Historisch Archief 1877-1940
M*. 579
DE AMSTERDAMMER
A°. 1888
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
UitgèYer: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
? ? Keizersgracht 436.
Zondag 29 Juli.
Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. f 1.15
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . ... 0.20.
Reclames per regel 040.
- I H H O U D:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. - FEUILLE
TON.: M\jn eeiste liefde, I, door Jo van Sloten.
UIT PARIJS, door A. B. KUNST EN
LETTEREN: LTmmortel" van Alphonse Daudet,
door Dr. Jan ten Brink. Een oud-engelsche
schouwburg. Madame Agar. ? Brusselsche
? Kunstindrukkén, door Alb. Th. Ernst von
Wildenbrueh,. (Slot), door J. H. Rössing. Het
? tydscfcrjft; AB<}}Jand-Vlaandereil", door L. v.
Deyssel. VARIA. SCHAAKSPEL.
Oud-Amsterd. Verscheidenheden. Jaloersch, naar het
Frausch van Léon Allard. ALLERLEI.
RECLAME. BEURSOVERZICHT.
ADVERTENTIEN.
Van verre en van nabij.
Keizer Wilhelm heeft de reis naar huis
weder aanvaard. Iedereen erkent, dat de be
zoeken aan den koning van Zweden en Noor
wegen en den koning van Denemarken ge
bracht werkelijk niets anders zijn dan
beleefdheidsvisites, bewijzen van goede
nabuurschap, die tevens misschien wel in de
eerste plaats! moeten dienen om de
beteekenis van het bezoek aan den czar te ver
zwakken. De Norddeutsche Allgemeine Zeitung
het orgaan van ? vorst Bismarck, heeft het
voorbeeld gegeven en de pers van bijna alle
landen heeft, zonderling genoeg, dit voorbeeld
gevolgd, om te verklaren, dat dit bewijs van
persoonlijke vriendschap niets aan de bestaande
internationale verhoudingen zou veranderen.
Gewoonlijk overdrijft men de beteekenis van
dergelijke vorstelijke bezoeken, thans echter
verzekert men om strijd, dat als keizer Wil
helm weer naar zijne hoofdstad zal zijn te
ruggekeerd, alles bij het oude zal blijven.
Iedereen schijnt zich daarover te verheugen.
. Is dan de tegenwoordige toestand zóó idyl
lisch? Dat zeker niet. Maar het schijnt wel,
dat geheel Europa langzamerhand gewend is
geraakt, om de combinatiën van den Duitschen
rijkskanselier te beschouwen als zaken, die
men moet opnemen als eene beschikking van
het lot, in het ergste geval als een noodza
kelijk kwaad, maar in elk geval als iets on
vermij delijks.
Zoowel in Duitschland als in Oostenrijk
en Italiëis de triple alliantie verheerlijkt als
het hechtste bolwerk van den vrede, doch nu
er sprake is van eene wijziging der combi
natie, op welke het Europeesch evenwicht in
de laatste jaren was gevestigd, is men in
Frankrijk en in Engeland niet minder onge
rust dan in de drie verbonden rijken. Frank
rijk vreest reeds den bondgenoot in spe te
zullen missen, die zijne sympathie voor de
republiek in het Westen welstaanshalve niet
openlijk uitspreekt, maar toch gaarne de
eerste de beste gelegenheid zou aangrijpen
Feuilleton.
MIJN EERSTE LIEFDE".
SCHETS UIT HET KINDERLEVEN.
DOOR
JO VAN SLOTEN.
Wij waren met z'n achten allen mooie, ge
zonde, krachtige kinderen; allen, behalve ik
helaas I
't Leek zóó vreemd, zoo onnatuurlijk, dat
ne leelijke mismaakte dwergje te midden
dier flink ontwikkelde knapen en meisjes, dat
menigeen mij ziende, aan »een verruild kind"
gedacht moet hebben, dunkt me. Of mijn
ouders misschien ook zóó dachten ? Ik weet
het niet; maar wel weet ik dat, als op heldere
zomermiddagen de gansche, vrpolijke schaar
in den tuin ronddartelde en ik te vergeefs
trachtte mee te doen aan de dikwijls wilde
spelen, mijn vader met iets toornigs in zijn
bruine, glinsterende oogen gemelijk tot mijn
moeder zeide: »Hoe komt dat kind in Gods
naam toch zoo zwak, ik begrijp 't niet, al de
anderen zijn zoo flink."
