Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
671
is de geslachtsdrift. Zoodra die
overcal zfln, zal de menschheid haar doel
bebben, en ophouden te bestaan.
meeiungen behoeven niet weersproken
-' Het mystisch evangelisch pessimisme
i zeilt hier met volle vaart naar de
der krankzinnigheid. Volgens Tolsto
volkomen vrijheid der geslachten, het
celide edelste toestand van den mensch. En
bespot een jong meisje, dat niet huwt,
de staat van maagdelijke reinheid het
is, wat men bereiken kan.
Posdnyschew van zijn huwelijk verhaalt,
zeer troostrijk. Den vierden dag der
.weken brak reeds de oorlog uit. De
vrouw is verdrietig, weent, en begint
tegen baar man uit te barsten in ver
wijzelfzucht, ruwheid welke hij niet
on>rd laat. Eene korte poos van rust
door de herlevende zinnelijkheid, daarna
we, en heviger oorlog. Beide personen staan
v1.: jet volmaakt hetzelfde egoisme tegenover elkaar.
: *?Bv?ij-ijdele twisten worden de normale
toeHjj troost zich met de overtuiging, dat
fa» de meeste (Russische) gezinnen niet
anr_ gaat.
tatosechen naderde het oogenblik, dat dit
k echtpaar oudervreugde zou smaken.
komt er nu weder eene nieuwe
bedie uit het zachtmoedig hart van
useman gestolen is. Het heet nu:
vrouwen worden alleen opgevoed, om de
te leeren mannen tot zich te trekken.
die muziek of wetenschap studeeren,
bét alleen, om mannen te lokken. Zoolang
ideaal der vrouwen het huwelijk is, blijven
slavinnen bet ideaal van alle vrouwen
worden: de maagdelijke staat en de ver
der geslachtsdrift. Men ziet het
duimodelstaat van Tolstoïzou bevolkt
met Testaalsche maagden.... en
eunu
bet huwelijksleven van Posdnyschew be
de jaloezie komt den oorlog verscherpen.
woede uit zich eerst tegen medici, die zijne
s.,-;*rbnw ontraden zelf haar kind te voeden. De
^jaloezie komt van beide kanten. De man ziet
;i met weerzin, dat eene min in huis is gekomen
1 ,ep bevel van den geneesheer. Later heeft zijne
Trouw al hare andere kinderen gezoogd. Hij
schrijft alles toe aan de onbescheiden
bemoeimcht der (Russische) artsen. En voorts, dat alles
1 ? door de medici op den breeden weg der zenuw
'riekten geworpen wordt. De vrouw is jaloersch.
V omdat zij het galant verleden van haar man al
? ...te goed kent en omdat hij nu geeoe andere
t ? vrouw kan aanspreken zonder dat ze hem
verdenkt.
Btella Oristorio di Frama zeide eens: »Mannen
? rön ellendelingen. Vrouwen zijn engelen.
' ' Onderen zijn naar!" en in dit oordeel over
, ' kinderen reikt Posdnyschew haar de hand. Maar
A' 'op andere gronden. De vrouwen van onzen tijd,
"?-J$ft hjj, beschouwen kinderen als een schrik,
.eene onrust, eene straf. Niet om de zorgen, die ze
aan bare kinderen moeten besteden, maar om de
i ,*$ees, dat ze ziek zullen worden of steryen.
^Moederliefde is niets anders dan eene verfijnde
'' -linBelijkheid. En het huwelijksleven wordt door
* jJk kinderen bedorven. Alles hangt nu van de
gOCOndheid der kinderen af. Er wordt over niets
?Bders gesproken. En omdat alles van de
ge,. «oudheid der kinderen afhangt, woidt ie
int'y Vloed van den (Russischen) medicus belangrijker.
Ir En daar de tegenwoordige (Russische) vrouwen
~'Mfeft meer gelooven in God, gelooven zij in den
;.'4,3okter; niet in de geneeskunst, maar in den
ge;.' neeaheer. Bovenal in zeer dure artsen.
