Historisch Archief 1877-1940
S-J?,^
j t* r.
DE-AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 578.
~"<Ja,déXlXe Eeuw gemengd zijn, en dat, door zijn
i --.kloekheid yan opvatting, natuurwaarheid, breede
" .behandeling en* gamma van kleuren, bepaald tot
de XVUe Eeuw schijnt te behooren, al heeft de
?'schilder verwen, gebruikt, welke zich beter
heba gehoaden dan die van vele onzer, andere
onde landschapschilders.
" De- door een wit-en-zwart geteekend hondtjen
Mngekefte .stier schynt zich met voornaamheid
over deze bejegenii-g heen te zetten, al geeft zijn
Ktaartbeweging te kennen, dat h\j het ongeduld
allengskens voelt bovenkomen.
De stier is ongeveer gepozeerd als die op het
? ifauritshwis; maar de talrijke en fijne
schakeetingen in zyn siloët bewijzen, dat hier geen
kopiist aan het werk is geweest; maar een zelf
standig en zeer talentrijk kunstenaar. Meer
opwekking dan in den stier van Den Haag toont
de, kop van dezen. Wit, bruin en grijs zijn de
kleuren van zijn vacht. De belichting, in
zonderheid langs den onderkant van kop en hals, werkt
mede. om het dier krachtig van den achtergrond
te doen afkomen; terwyl de tonen van de lucht
(hoewel niet minder dan het overige hier en daar
hertoetst) u den indruk geven van de ruimte,
die zich, in dezen zomer-namiddag, achter het
' beest uitstrekt. De grond, het weiland is meer
? pittoresk dan, in boerenzin, goed onderhouden.
Uitvoerig en met veel charakter is de planten
groei geschilderd.
Het stuk is blijkbaar verdoekt; d. w. z. er is
waarschijnlijk een nieuw doek en raamwerk ach
ter de schilderij aangebracht.
Men heeft de Madonnaos van Burgemeester
Meyer van Dresden en Darmstadt pas goed kunnen
vergelijken^ toen men ze samen ten-toon-gesteld
»heeft; van niet minder belang zou het zijn dezen
Jongen Stier" eens te plaatsen naast dien van
Den Haag. Eerst dan zou men tot een voldoende
vergelijking iunnen komen. De stukken van Potter,
wier dierfiguren grooter zijn dan 8 of 10 centi
meters, zijn niet zoo talrijk, dat men ze levendig
genoeg voor den geest kan hebben om eene
vergehjking met dit stuk in te stellen: en 't is toch
duidelijk, dat bij te groot verschil van schaal de
manier eens meesters zich zelden alom gelijk blijft:
Thomas de Keyser niet te nagesproken.
? Hoe men, voor de schilderij van Odéon staande,
zich vergenoegen kan met te zeggen: het is geen
Potter", en er niet onmiddelijk op te laten
volgen: welk een ontdekking, dat er, naast
Potter, nog een hollandsch schilder geweest is,
die wondervolle stieren kon schilderen", is mij
onverklaarbaar.
16 Juli. ALB. Tn.
ERNST VON WILDENBRUCH.
I.
ledere navolging is ten deele een blijk van
zwakheid en onvermogen. Korter of langer tijd
houdt zy zich staande en verdwijnt dan, omdat
de levensvoorwaarde haar ontbreekt; een
meiiBchenlevën duurt zij hoogstens, een toekomst heeft
ajj niet. Gebrek aan scheppingsgave deed in
Duitschland een navolging der oud-Duitsche meu
belindustrie ontstaan. Vele jaren heeft zij gebloeid
en zal zeker nog een reeks jaren bloeien; maar
de meubelen zijn in strijd met het karakter der
woningen en bovenal met het moderne karakter
van den mensch. Om het sombere, waardoor zij zich
kenmerken, eeuigsaias weg te nemen, werden in
de woningen allerlei sieraden vooral?etablissements"
aangebracht. Dit deed menig vertrek in een soort
luxe-winkel of popperig schildersatelier ontaarden.
