Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 572
i\ ?
*
koloniën, zich alleen op liberale dagbla
den had geabonneerd l Kostelijker staaltje
van regeerings-partijdigheid zal wel nooit
ren z^n; deze zaak dient aan de
vergejjeid ontrukt te worden. Koloniën genoot
Téle jaren het voorrecht zelfs geen tegenpartij
,te kennen.
' Voor 't overige trekt in den lande alleen
_de Amsterdamsche gemeenteraadsverkiezing
"'de aandacht. De zegepraal van den radicalen
eandidaat, den heer Gerritsen, is voor de
1 -nieuwe kiesvereeniging «Amsterdam" een
'heuglijk feit en bewijst tevens dat er een
Wijziging in de partijverhoudingen aanstaande
-is. fiet is te verwachten dat de liberalen,
althans bn' gemeenteraadsverkiezingen, steeds
verder zullen gaan om mede te werken tot
het samenstellen eener proportioneele verte
genwoordiging.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Fransche-Laanschouwburg: Zijn model.
Salon des Yariétés: Haar hart is ontwaakt.
De Heer Mendea da Costa kan gerust en
te~ vrede zijn; het publiek was voldaan en dankbaar.
~;SVat mübetreft zijn nieuwe tooneelspel heeft
<% vele plaatsen mijne sympathie, op sommige
mijne bewondering gewekt. Al is Zyn model"
'geen geheel oorspronkelijke gedachte, de
scha. ieering der gevoelens en toestanden is ongemeen
en, zoo als de kunstenaars van Het Nederlandsen
Tooneel" ze ons schilderden, treffend belangrijk.
De' twee groote momenten: het stuk snijden van
zjjn schilderij en het geven van den kus, hebben
hunne uitwerking, op mij althands, niet gemist,
gespeeld zoo als z\j het werden. De uitvoering
was over het geheel voortreffelijk. Ik kom daar
straks op te-rug.
Na het stuk. gelezen en nu, met klimmende
waardeering, gezien te hebben, moet mij toch de
bescheiden vraag van de lippen: Is Anna Berner
wel interessant genoeg gemaakt door den auteur,
om te verdienen, dat zij HermanWïeland krijgt?"
De schilder is ook wel geen ideaal van alle man
nelijke deugden; maar hij doet toch een groote
daad met zijn kunstwerk te vernietigen, en dit
had hem wel waard gemaakt de man te worden
van zulk een vorstelijke vrouw als Louise van
Renensteim. De figuur van deze laatste wordt er
intusschen niet minder om, dat zij hare liefde
overwint. De fantazie van den dichter had alleen
Biaar, dunkt me, iets moeten verzinnen om Jufv.
Berner deze ontknoping meer waard te maken.
Mevr. Pauwels komt nuj trouwens in deze rol
minder op haar plaats voor. Haar emplooi brengt
doorgaands te veel verstand en charakter (niet
alleen gevoel) mede, om plaats te laten voor de
ingenuïteit, waarop hier schijnt gerekend te zijn.
De personaadjes Van Claerdonck en Gliarlotte zijn
met bekwame hand geteekend. De stijl van het
stuk is wel,verzorgd, de tooneelen zijn goed ge
bouwd.
Ik mag echter niet verzwegen, dat de auteur
.en het publiek zeer groote verplichtingen hebben
aan de exekutanten. Mevr. Frenkel heeft, met
den bewonderenswaardigen tooneeltakt, die haar
kenmerkt, zoo veel in haar was de fout trachten
te verhelpen, dat Louise zich als model aanbiedt,
zonder te -weten of Wieland haar daarvoor
be. geert Haar spel met een stoel en een boek bracht
haar tot poses, die blijkbaar indruk maakten op
. den schilder, en zoo kon zij in zijn blikken lezen
wat de dichter vergeten heeft den Heer Clous in
den mond te geven. Mr. Vosmaer heeft zoo iets
niet vergeten FMarciana hoort, bij herhaling, van
Askol, dat zij schoon is.
tot elkander aangetrokken hadden gevoeld.
Zéó zou het uit den aard der zaak ook voor
het vervolg bleven, met dit onderscheid alleen,
dat zij dan nog veel vrijer met elkander
konden spreken, en nog vaker en gunstiger
gelegenheid hadden om van gedachten te
wisselen, en wederkeerig er toe Dij te dragen
elkanders kennis te vermeerderen.
