Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 572.
'
het komen en gaan wordt van eiken knaap
?ene photografische afbeelding genomen, en van
karakter en ged«tt geer nauwkeurig
aanteekening gehouden, iNpmn ik my by terugkeer
Jn de ontvangkamer kon overtuigen. Ik vond
daar namelijk eene dame, die inlormatie kwam
nemen naar n jongen die voor jaren in het
Cicht was opgenomen. Binnen eenige minuten
zy zijne gansche levensgeschiedenis overzien,
Een oogenblik later kwam Dr. B. aangereden.
Het was alsof een electrische schok door het
geheele personeel voer. In n oogwenk was hy
bestormd met brieven, rapporten, enz. In plaats
van de foriche indrukwekkende gestalte, die ik
Taij voorgesteld had, stond voor ray een 42jarig
man .van zeer bescheiden voorkomen, die geheel
het uiterlijk van een geleerde had. Vriendelijk
groetend, trad hy op mij toe, en verontschuldigde
zich over zijn uitbleven, zoowel als daarover dat
hjj my direct weer verlaten moest, en aan het
geleide van zyn oudsten bediende overlaten.
Met dezen ging de weg nu allereerst naar de
keuken, waar het avondmaal: thee en boterham
men, bereid werd.
Het zou dagen geduurd hebben als ik alle in
richtingen van dr. B. had willen in oogenschouw
nemen. Ik bepaalde my dus tot Labour-house
en Leopold-house en per paardentram vertrokken
?wjj derwaarts. In het eerste worden verwaar
loosde jongelieden van 17?21 jaren opgenomen,
en binnen eenige maanden door geregelden ar
beid tot bruikbare menschen gevormd. Zij
wor? den bezig gehouden met fabriceeren van ver
schillende soorten van vnurmakers, pakkisten en
vruchtenlimonades. Van deze worden de meesten
naar Canada verplaatst. Op mijne vraag of het
niet ontzettend moeilijk was, deze jonge lieden
aan orde en regel te gewennen, werd my geant
woord, dat de militaire tucht en de uniform in
dat opzicht wonderen verrichtten. In deze klee
ding hebben zij er meer op tegen, zich aan iets
verkeerds schuldig te maken, dan wel in hunne
armelyke plunje. Lyfstraffen komen uiterst zelden
voor, zelfs bij de jongeren. Op de meisjes kon
evenwel het kazerne-leven niet toegepast worden.
Zy wenen in Ilford bij wyze van kolonie, in kleine
woningen, die onder bestuur van huismoeders
staan, en de meisjes tot goede en gewilde dienst
boden vormen. Voor takken of vakken van
nyverheid worden zij niet opgeleid. Doch om op de
ongens terug te komen. Mijn geleider wilde mij
even toonen wat tucht vermocht. Een
derwachthebbende knapen werd gecommandeerd brand
alarm te maken. Tweemaal geblazen op de trom
pet, en de jongens stormden van alle kanten op
de plaats aan. In minder dan ne minuut ston
den zij in drie gelederen geschaard, salueerden,
brachten de bevelen naar de verschillende secties
over, zwenkten, werden heengezonden, en keerden
onmiddellijk naar hunnen arbeid terug.
Per tram reden wij verder naar Leopold-house,
te huis voor zeer ionge knapen. Al wederom
dezelfde eenvoud, orde en tucht; en toch lag op
al die kindergezichten vroolijkheid en tevreden
heid, wel een sprekend bewijs wat liefderijke
verpleging en strenge tucht vermogen; zelfs op
zoo droef verwaarloosde schepsels, als van de
straat opgeraapte kinderen eener wereldstad uit
den aard der zaak zijn.
Wy keerden per spoortrein terug en zagen in
de verte Edinburg-Castle, het groote
Zendingshuis, waar Dr. Barnardo eiken Zondag optreedt
om voor volwassenen in het Oosteinde te prediken.
