Historisch Archief 1877-1940
DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.ö97
I'
Wit beoogt hiermede het wegjagen van het paard.
rt waagt na dien zet, om ingeval het paard genomen
t, met zijn pion terug te nemen en een open lijn voor
4>B toren te kragen. Deze zet is echter niet aan te raden,
taix wit niet gedwongen is het paard te nemen.
ft) Wit neemt echter het paard wel, zoodat zwart nu een
?WtoOeël verkrijgt,
i) Wtt «peelt dit paard daar, om f7 aan te vallen. Zwart
loringt zijn koningin op uit veld om op h6 mat
voortebe' «Men.
*») Wit brengt nu in toepassing zijn plan op den 2den
?t gemaakt. Zwart kiest voor zijn koning de beste plaats
4» verder schaak te voorkomen.
A) Wit wil den looper het veld f2 afsnijden, zwart
verfcMkt echter het centrum van wit.
O> Door dezen zet wil wit zich ontwikkelen. Zwart zet
*8«L plan voort. Zie noot i).
f) Wit doet dien zet om den matzet te voorkomen en
. twens de koningin aan te vallen. Zwart behoudt echter
tfbor dien zet zijn aanvallende stelling, en moet winnen.
'. CORRESPONDENTIE.
De Heer A. IJ., te Punnerend. Hoe gaarne wij
O*k mooi gespeelde partijen van de Schaakvrienden
ontvangen, zien wfj in deze partij niets belangrijk
genoeg om den meesters voor te leggen.
J.K., L.M. en N., alhier. Uit onze noot C zal
het u blijken dat uwe zienswijze juist is.
Minos alhier. Uw speelwijze is niet zoo goed
als noot C aangeeft. Koning en koningin voor
elkander is niet aan te raden.
*
" Oploesing van Probleem.
'?? NO. 2.
1ste zet. c3 -? c5 a7 X tó ('t best)
2de e2 g4 onverschillig.
3de dame geeft mat.
Oplossing van Eindstelling.
No. 4.
1ste zet. c2 b2 d4 c5 (best)
2de b2 b6f c5 X b6.
3de a5 X b6 a6 X b6.
4de a2 b2 b6 c5.
5de g2 g4. Nu moet zwart het
doordringen der pion tot dame beletten, daardoor
heeft wit den tijd zijn A.pion tot dame te voeren.
Oplossing van No. 159 van H. M. da C., alhier.
1ste zet. d4 X e6 el X g3.
2de b8 e8 c5 d7f.
3de b6 b5 onverschillig.
4de e3, e6 of h4 geeft mat met variatie.
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren
A. IJ., te Purmerend. B. alhier alleen van no. 159
W. v. H. te Delft, H. M. da C. M. en Br. alhier.
)e overigen waren niet goed.
VOOR DAMES.
Oud Egyptische Weefsels.
Spaansche .oelkruiken.
Amerikaansclie dranken. Bouquet de
Carmen Sylva.
Onder de merkwaardigheden van het museum
veor kunstnijverheid te Frankfort zijn onlangs een
«estigtal antieke weefsels opgenomen, die bewijzen,
bêe betrekkelijk weinig, niet in snelheid van
productie en goedkoopte, maar in technische
volmaaktheid, de weefindustrie van onzen tijd
heeft te leeren gehad.
Men heeft niet veel antieke weefsels over. Ebers
heeft een interessant opstel geschreven over het
hieltje van een zesjarig knaapje, dat hij in een
gjaf in Boven-Egypte gevonden heeft. Er was een
gobelin-medaillon op, dat de moeder zeker zelf
geborduurd iad, met bonte eenden en appels, en
dat zg "den lieveling mede in den kist had gege
ven. Maar overigens hebben het balsemen en het
verbranden der lijken tengevolge gehad, dat bijna
geen weefsels bewaard werden; en die nog in de
techtige graven terecht kwamen, waren al spoedig
beschimmeld en verrot. Eerst het Christendom
bewaarde kleederen en misgewaden als reliquieën,
uit de vierde en vijfde eeuw na Christus hebben
Wy reeds het een en ander.