Dit was hun programma.
Maar een opvallende verandering vertoonde
zich, zoodra net beslissende woord gevallen,
en de eerste kus vol zaligheid gewisseld was.
Van dit oogenblik af' aan behoorde een
ernstig gesprek tot de uitzonderingen, ja
kwam het zelfs nauwelijks voor. Het was
of zij geen belang meer stelden in iets wat
niet nenzelven en hunne liefde betrof; uren
lang konden zij zwijgend naast elkander
zitten, alleen nu en aan een zoet woordje
fluisterend of elkander lief koozend ; en steeds
dunkte hun den tijd, dien zij aan dit genot
konden wijden, nog te kort; het uurtje van
het avondeten sloeg zoo vreeselijk vroeg, en
de zomeravonden waren zoo buitengewoon
kort.
Bertha leefde als in een droom voort, en
maakte zich zelve hiervan telkens opnieuw
een verwijt Niet dit was immers de gezonde,
levenskrachtige liefde, die hen beiden zou
opheffen en veredelen, en waarvan zij zich
zelve een ideaal gevormd had; waren zij niet,
als ieder ander, de slaven van een ziekelijke
begoocheling der zinnen ? Maar dit alles zou
zich van zelve weder schikken, wanneer zij
maar eerst gehuwd, en voor altijd bij elkander
waren, dacht zij; dan, dan zou het ernst worden
met haar vormings- en veredelingstaak, en
Hugo zou haar daarin bijstaan. Dit was haar
vaste voornemen; want Bertha meende het
werkelijk oprecht met haar streven naar ver
betering van de positie der vrouw, en nooit
zou zij haar hand aan Hugo Borgman toege
zegd hebben, indien zij hem niet had leeren
kennen als iemand, die in dit opzicht ten volle
hare denkbeelden deelde.
Hoe vaak had zij de menscheu niet hporen
beweren, dat deze denkbeelden onmogelijk te
verwezenlijken zouden zijn, zelfs door hen
die met haar van gevoelen waren, dat er inder
daad veel te veranderen en te verbeteren viel,
maar dan het bezwaar te berde brachten dat
Deze verdienstelijke akteur heeft echter óók
uitnemend dit en de andere belangrijke toonee
len opgevat en, als 't ware, artistiesch
gekommentariëerd.
Een schilder zal wel zeggen, dat het bijna on
mogelijk is zonder een explikatieve kataloognoot,
voor te stellen, wat de dichter van Medea" vergt.
Zy moet denken aan Jason" en de toeschouwer
moet vóorgevoelen wat dramatische toestanden
haar toekomst op zal leveren. Die mij dat schil
dert, zal mij een groote, niet Apollo, maar
Apelles z^jn. Wij kunnen veilig zoo'n Apelles
onderstellen: want er is geen een werk van dien
beroemden Griek bewaard gebleven.
Wat de schepping der charakters betreft, heeft
de Heer Schulze van den ouden jongeheer, den
verveelden Mr. van Claerdonk, een uitmuntenden
type gemaakt, en ook Mej. Chr. Poolman leverde
ons een zeer goede Charlotte.
In n woord: het Tooneelspel Zijn model"
is als gewrocht en als uitvoering, een waardig
kunstwerk en een groote aanwinst voor het réper
toire.
Een kleine aanmerking op de tooneelschikkin'g.
De pngesluyerde vlam van de lamp in het 4e
bedr\jf doet onaangenaam aan.
* *
Tot de jonge aktrices, waarvan de mare ging,
dat zij het tooneel wilden verlaten, behoort Mej.
Augustine Poolman. Het zou zeer jammer zijn
geweest, indien zich dit gerucht had bewaarheid.
Wanneer nuj jonge menschen komen raadple
gen, over een te nemen besluit betrekkelijk het al
of niet betreden van de tooneelloopbaan, vind
ik geene vrijheid, hoe onbetwistbaar hun
kunstaanleg mij ook schijne, den raad te geven: word
artiste. Ik heb met te veel vrucht Edmund Kean,
bij monde van Alex. Dumas (den vader). Miss
Anna Damby de gevaren van die loopbaan
hooren afschilderen, ik heb met te veel weemoed
gezien, aan welke schijnschoone doornen menig
vlekkeloos kleed gescheurd werd, om de
verandwoordelijkheid eener aansporing tot het kiezen
van het tooneelistenberoep op mij te durven
nemen. Maar is de keuze eenmaal gedaan, dan
acht ik my gelukkig de goede verschijnselen toe
te juichen, tegen de slechte te waarschuwen.