Voorts zijn er gebouwen, waar kosteloos ge
neeskundige hulp verleend wordt, en medicij
nen uitgereikt worden; voorts bewaarplaatsen
voor kinderen en zuigelingen; een
dienstbodenbnreau^ieene schoenpoetsters afdeeling en een
kinderziekenhuis op het eiland Jersey. Dr. Bar
nardo is onvermoeid in het helpen en lenigen
van alle mogelijke ellende. Hoofdzaak blyfthem
echter het zoeken en opvoeden van verwaar
loosde kinderen. Moge Dr. Barnardo tot in lengte
van dagen zyn zegenrijk werk kunnen voortzet
ten. Zyne gestichten gaan, als gedenkteeken,
menige eerzuil te boven."
Luther te Berlijn verboden. In het
VictoriaTheater te Berlijn zou onlangs de reeds aange
kondigde voorstelling van het Lutherspiel", door
den superintendent Trilmpelmann, plaats vinden.
Vele studenten hadden meegewerkt om de zaak
tot stand te doen komen, de acteur Miiller-Hanno
zou als regisseur optreden, en de opbrengst was
reeds bestemd voor het Luther-stan dbeeld op de
Nieuwe Markt te Berlijn. Toen 's avonds een
talrijk publiek aanwezig was en de proloog zou
beginnen deelde plotseling een student mee dat
de voorstelling op hoog bevel der politie niet kon
doorgaan.
Het publiek toonde zich zeer teleurgesteld, en
wilde geld terug hebben, waarop weer van het
tooneel af verzocht werd dat men geduld zou
oefenen en nadere inlichtingen zou afwachten.
De bekende Vossische Zeitung deelt nog mede
dat op het laatste oogenblik door de censuur der
politie zooveel in den tekst was doorgehaald, dat
de rest niet meer op te voeren was. Verder zijn
nog de volgende kenschetsende bijzonderheden
publiek geworden.
Den 30en Mei had de censuur de opvoering
toegestaan, en eerst den middag na de generale
repetitie kwam het bevel dat het stuk zoo goed
als onmogelijk maakte. Vooral werd het eerste
bedrijf, waarin de Dominicaan optreedt besnoeid,
terwyl de aflaatscène met Tetzel geheel gestreken
werd. Ook het tooneel van de humanisten werd
verminkt. Ja, de censuur ging nog veel vorder.
De naam Bebel", een historisch persoon, huma
nist en tijdgenoot van Luther, werd in Lange"
veranderd, en het woord papistisch" werd ergens
doorgehaald zonder dat men zich het minst om
den samenhang bekommerde. Dit alles had het
comitézich laten welgevallen, maar toen ook de
geheele protestantsche geest, die in het stuk
doorstraalde, werd te niet gedaan, kon het zijn
taak niet voortzetten. Het besloot derhalve met
algemeene stemmen voorloopig van een opvoering
af te zien. Door allerlei omstandigheden echter
werd het verhinderd het publiek vooraf van een
en ander in kennis te stellen.
Het Deutsche Tageblatt schrijft van bevelen
uit Potsdam", die de zaak hebben doen misluk
ken. Daarop zou er een deputatie naar Potsdam
gegaan zyn, en men spreekt weer van een depu
tatie naar den Keizer, aan het hoofd waarvan de
hoogleeraar Hans Delbrück zal staan. Tevens
wordt bericht dat de kroonprins Wilhelm reeds
vroeger het protectoraat over de opvoering ge
weigerd heeft, wegens het anti-pauselyk karakter
van het stuk, terwijl er in Berhjn algemeen over
wordt gesproken dat hier persoonlijke invloed van
de keizerin-weduwe Augusta in het spel is.
Vader en zoon als kanselier. Wat velen in
Duitschland voor de toekomst hopen of vreezen,
is vóór 3 eeuwen in de mark Brandenburg werke
lijk voorgevallen. Lampert Distelmeier heeft toen
namelijk zijn zoon Christiaan het ambt van kan
selier laten erven. In de voortreffelijke
Brandenburg-Preussische Rechtsgeschichte" van Dr.
Adolf Stölzel worden hieromtrent de volgende
bijzonderheden medegedeeld.
Distelmeier de Eerste, door zijne tijdgenooten
het oog en licht der Mark" genoemd, was de
zoon van een eerzaam kleermaker te Lüneburg.
