Historisch Archief 1877-1940
No. 572
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De Ccuricatwe, in 1880 gesticht, heef t tot
voornaamsten teekenaar Robida f geboren 1848, te
Compiègne), die ook voor het Jowrnal Amusant ge
werkt heeft. De Chat noir, in 1882 opgericht, is
het orgaan van de kunstenaarstaveerne die den
zelfden naam draagt, en wordt meest geheel ge
vuld door Caran d'Ache (E. Poiré) aan wien
het Weekblad onlangs een artikel wijdde.
De oorspronkelijkste en geniaalste van al deze
teekenaars is zeer zeker Willette, die eerst de me
dewerker van Caran d'Ache bjj de schaduwbeel
den en in het blad Le Chat noir was, maar nu
geheel aan den in 1884 opgerichten Courrier
Franfais behoort. Willette is in 1857 te Chalons
geboren. De Cowrrier Fr an f ais is eigenlek al
leen opgericht als reclameblad voor de pastilles
van een kwakzalver; later is het door de vrien
den van Boulanger als reclamemiddel gebruikt;
al deze wisselingen heeft Willette meege
maakt, maar steeds zijn eigen fantastisch en
spookachtig talent hoog gehouden. Willette's
doodendansen, zijn naakte vrouwen, zijn onnatuur
lijke fantasieën hebben soms iets schokkend
pijnlijks, maar ook iets buitengewoon bekoorlijks,
iets droevigs en wreed liefelijks. Willette heeft
ook de oude ballet-typen, Pierrot, Colombine, met
nieuw leven begiftigd; zijn moderne Pierrot doet
huiveren en lachen tegelijk.
Behalve de karikaturisten van het oogenblik
behandelt Grand-Carteret ook de vroegere be
roemdheden, Traviès (1804?1859), die den dwerg
Mayeux" tot een type maakte; Daumier (1808
1879) den schepper van Robert Macaire";
Gavarni (1801?1866) wiens teekeningen werden
geëvenaard door het geestige der bijschriften;
Henri Mpnnier (1805?1877) den vader van den
onsterfelyken .monsieur Joseph Prudhomme". Het
werk is niet alleen een rijke verzameling, het is
tevens een voorbeeld van historische kunstkri
tiek en degelijk onderhoudenden stijl.
EEN CURIEUS PROSPECTUS.
Reeds sedert eenigen tijd hebben verschillende
couranten en tijdschriften melding gemaakt van
het plan dat eenige jonge letterkundigen hadden
om een nieuw orgaan te stichten voor Noord en
Zuid-Nèdérlanddatniet tegen bestaande tijdschriften
maar daarnaast zou arbeiden. Thans wordt uwe
aandacht op die onderneming door dit prospec
tus gevestigd, waarin de redaktie enkele harer
voornemens zal bekend maken."
Ziedaar den aanvang van het document, waar
mede de heeren Edward B. Koster, T. Pluim,
G. H. Priem, Mari J. Ternooy Apèl en Omar
Wattez het tweemaandelijkse!! tijdschrift
Holland-Vlaanderen, dat zij hopen uit te geven
als het publiek voldoende blijken van belangstel
ling geeft, of zooals de heeren zeggen als
uit de ingekomen biljetten blijkt dat de redak
tie zich in de sympathie van velen mag verheu
gen," in de deelneming van bedoeld publiek aan
bevelen.