Prof. Fischbach nog erkende in 1879, dat in zijn
gjwote werk Oeschichte der TextMunst alle
inlicUingea omtrent stof en weefsel, op aanhalingen uit de
eade schrijvers, dikwijls zelfs alleen naar traditie
vertaald, berusten; het bevat slechts n plaat
^ornamenten der weefsels" naar oud-Egyptische
. steffen uit het Louvre-museum te Parijs. De
? rieksche beelden geven alleen de plooien, geen
mavolging van het weefsel; daarenboven blijkt hoe
langer hoe meer, hoe conventioneel ook zelfa hun
beeldhouwkunst was. En, als voornaamste reden:
lm de derde eeuw na Christus moet er in het
'?gtbeele costuum, in stof, weefsel en mode eene
tétale revolutie geweest zijn, die aan het
Byzantijnsche hof werd afgespeeld en waarbij alle latere
hervormingen in mode en costuum letterlijk niets
beteekenen. De zijde, die vroeger reeds geheel geweven,
naar nog duur en zeldzaam naar het Westen was
gekomen, maakte zich nu als grondstof van de
markt meester en met haar de rechtstandige
weefHtoel, die de oude versieringswijze door met in
vlechten van gekleurde draden verdrong.
De weefsels nu, die in Frankfort te zien zijn,
dateeren van vóór Justinianus en zijn uit
BovcnBgypte afkomstig. De meeste zelfs zijn waar
schijnlijk van vóór Christus tijd. Zij zijn gevon
den in Koptische graven; een Weener groothan
delaar in Oostersche weefsels heeft ze met behulp
van eenige geleerden, Prof. Karabacek, Theodor
Oraf en Dr. Bock, onder bescherming van aarts
hertog Keinier, 's nachts uit oude kerkhoven laten
efgraven. De geleerden hebben er verscheidene
reizen voor gemaakt. Men mag zich verwonderen
dat de stoffen zoo goed bewaard zijn gebleven en zelfs
de kleuren betrekkelijk frisch zijn; de reden ligt
eer in te weinig dan in te veel zorg. In de
sarkophagen, in de grafkelders, is door het vocht bijna
alles verloren gegaan, maar de minder ryken doden
anders. Zij maakten van de lijken geen kostbare
ttummiën; zij balsemden ze eenvoudig mot eene
heeveelheid natron, lieten ze 70 dagen in zout
leggen, bonden ze, weer in hun kleederen gestoken op
een plank van sycomorenhout en begroeven ze op eon
heoge plek, waar de Nijl niet kwam, in het lauwe,
geed conserveerende zand. Vandaar dat er kleuren
\>9 zijn, zoo frisch alsof de stof zoooven de fabriek
verlaten had. Voor de rijkeren maakte men vooruit
de doodenwaden, maar de minder gegoeden kregen
hun Zondagspak aan. Nu vindt men onder die
doodenkleederen er veel, die op grof linnen zeer
fraaie ornamenten, met de hand op eene fijne stof
geborduurd, als application hebben. Men maakt er
uit op, dat de armere zich vaak tooide met uitge
knipte lappen van het weggeworpen kleed van den
rijke. Als gewone versiering diende een gekleurde
rand om den ronden hals, en van daar van voren
en van achteren twee evenwijdige strepen naar
beneden (het ornament der katholieke stola is
daaraan ontleend.) Dan had men een rand om
den zoom van de mouw, als er eene mouw was;
of twee medaillons op de schouders en twee orna
menten onderaan in de hoeken der tunica.
Hetgeen vooral treft, is het menigvuldige der
soorten van weefsels. Er is weefsel, zoo dun als
krip; er is een andere soort, die aan astrakan"
en ftoconné" doet denken En in de versiering
had men het zeer ver gebracht. Toen de Franschen
in de dertiende eeuw het gobelin-weefsel uitvon
den, herhaalden zij slechts wat de Koptische wever
gedaan had. Deze vlocht met de gekleurde wol
de fijnste ornamenten in de gespannen ketting,
en bracht een overvloed van planten, sterren, figuren
en symbolen in zijn weefsel. Als het weefsel
klaar was, stikte hij de omtrekken met gekleurde
lijnen om, en een aantal der afgewerkte stukken zijn
zoo fraai versierd, dat zelfs deskundigen een
oogenblik wanen, er voortbrengselen van allerlei andere
tijdperken in te vinden. Echt Grieksche lintranden,
Keltisch lijnenspel, Byzantijnsche lindebladen,
Gothische wingerdranken, zelfs de vazen en sten
gels der Renaissance en de bloemenmanden van
het Rococo kan men er in vinden, en, zeer op
merkelijk, een Slavonisch Gobelin-tapijt, in 1867
door Lay te Parijs tentoongesteld en dat door
oorspronkelijkheid van teekening de aandacht trok,
vindt geheel zijn wedergade of zijn Urtypus
in een der te Frankfort bewaarde oud-Egyptische
weefsels. Niets nieuws onder de zon.