Reeds doen zich de kenteekenen voor, dat
deze navolging haar einde nabij is. De thans te
Munchen gehouden lüjverheidstentoonstelling wijst
aan dat de meubelmaakkunst haar ouden weg
verlaat, en van de eene navolging in de andere
overgaat, de oud-Duitsche stijl wordt verdrongen
door den Rococo.
Een zelfde verschijnsel openbaart zich in Duitsch
land op het gebied der letteren. Het jonge
Duitschland zoekt ijverig naar iets nieuws, naar
nieuwe vormen, naar kunst als uiting van het
veelbewogen heden. Velen zijn in hun streven
reeds gelukkig geslaagd, maar het ideaal waar
naar zij jagen heeft geen hunner bereikt. Hun
-aller meester, de te Munchen vertoevende Noor,
Henrik Ibsen, is hun voorbeeld : hij heeft de be
grippen van het heden in nieuwen kunstvorm ver
vat ; h\j is zeker van de toekomst omdat hij het
beden begrijpt.
De oudere richting, daarom volstrekt nog geen
oude, heeft in haar navolging veel van die der
oud-Duitsche meubelindustrie. Zij is meer of
minder gelukkige namaak, waarin de
etablissements" niet ontbreken. Als voorbeeld mag gel
den : Oscar Blumenthal, in vele opzichten een
? Tapezirdramaturg."
Op dramatisch gebied hebben zij de ernstige
tooneeichrijvers, Shakespeare, Schiller en Kleist,
vooral de eerste nagevolgd. Zij zijn echter, on
danks het verdienstelijke van hun streven, aan de
oppervlakte blijven hangen en in ieder hunner
werken lag den kiem voor den dood. Nog bij hun
leven ot dra na hun verscheiden zijn zij vergeten
en hun werken laten geen spoor na. Schrijvers als
Lindner, Kruse, Kichard Vos, Wilbrandt,
Wildenbruch zyn nooit zich zelf geweest, hebben nooit ge
luisterd aan het hart van hun tijd; zij hebben de
klanken van Shakespeare en Schiller
nagestameld, en in plaats van hun helden schimmen
gegeven, onder oorverdoovend leven en wapen
gekletter. In hun tooneelkennis toonen zij meerder
en grooter bedrevenheid dan Shakespeare en
Schiller beiden ; maar hun personen hebben geen
ziel, geen karakter, het zijn in kostuum gestoken
beweegbare poppen van papier, met een
praatmachine, die begint te werken als de auteur het
wil.
Schiller met al de onbeholpenheid in den vorm,
was de stem der natie, de stem van het toen
malig heden, hij formuleerde de wenschen en
idealen van het volk, de zucht naar vrijheid ca
eenheid. Toen gevraagd werd: wat is het
Duitsche vaderland? klonk zijn. stem door ia den
wensch, dat het 't gansche Duitschland mocht
zgn, als echo op zijn aanmaning: weest n en
eenig, als een herinnering aan het spiegelbeeld
uit "Wilhelm Teil, waarin de helden plechtig ver
zekeren een eenig volk van broederen te ?willen
zijn, in nood en dood. Die hoogere eenheid 'werd
verkregen toen de oude rassenhaat, tusschen het
Gallische on Germaansche feller dan ooit ont
brandde. Het verhoogde nationale leven was on
ontbeerlijk voor het ideaal, onbewust levende in
het Duitsche volk, maar door Schiller zijn
stamgenooten tot duidelijkheid gebracht en door hem
voorgevoeld: want zegt Vondel dichters
zijn niet deurgaens zulcke ongeluckige
Waerzeggers, of men ziet zomtijts, oock buiten alle hope,
gebeuren het geen zy een goede wyl te voren
spelden."
Schiller was daarenboven in menig opzicht de
zuivere verpersoonlijking van een beminnelijkeri
Duitschen karaktertrek, voornaraentlijk van het
dweepende. Zijn doen .en handelen boezemden
vertrouwen in, wat Göthe van hem zeggen deed:
Und hinter ihm in wesenlosen Scheine
Lag, was uns alle biindigt, das Gemeine.