De ontkneoping is de moord, door Posdnyschew
,1' '^ép ayne vrouw bedreven. Er is een derde
per, " Büon in het gezin verschenen een violist.
1. 30e vrouw was na hare laatste bevalling ziek
, i geweest. De dokter schreef haar volkomen rust
*" * voor. met verbod de kans tot eene nieuwe
be? valling te wagen. Zij herstelt nu geheel, en krijgt
, <hare' vroegere schoonheid voor een deel terug.
- ' De violist een edelman, die geruïneerd is
komt als man van de wereld in deze familie.
" ' Posdnyschew verklaart, dat door gezamenlijke
beoefening van muziek, als vreemde mannen
getrouwde vrouwen met de piano of de viool
begeleiden, de meeste echtbreuk ontstaat.
Het slot van den roman, de zeer uitvoerige
analyse van de gemoedsaandoeningen des
verbalers van dea moord, is een meesterstuk van
' Russische kunst. Tolstoïheeft in dit opzicht niet
in het minst te wijken van zijn grooten land
genoot Dostojewski. Beiden bezitten dezelfde
- nauwkeurigheid van waarneming, dezelfde
ver;.bazende kennis van het gemoedsleven, van de
woede der passiëa, van de schorre kreten der
driften. Maar Tolstoïheeft in deze laatste no
velle zoo duidelijk de kunst aan zijne liefhebberij
voor moraliseeren en polemiseeren geofferd, dat
alleen het slot eenigen lof verdient. Het overige
is een mislukt pleidooi voor eene wijsbegserte,
die haar oorsprong vindt in de kranke hersenen
van den auteur.
Dr. JAN TEN BRINK.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Een oud-Vlaamsch altaarstuk. In het Louvre is
onlangs, bjj de verkooping van de collectie Garrida
uit Madrid, ook geveild een oud-Vlaamsch
altaarsckilderij, blijkbaar afkomstig uit de slotkapel
eener adellijke familie; het is er nu opgesteld,
en een der bladen deelt daaromtrent het volgende
mede.
Zooals men weet zijn de meesters der
Vlaamschool de drie van Eyks, de beide van der
Weijdens, Hugo van der Goes en Hans Memling, alle
tot de 15e eeuw behoorende. Van deze zeven
kunstenaars komt dit meesterwerk, een schilderij
in drie vakken, met zijstukken van anderhalven
meter breed, Hans Memling het meest nabij;
men bewondert in dit stuk een origineel van
oudVlaamsche kunst in haar bloeitijd; Wat de ge
schiedenis van dit schilderij betreft, het is ten
tftde van keizer Karel V naar Spanje gekomen,
evenals zoovele oud-Vlaamsche schilderijen, meestal
waren het stichtelijke voorstellingen, in het bezit
van particulieren, namelijk voor de altaren van
slot- en huiskapellen; zelfs reisaltaartjes, beschil
derd met donateurs en hunne wapens, waren aan
de aanbidding van Maria" gewijd.
Zoo ook dit meesterwerk der Vlaamsche schil
derkunst. Het dateert ongetwijfeld uit de jaren
1460?1470 en draagt in alle trekken het zachte,
weeke, edele karakter van Memling. De vele bij
werken en uiterst kunstige versierselen, zooals
de gouden met parels en edelgesteenten bezette
diadeem van Maria, het Latynsche, in goud ge
stikte opschrift op den mantelzoom, de met goud
gewerkte gewaden der engelen, het tapijt, dat
achter Maria van den steenen troonboog afhangt,
de bonte marmeren zuilen met hare gouden, rijk
versierde sokkels en kapiteelen, zelfs de
vingerringen der donatrice, kortom, al dit ornamentale,
is van die bewonderenswaardige fijnheid, zuiver
heid en strengheid van uitvoering, die de schilder
stukken uit heel het schitterende tijdperk der
van Eijks kenmerkt.
TOONEEL EN MUZIEK.