Eenige jaren geleden zag men, meer dan nu,
in ons land de Spaansche alearaza's, waterkruiken
van poreus terra-cotta, waarin het water, tenge
volge van het doorzijpelen en verdampen
eener uiterst dunne laag, steeds koel blijft. Velen
hebben ze afgedankt of na het breken niet opnieuw
genomen, omdat ze heeten langzamerhand een
onfrisschen smaak te krijgen. Toch is deze ge
makkelijk weg te nemen; men kookt de kruik
eenvoudig in zeer sterk gezouten water, en spoelt
haar dan met schoon water na.
*
* *
Amerikaansche dranken, 3. St. Charles. Men
neme op een flesch Seltzerwater een glas vol
kersenijs en anderhalf glas kersenlikeur. Dit is zeer
onschuldig, maar smakelijk; de Amerikanen hebben
trouwens eene eigenaardige methode om de dran
ken te mengen, die, beter dan het roeren, don
geur schijnt te bewaren en te verdeelen. Zij heb
ben een paar groote glazen, tumblers, en gieten
de dranken telkens van het eene in het andere
glas over; dit gaat, bij degenen die het gewoon
zijn, blimsemsncl. Op dezelfde wijze maakt men:
4. Sifter, bestaande uit een glas whiskey, oen
glas aardbezié'nsap, het sap eener citroen, en een
tu-mbler vol geschaafd ijs, en:
5. Knickerbocker, een kwart liter Madera, een
flesch soda-water en eene flinke portie citroen-ijs.
*
* *
Is het waar, dat de smaak voor eenvoudige
eau-de-cologne,zoolang de overheerschende geweest,
weer eindelijk aan 't vervallen is, en het rijk der
parfumerie weer begint? Men beweert het van
alle kanten, en het zou niet meer dan natuurlijk
zijn. Bij de herleving van oude mode behoort ook
het gebruik van al die samengestelde oude geuren,
die destijds een deel van het leven vormden, en
die zelfs nu nog aan de oude waaiers, handschoenen,
borduursels en meubelen een onmiskenbare echt
heid geven. Maar men geeft ze nieuwe namen:
eau de lavande ambrée, eau de la reine de Honyrie,
eau de Lubin en eau d1 iris komen niet meer
voor; wie thans odeur kiest, wendt zich tot nieuwe
bloemen en nieuwe namen. Het Bouquet de Carmen
Sylva, dat de heer Jean Mulder, op het Konings
plein, in den handel brengt, vercenigt den geur
van Roemenië's rozen ongetwijfeld met dion van
een aantal wilde bergbloemon; het is prikkelend,
zacht en verfrisschend, en een uitstekend St
Nicolaas-cadeau voor dames. E-e.
Allerlei.
Berlijnsche langvingers hezoeken tegenwoordig
herhaaldelijk de omliggende landstreken om gan
zen te stelen en deze to brengen op do Berlijn
sche ganzenmarkt. Hoe driest de dieven daarbij
te werk gaan blijkt uit het volgende. Den her
bergier Kiitlie te Zehlendorf, die dicht bij het
station woont, werden in een der laatste nachten
vijf ganzen uit den stal gestolen en op de plek
zelve geslacht, zoodat de plaats met bloed was
bedekt. Don volgenden dag vond de bestolene
op een cigarenkist in zijn gelagkamcr de
volgende dichterlijke ontboezeming van een
dievenziel:
Beste heer Kiithe!
Do vijf ganzen zijn geblazen.
Zij liggen in de pan en braden,
En wachten op do andere kameraden.
Jong word ik to Berlijn geboren.
Heer lüithe, laat mij ongeschoren.
Mijn naam is Kuhleck,
En de vijf andere haal ik ook nog weg !