Schiller was en is, met al zijn gebreken, een
in waarheid nationaal dichter, die in zijn tijd
meester was van het heden en daarom van de
toekomst. Want een groot dichter dicht niet
voor de tijden, die komen zullen, slechts om hun
herinnering naar den grooten dag van het ver
leden terug te voeren, hij dicht nog veel minder
voor het verleden, om de groote geesten weder
te doen verrijzen. Hij zelf wekt groote geesten,
omdat hij de daden der toekomst, d. w. z. de
idealen van het heden bezingt. Zij ware tijd is
juist: de toekomst, eenig en alleen de toekomst,
de toekomst die alle groote dichterzielen in het
heden voorgevoelen. Zooals Wildenbruch-zelf
naar waarheid zeide, maar zoo slecht nakwam,
toen hij in Der Karolinger een. zijner helden de
woorden in de mond gaf:
Die Zukunft ist des Mannes
wahre Zei t.
Slot volgt.
J. H. RÖSSING.
Schetsen en Novellen door Mario.
Utrecht, J. L. Beijers.
Toen Mario in 1875 hare kort daarop be
kroonde novelle Lize" schreef, koos zij als motto
ervoor Göthe's bekende: Grcift nur hinein ins
volle Menschenleben ! ? und wo ihr 's packt,
da ist 's interessant" Had zij die regels op het
titelblad van haar voor eenige weken uitgekomen
bundel geplaatst, zij zou daarmee in enkele woor
den het richtsnoer hebben aangeduid, dat haar
bij hare werkzaamheid op litterarisch gebied
klaarblijkelijk steeds voor den geest zweeft.
Een paar kleine novellen, een andere van
eenigszins langeren adem, verder eenige schetsen
en herinneringen, de laatste klaarblijkelijk met
voorliefde op papier gebracht, vormen den inhoud
van Mario's nieuwste pennevrucht; altemaal gre
pen uit het leven, dikwijls interessant in hunne
schijnbare nietigheid en die, hoe vaak ook ver
teld, ons steeds op nieuw troffen en boeien, wan
neer slechs, gelijk hier, de voorstelling ervan
nieuw en artistiek is.
Voorzeker, indien men zich, het hoofd vol van uit
Duitschland geïmporteerde begrippen over schoon
heidsleer, of wel, met een zwaarwichtigen Carrière
of een nog philosophischer Vischer naast zich,
aan de beoordeeling van dit -werkje zet, zal men
op de compositie van deze of gene novelle al even
goed aanmerkingen kunnen maken als, een paar
jaar geleden, op Aleide" en op Levensstrijd".
Roman of novelle? vroegen enkelen zich toen
aarzelend af. Is ieder dezer beide verhalen voor
een roman niet te schetsachtig behandeld; voor
eene novelle daarentegen niet van al te grooten
omvang ? Alsof van een afdoend antwoord op deze
vraag de waarde dezer produkten afhing! En
ook thans zal men met doctrinaire bevreemding
kunnen opmerken, dat de bouw van eene enkele
novelle wel wat vluchtig heeft plaats gehad, of
dat er,wat meer voorkomt (o. a. in Kleine Hugo"de
familie Dalhof),wel eens een steentje aan toegevoegd
is, dat best gemist had kunnen worden. Toch
zouden zulke opmerkingen o. i. slechts bewijzen,
dat men nog niet volkomen heeft ingezien -wat
de schrijfster wil. Niets ligt, dunkt ons, minder
in hare bedoeling dan de angstvallige vervaar
diging van een schema, van een ontwerp, een
geraamte, om dat dan langzamerhand met vleesch
te bekleeden en het tevens, wat dikwijls al zeer
moeielijk blijkt te zijn, echt, onvervalscht le
ven in te gieten. Met een. scherp oog een hel
der verstand en een gevoelig hart begaafd, ziet
zij om zich in de maatschappij; hier treft haar
eene wanverhouding op sociaal gebied, daar eene
roerende daad van toewijding en zelfopoffering,
ginds wederom voelt zij zich aangetrokken tot
een beminnelijk menschenkind, een levendige
meisjesziel, van hooge idealen vervuld. En die
wanverhouding, die daad, dat jonge meisje; zij
geeft ze, nu eens met meer dan weder met min
der geluk, doch juist zóó weder als zij ze met
haar kunstenaarsoog heeft aanschouwd en in haar
ontvankelijk gemoed heeft opgenomen, onbekom
merd om eenige theorie van compositie, slechts
tevreden, wanneer zij er in geslaagd is dat stuk
leven op 't papier te werpen zooals 't zich aan
haar voordeed, en wanneer haar dit gelukt is in
sobere trekken, maar die der kunst waardig zijn.