Voorzichtigheid is de moeder van de porselein
kast. De heeren hebben groot gelijk, dat zij niet
van wal steken, voor dat alle zaken betreffende
de assurantie-penningen geregeld zijn. Blijkbaar
hebben zy zich over gebrek aan medewerking bij
de pers niet te beklagen; hun sedert" wijst op
eene onafgebroken reeks van aankondigingen. In
de pers schrijft men wel eens wat haastig; moge
lijk is het daaraan toe te schrijven, dat uit de
eerste, boven aangehaalde zinsnede niet blijkt, of
een nieuw orgaan" dan wel Zuid-Nederland",
na allen oppositie-geest uit het hart en het hoofd
te hebben verbannen, althans wat de concurreerende
tijdschriften betreft, naast die tijdschriften zou
arbeiden. Thans zal echter het ware licht
opn! Doch om het voorbeeld niet te volgen van
Nieuwe Gids, die volgens de vijf heeren aan
onzen litterairen hemel is verschenen als een
schitterende ster, wier licht onze aan duisternis
gewende oogen bijkans verblindde," zal de redak
tie (slechts) enkele van hare voornemens bekend
maken." Met het droevig bewustzijn, dat onze
oogen aan duisternis gewend zijn, moeten wij der
redactie hiervoor dankbaar wezen. Doch zooeven
werd aan het publiek aan u en aan mij waarde
lezer! de rol van assuradeur voor de eerste
reis toebedeeld. Wij hadden dus van de heeren
mogen verwachten, dat zij omtrent de lading
minder geheimzinnig waren. In zaken, weet ge,
kan men nooit te veel licht verlangen. Laat ons
dus den onvolledigen inventaris, dien de heeren
overleggen, een weinig van naderbij beschouwen.
't Is der redaktie meer en meer gebleken, dat
er behoefte bestaat aan een onpartijdig orgaan
op het gebied der vaderlandsche letteren."
Wij moeten de heeren op hun woord gelooven.
Maar, wij vragen met alle bescheidenheid: is
de uitdrukking onpartijdig orgaan", op het let
terkundig gebied, niet een beetje duister? Moet
het nieuwe tijdschrift het orgaan der onpartijdigen
worden? Dan zouden redactie en medewerkers
moeten bestaan of uit lieden, die nog geen partij
hebben gekozen, of uit personen, wier gezag hen
boven alle partijen stelt. De eerste onderstelling
laat geen recht wedervaren aan de beslistheid,
waarmede de heeren tegen den ouden en den
nieuwen Gids optreden; de tweede is moeielijk
overeen te brengen met het benijdenswaardig
voorrecht der jeugd, dat de heeren, volgens hunne
eigene bekentenis bezitten.
Het bestaan der behoefte wordt door de hee
ren bewezen uit het ontoereikende en voldoende
van de beide Gidsen. Andere tijdschriften tellen
voor hen niet mede. Men zou kunnen zeggen,
dat dit niet bepaald onpartijdig is, en dat een
onpartijdig orgaan" ook van de dii minores
moet notitie nemen. De Tijdspiegel bestaat
immers nog ? en Nederland, en Eigen Haard, en
de Huisvrienden van diverse formatie ? J1 en pass
en ik durf niet met zekerheid zeggen : des
meilleitrs. Maar de redactie (in spe) van he.t onpar
tijdige orgaan mag zich die vrijheid van den leek,
wien de bestaande behoefte" niet is gebleken,
noch geopenbaard, zeker niet veroorloven.
Wij laten thans weder het woord aan het vijf
tal. Verscheen voor eenigen tijd aan onzen lit
terairen hemel de Nieuwe Gids als een schitterende
ster, wier licht onze aan de duisternis gewende
oogen bijkans verblindde, dat licht is al minder
en minder geworden, ons is het ten minste niet
voldoende meer, daar het beste bestanddeel, waar
heid, o. i. daarin of te sterk of te zwak aange
troffen wordt. De Nieuwe Gids zal nooit dat be
reiken wat de Gids indertijd bereikt heeft, om
de eenvoudige reden dat de redacteuren van den
N. G. niet als Bakhuizen v. d. Brink en Potgieter
mannen zijn, die zich er van doordrongen voelen
dat met kalm beleid meer te winnen is dan met
degenstooten en marktgeschreeuw. De N. G. is op
weg het klein weinigje prestige dat haar nog
rest, geheel van de hand te doen.
't Zou dwaasheid zijn te willen beweren, dat
Neêrlands letterkunde geen nieuw tijdperk in in
getreden, dat er geen mannen op zijn gestaan,
die de dragers zijn van nieuwe ideeën of nieuwe
vormen. Wij hebben in hoofdzaak hetzelfde te
zeggen dat de N. G. te zeggen had bij zijn op
treden, maar wij zullen 't wat kalmer doen, ho
pen we, wat minder afbreken en wat meer op
bouwen.