Do stoker, in oen grooto ververij te Berlijn, K.
genaamd, was voor liet dienstmeisje van zijn pa
troon in liefde ontbrand, en het aardige meisje
was ook K, wel genegen, zoodat beiden er aan
dachten, om in het aanstaand voorjaar te gaan
trouwen. Maar het noodlot plaatste zich in de ge
daante van een onderofficier bij de blauwe dragonders,
tusschen do beide minnende karton. Nu rijpte er
een duivelsch plan in hof brein van den versma
den minnaar, 's Maandags is het werk in de
ververij wat eerder geëindigd en Marie neemt
dan meestal in een der ledige verfkuipon een
bad. Dit zou zooals K. vernomen bad, den vorigon
Maandag weer gebeuren. Marie, de keukenmeid,
had het pas gekomen kamermeisje bepraat om
samen het bad te nemen en dit gebeurde nu
ook. Weinig tijds daarna echter stormden de
beide meisjes jammerend en half gekleed de kamer
van hun ontstelden patroon binnen: beiden waren
over het geheele lichaam blauw geverfd en alle
wasschen en poetsen was tevergeefs de verfstof
was echt. De versmade verver,- die den volgenden
dag van het jammeren der beide meisjes hoorde,
bekende zijn werkgever dat hij tot zijn groot
leedwezen blauwhout in de kuip had gedaan,
opdat Marie's gelaatskleur beter zou passen bij
het tenue van don gehaten dragonder. Aangezien
echter K. zich weder met zijn blauwgevcrfdo
trouwelooze verzoende, werd hem van den kant
van het meisje vergiftenis geschonken. Er zouden
echter nog verscheidene weken voorbijgaan, eer
het aangewende middel de beide blauwkousen"
weer herschiep in vertegenwoordigers van het
blanke ras.
Een twcedaagsch proces, waarin de onlangs
gehuwde 73jarige hertogin van Montrose als ge
daagde en de heer Sander, een Duitsch
bloemcnhandelaar te St. Albans als eischer optrad, ver
gunt ons een interessanten blik in de weelde, die
op het stuk van de duurste aller bloemen, de
orchideeën, in de fashionable Engelsche kringen
heerscht. De hertogin had op de huwelijksreis te
Cannes eenige mooie slanke palmboomen gekocht
en deze naar haar lustslot Sefton House" in de
nabijheid van de om haar harddraverijen beroemde
plek Newmarket laten overbrengen. Zij liet, ten
einde die boomen onder dak te brengen, twee
reusachtige serres bouwen, maar toen deze gereed
waren, trof het haar natuurlijk dat het geheel er
zeer leeg en somber uitzag. Nu raadpleeg
den zij een anderen pas gehuwde, den
deugdzamen hertog van Marlborough, over
hetgeen haar met de serres te doon stond.
AVant de schatrijke hertogin heeft ongetwijfeld
veel verstand van renpaarden en kan een
nalatigen staljongen een schrobboering geven dat het
een lust is, maar van sierplanten en hare waarde
heeft de edele dame nu eenmaal goon flauw be
grip. De hertog van Marlborough zeide, dat
orchideën the correct thing" waren, dat zij voor
een som van £. 1000 (? 12000) er haar planten
kassen wel mee zou kunnen wjllen en beval don
heer Sander te St. Albans als leverancier aan.
Deze werd terstond ontboden en do oude herto
gin gaf hom op do nonchalante manier, aan rijke
lieden eigen, een order voor duizend orchideeën,
tegen een guinjo bet stuk. Een briefwisseling word
over do zaak niet gevoerd en ook de heer Sander,
hield van de bestelling geen aanteekcning. Hij zond
twee of drie tuinlicden naar Newinarkot, die bin
nen eenigen weken een sierlijke, artistieke rots
partij bouwden en er de planten in vollen bloei
tusschen voegden. Do hertogin van Montrose en
de hertog van Marlborough waren met de versie
ring zeer tevreden: slechts hadden zij er dit op
aau te merken, dat de witte bloemen te veel
overheerschend waren. Dit moest anders worden, want
de prins van Wales was op het diner genoodigd,
en hem ter eere moesten er bonte bloemen komen.
De hertogin drooT daarom haar oppertuinman op
bij Sanders gekleurde orchideeën tot een bedrag
van 200 p. st. te bestellen, die ook arriveerden,
sr prachtig uitzagen, en in haar gevolg arriveerde
nu ook de rekening tot een bedrag van 17110 p. st.
(/' 209GO) voor planten en arbeidsloon. De her
togin ontstak in hevigcn toorn, weigerde te be
talen ea moest voor het gerecht verschijnen, waar
de jury, na kort beraad, haar veroordeelde tot
betaling der geheele som.