Een enkele blik in het boekje moge dienen tot
staving van het beweerde. Zonder twijfel is
Lize," door do schrijfster aan liet hoofd van do
reeks geplaatst, het meest verdienstelijke stukje
van den geheelen bundel. Het oude lied van
liefde en leed, van scheiding en berusting wordt
hier nogmaals aangeheven, maar mot zoo roe
renden eenvoud, op zoo echt menschelijkon toon,
dat het in de hoogste mate treft en aangrijpt.
Het gesprek, waarin Lize aan den dokter mede
deelt, dat zij bemint, is in zijn edele waarheid
een meesterstuk van realistische kunst.
Uitnemend gcstilisjord is ook het daarop vol
gende In memoriam", geschreven ter herinne
ring aan eene dierbare doode, een bloem, die
bloeide in don stillen huiselijken kring, 't meest
geliefd en op prijs gesteld door hen, die haar
het beste kenden, een weldadige verschijning in
het dagelijksch leven, eene heerlijke uitzondering
op do gewone alledaagschheid." De liefderijke
warmte, die uit deze schets straalt, en tal van
fijne toetsen, in het meisjosbceld aangebracht,
doen het als 't ware herleven; ook zelfs bij hen,
die de gestorvene persoonlijk niet gekend hebben,
weet Mario door haar diepgevoelde schildering
eene innige belangstelling op te wekken.
Doch eene bespreking van ieder der schetsen
afzonderlijk zou ons te ver voeren. De herin
nering aan Grootmama, het droevig einde van
de liefste" des mineurs, Kleine Hugo" met
zijne geestige beschrijving van het rondtrekkend
paardenspelpersoneel, het oude huis met zijn
verschillende, bewoners ; zij leveren alle het be
wijs, dat Mario een merkwaardig talent van ver
tellen bezit en dat zij de kunst verstaat om den
diepen ernst, het kenmerk van de meeste harer
producten, door menigen gelukkig aangebrachten
trek van humor te verzachten. Bovendien wordt
bij eene groote mate van ongedwongenheid en
levendigheid, haar stijl steeds gedragen door eene
zekere distinctie, die aangenaam aandoet, en die
ons in e.en avondje bij de oude Heer" de ver
zuchting van den heer van 's G ,dat men
in vroeger dagen l'art de causer beter verstond
dan thans" als uit de borst der schrijfster voort
gekomen doet- schijnen. Haar die de kunst van
causeeren op 't papier zoo meester is, moet het
wel opvallen, dat zij in onze hedendaagsche ge
sprekken zoo zelden meer is te bespeuren.
De weldadige indruk, dien elk der schetsen
maakt, wordt nog versterkt, wanneer men het
werkje in zijn gehoel beschouwt. Zie hier, zoo
zegt men onwillekeurig tot zich zelven, het werk
van een lang niet alledaagschen geest, dat u nu
eens een glimlach, dan weder een traan afdwingt,
u tevens de nooit genoeg vernomen les voorhoudt
dat eenvoud hot kenmerk van het ware is, en u
metterdaad bewijst dat in een zuiver en gedistin
geerd Hollandsch ook thans nog tal van
menschelijke aandoeningen kunnen worden weergegeven.