»Zwak is ze niet," antwoordde mijne moeder,
»ze kan zich moeielijk bewegen omdat ze ge
brekkig is, maar inwendig is ze misschien
taaier dan n van allen."
Ze waren niet voor mij bestemd, die woor
den, maar ik hoorde ze toch en het scherpe
kinderoor trachtte daarin een toon van mede
gevoel te ontdekken, maar zonder dien te
kunnen vinden.
ȕaaier dan n van allen, 't is waar, dat
ben ik geweest; nog maar twee zijn er nu
over van al die levenskrachtige zusjes en
om aan het overwicht van Duitschland
een einde te maken. Engeland maakt zich
bezorgd voor Eusland's overmacht in het
Oosten, en pleit voor Oostenriik's goed recht
en voor de autonomie der Balkanstaten met
eene warmte, die onverklaarbaar zou zijn, als
men het antagonisme tusschen »den beer en
den walvisch" niet van oudsher kende. Itali
ziet zeer goed in, dat het niet gemakkelijk de
rol van groote mogendheid zal kunnen blij
ven spelen, en zeker weinig kans zal hebben
op de vervulling zijner wenschen tot uitbrei
ding van grondgebied, als het niet langer
deel uitmaakt van het machtig verbond.
Oostenrijk voelt, dat Rusland's vriendschap
door Duitschland slechts kan worden gekocht,
wanneer men te Ween en daarvoor den prijs
betaalt, door aan de regeering te St. Petersburg
vrij spel te laten op net Balkanschiereiland.
Turkije weet, dat de groote mogendheden,
zonder uitzondering, gaarne riemen snijden
van ander mans leer, en het weet door eene
treurige ondervinding van meer dan eene
eeuw, dat het voor deze gedwongen levering
steeds de aangewezen persoon is. Zoo hebben dus
alle groote mogendheden, en de kleine niet
minder, belang bij het behoud van den status
quo, al legt die aan de meeste van hen zware
lasten op. Daar intusschen de officieuse
Norddeutsche Allgemeine. Zeitung, op zeer
scherpe toon te velde trekt tegen de Russische
bladen, die zich van Duitschland's toenade
ring gouden bergen beloofden, mag men hopen
dat de tegenwoordige evenwichtstoestand, hoe
bedenkelijk ook in vele opzichten, vooreerst
nog behouden zal blijven.
In het Engelsche parlement is de lersche
quaestie weder aan de orde geweest. Sedert
twee jaren legt de Times den heer Parnell en
diens vrienden ten laste, dat zij tot de mis
dadige elementen in de lersch-iiationalistische
partij in rechtstreeksehe betrekking hebben
gestaan, en zedelijk medeplichtig zijn geweest
aan de sluipmoorden en dynamietaanslagen
van Fenians en »0iiverwinlijken". De Times
drukte zelfs in facsimile enkele brieven af,
die de onderteekening »Chs. Parnell" droegen,
en die, zoo zij echt waren geweest, de beschul
diging volkomen zouden hebben bewezen. Die
echtheid werd echter door den heer Parnell
op de meest besliste wijze ontkent. «Welnu,
vervolg ons dan wegens laster!" schreef
de Times. Maar dit wilde de leider der lersche
nationalisten niet doen, naar hij beweerde,
omdat hij geen vertrouwen stelde in eene
Engelsche jury. Hij drong echter aan op de be
noeming van eciie parlementaire commissie
voor het onderzoeken van de tegen hem in
gebrachte beschuldigingen, maar deze voldoe
ning werd hem geweigerd, op grond van de
onbevoegdheid van het Parlement, om van
dergelijke zaken kennis te nemen.