Dat het er in onze letterkundige rommelkamer
ellendig uitziet /om van de politieke niet te
sprekon) zal ieder moeten erkennen, die een weinig
op de hoogte is van de litteratuur van zijn tijd
en zijn land. Na een roemrijk bestaan van 50
jaar is de Gids eén orgaan meer, kan niemand
de Gids kwalijk nemen geen orgaan meer te zijn.
De Nieuwe Gids is ontegenzeggelijk wél een orgaan
een orgaan dat flink was bij zijn optrede n als de Gids
in zijn besten tijd toen Potgieter en Bakhuizen
van den Brink hun critische opstellen schreven,
een orgaan dat in 3 jaren tijd, denzelfden weg
aflegde als de Gids in 50 jaren. De Nieuwe Gids
heeft veel goeds gedaan in die drie jaren, maar mj
is thans op weg evenveel kwaads tot stand te
brengen, want dit tijdschrift bevatte in den laatsten
tijd bydragen, die stootend waren voor ieder
aesthetisch-ontwikkeld mensch, bijdragen, die in
plaats van voor te komen in een tijdschrift dat
de kunst in hooge eer beweert te houden, de
gecacheteerde litteratuur eer zouden aandoen.
Hoewel er vooralsnog geen gevaar bestaat dat
de N. G. zal opgaan in sensualiteit, zullen bij te
groote toegevendheid der redaktie, ingezonden
stukken waarin de walgelijkste vergelijkingen voor
komen en plat zinnelijke voorstellingen gevonden
worden, veel nadeel doen.
Met alle naturen zijn bestand tegen de verlok
kingen der zinnelijkheid en daarom is alles wat
de sensualiteit bevordert, streng af te keuren.
Er is een hoogere liefde dan de zinnelijke en ook
eene hoogere kunst dan die 't te doen is om de
aandoeningen van den zinnelijken mensch te be
schrijven. Er is beroerdheid onder dit volk, er is
geestelijke en lichamelijke armoede en daarom
moet er gewerkt worden onvermoeid, krachtig, innig.
Men 'heeft auteurs van een vorig tijdvak ver
weten dat hun werken smaakbedervend en nietig
waren. Eilievfi, er zijn in deze dagen met veel
talent en veel zeggingskracht werken geschreven,
die zedebedervend zijn, en dat is kunst? Dat
zou de kunst der toekomst zijn ?
Kunst veredelt, kunst heft op!
Men zal na lezing dezer regelen begrijpen,
waar we heen willen en wat ons nieuwe tijdschrift
beoogt."
Neen, eerlijk gezegd, het is mogelijk erg dom,
maar we weten het nog niet. Wij hebben gehoord,
dat in Nederland mannen zijn opgestaan, die de
dragers zijn. van nieuwe ideeën ot'nieuwe vormen.
De bescheidenheid verbiedt den heeren te zeggen,
dat zij zelven dat zijn. Wij hebben gehoord, dat
de waarheid niet al te sterk of al te zwak moet
worden uitgedrukt; zoo'n beetje opportunistisch
dus: gazez, messieurs!" 't Is waar ook, wij
hebben zoolang in het donker gezeten. Wij hebben
fehoord, dat het er in onze letterkundige
rommelamer" ellendig uitziet, maar wij weten niet, of
er in ons letterkundig huisje nog andere vertrek
ken zijn, en zoo ja, welk appartement de heeren
daarin wenschen te betrekken. Toch niet de
kinderkamer? Daar gebeuren voor
aesthetischontwikkelde menschen" soms ook stootende
zaken," al kan men niet zeggen, dat er beroerd
heid" is. Doch een oogenblikje geduld! Het
laatste van de enkele voornemens" wordt nog
geopenbaard.