De directeur der Dtiitsche Opera te Rotterdam
heeft een statistisch bericht'' over het
tooneeljaar 89?90 doen verschijnen, dat in verschillende
combinatiën alle feiten omtrent het saizoen weer
geeft. Te Rotterdam werden 105 voorstellingen
gegeven (57 opera's, 47 operetten, l drama: Göthe's
Egmont); te Amsterdam 31 (22 opera's, 9 operetten),
voorts te s'Hage 34 en eenige te Utrecht, Arnhem,
Dordrecht, Delft, Gouda, Breda, Leiden en Tiel.
De noviteiten waren: Marschner's Vampyr, Ryken's
Norma, Visser's Carmela en Wagner's Tristan
und Isolde, opera's; voorts Göthe's Lgmont en de
operetten Capitan Fracassa en Don Casar van
Dellinger, Der Seecadett en Nanon van Genée,
Die Jungfrau von Bellevïlle van Millöcker, Die
Glocken von Corneville van Planquette, Fatinitza
en Soceaccio van Suppé, Der Carnaval in Som
en Der lustige Krieg van Strauss. Nieuw ingestu
deerde werken waren: Bizet's Carmen, Goldmark's
Königin van Saba, Meyerbeer's Roberf der Teufel
en Afrikanerin, Verdi's Maskenball, Aïda en
Bigoletto, Wagners' Walküre. Behalve deze voerde
men nog op Fidelio, Mariha, Faust, Der
Prophet, Die Hugenotten, Figaro's Hochzeit, Don
Juan. Der Trompeter von Sackingen, lell, Der
Troubadour, Lohengrin, TannhauserenFreischütg,
en de operetten Der Hettelstudent, Die Fledermaus
en Der Zigeunerbaron.
Te Rotterdam heeft zich onder de HH. Jan
C. de Vos en Willem van Korlaar een nieuw
Tooneelgezelschap gevormd, waarvoor op den
Coolsingel een nieuwe schouwburg zal gebouwd
worden. De directeuren hebben zich de mede
werking van de HH. Willem van Zuijlen en L.
H. Chrispijn en de dames Aleida Roelofsen en
Augnstine Poolman weten te verzekeren, en voorts
zullen bij hen optreden de dames W. Kley, L.
van Korlaar?Van Dam, Bruyn?Sablairolles, W.
van der Lngt?Melsert, Ten Borden en de HH.
Jan C. de Vos, A. L. van den Heuvel Jr. ,Jos.
van Biene. P. J. Ruygrok, Gerard Wagemans, E.
Erfmans, W. van Zuijlen Jr. en van der Horst.
Onder de tooneelwerken die in studie zullen
genomen worden, noemt de circulaire
Shakespeare's Veel leven om niets (vertaling van Dr.
Burgersdijk), Labiche's Potverteren (La Cagnotte,
vertaling van Dr. Lod. Mulder), en Fatsoen, een
nie»w blijspel van Marcellus Einants.
De tooneelcensoren te Parijs hadden een klein
drama in verzen van den jongen talentvollen
auteur Porto-Riche, dat voor het Odéon bestemd
was, verboden, en het ook in den Vaudeville niet
willen toelaten. Het heet L'Infidèle en is nu op
het applicatie-tooneel van Bodinier gespeeld, door
leerlinge» van het Conservatoire; de censuur heeft
dit niet belet, omdat de zaal heel klein is, en
bijna geheel gevuld wordt door dames-abonnees,
die in de vorderingen der leerlingen belangstellen.
Het stuk heeft litteraire waarde, maar van haar
kaat had de censuur zeker geen ongelijk.
Te München is eene oude opera van Spohr
uit 1827, Ptetro von Abano, weder opgevoerd.
Het is evenals Freisehütz (IS21), Der Vampyr
(1628), Hans Heiling (1833), Bobert Ie diable
(1829) en vele andere uit dien tijd, een
geestenopera; de tekst is door Karl Pfeiffer ontleend
aan eene novelle van Tieck, en vol verwikkelin
gen en gruwelen. De muziek viel niet mee.