Zoo stond de zaak een jaar geleden. Toen
nu voor een paar maanden de heer O'Donnell
tegen den Times een proces wegens laster
broertjes en het bleeke, gebrekkige schepseltje
heeft al de anderen overleefd.
Tintelende oogen vol levenslust, heb ik
langzaam of plotseling zien uitdooven;
frissche lenterozen zag ik plaats maken voor
bleeke kerkhofsbloemen; ze waren schoon, en
fier, en krachtig, maar ze waren niet Haai"
zooals ik. Arme broertjes en zusjes!
Men ontmoet dikwijls meiischcn die hun
gebreken zelf niet schijnen te zien, die soms
nog ijdel zijn ondanks hun mismaaktheid;
ik kende mijn leelijkhekl maar al te goed,
ofschoon ik nog een kind was en ik vond
er een vreemd, wreedaardig genot in ze
mijzelve in het oog te doen vallen.
Achter in onzen tuin was een vrij hooge,
vlakke, wit gepleisterde steenen muur, die den
ganschen dag door de zou werd beschenen en
waarlangs niets wilde groeien, zelfs geen on
kruid. Daar ging ik dikwijls heen, terwijl do
anderen speelden, daar liep ik langs, nu en
dan stilstaande, om mijn arm, vergroeid fi
guurtje allerlei houdingen te doen aannemen
en als dan mijn verwrongen groteske afscha
duwing op den hel verlichten, witten muur viel,
instelde, meende men, dat de gegrondheid
der beschuldigingen tegen den heer Parnell
het hoofdonderwerp van de debatten zou uit
maken. Maar het proces was nauwelijks
begonnen, of het was reeds geëindigd met
eene vrijspraak van den Times, tengevolge
van de zonderlinge houding van den heer
O'Donnell, die zelf weigerde te verschijnen,
en de belangrijkste getuigen tegen den Times
niet liet oproepen. Het had er veel van of
de heer O'Donnell het proces had opgezet
om den Times een dienst te bewijzen.
Tocii had het proces den heer Parnell een
sterk wapen in de hand gegeven. De
advokaat van de Times had wederom eenige zeer
compromitteerende brieven voorgelezen, die,
naar hij verklaarde, door den hoer Parnell
waren geschreven. En deze advocaat was
niemand anders dan Sir Richard Webster,
die, in zijne qualiteit van attorncy-gencral, lid
der regeering is, en die een jaar geleden had
aangeboden den heer Parnell te v e r d e d
ig e u, indien deze een proces tegen den
Times wilde beginnen! Met recht kon nu
de heer Parnell beweren, dat de regeering
zich had partij gesteld, cii daarom opnieuw
de benoeming eischcn van een select commiHet,
een commissie uit het Parlement. Nogmaals
weigerde de regeering, maar op voorstel van
Lord Hartington stelde zij een compromis
voor: de zaak zou worden onderworpen aaii
het oordeel van drie, door de regeering aan
te wijzen, rechterlijke ambtenaren.
Wie zullen die ambtenaren zijn, en hoever
zal zich hunne bevoegdheid uitstrekken?
vroeg de heer Paruell. Het antwoord luidde
ontwijkend. Later eerst bij de tweede
lezing van het ontwerp, werden de namen
der rechters genoemd, maar het bleek toen,
dat «Ie Regeering het onderzoek wilde uit
strekken tot de beschuldigingen tegen enkele
leden van het Parlement en andere personen
ingebracht. Zij beweerde, dit onderzoek niet
te kdPiu.ii beperken, zonder zich iii de zaak
partij te stellen. Daarentegen merkte de heer
Parnell op, dat het proces dan jaren zou
kunnen duren, terwijl hij, als er alleen sprake
was van hè'geen men hem ten laste had ge
legd, zijne onschuld binnen acht dagen zou
kunnen bewijzen. De kosten van zulk een
proces zouden voor hem onoverkomelijk zijn.