Op eenigen afstand van de kust van Donegal
ligt het Tory-Eiland, een onvriendelijk, door een
arme bevolking bewoond lapje grond; maar de
rnenschen die er wonen zijn in hun natuurstaat
i zoo gezond, dat geen arts het ooit heei't gewaagd
zich daar te vestigen. Toch komt het nu en dan
bij het sclioone geslacht voor, dat de tegenwoor
digheid van een arts noodzakelijk wordt en zoo
gebeurd het korten tijd geleden dat om eene vrouw
een bode werd afgezonden naar het vaste land,
teneinde aldaar een arts te reiiuireeren. Deze
kende de inhalige gewoonten der eilandbewoners
zoo goed, dat hij weigerde den overtocht voor
minder dan een guinje te ondernemen. Na veel
over en weer praten stond de bootsman den eisch
toe en de doktor over naar het eiland, behandelde
de patiënte en verlangde naar bet vasteland terug
te kceren. Nu werd het zijn bcuit om to
parlcmenteeren, want de eigenaar van de boot stond
er op, dat hem de overtocht zou worden betaald,
voordat hij don arts in de boot liet, en zijn eisch
was twee guinjes en geen penny minder. De arts
protesteerde, maar het hielp hem niets en hij
betaalde.
Ingezonden.
Kunst in München, Dresden, Berlin, Wien u. s. w.
sie als Kunstwerke ersten Ranges anerkannten
und speciell der Decenz der Félicie Beifallzollten,
Dem unbekannten Schreiber des unfairen"
Artikels erlaube ich mir Schiller's Wörte in
Erinnerung zu bringen:
Ich kenne Dich, Spiegelberg,
Aus Dir spricht der Neid!
denn zwischen den Zeilen des unfairen" Artikels
lugt ein malender Concurrent oder ein
griesgriimiger Schuier hervor.
Wenn die Herren Professor Gracf oder Neide
zufalligcr Weise in Amsterdam waren, würden sie
gewiss berechtigt sein dem Varia-Schreiber und
seinen Geistes-Verwandten mit Schiller zuzurufen :
Ich will niichstens unter Euch treten und
fürchterlich Musterung halten."
Wie dann diese Musterung ausfiele, mag daliir:
gestellt bleiben
Mit Hochachtung,
L. CÜSTHEK.
HAMBURG, den 27 November 1888.
An
die lübl. Redaction des ,, Weekblad coor Nederland."
Amsterdam,
Vor mir liegen zwei Nro. Ihres Blattes, in
welchen sich derart contrastircnde Besprecbungen
ber raeino Gemülde-Ausstellnng (Kalverstraat 28)
beiinden. dass ich mich veranlasst füblc urn
Aufnabme folgcnder Zeilen zu bissen.
Wühreud in No. 595 vom 18 et eine lobende
Reccnsion des llerrn Professor Alberdink Thijm
und einc weitere vom Humor gewürzte
Anorkennung. unter Brieven uit groot-Moktnn" ber die
Gemalde l'\'licie von Prof. Graef und Die
Lclicnsiniidcn von Prof. Neide cnthalten sind, erlaubt
sich in No. 5!M> vom 25 et. ein Anonymus untcr
der Rubrik Varia, Plastische Kunst" einige
boshai'te Bemerkungen, wclche darauf bcrcchnet
sind, dem Publikum, hauptsüchlich den Damcn,
eine falsche Ansicht ineiner Gemalde zu gebcn
und glaubcn zu machen, dass dieselben nur
Sensations-Stücke von geringer Bodeutung sind, wiihrend
doch befugte AutoritiUen auf dem Gebiete der
AMSTERDAM, 29 Nov. '88.
Mijnheer de Eedacteur!
In het laatste nummer van uw weekblad las ik
onder Plastische kunst" een soort kritische aan
kondiging van de tentoongestelde schilderijen
Félicie" en Levensmoeden" die me ten hoogste
verbaasde. Ik had die stukken door onpartijdige"
artisten en door lecken ten zeerste hooren roemen
terwijl ik nu in uw blad de tentoonstelling van die
sensatieschilderijen" aangestipt vond als een
phémère vermakelijkheid welke men vinden kon
in de Kalverstraat ongeveer op de hoogte waar
onlangs het kleinste menschenpaar vertoond werd."