Om ons maandschrift te brengen in den
huiselijken kring" ziedaar dus de bestemming!
zullen er novellen en gedichten in worden
ongenomen, terwijl het voornemen bestaat bij vele
maand-afleveringen een losse plaat en muzikale
bijlagen te voegen."
Zoo'n losse" plaat is mogelijk wat bedenkelijk
voor menschen, die niets stootends in het tijd
schrift mogen vinden. En dan komt ons de vraag
op de lippen: worden die novellen en gedichten,
die het onpartijdige orgaan speciaal voor den
huiselyken kring geschikt moeten maken, alleen
opgenomen terwyl het voornemen bestaat om die
losse platen en die muzikale bijlagen te geven,
en niet meer als het voornemen is uitgevoerd l
Dat zou zeker erg jammer zijn.
Ten slotte zeggen de heeren en dat is het
beste van hun heele prospectus: Wij zullen
trachten in huis en hart een plaatsje waardig te
zijn en te blijven."
Er zijn lieden, die weten, dat de geest gewillig
maar het vleesch zwak is, en die hun naasten
voortdurend toeroepen : doe naar mijn woorden
en niet naar mijn werken!"
De redactie van het aanstaande tijdschrift Hol
land-V laanderen zal verstandig doen, als zij de
spreuk omkeert. Haar prospectus is n door vorm
n door inhoud, erg zwak. Wellicht zullen de eerste
nummer» bewijzen, dat zij het al doende leert
men" in praktijk weet te brengen. Zij heeft zich
d^ medewerking verzekerd van een aantal gun
stig bekende auteurs, waaronder wij slechts Dr.
Jan ten Brink, Mr. H. Cosman, Melati van Java,
Mr. M. G. L. van Loghein, Mr. M. C. L. Lotsy,
Dr. H. C. Muller, Pol de Mont, Helene Swarth
noemen. Die namen beloven wat goeds. En dan
de heeren behoeven gelukkig niet in elke
tweemaandeiijksche aflevering een prospectus te
schrijven. Zeker hebben zij wel wat beters in hun
marsje. dan doze wonderlijke captatio benevolentiae
voor een Nieuwen Gids in usum delphini. Wij
hopen dus, dat zi) zich niet zullen laten afschrik
ken, als het aantal der hun toegezonden
inteekenbilletten ver beneden hunne verwachting blijft.
Dan is het de vraag, of zij zich bewast zijn, dat
er wat in hen steekt en wat uit hen moet, komen,
En zoo ja welnu, frisch gewagt ist halb gewon
nen! Moge een frisch en degelijk eerste nummer
alle pessimistische lezers van het curieuse
prospectus" met beschaamde kaken doen ver
stommen, en moge dit de eenige blos zijn, die
het Mesche vijftal ooit iemand op de wangen
aagt!
UIT HET ARCHIEF DER PfflLHELLEENSCHE
VEREENIGING.
De beweging in Holland ten gunste van een
gezond Hellenisme, ter oplossing der eeuwenoude
kwestie van de uitspraak van het Grieksch, enz.
heeft in Griekenland en elders groote geestdrift
gewekt, en ons landje vooral in het verre Zuiden
bekend gemaakt. Zoo brengt de Nea Himera
(Nieuwe Dag) te Triest vaak artikelen over Hol
land, een naam die vroeger in de kolommen van
dat blad bijna nooit voorkwam, zoo verschenen
berichten over de hier opgerichte Philhelleensche
Vereeniging in bladen te Athene, te
Konstantinopel, op de Grieksche eilanden, enz. Uit alles
blijkt dat het Helleensch element in het Oosten
sterk vooruitgaat, men behoeft slechts het onlangs
in de Portefeuille" opgenomen intereisante be
richt te lezen over de bibliotheek, te Athene
door de gebroeders Vallianos gesticht, om zich
hiervan te overtuigen.