Hij zag trouwens in het regeeriugsvoorstcl
niets anders dan eene poging om, door het
oprakelen van allerlei oude grieven, de ler
sche beweging ineen slecht daglicht te stellen.
Niettegenstaande de oppositie van den heer
Gladstone, nam het Parlement het
regeeringsvoorstel in tweede lezing aan. Het is te hopen,
dat, bij de behandeling der afzonderlijke
artikelen, de hoognoodige wijzigingen zullen
worden aangebracht.
De Tweede Kamer is uiteengegaan, waar
schijnlijk tot September.
Zij heeft in de laatste weken eene overeen
komst tusschcii deu Staat en de Ned. Bank
dan lachte ik luidkeels, niet met de heldere
lach van een dartel kind, het klonk eerder
als de schampere, sarcastische lach van eene
arme misdeelde, die zich wreken wilde op haar
ongeluk; misschien begreep ik dat zelve toen
nog niet.
Mijn beide ouders waren troetelkinderen
van het geluk geweest. Door de fortuin mild
beschonken, hadden zorg noch leed, ziekte
noch dood ooit hun drempel betreden, sinds
ze door de liefde vereenigd waren.
't Is waar, ieder jaar bijna kwam er een
kleintje, maar de vogel uit Egypte legde ze
zoo zacht en behendig neder, zijn klepperen
de wiekslag was zóó licht, dat zijn komst
maar weinig' beweging of' stoornis bracht in
huis.
Toen hij voor de vierde maal neerstreek op
ons dak, bracht hij bij vergissing, mij mede,
misschien ook wel had een booze Sphinx mij
aan hem meegegeven. Zijn geschenk werd
ditmaal de eerste bittere droppel in deii
levensbeker mijner ouders, het eerste kantige steentje
op hun effen pad, vol rozcblaadjes; het was
de eerste en ook de eenige maal, dat de na
tuur hen op deze wijze teleurstelde.
Als het lot hen wat minder verwend had,
als ze slechts iets dieper hadden kunnen
zien dan de schitterende oppervlakte van het
leven, zooals zij die zagen, waren zij door
ernst en strijd eenigszins gelouterd geworden,
misschien dat zij zich dan aangetrokken had
den gevoeld tot liet kleine zwakke schepseltje,
in plaats van het, zooals ze thans deden, te
beschouwen als een teleurstelling.
Zij waren niet slecht voor mij, ik kreeg geen
onvriendelijke woorden of eene ruwe bejege
ning, maar ik ontving evenmin <!e
licfkoozende teederheid, de hartelijke sympathie,
waaraan ik behoefte had, veel meer dan de
anderen, die pok zonder dut zichzclven kon
den steunen in het volle bewustzijn van hun
tot stand gebracht, na verwerping van zeer
rationeele, op het belang van den Staat ge
gronde en voor de Bank geenszins onaan
nemelijke amendementen.
Hier openbaarde zich een nadeel van
het bestaan der politieke partijen. Wat was
het geval ?
De tegenwoordige minister van financiën
heeft het ontwerp-octrooi bij zijn optreden
gevonden. Daar het tegenwoordig octrooi 31
Maart 1889 afloopt, was het noodig de zaak
thans af te doen. De minister nam dus het
voorstel over, met meer of minder ingenomen
heid ; maar toen hij het had overgenomen,
stond hij er pal voor. Zóó pal, dat hij
tweemalen openlijk dreigde, dat de Bank zekere
door leden voorgestelde bepalingen niet zou
aanvaarden. Onder deze omstandigheden be
gon de politieke stelling van den lieer Godin
de Beaufort, naarmate het debat warmer
werd, meer en meer samen te hangen met
deze wet. En zoowel de stemming over
de winstverdeeling als het ongehoorde
votum waardoor het amendement Haffmans
viel, werden voor een deel beheerscht door
de politiek. Slechts enkele onaf hankclijkeii
scheidden zich af van de rninistcriecle phalanx;
het gros van het leger bleef getrouw. Het is
niet aan te nemen, daïal die leden van de
rechterzijde, die de amendementen verwierpen,
de thans der Bank toegekende overma
tige voordeelen goedkeurden. Reeds uit het
geen De Kiandaard indertijd van het octrooi
zeide, mag dit met vrij groote zekerheid wor
den afgeleid. Maar het pas opgetreden
ministerie behoort geconsolideerd te blijven.