Daar het boekje bij den heer Beijers te Utrecht
is uitgekomen, is eene aanbeveling van het uiterlijk
or van overbodig. Slechts de correctie had hier
en daar met eenige meerdere zorg kunnen ge
schieden.
Amersfoort, Juni 1888.
W. N. COEKEX.
EEN NOG ONUITGEGEVEN BRIEF VAN
MULTATULI.
(Overgenomen uit de Soeraliaia-Cowant.)
WIESBAKEN, 5 April 1876.
Waarde lieer B , ik kan het niet verant
woorden uwen zoo hartelijken brief zonder weer
klank te laten, schoon daartoe meer redenen we
zen zouden dan gij gissen kunt. Eerstens ben ik
onwel, niet ziek in den gewonen zin van 't woord,
maar erger.
Kon ziekte heeft haar gewoon beloop. Ze stijgt,
bereikt haar toppunt, en daalt weer af. Meestal
zelfs is ze niets dan 'n natuurlijke gezondheids
maatregel, on zou dat misschien altijd wezen, als
we haar in die weldadige functie niet stoorden
door medicijnen. Mijn onwelzijn echter is, ook
zonder medicijnen, van minder weidoenden aard.
Ik ben treurig, zedelijk vermoeid en, naar don
geest gesproken, invalide. Alle inspanning valt
me zwaar, tot het schrijven van 'n eenvoudigen
britf toe.
Een _ tweede reden van de mogelijkheid dat
ik U niot zou geantwoord hebben, ligt in de zeer
smartelijke ervaring op dit punt. Meer dan eens
is 't gebeurd, dat ik berouw moest voelen over
de al te toeschietendc manier, waarop ik blijken
van sympathie waardeerde. Maar ik zou onregt
doen door allen over n kam te scheren, en ik
stel me liever bloot aan déccptiën van den aard
als ik reeds velen onderging, dan dat ik een
welmcencnde zou afwijzen.
Alzoo: Vriendelijk dank voor uw hartelijk schrij
ven! Dat ge van Samarang zijt, 'n Insulinder,
verhoogt in mijn oog de waarde uwer betuigingen
niet weinig. Mijn hart klopt warm voor 't schoone
land waar ik 't eigenlijk leven intrad, waar ik
m'n ziel voelde geboren worden. Wat ik in Sopt.
1838 toen ik, 18 jaren oud zijnde, uit Holland
vertrok, geleerd had of bijgewoond en ondervon
den, beteekent niet veel! Eerst in Indiëont
waakten m'n vermogens, m'n gedachten en m'n
hart. Zal ik 't ooit weerzien? Zoo lang daar de
rooversvlag waait, zeker niet! Nu is 't welzeker
dat die vlag in betrekkelijk korten tijd zal
worden^ neergehaald, maar wat kort is in de geschie
denis, kan lang zijn in 't leven van 'n mensch,
en ik ben al 5(> jaren oud.
Maar gij zijt jong genoeg om de verandering
to beleven. Toch vrees ik dat die verandering
niet ten goede wezen zal! Indien men 't Hol
landsch gezag verjaagt, vóór de stevige grond
slagen van zclfregecring gelegd zijn (waartoe
grooter eensgezindheid in de oppositie vereischt
wordt, dan er tot nog toe bestaat!) dan zie ik
met schrik don tijd te gemoet dat men den
Hollandsclien tijd" betreuren zal. Anarchie, heer
schappij van Amerikaanscho vrijbuiters, van
Europeesch kanaille, zouden vreeselijko gevolgen
hebben. Land en volk zijn te goed voor zoo'n
proef. Insulinde is 'n prachtig paard waarop
'n dief zit. Dat men dien dief er afwerpt, is best.
Maar men moet bot niet doen voor men 't beest
aan den teugel heeft, daar 't anders do wildernis
inloopt ^en, onbestuurd, van de rotsen te pletter
valt. Nog eens : Insulinde is te goed om er een
Zuid-Amcrikaansclie republiek van te maken en
de Javaan verdient iets beters dan als 'n
roodhuid uitgeroeid te worden door Europcesche be
schaving en jenever.