De stukjens, die in 't begin dezer week in den
Salon" ten tooneele zijn gebracht, verdienen
alle aanbeveling.
't Is Mej. Aug. Poolman, die zich in
balschoentjes", maar vooral in Haar hart is ontwaakt"
onderscheiden heeft.
Met veel natuur en bevalligheid heeft zij de
rol der 16-jarige Hedwig, in het blijspelletjen van
Königswinter, gespeeld en gezegd.
Minder onder haar bereik viel het roHetjen van
Susanna de Marcïlly in den geestigen dialoog
van Octave Gastineau, die in 1868 Les souliers
de bal" in het Gymnase ten tooneele bracht. Nu
en dan hoorde men, dat Mej. Poolman een rol
uit het hoofd had geleerd. Gedeeltelijk zal dit wel aan
den vertaler liggen (gelijk de beide hier besproken
werken niet minder dan andere oude elementen van
het hollandsch répertoire wel eens behooren te
worden herzien door een tooneelschrijver, die sen
open oor heeft voor de taal van het dagelijksch
leven); maar als de artiesten leven in het stuk
brengen zij van zelf de noodige wijzigingen aan,
Welk beschaafd mensch spreekt, in het dage
lijksch leven, van slechts en van der en van
mi/jner? Is het gewenscht die vormen weer in te
voeren? Andwoord: neen! Welnu, dan schrappe
men ze in de blijspeltaal - althands: in proza.
Mevr. De Boer-van Rijk, die in het eerste stukjen
als jonge getrouwde vrouw optrad, was, in het
tweede, eene zeer goede huishoudster Ursula, en
had met takt de 60 jaren op haar gelaat
geteekend.
De Heer Jos. van Biene gaf ons een goeden
houtvesterszoon, maar had beter gedaan een
plathet leven, zooals het nu eenmaal was, zoovele
onoverkomelijke hinderpalen zou aanbieden
tegen de verwezenlijking van haar hervor
mingsplannen, dat het niet de moeite waard
was zich er moeilijk over te maken. Al dat
streven naar vrijheid mocht fraai klinken als
theorie, maar in de praktijk was het ijdel en
bespottelijk.
Daarom brandde zij van ongeduld, aan hen
allen te toonen dat zij haar denkbeelden kon
en zou ten uitvoer brengen. Tussehen baar
en Hugo zou nimmer op eenigerlei wijze sprake
zijn van geven of ontvangen. Hij zou evenmin
haar hoofd zijn als zij zijn dienares; neen, naast
elkander zouden zij staan als twee zelfstandige
wezens, en alles met elkander deelen.
Zóó zou het vrijheid worden.
En nu waren er eenige maanden voorbij
gegaan sedert hij haar langs bet altaar geleid
ad naar het tijdperk der vrijheid, waar de
frissche levenswinden vrij spel hadden, en
naar hetwelk al haar droomen en verlangen
gericht was geweest.
«Was dit nu vrijheid?"
Zij wierp een moedeloozen blik om zich
heen in het kleine, door een nachtlampje
flauw verlichte slaapvertrek.
»Is dit vrijheid ?" riep zij andermaal uit.
Haar gedachten waren dof, en zij volgde
werktuigelijk het eentonig getik der klok,
tot deze eindelijk twaalf sloeg.
Dit deed haar gedachtengang weder tot
volle kracht ontwaken. Een mooie vrijheid,
zoo avond aan avond de uren te tellen, ter
wijl hij in den kring vau ontwikkelde vrien
den de toestanden van den dag behandelde,
en vol gloed sprak over hervormingen, die
het menschdom in het algemeen vrijheid en
gelijkheid zouden verschaffen, terwijl zij
onder dat alles dieper vernederd was dan
ooit te voren.
Daarbij voegde zich nog de grief, dat zij
zich door hem verwaarloosd gevoelde; hij
deed immers al wat hij goedvond, en bekom
merde zich in het geheel niet om haar oordeel,
vroeg niet naar haar wenschen.
Al die koene, fiere illusiën van voorheen,
ze waren dus niet anders dan dwaasheden
geweest ?
(Wordt vervolgd.)
ten broeden boord dan een nieuwerwetsch staand
boordtjen om te doen.