Onze kleermakerszoon studeerde in de theologie en
later in de rechten, totdat hg in 1544 in dienst trad
bij de kanselarij van Hertog Maurits. Na met
de dochter van een gegoed Rathsherr" te Leipzig
in het huwelijk te zijn getreden, verkreeg hij in
1549 den juridischen doctorshoed. In 1551 trad
hij in Brandenburger dienst, knoopte in navolging
van Saksen en de overige Protestantsche
ryksvorsten vriendschapsbetrekkingen aan met den
Koning van Frankrijk, en won Magdeburg voor
de zaak van het Protestantisme. Distelmeier wist
ook de kerkelijke zelfstandigheid van de mark
Brandenburg te bevestigen, en bekend zijn de
woorden van den Keurvorst tegen den Bisschop
te Berhjn: Loopt naar den duivel met uw con
cilie !" B\j de verkiezing van Maximiliaan, den
zoon van Keizer Ferdinand, tot Roomsen koning
had Distelmeier een voornaam aandeel. Hij was
toen reeds een der eerste staatslieden van Duitsch
land, en werd in 1558 als kanselier geïnstalleerd.
Bij den doop zijner kinderen verschenen de Keur
vorst en zijne gemalin als peet, zoozeer was hij
in aanzien. Ook heeft hij reeds het denkbeeld
gekoesterd om Brandenburg met het Pruisische
Ordeland te vereenigen, en in 1569 werd hij te Berlijn
bij een groot feest tot ridder geslagen. Toen in
1571 de keurvorst Joachim stierf, behield Distel
meier ook bij diens opvolger zijn plaats en zijn
invloed. Bij het opstellen van een soort van
landrecht voor de Mark, een idee dat pas twee
honderd jaar later werd verwezenlijkt, hielp hem
zijn 22-jarige zoon, de Rath" Christiaan Distel
meier. Ook in de buitenlandsche politiek was
zijn werkzaamheid groot, zoowel bij andere ge
beurtenissen als toen in 1549 Magdeburg aan
Brandenburg werd afgestaan. Toen hij den!2en
October 1588 overleed liet hij een aanzienlijk
vermogen na, dat hij zuinig bijeen had gebracht,
de wijze waarop liet echter volgens velen te
wenschen over.
Zijn zoon Christiaan erfde niet alleen de
guedersn maar ook het ambt van zijn vader. In 1594
vervaardigde hij een nieuwe verbeterde uitgave
van het landrecht van zijn vader, die wel niet
werd afgekondigd, maar toch groote autoriteit
verkreeg. Het was echter zijn ongeluk dat hij
medewerkte aan het testament, waarbij Johan
Georg de Marksche landen ten nadeele van den
Kroonprins en ten voordeele van zijn oudsten
zoon uit een derde huwelijk wilde verdeelen. Im
mers toen Joachim Friedrich in 1598 aan de
regeering kwam, verklaarde hij het testament voor
nietig en gaf Distelmeier zijn ontslag. Na elf
jaar ambteloos geleefd te hebben werd hij in
1609 onder de regeering van Johan Sigismund
weer geheimraad en bleef dit tot 1612, in welk
jaar hij overleed.
Zoo eindigde de zoon van den kanselier" zyn
vrij roemloos leven; en de ty'd zal leeren of een
herhaling van deze geschiedenis in Duitschland
plaats zal vinden, of na den dood van don ijzeren
rijkskanselier" ook diens waardigheid op zijnen
zoon zal overgaan.
Twee musici in Engeland zijn dezer dagen
geadeld, Sir Charles Halle, een Duitscher van
geboorte, en Sir John Stainer, organist der St.
Pauluskerk en bekend als componist van tal van can
taten en kerkliederen en schrijver van een werk
over de muziek in den bijbel. Sir Charles Halle
is uitstekend pianist; tot 1848 woonde hij te
Parijs, maar week tijdens de Februari-revolutie
naar Engeland en vond daar een dankbaren
werkkring.
Rosa Bonheur's stukken maken nog steeds
in Engeland hooge prijzen. Op de laatate auctie
bij Christie, Manson en Woods kwam een schil
derij, Muildierdrijeers in de Pyreneën, dat aan
Thomas Walker in Warwickshire behoord heeft,
onder den hamer; het had indertijd 1995 pond
gekost en bracht thans 3780 pond (94,500 francs) op.