Het wachtwoord van ieder die 't wel meent
met de^ toekomst van Land en Volk, is Holland
er uit." O ja, maar eerst nheid onder
'n algemeen erkend hoofd". Als duizend perso
nen ieder 'n anderen weg uittrekken, oefenen
ze minder kracht uit, dan 't zwakste kind zou
kunnen doen. En toch geschiedt dit in Indi
sedert den Havelaar Ieder vloekt Holland, inaar
niemand schijnt in te zien dat er, om iets degelijks
te bereiken, eenheid en organisatie noodigis Do
taal der Indische couranten is dreigend. Maar
men geeft er in don Haag niets om. Men weet
daar zeer goed, dat verdeeldheid geen kracht
geeft, liet is juist ten gevolge der verdeeldheid
van Inland«cho stammen en hoofden, dat het
zwakke Holland zoo'n rol heeft kunnen spelen!
En nu volgen de heel-of half-blankeu in Insulinde,
die van Holland af willon, de inlandsclie hoofden
na in onnoozelheid i Allerlei kleingeestige
sympathietjes en antipathietjes staan 't bevorderen
der hoofdzaak in den weg. Op die manier komt
men niets verder.
Ik geef U volkomen vrijheid deze denkbeelden
te verspreiden, als ge weer op Java zult terug
gekeerd zijn.
Vriendelijk dank voor Uw portret. Maar ik,
beste kerel..... ik bezit er geen! Tweemalen
gaf ik toe in 'n begeerte die me vrij algemeen
toescheen, en ik deed het a contre coeur, want
ik heb groote. moeite om te poseren. Het maakt
me zenuwachtig. Wel nu, de eerste keer, vele
jaren geleden, zette ik de zaak door en .... tot
heden toe heb ik den fotograaf en den lithograaf
te Brussel (waar de zaak geschiedde) niet kun
nen betalen! De geestdriit om m'n portret te
bezitten, verflauwde oogenblikkelijk toen ik in 'n
circulaire m'n lezers verzocht er f 10.?voor te
betalen. Dit was 'n leerzame proef! En nu on
langs getroostte ik mij, op zeer dringend verlangen
van m'n uitgever, weer te poseren, wat me zeer
veel moeite kostte. Ik doe 't voor geen 1000 gl.
meer'. Welnu, ik verneem dat er van do naar
aanleiding daarvan gemaakte lithografiën zeer
weinig gevraagd worden. Van die fotografiën gaf
me mijn uitgever een pakketje dat ik terstond
heb weggedaan. Zulke dingen maken mij misselijk.
Ik betwijfel zeer of ik er weer toe kom, zoo'n
machine aan te kijken. Bovendien ik voel me
treurig, en kan geen ander gelaat zetten dan 'n
zoodanig waarmee men kinderen naar bed jaagt,
wat toch eigenlijk m'n natuurlijke stemming niet ?
is, want ik houd van vrolijkheid. Het spijt me
genoeg dat ik zelf niet vrolijk wezen kan! Daartoe
heb ik te veel geleden, en tot m'n spijt drukt in'n
gelaat dit uit. Ditzelfde is dan ook de oorzaak
van de staking der Wouter-geschiedenis. M'n ge
moed is te diep gewond, dan dat ik iets liefelijks
zou kunnen geven, wat ik toch altijd zoo gaarne
gewild heb ! Sommigen meenen dat ik genoegen
schep in vitten, razen en schelden. En 't is juist
andersom. De bitterheid waartoe men mij aan
houdend noodzaakt, doet me zeer !
M'n schrijverij naar tijdorde ? Zie hier:
De Hacelaur is geschreven in 1859, najaar en
winter. Hij verscheen in Febr. 1SGO. Daarop
volgden (doch na vrij lange tussckcnruimte) de
Minnebrieven. Wacht, ik zal er een lijstje van
maken :
Havelaar (Febr. 18GO).
Minnebrieven.