Ook den Heer Harms kan, als Volker, een woord
van lof geschonken worden.
Juni 9 '88. . A. TH.
DE KUNST TE ROTTERDAM.
(De Meiningers. De schilderijtentoonstelling).
Rotterdam, een stad der kunst!" was men in
de Meimaand geneigd te getuigen. De
tooneelspeelkunst deed avond aan avond honderden naar
den schouwburg stroomen, de schilderkunst lokte
drommen van belangstellenden, de edele rijkunst
verlustigde de oogen eener steeds toenemende
schare. Genietingen van anderen aard, zonderling
genoeg alle onder het vaandel der kunst, bereid
den duikelaars, slangenmenschen, koffiehuis-lied
jeszangers en zangeressen, dansers en danseressen,
mitsgaders dwergen gelijk de muzen negen in
getal. En als eigenaardige tegenstelling van de
verzachting der gemoederen door de
kunst:moorden of moordaanslagen.
Rotterdam ademde kunst. Men sprak over niets
dan de kunst. Het Hertogelijk Meininger
Hoftheater verrichtte wonderen. Aan het ontbijt las
men Schiller en op den middag Shakespeare. De
kooplieden gingen niet meer ter beurze, maar
togen naar den Rialto.
B\j het verleenen van borgtochten, bij het ver
zekeren van schepen overlegden zy als Shijlock:
Schepen zyn van planken, en matrozen zijn
maar menschen, en er zijn landratten en water
ratten, landdieven en waterdieven, en dan is er
nog gevaar van water en wind en klippen; maar
toch, de man is er wel goed voor, my dunkt, ik
zou zijn borgtocht wel kunnen aannemen."
De mariniers in de kazerne begroetten hun
luitenant-kolonel bij zijn verheffing tot ridder
met een Shakespeariaansch: Heil, Caesar, heil l"
hun armen zwaaiende, zooals palingen krioelen
in een ton. Zij, de dappersten der dapperen,
zwoeren den zinloozen deun van Boulanger af en
zongen met vuur en overtuiging het soldatenlied
uit Wallenstein's Lager:
Aus der Welt die Preiheit verschwunden ist,
Man sieht nur Herren und Knechte;
Die Falschheit herrschet, die Hinterlist,
Bei dem feigen Menschengeslechte.
Der dem Tod ins Angesicht schauen kann,
Der Soldat allein, ist der freie Manu.
In de nachtelijke stilte hoorde men plotseling
in sommiger droomen den eed op den Rütli
herhalen:
Wir wollen sein ein einig Volk van Brüdern,
In keiner Noth uns trennen, und Gefahr.
Jonge meisjes waanden zich een Perdita en
boden bloemen aan onder bijvoeging van spreuken
vol beteekenis; oude vrijsters begaven zich bij
het kwijnend maanlicht in den tuin en stamelden :
In zulk een nachf', tot ze wegsmolten in een
zee van sentimentaliteit.
Getrouwde vrouwen, versterkt in haar wan
trouwen, door Jan C. de Vos' Intimiteiten, een
boek dat op geen onzaliger uur kon komen om
het geloot der vrouw in den man voor goed op
de vlucht te jagen en het bewustzijn van eigen
vlekkeloosheid te versterken, besloten als Portia
en Nerissa haar echtgenooten op de proef te stellen
en tobden zich af in spitsvondigheden.
Op dames- en heerenbijeenkomsten hoorde men
over niets dan over de Meiningers. Geleerde
heeren keurden niet bepaald alles goed en meenden,
dat de scherpe en onpartijdige A. C. Loffelt en
de vernuftige tooneelverslaggever der Haarlemsche
Courant het wel wisten; maar dan dartelden de
woorden over bloeiende meisjeslippen om het te
gendeel te betogen, hen te beschuldigen van ge
mis aan poëzie, om onverwachts heele brokstuk
ken uit de Nieuwe Rotterdammer Courant te
reciteeren. Dat waren w oorden naar heur hart, dat
was oordeel en taal, daarin was schifting en
scheiding en ontbz'ak het element der goddelijke
bewondering niet. In de opwinding speelde het
bloed door heur wangen en verhoogde heur schoon.