De Nieuwe Rotterd. Schouwburg-Maatschappij,
directie Alex. Faassen en Co., deelt mede, dat
haar tooneelgezelschap voor het volgend
speelseizoen (Augustus 1888?Mei 1889), wat de voor
naamste krachten betreft, onveranderd blijft
saamgesteld.
Als nieuwe stukken voor het volgend
speelseizoon worden aangekondigd : Hans Vondeling
(Der Narr des Glücks), blijspel in 5 bedrijven.
van Ernst Wichert. Van Puffelen en Zoon (Die
'beiden Reichemüller), blijspel in 4 bedrijven, van
Anton Anno, en n Millioenen-Oom, een blij
spel van den Italiaanschen tooneeldichter
Vittorio Bersezio, vertaald door den heer H. J.
Wansink, leeraar aan de H. B. S. te's-Gravenhage.
Van het afgeloopen seizoen hebben de H.H.
Alex. Faassen en Co. bovendien nog ter opvoering
gereed, voor zoover deze stukken niet te Amster
dam gespeeld zijn : Een Bittere Pil, blijspel in 4
bedrijven, en S of Z, toonoelspel in 5 bedrijven,
beiden van Justus van Maurik Jr., Blinde Valeria,
tooneelspel in 3 bedrijven, van Scribe en Varner,
Een Pikante Roman, blijspel van Wilhelm Kohier,
en Solide Agenten gewaagd, blijspel van Von
Moser en Schönthan.
Te Antwerpen bestaat eene Hollandsche club,
wier bestuur als volgt is samengesteld: S.
Reijnders Bisdom, president; D. Zwartendyk, secretaris ;
Prosper Creutz penningmeester. De club vierde
in het afgeloopen genootschapsjaar des Konings
verjaardag met een feestmaal van 100 couverts,
waaraan ook de Nederlaudsche gezant deelnam,
op 18 September een Vondelsfeest, en op 18
Januari den verjaardag der club met een banket.
Het verslag, door den secretaris uitgebracht, ver
meldt met dankbaarheid het geschenk van eea
zestal dagbladen, welke door de uitgever» geregeld
aan de club gezonden worden.
Schaakspel.
No. 128.
Van SAMUEL LOYD te New-York.
ZWART.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist is opgelost no. 127 van van Weelderen
door W. v. H. te Delft en G. A. W. te idem
door W. B. te W. G. A. W. te Gouda, D. D. te
Rotterdam, W. B. te W. en A. P. te Arnhem.
Juist opgelost No. 126 No. l kalender met 126
bis S. Goed en ter, benevens 127 van E. H. E.
van Weelderen, door C. T. van Ham te Amsterdam.
abodefgh
WIT.
Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat.
(Wit 4 en Zwart 5 stukken met K. e4).
Welke oplossing heeft de auteur bedoeld? en waarin faalt die oplossing'? Hoe kan wit toch in
3 zetten mat geven'?
No. 128 bis, driezet van H. F. L. Meyer te Sydenham. Wit K d5 T g2 en h2 pion f6. 4 st.
Zwart K f3 pions d6 en f7 (3 mat K f3.
Tweezet no 128 ter van F. Healey. Wit K a7 D d6 T bl on h5 Pd f5 en b5 pion b4 (7.
Zwart K c4 Pd a6 en e2 R d2 en g8 pion e3 (6 met K c4.
No. 128 quater van Emile Pradignat te Luiignam. Driezet. Wit K b2 T c2 en g2 R e2 Pd
e6 pions e7 en h.2 (7. Zwart K e4 Pd c8 en g8 pions d5 e5 f5 en e3 (7 met K e4. Wit begint
in alla problemen.
Eindstelling eener partij tuischen de heer H. van Amsterdam (wit) 5 en den schaakredacteur,
(zwart) 4 stuks. Wit K f2 pion c6 en f5 pion g4 en b.3. Zwart K f4 Pd e3 en f6 pien h4. Zwart is
aan den zet en wint in 16 zetten; door den schaakredacteur. Opgedragen aan den heer E. H.