Over vrijen arbeid (ïlier worden do Ideën aan
gekondigd).
Bundel I en II Ideën.
l'ruissen en Nederland.
Bundel III en IV Ideën.
Specialiteiten (bij Waltman te Delft; hiervan
verschijnt eerdaags een 2e druk.)
Nog eens Vrije Arbeid (bij W altman te Delft)
Bundel V Ideën.
Millioenen studiën (bij Waltman).
Bundel VI Ideën.
Bundel VII nog niet af, er verschonen slechts
13 vel.
Bovendien bevat het bundeltje Verspreide
stukken" diverse opstellen van verschillenden
datum.
De Bruid daar boven verscheen, meen ik in
18tJ2 of G3 doch werd geschreven in 1842 en
1843, gedeeltelijk te Natal gedeeltelijk te Padang.
Ik moot eindigen, daar ik me niot wel gevoel.
Wees zeer vriendelijk gegroet van.
t. a. v.
DOU\VES DEKKER.
Ah ja, dit moet ik U nog doen opmerken. M'n
opgaaf' is wat de Ideön aangaat in zoover onjuist,
dat de noten bij herdruk 'n geheel anderen da
tum hebben dan de bundels zelf bij de eerste
verschijning. Zoo komen er bijv. in de nu weer
gedrukte bundels III on IV, noten van dit jaar.
Als ik geld had, en wél was, kocht ik al in'n
ideën terug en werkte ze over.
Maar bier is geen denken aan.
Vorstenschool" staat in bundel IV, doch is
ook afzonderlijk uitgegeven.
MULTATULI IN DEN GIDS.
(Ingezonden.)
11 riy pas de grand liomme pour son valet de
chaiubre .. ." Wij zouden er bij kunnen voegen:
et po'tir son médecin."
Dit spreekwoord kwam mij te binnen, toen ik
het stuk van Dr. Abrahanisz in het laatste
Gidsniinimer las. Ook voor dozen doctor blijft er van
Multatidi niet heel veel meer over dan een arme
zenuwlijder, een halve of heele krankzinnige.
Zenuwlijder, nu ja. De meeste groote geesten
hielden er goddank eenigszins andere zenuwen
op na dan die onzer bourgeois, dan die van
Dr. Abrabamsz. Aan die belasting" hebben wij
onze groote mannen te danken, die zijn voorge
gaan iri het goedo en schoone.
Waren Beethoven, Heine, Byron, Sbelley ge
wone nuchtere menschen geweest zooals Droog
stoppel zo wenscht, de wereld zou de heerlijke
symphonieën on gedichten niet bezeten hebben.
welke die grooten onder de grooten ons hebben
geschonken.
Had Multatuli wat langer en beter onderwijs
kunnen genieten, onder strenge tucht, enz." wij
zouden die sclioone Ideën niet bezeten hebben,
geen Havelaar, geen Vorstenschool, geen Wou
tertje, geen Millioenen Studiën. Dan ware liet
zondig geweest dat Mr. Vosmaor zijn Zaayer schreef,
Polak zijn uitnemende studio. Dan ware er geen
man geweest die in het ongelukkigste tijdperk
onzer volksontwikkeling het ideaal van waarheid,
schoonheid, zedelijkheid, goed had hooggehouden
met de aangrijpende taal van iemand die veel
geleden heeft.
Juist orndat Multatuli geen gewoon
schoolondorwijs bad genoten, onder strenge tucht," juist
omdat D. Dekker in zoo kooge mate autodidact
was, hoeft hij zooveel jaren lang geboeid on mee
gesleept met zijn geniale en oorspronkelijke ge
dachten.
Dit alles nu is den heer Abraliamsz on vele
andere Kappellni een ware ergernis, liad die man
in godsnaam maar fatsoenlijk gymnasiaal onderwijs
genoten on fatsoenlijk gcstiufeerd, on behoorlijk
zijn betrekking blijven waarnemen, er ware heel
wat anders van hem terechtgekomen Ziodoplaai
van den voorgaanden Spectator. Zei ook nie