De kritiek, die sprak van overdrijving, van
militairen dwang, van een drilsysteem, van Duitsche
alomvattende kennis van ouderen en nieuweren
tijd; van galmen waar gespeeld moest worden,
van gemis aan natuurlijkheid, werd niet weerlegd,
maar het zwijgen opgelegd door op-de voorgrond
stelling van het ongeschonden laten van het dicht
werk, van de stemming, die alles bcheerschte, van
de juistheid van kostuum met vermijding van het
nieuwe en balletachtige, door de bewering, dat er
behalve do aanhangers van de Weimarsche school,
ook degelijk artisten waren, die natuurlijk en waar
speelden als b.v. Mevr. Prasch-Grevenborg, de
heeren Teller en Hasselman, maar bovenal Richard
de tweede regisseur. Enkelen aldus werd de
pleitrede besloten mogen niet treffen, het ge
heel is uitnemend, alles is goed verzorgd, geen
slordigheden; en al wat vertoond wordt staat niet
beneden ons, maar heft ons op, de dichterlijke
werken lokten zelfs hen, die anders nooit een voet
in een tooneelzaal zetten, afgeschrikt door mon
sters en draken.
Maar" merkte een leerares bij het middelbaar
onderwijs op, er kwamen ook velen, voor wie
Schiller en Shakespeare een gesloten boek was:
het meerendeel genoot door het aanschouwen der
dingen, die voor oogen waren." Nog hoor ik een
heer naast mij, toen in Julius Caesar de regis
seur Chronegk onder aanhoudend gejuich voor het
voetlicht werd geroepen, tot zij n buurman zeggen:
Is dat een der vertalers?
Zeker.
Wie? Schlegel of Tieck?
Tieck.
De ondeugendheid wekte de lachlust op, maar
werd spoedig vergeten door aller instem
ming met het waardeerend oordeel van den
Hoogleeraar Dr. J. ten Brink in de Haagsche
Omtrekken, dat aantoonde hoe de realistische mon
teering en uiterlijkheden, het geheele geraamte,
boven allen lof verheven zijn; maar dit realistische
juist strijdt en vloekt met het conventioneele en
onware spel, het gegalm der meesten.
In weinig woorden heeft Dr. ten Brink hier
den spijker op zijn kop geslagen. Toch blijft de
roem der Meiningers, dat zij do eersten zijn ge
weest, die in den ontredderden toestand van het
Duitsche tooneel verbetering hebben gebracht; als
alle hervormers hebben zij overdreven, maar zyn
in hun pracht en weelde van monteering sedert
overtroffen of geëvenaard door Irving's Shakespeare's
voorstellingen in het Lyceum te Londen; en een ver
tooning van Goethe's Faust in hetzelfde gebouw al
daar gaat al wat denkbaar is, te boven. Het
Deutsches theater te Berlijn munt boven hen uit
door uitnemender artisten en het plaatsen der
schoone artistieke monteering op den tweeden
grond. Ook is het een feit, dat geen der voor
stellingen der Meiningers zulk een poëtischen en
tragischen indruk te weeg heeft gebracht als die
van Vondel's Jephta te Keulen. Nog maanden later
is die bekoring onverzwakt. En een Maagd van
Orleans, die nu verveelde, had dit vermocht. Het
gelukkigst waren zy, waar de monteering het so
berst was, als in Ein Wintermarchen en Was
Ihr Wollt. Een nieuwe, een latere verdienste der
Meiningers is het ten tooneele brengen, in zeer
sobere monteering, van Spaansche en Noorsche
kunstwerken, als Echegaray's Galeotto en Ibsen's
Spoken, (') en Volksvijand die sedert in geheel
Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland burger
recht hebben verkregen.
J. H. RÖSSING.
(*) Aanstaanden winter zal ook te Parijs in het
Theatre Libre Ibsen's Spoken worden vertoond.
DE KARIKATUUR IN FRANKRIJK.
De Fransche karikatuur is het een kunst
der décadenee, gelijk eenigen beweren willen?
geniet op dit oogenblik alle mogelijke waardee
ring. Een harer meest talentvolle vertegenwoor
digers, Willette, is, wegens zijn karikaturen, ridder
van het Legioen van eer geworden; de gewijde
zalen van de klassieke Ecole des Beaux-Arts zijn
voor een tentoonstelling van karikaturen geopend,
en de geheele Fransche en ook een deel der
buitenlandsche pers wijdt haar aandacht aan het
werk van Grand-Carteret, Les moeurs et la
caricature en France, een werk dat niet zoo duur
is als het zijn kon (30 francs) en met 8 gekleurde
platen, 45 platen buiten den tekst, en 490
illustratiën in den tekst is versierd.