E. van Weelderen te Rotterdam.
(a) Na 4 b7 X e4, f4 X e4, wint zwart door 5 e5 f7 en 6 f7 go gemakkelijk.
(b) op 6 aöfl volgt ook e5 do en 7 .... d3 f4 en wit mag klaarblijkelijk d3 niet
nemen.
(c) Bij 7. f5 f6, gaat door 7 d3 e5, 8 o5 f7, 9 . .
de f pion, de eenige steun van het witte spel, verloren, op 7
7 .... d3 f4 f, 8 g2 h2, g5 f3 f, g h2 hl, e3
mat), 10. e8 c6, f4 X h3, 11 f5 f6, h3 g5, 12 c6 do, f3 e5.
(d) Als 8, g2 hl beslist 8 .... e3 f2, 9 f5 f6 (bij 9 hl h2, dwingt zwart de
afrui" - ~ ' ~ .. g5 f3 f en 10 .... f4 e2), f2 g3, 10 f6
. e3 f4 en 10 .... f4 e5
b5 e8 wint zwart door
f2 (dreigende in 2 zetten
R door
ling van den
f4 g6 enz.
(e) Op 10. f5 f6 volgt mat in 5 zetten door 10..
h3 g5, 11 hl g2; e3 f4, 12 15 f6, f2
g5 X h7, 15 g2 h3, f4 g5.
(f) Eevenmin helpt 11, c4 do, e3 _ f4, 12 do X f3, g6 X , 13 f5 f6, wegens 13 . .
f3 e5! 14, g2 h3. f l g5.
(g) Anders in 2 zetten mat, door f2 .... g5 e4 en 13 . .
(h) Ook bij 14, f6 f7 en 15, f7 f8 D, of elk
zetten mat
f7,
h3 of 2 j enz; op 10. c4 d5, volgt
c5, 13 f6 f7, e5 X f7, 14 d5 17,
.. e4 - g3.
ander tegenspel geeft zwart altijd in
QUD-AMSTERDAMSCHE
VERSCHEIDENHEDEN.
De gevolgen van 1795 in het goudsmidsgilde.
Tegen het einde dor vorige eeuw waren onder
de gildebroeders van verschillende gilden de klach
ten over de misbruiken in het bestuur en in hot
beheer der middelen niet minder algemeen, dan
die van de burgerijen over de directie der pu
blieke zaak door hunne regenten. Ieder gild was
een wereldje op zich zelf, waarin zich al de mis
bruiken der groote maatschappij van die dagen
op kleiner schaal herhaalden, en in 't bijzonder
schijnt dit het geval te zijn geweest in do enkele
zeer notabele gilden, waarvan de uitoefening im
mer een zekeren stand en deftigheid medebracht,
zoodat de aanzienlijken onder hunne leden in
aanzien al spoedig volgden op de fatsoendelijke
lieden" waaronder de heeren van de regeering
alleen zichzelven en hunne verwanten rekenden.
Het was nog iets meer een voornaam wijnkooper,
makelaar of goudsmid, dan een voornaam timmer
man, smid of' metselaar te zijn, al had ieder ook
precies evenveel in de melk te brokken; van
kaarsenmakers, vleeschhouwers en broeders uit
gilden van minder aanzien behoeven wij hier niet
eens to spreken.
Volgens het oordeel van verschillende
gildebroeders, hadden in het goudsmidsgilde de
malversaticn een buitengewone hoogte bereikt. Geen j
welkomer gelegenheid kon den ontevredenen door !