Een ander bewijs vindt men in een belangrijk
artikel van de hand van dea beroemden schrijver
en oudheidkundige Rangabé, onlangs opgenomen
in het veelgelezen tijdschrift Hestia." Daarin
spreekt hij met de grootste waardeering van het
werk, dat thans door Hollanders ondernomen
wordt, en zegt dat zij eigenlijk iets beginnen dat
door eene Grieksche Akademie moest worde»
uitgevoerd. Ook het Grieksche tijdschrift
Hesperos", dat te Leipzig verschijnt en nu pas weer
een art. bevatte over de droogmaking der Zui
derzee, bracht uitvoerige berichten over de be
weging in Holland.
Het aantal boekwerken en geschriften, door
Grieksche schrijvers en geleerden zoowel in als
buiten het Helieensche koninkrijk aan de vrien
den in Holland ten geschenke gezonden, is reeds
vrij groot. Er kwamen er uit Athene, uit Leipzig,
uit Bulgarije, uit Rumenie, van de Jonische ei
landen, enz.
Interessant is ook dat in het najaar, ten ge
volge der schenking van een rijken Griek, te
Olympia een groote tentoonstelling zal worden
gehouden, waarbij (vergissen wij ons niet) dramati
sche wedstrijden en ook spelen in den ouden trant
z«llen worden uitgevoerd. Een uitvoerig program
ma daarvan is reeds naar het buitenland verzonden.
Vooral trekt het de algemeene aandacht dat
in het land van Erasmus, in Holland vanwaar
vóór eeuwen de poging is uitgegaan om e»n ge
heel andere uitspraak dan de Grieken zelf van
hun taal hebben in te voeren, thans een zoo
krachtige beweging is ontstaan die onder ande
ren óók ten doel heeft dezen eeuwenouden strijd
>vour goed op te lossen. Dit heeft trouwens ook
de opmerkzaamheid van vele geleerden in andere
landen van Europa tot zich getrokken; zoo schreef
een Engelsch Hellenist dat hij met hart en ziel
mede wil strijden tot afschaffing der barbaarsche
uitspraak van het Grieksch, zoo werden er be
wijzen van instemming gezonden uit België,
Frankrijk, DuiUchland, enr. In dit laatste land
waar de klassieke oudheid zoo vele beoefenaars
telt, heeft men als het ware twee partijen: de
kamergeleerden, die nooit een voet op
Helleenschen bodem gezet hebben, huldigen bij de uit
spraak het zoogenaamde stelsel van Erasmas, dat
enkele gemakken biedt by onderwijs en hun
ouden sleur niet aantast, terwyl in het algemeen
alle geleerden, die Griekenland zelf bezocht heb
ben en het Helleensch door Hellenen hebben
hooren spreken, met meer of minder vuur voor
de nationale uitspraak in het krijt zijn getreden.
De bekende Duitsche Hellenist A. Boltz heeft
onlangs een werk uitgegeven over het Helleensch
als de algemeene taal der geleerden in de toe
komst. Men moge over dit denkbeeld, dat zich
lijnrecht stelt tegenover de Volapük of wereld
taal van pastoor Schleyer, denken hoe men wil,
zeker is het dat het boek v»n Boltz de aandacht
van alle taaibeoefenaars verdient. Op een der
laatste bladzijden van zijn geschrift, te Leipzig
bij Friediich verschenen, spreekt de schrijver met
groote ingenomenheid over de Philhelleensche be
weging in Holland, dat (zooals hij het uitdrukt)
plotseling een voorbeeld aan het groote
Duitschland heeft gegeven. Niet minder interessant zijn
in dit werk een groot aantal vertalingen, waaruit
blijkt hoe uitermate geschikt de Helieensche taal
is om de denkbeelden en feiten zuiver weer te
geven en allerlei nieuwe termen te scheppen op
elk gebied van wetenschap en kunst.
VARIA.
HET TEHUIS VAN DOKTER BARNARDO.
Wanneer men te Londen, in het Oosteinde,
van Fenchurch-street naar den omtrek van de
Dokken stoomt, wordt men hier vooral, meer dan
in eenig ander deel der stad, getroffen door den
aanblik op duizenden der armelijkste woningen.