Dit bleek Woensdag en Donderdag zeer duide
lijk.
Aan het slot der zitting van Woensdag had
de minister duidelijk doen uitkomen, dat de
Bank, bij aanneming van het amendement
Halfmans, strekkende om de voordeelen der
uitgifte van vier millioen nieuwe aandcelen
geheel ten bate van den staat ie doen komen,
de onderhandelingen zou afbreken
Toen sprong de heer Vernicrs van der Loeif
op, en zeide: Mijnheer de minister, gij oefent
pressie uit. Des ministers politieke
stellingwas van dat oogenblik meer dan ooit met de
onveranderde aanneming der wet verbonden.
De leider der liberale partij had hem per
soonlijk aangevallen, en van dat oogenblik
af is er aan de rechterzijde de redevoe
ringen Donderdag door den heer De Savorniii
Loliman gehouden bewijzen het ten volle
weinig meer om het staatsbelang, maar uit
sluitend om het partijbelang gedacht. Een paar
leden, die van den aanvang dezer discussieu
af zich onafhankelijk betoond hebben, niet
te na gesproken. De linkerzijde onderging
daarvan natuurlijk deu terugslag.
Zoo had de politiek het laatste woord. En
wie zich daarover ook al moge beklagen,
zeker niet do aandeelhouders der
Nederlandsche Bank. De aaudcelen, die bij den aan
vang der beraadslagingen, «ïen l:'en Juli,
20") stonden, stegen, toen de stemming der
Kamer zich deed gevoelen, langzaam tot
kracht en bevalligheid.
Misschien ook deed mijn ongeluk mij wel
alles zwarter beschouwen dan liet in waarheid
was, »het arme buitje" was Jaloersch vrees ik.
Ik herinner mij nog levendig hoe diep, hoe
vreeselij k ik leed, wanneer ik zag hoe mijn moe
der het witte jurkje; glad streek of het blauwe
lint terechtschikte in de lokken van mijn zusje
Bertha, terwijl ze haar in het blanke poezelige
nekje kuste. Bertha met haar zilverblonde
krullen en vergeet-mij-nict-oogjcs, was n
jaar ouder dan ik en d'e lieveling van mama;
hoc spoedig ontdekken kinderen dat. Als ik
beiden zoo zag staan, dacht ik met de zon
derlinge, spottende bitterheid die mij eigen
was, hoe dat wit kanten jurkje mij wel staan
zou, hoc dat blauwe lint bij >mijn leelijken.
bochel" zou passen ?
Arme Bertha! ik kan niet mcor Jaloersch op
je wezen, want je helder blauwe oagen hebben
zich sinds lang voor goed gesloten en je
zilverblonde lokken zijii tot stof'vergaan!....
Daar de kindermeid niet altijd op mij let
ten kon, er waren destijds nog vier kleineren
onder mij, was ik dikwijls aan mij zelve
overgelaten en van die vrijheid maakte ik
gebruik om allerlei ontdekkingstochten in het
ruime ouderlijke huis te ondernemen.
Op een dag in den zomer, de anderen"
waren aan 't spelen in den tuin, ik hoorde
de bevelende stem van Dientje, de kinder
meid, boven allen uit, was ik stil wegge
slopen en de trappen opgeklommen al
liooger en hooger totdat ik de zolders be
reikte en teven? een vaag besef' van schuld
kreeg omdat ik »verboden terrein'' naderde.
Ik liep schoorvoetend den zolder op; 't was
zoo aardig, zoo geheimzinnig tusschen al dien
ouden, ongcbriiikteii rommel; er heers elite
een prikkelende stofgcur. vooral op plaatsen
waar de zonnestralen binnendrongen, een