de fortuin worden geboden, om de beschuldigin
gen, luide en bedektolijk geuit, te bewijzen, de
misbruiken aan den kaak te stellen en de schul
digen aan de verachting prijs te geven, dan toen
tot verbazing van de talrijke voorstanders van liet
oude gildewezen op den 14den Augustus 1795
door Representanten van het volk van Amster
dam eene keur werd afgekondigd.waarbij de
overlieden van do gilden, door Burgcmeesteren sedert
onheugelijke jaren uit een dubbeltal gekozen, van
hunne posten werden ontzet en, meer iii overeen
stemming met de denkbeelden dier dagen, bepaald
werd dat nieuwe colleges van overlicden door de gil
debroeders zelvon zouden worden benoemd. Toen
deze keur onder de aandacht van hot bestuur van
't goudsmidsgilde kwam, meenden zij, dat daar
mede aan het vertrouwen op echtheid en gehalte
van de edele metalen een gevoelige slag zou worden
toegebracht. De gouden on zilveren voorwerpen, die
met het Amsterdamscke wapen geteekend zijn,geno
ten zeiden zij binnon- en buitenslands oen
onbepaald vertrouwen, hetgeen zij hieraan meen
den te mogen toeschrijven, dat de keuring, in
?weerwil van hare moeielijklicid, door hen steeds
met de uiterste nauwgezetheid werd uitgevoerd,
terwijl zij zelven, door de jaarletter, die ieder
college in het door haar gekeurde metaal sloeg,
zich aansprakelijk stelde voor eventueele scha
devergoeding. Overliedon moesten op die wijze
in hun eigen belang er voor zorgen, dat ieder
hunner confraters bekwaam genoeg was, om het
college voor schade te bewaren. Daarom waren
er onder hen die dertig en meer jaren hadden
dienst gehad. Maar buitendien gaven overlieden
te kennen, dat zij boven de stedelijke keuren
stonden. Immers hunne aanstelling berustte op
Placcaten van den lande van 1502, van 1663 en
andere, die nog niet door Representanten van 't
Volk van Holland waren afgeschaft. Daardoor
waren zij gesubordineerd aan de Meesters van de
Munt. Hunne benoeming door Burgemeesteren
hadden zij zich indertijd slechts laten welgevallen.
maar feitelijk hadden zij zich aan stedelijke inmen
ging niet te onderwerpen gehad. Deze argumenten
brachten de Amsterdamsche volksrepresentanten
tot inkeer. Zij bepaalden, dat de overlieden hun
nen tijd zouden uitdienen, maar dat or inmiddels
bij keuze nieuwe overlieden zouden benoemd
worden, aan welke de oude behoorlijk rekening
en verantwoording zouden doen.
Kn zoo geschiedde het, dat op 30 November
1795 het gilde in de groote krijgsraadkamcr
ten stadhuize bijeengeroepen werd, om in tegen
woordigheid van Burgers Representanten, nadat
de oude plechtig waren bedankt, nieuwe overlie
den te verkiezen.
De oude zoowel als do nieuwe overlieden ge
noten het volle vertrouwen van de jonge regee
ring. Dit bleek het best toen in December van
hetzelfde jaar de nieuwe overlieden werden gelast
op dezelfde wijze als de oude te administreren.
Dit viel geheel buiten de verwachting van do
ontevreden gildebroeders, en het allerminst in den
geest van een winkelhouder Mr. Gerrit Duym,
die als het roerigste element in het gild stond
aangeschreven en sedert eenige jaren overlieden
voortdurend kwelde met propositiën tot verbete
ring, waarop hij onder het oude régime geen suc
ces hoegenaaamd had geoogst, zoodat hij zich
vol hoop tot de nieuwe regeering had gewend bij
rekwest ingeleverd kort vóór de publicatie, waarbij
alle gildebesturen werden afgezet.
Gerrit Duym was juist zooals de overlieden hem
noemden een lastig suppliant," en daarbij een
volhouder, die, meenende dat zijne voorstellen
met een duidelijk vooroordeel werden afgewezen,
zich met zijn klachten van Pontius tot Pilatus
wendde. De overlieden hadden in 1786 het eerst
met hem kennis gemaakt. Hij had toen d e over
lieden gewezen op vele vermeende ^misbruiken
in do toepassing van placcaten en keuren, zeg
gende, dat er overal goud van veel minder gehalte
dan voorgeschreven was te koop lag, waarop over
lieden antwoordden, dat dit werd veroorzaakt door
bet galanteriewaren-placcaat van 1750, een placcaat
dat ook zij betreurden.omdat daardoor het land over
stroomd werd met buitei.landsche goudwerken van
minder allooi dan het goud, dat hier te lande mocht
worden verwerkt. Ook zij hadden getracht hierin