de komische
vereenigingen zijn door Dr. Eberling de Weener
Ludlamshöhle" de Grüne Insel" en de
Schlaraffia" niet vergeten en zeer merkwaardige en
leerzame platen in kleurendruk van oude en nieuwe
caricaturen zijn in het werk voorhanden.
Non piu tempo che Berta filava, het is niet
meer de tijd, toen Berta spon, luidt een
Italiaansch spreekwoord. De Franschen, die er van
maken ou la reine Berthe filait, kennen blijkbaar
de geschiedenis niet, die aan deze uitdrukking
ten grondslag ligt. Zij denken daarbij aan la
reine Berthe, de moeder van Karel den Groote.
De Italiaansche Berta was eene boerin uit
Montagnana, en in de streek bekend als eene
ijverige en bekwame spinster. Eens bracht zij haar
kostelijk gesponnen garen naar de markt te Padua
'om het daar te verkoopen. Daar niemand er
echter een behoorlijken prijs voor geven wilde,
trok zij de stoute schoenen aan, en ging naar het
paleis, om het de Keizerin, do vrouw van Keizer
Hendrik IV, aan te bieden.
De Keizerin waardeerde het fijne spinsel, zij
nam het aan, en verzocht haren gemaal, de spin
ster op echt keizerlijke wijze te beloonen. Hen
drik IV bedacht zich; hij stond de spinster toe,
den draad aan den klopper harer huisdeur vast te
binden, en beloofde haar zooveel land, als zij met
den draad omspannen kon. Zoo werd Berta rijk,
en hare nakomelingen waren de edelen van Mon
tagnana. De andere meisjes kwamen in scharen
met hare spinsels aandragen; de Keizerin kocht
het goede ervan, maar betreurde het, dat zij
niet allen beloonen kon, en sedert zeggen de
arme meisjes aan het spinnewiel; non a piu,
tempo die Berta filava!'''