Men moet bekennen, dat de karikatuur al deze
onderscheidingen tegenwoordig waard is. De groote
vryheid van drukpers onder de republiek, de ruime
verspreiding der geïllustreerde bladen, de
goedkoopte der reproductie en vandaar ook de goede
honoraria van de teekenaars, zijn oorzaak, dat zich
uitstekende talenten aan het vroeger vaak gemin
achte en ook slecht bedeelde genre gewijd hebben.
De politieke grootheden laten zich gewillig be
spotten; Ferry's neus en bakkebaarden,
Gambetta's baard en oogen, door de karikatuur over
dreven, hebbeu hun zeker weinig kwaad ge
daan; al de jaren zijner regeering heeft Grévy
het zonder ergernis geduld, dat de Triboulet hem
voorstelde als Grigou Premier, een
stompzinnigen dwingeland, onafscheidelijk van zijne eend
Bébé, of dat andere hem père ternel of soliveau
noemden, en als de balk afschilderden, waarop de
kikvorschen dan»en. Reeds driejaar geleden had de
Courr^erFranfais een karikatuur van hem, waarop
men Wilson zag, in een winkel deeoratiën en
lintjes verkoopend, met Grévy als boekhouder
achter den lessenaar; en Ie premier gendre de
France deed niet de minste moeite om de
majesteitsschenners te straffen.
* *
De komische bladen, die te Parijs verschijnen,
zijn talloos. Drie daarvan hebben reeds een lang
leven achter zich; vijf andere, sedert 1878, met
de république des républicains" het president
schap van Grévy opgericht, hebben zich een
krachtige positie weten te verwerven. Onder deze
zijn er twee anti-republikeinsche, de 2riboulet, in
1878, de Pilori, in 1880 opgericht. Het oudste der
bestaande bladen is de Charivari, het eenige dat
dagelijks uitkomt. Het werd in 1832 gesticht door
Philipon, die als organisateur nog meer talent had
dan als teekenaar en zich uitstekende krachten
wist toe te voegen. Het was Philipon, die langen
tijd Daumier en Gavarni geheel in beslag nam.
Nu nog tracht hij het beste voor zich te houden ;
voor Gavarni kan men Grévin als plaatsvervanger
beschouwen, Daumier's plaats is inderdaad niet
vervuld. Cham, die in 1879 overleed, had niet
de diep komische kracht, die de karikatuur tot
eene hoog-philosopbische kunst kan maken, maar
bezat daarentegen het talent, iedere gebeurtenis
van den dag terstond in karikatuur om te zetten,
hetgeen voor een blad als de Charivari eene
levensquaestie is.
# *
*
Het Journal Amusant is ook eene schepping
van Philipon; het heette van 1848 tot 185G
Journal pour rire, welke titel thans geheel alleen
aan het Petit Journal pour rire behoort. Het
Journal Amusant vermijdt de politiek, zijn tee
kenaars zijn de elegante Grévin (geboren 1827 te
Epineuil, dep. de l'Yonne) de teekenaar der
parisienne in al hare gedaanteverwisselin
gen, en Mars (een Belg, geboren 1849 te
Verviers) wiens bekoorlijke marquises, bébés
en danseressen een pendant vinden in zijn onuit
staanbare gommeux en pschutteux. Men kent
zijn drietal, Guy, Gaston en Gontran, de onaf
scheidelijke salonbezoekers; Grand-Carteret repro
duceert de plaat, waarop zij hun nieuwste wyze
om de vrouw des huizes te groeten in praktijk
brengen; met de beide duimen in de broekzakken,
den monocle in het rechter oog en automatisch
knikkend, dom, plechtig, chic en leelijk. Met
Grévin en Mars traden langen tijd op Léonce
Petit, met zijn boerengeschiedenissen, en Léonnec
met zijn matrozen. Petit stierf in 1884.
*
* *
Na deze beide groote bladen komen La vie
parisienne, in 1862 door Marcelin gesticht, dat
meer tekst heeft en duurder is dan de andere.
Het maakt meer pretentie op kunst, en geeft,
behalve illustratiën in ernstiger genre, ook
in zijne karikaturen vaak belangrijke kritieken
op litteratuur en muziek.
De charge van Sarah Bernhardt is in dit blad
meest uitstekend getroffen.