Die vergelijking tusschen beroemde" schilde
rijen en dat kermispaartje, de dubbele hatelijkheid,
sensatieschilderijen" en sensatioschilders" de
kleinburgerlijke uitdrukking dat men de wel
doorvoede deerne" daarbinnen zonder japon" kon
zien, deed duidelijk genoeg begrijpen welk slecht
vermomd duiveltje de pen des schrijvers bestuurd
had. Ik weet niet wie die schrijver is; dat wel
doorvoede" zou bijna aan een vetweider" doen
denken maar de vreeselijke onthulling" dat het
origineel van Félicie do concertzangeres
zoo-enzoo" is, wijst onweerstaanbaar op een consciëntieus
komenijsmannetje dat waarschijnlijk een
onvoegzaam portret" heeft meenen te zien.
Door zijn artikeltje aangespoord" ben ik de
weldoorvoede deerne" gaan bezichtigen en vond
een slanke, prachtige, naakte vrouwenfiguur'1
edel van vormen en kuisen van houding, evenveel
op een deerne" gelijkend en evenveel aanstoot
gevend als do Vernis van Milo ; ik zag toen tevens
dat aangrijpend doek de Levensmoeden", een
lijdensverhaal in kleuren en lijnen dat tot het
hart spreekt. Waarom heeft de schrijver daar to
taal niets van gezegd in zijn pamphletachtig
kritiekje?
j Had Félicie hem zóó van de wijs gebracht?
i Minuten achtereen heb ik gestaard op dat schoone
j blauwdooraderd lichaam, onwillekeurig een
vergo? lijking makend tusschen dit vleesofc en dat wat ik
i onlangs zag in ;Arti en mij scheen dit laatste,
| het zij met alle bescheidenheid die den leek past,
i gezegd, riet beter dan het eerste.
l Mot de opname dezer regelen verplicht,
l)w. Diemircase,
Mevr. v. W.
Aan
den geachten Briefschrijver vut
Mokum: DANDOLY.
| s.s. t.t.
l Geachte Auteur!
Mocht schrijver dezes onlangs do eer genieten..
in deze kolommen, uwerzijds, eon gunstig oordeel
te mogen vernemen omtrent zijne voordracht in
den ArnstcrdamschenWerkmansboml, inzonder
heid voelde hij zich nicer dan voldaan over uwen
indruk betreffende de vergadering zelve, be
scheidenheid verbood (!) hem toen openlijk daar
voor z'n dank te betuigen.
Thans evenwel voelt hij zich gedrongen een
danktoon -uit te spreken over de clausule voor
komende in uwen brief uit groot Mokum van 18
Nov. j.l., nl. alwaar U aanvangt: Nu! dat ik.
een .,sosjaal" ben geloof ik niet," enz. tot en
met: Ik dacht er over na of dat plan, (om een
lokaal te vindon alwaar oen wanne dronk en
beet zou kunnen worden uitgereikt aan den armen
werkloozcn') door particuliere bijdragen mo
gelijk gemaakt, niet door het bestuur van
l den Werkmansbond uitgevoerd zou kunnen wor
den, opdat bet voor de'i armen maar fatsoenlijken
-werkman mér van. een steun en minder van een
aalmoes zou hebben.""
Zie, Geachte auteur van tot-en-met dat
alles onderstreep ik teu volle, zoo niet hot plan
zelve een groote bedcnkolijkheid bevatte, en wel:
den armen maar fatsoenlijken werkman zult u daar
i zeer bezwaarlijk zien verschijnen!
i Vrage men slechts aan de Soc.-Dem. of zij dit
succes gehad hebben, oenige winters terug, toen
j zij aan bet Volkspark brooden uitdeelden. Wat
zal het antwoord zijn'.J Diezelfde arme maar
fatsoenlijke! ? werkman verwoestte enkele weken
l later en vóór het uit den boezem des volks
ontstane Aprilfccst, even hartelijk den inventaris
van Penning e. t. q.
Toch was het schoon, wat de soc. Dem. destijds
deden en zij bot ook dat de keerzijde der
medaille was: propaganda maken voor hunne partij
niemand kan bun de eer ontbonden, daarmede
i getoond te hebben desnoods tijdelijk hun beginsel
op te offeren in het belang der lijdende
medej mcnschen.
! Hun beginsel opoft'eren, d. w. z. dat zij eenigen
j tijd den gehaten weg der filantropie volgden.
' Ziedaar, geachte auteur, waarvoor ik vrees: de
arme on fatsoenlijke werkman zal het laatstge
noemde weder zoo sterk conscrveoren zij hot
ook dat men bet van zekere zijde r<dnehe schaamte
beet'. dat .,Jan Rap eu z'n maat" er bij zullen
welwaren.
Edoch het actieve plan ware zeer zeker te
verJ