Het te midden daarvan gelegen dok, met zijn
bosch van masten, benevens eenige fabrieken en
magazijnen, bieden in deze groote eenvormigheid
wel eenige afwisseling aan, doch een blik over dit
deel den stad is voldoende om tot de gevolgtrek
king te komen, dat voor menschlievende pogingen
hier een onmetelijk ruim veld ter bearbeiding ligt.
Het ontbreekt dan ook niet aan allerlei instellingen
van liefdadigheid en vooral in het laatste tiental
jaren wordt door comité's en particulieren, meer
dan vroeger, zooveel mogelijk alles in het werk
gesteld, om in de stijgende behoeften te voorzien.
Niemand echter heeft zich op dit gebied dermate
door wilskracht, geduld en volharding onderschei
den, als dr. Barnardo. Zijne weldadigheid is
spreekwoordelijk geworden, en best te vergelijken
bij het mosterdzaad in de gelijkenis.
Voor ongeveer twintig jaren, toen hij nog als
student aan een der hospitalen in het Oosteinde
verbonden was, vond hy op een avond een knaapje
verkleumd van honger en koude, ineengedoken
onder een koetspoort. Hij nam het kind tot zich
en verzorgde h«t gebed en al Dat voorval trok
zijn aandacht en al zeer spoedig vond hij op zyn
avondwandelingen tal van verlaten kinderen, die,
het hun des daags niet gelukt was het noodige
geld voor een slaapstede te verzamelen, hun nacht
verblijf zochten op stoepen, of in rijtuigen en
onder bakwagens, op markten en straten. Zonder
zich om de kosten te bekommeren, toog hij aan
het werk en huurde eerst een klein, daarna een
grooter en nog later meerdere huizen, waarin hij
zyne pleegkinderen opnam. Toegerust met een
bijzonder talent van organisatie, pakte hij de zaak
flink aan en weldra stroomden hem van alle zijden
vrijwillige bijdragen toe. Terwyl die in 1867 ? 2568
(214 pond sterling) beliepen, waren zij, van l April
1887 tot 31 Maart 1888 tot f 218,200 (98,500
pond sterling) gestegen en vertegenwoordigde het
geheele bedrag van 1868?1888 de reusachtige
som van ? 8,460,000 (705,000 pond sterling).
Dientengevolge verrezen van lieverlede in ver
schillende deelen des lands en in de koloniën 34
groote gestichten, de meeste evenwel in het Oost
einde van Londen.
Het is aan het verslag van een bezoek, dezer
dagen aan de voornaamste dezer inrichtingen
door den Engelschen correspondent van een
Duitsch blad gebracht, dat wij het navolgende
ontleenen:
De hoofdinrichting waarheen ik, na mijn be
zoek aan den onvermoeiden dr. Barnardo te heb
ben aangekondigd, mijne schreden richtte, ligt
in Stepney Causeway, niet ver van
Limehouse-Dok. Na eenige oogenblikken in de ont
vangkamer gewacht te hebben, die uitzicht biedt
op eene als winkel ingerichte zaal, waar zich
gouden en zilveren sieraden, houtsnijwerk en zijden
artikelen bevinden, door menschenvrienden ter
verkoop geschonken, en waar in het overige ge
deelte kantoor wordt gehouden, en eene zeer uit
gebreide correspondentie gevoerd wordt (circa
5000 brieven daags) ging ik, begeleid door een
eenvoudig doch smaakvol gekleed meisje, (dr. Bar
nardo was naar ik vernam op dat oogenblik afwe
zig) de inrichting in oogenschouw nemen.
Allereerst bezichtigen wij de wasch- en badka
mer, waarvan een knaap in gestichtskleeding
(donkerblauw buis met rooden kraag, broek met
strepen en militaire muts) ons de deur opent.
Elke knaap, die zich aanmeldt of 's avonds door
de politie als straatslijper zonder dak gevonden
is en hierheen wordt gebracht, vindt hier een
warm bad gereed. Da zaal, waar zich gelijktijdig
honderd jongens wasschen kunnen, is een model
van eenvoud, zindelijkheid en practische inrich
ting. Na deze benedenverdieping gezien te heb
ben, gaan wij langs steenen trappen naar eene
hoogere. Op de leuning zijn met kleine
tusschenruimten geel koperen knoppen aangebracht, ter
voorkoming van het gevaarlijke langs de leuning
glijden. Brandkranen staan, met de slang
aangeschroefd, op elke verdieping gereed, tot bestrij
ding van brandgevaar en kunnen door de jongens
bediend worden, terwijl in elke slaapzaal een
deur is aangebracht, die toegang verleent tot een
ijzeren noodtrap, welke direct raar buiten voert.
Op de slaapzalen, die zeer eenvoudig en zindelijk
zijn, staan in keurige orde lange rijen kribben
en daarnaast ptaakea kastjes, waarin de bezit
tingen der knapen geborgen zijn. Langs de muren
zijn pijpen tot verwarming met warm water aan
gebracht. Te vijf ure 's morgens wordt de reveille
geblazen. Na het wasschen en kleeden volgt de
godsdienstoefening. De jongens zijn bij
afdeelingen belast met het bedden opmaken en het rei
nigen der vloeren in de slaapzalen. Op elke ver
dieping is naast de slaapzaal een klein vertrek
voor den opzichter. Na het ontbijt, dat uit een
kop thee en een dikke boterham bestaat, vangt
de arbeid aan; de jongste knapen genieten eenig
lager onderwijs, de middelsoort worden op
school en werkplaats onderwezen, terwyl de oudste
den geheelen dag in de werkplaatsen doorbren
gen, behoudens de uren voor maal- en rusttijd
bestemd Des avonds wonen al de jongens (op
dit oogenblik 300) de avondgodsdienstoefening
bij, die zoo is ingericht, dat alle gezindten
daaraan kunnen deelnemen^ en te acht ure gaan
zij naar bed.
Verder bezoeken wy de schoolkamers en werk
plaatsen en zien eene ruime met asphalt belegde
speelplaats in de open lucht, die bij ongunstig
weder vervangen wordt door eene overdekte.
Eene groote zaal van 110 voet lengte en 60 voet
breedte is in aanbouw en bestemd voor vergade
ringen en gymnastische oefeningen. Bij dien
nieuwen aanbouw behoort tevens een zeer groot
en sierlyk ingericht zwembassin. Daarnaast bevindt
zich een vertrek waarin een muziekkorps, uit de
aanwezige jongens gevormd, oefeningen houdt. In
een zijvleugel tusschen het oude gebouw en de in
aanbouw zijnde zalen vinden wij de stoomketels
en stoommachine, beide bediend door een
13-jarigen knaap, die met de rustige zelfbewustheid van
een ouden machinist, zijne taak vervult, en op
militaire wijze, met de hand aan de muts, ver
klaart, dat alles in orde is. Vluchtig overzien
wij het ruime schoolvertrek, alsmede de werk
plaatsen, en vernemen dat op een daartoe aange
wezen tijdstip, elke knaap dat vak kan kiezen,
waar hij lust in heeft, en onder leiding van door
het gesticht bezoldigde werklieden zich in het
kastenmakers-, schoen- en kleeder- of borstelma
kersvak kan bekwamen. De werkplaatsen zijn
luchtig en licht; de knapen zien er gezond en
vroolijk uit, en zijn vlijtig aan den arbeid.
Schoenen zag ik er vervaardigen, zoowel voor
verkoop als eigen gebruik. Borstels van ai de
grofste tot de fijnste soorten. De niet uitgegroeide
en misvormde knapen waren bij de kleermakers
ingelijtd. Een deel werkte met naaimachines,
anderen met de hand; weer anderen waren aan
het persen. Het blauwe laken dat bewerkt werd,
was van solide grondstof, en de voering van goede
gehalte.
Kisten, meest overeenkomende met die der
matrozen, worden door:de kastenmakers in gereed
heid gebracht, voor diegenen der jongens, die
later naar Canada vertrekken, om deels op boer
derijen, deels op de pachthoeve van Dr. B. zelven,
te Manitoba geplaatst te worden.