Toch was reeds in de ouverture het spook
achtig karakter treffend aangegeven, en eenige
koren, aria's en ensemble's der eerste acte
waren zear schoon, maar gedurende de vol
gende bedrijven vond men al te veel dat
zwak en verouderd was. Wat moet die opera
vóór 60 jaar mooi geweest zijn!" roept een criticus
zonder spot uit; want Spohr's meesterschap
over de toenmalige vormen, zijn rijkdom en
frischheid volgens de toenmalige begrippen zijn niet
te miskennen, alleen men heeft van hetgeen
hij breed uitwerkt reeds genoeg zoodra het be
gonnen is, en vindt zijn helden en hun avonturen
niet interessant meer. In de partituur, waar
men het fijne werk kan waardeeren, het
vervelende overslaan en de dramatische passie en
kracht ontberen kan, maakt het werk een beteren
indruk dan op het tooneel; het staat dan op ge
lijke hoogte met Spohr's Jessonda.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Op l Mei vierde de heer R. W. P. de Vries
zijn 25-jarig jubileum als boekhandelaar on anti
quaar, en mocht zich in buitengewoon veel deel
neming in dit feest verheugen. Namens een groot
aantal boekverkoopers en uitgevers hier te lande
werd hem door een commissie, bestaande uit de
HH. Van Holkema, Van Kampen, Van Beteren en
Centen een zeer artistiek en goedgekozen ca
deau aangeboden: twee fusains van C. Springer,
zijnde de oorspronkelijke ontwerpen voor later
uitgevoerde schilderijen. Het eene stelt voor het
gezicht op den Vyjgendam. onzen lezers be
kend, daar het Weekblad bij gelegenheid van
Springer's jubileum eene steenteekening naar het
zelfde schilderstuk aan Springer's portret toe
voegde, en een gezicht op het huis ran
Bembrandt. Beide stukken vol kunstwaarde en echt
Amsterdamsch, zijn sierlijk geëncadreerd en gaan
van eene oorkonde met de namen der deelnemers
vergeeeld.
Men weet welk een naam in de wereld der
bibliographen en bibliophilen de heer de Vries
heeft; de catalogen van een aantal beroemde
veilingen (van boeken en prenten, zoowel als van
fondsartikelen) vormen, met eene geschiedenis
der firma Ten Brink en De Vries" (niet in den
handel) in 1885 ter gelegenheid van het honderd
jarig bestaan der firma Ten Brink en de Vries
opgemaakt, het oeuvre van den jubilaris ; behalve
dit tellen onder zijne werkzaamheden in niet
geringe mate mede het lidmaatschap van de
Commissie voor het bijeenbrengen van bouw
stoffen voor de geschiedenis van den
Nederlandschen boekhandel en, sedert 1876 reeds, het
secretariaat van het Koninklijk Oudheidkundig
genootschap te Amsterdam.
Voor den wedstrijd in het voordragen van ge
dichten, welke vanwege de rederijkerskamer .Joost
van den Vondel" op 6 Mei des avonds ten 8 ure
in Odeon" zal gehouden worden, was, naar ons
gemeld wordt, de aanmelding tot deelneming zeer
groot. Een tiental mededingers, waaronder drie
dames, konden echter slechts worden toegelaten,
die alle een verschillend gedicht van Vondel zul
len ten gehoore brengen. Behalve het gemeente
bestuur zijn vele mannen van naam op letterkun
dig gebied uitgenoodigd tot bijwoning van dezen
interessanten wedstrijd en zal het publiek gele
genheid worden gegeven die b\j te wonen, tegen
betaling van ? l per persoon.
De tooneeluitvoering door leden der kamer zal
(iu plaats van 8 Mei) op 12 Mei des avonds ten
8 ure in Maison Stroucken" plaats hebben. Nadat
eene korte feestrede door een der oprichters van
de kamer uitgesproken is, zal ten tooneele ge
voerd worden: De Jonggehuwden, tooneelspel in
twee bedrijven, uit het Noorsch, van Björnstjerne
Björnson, door T. Terwey, en Jean Marie, drama
in een bedrijf, in verzen, van AndréTheuriet,
door L. J. Wertheim.
Een nieuwe roman van Feuillet. De gryze
Octave Feuillet, die reeds 77 jaren telt, is nog
altijd ijverig werkzaam. Bijna onmiddellijk na zijn
blijspel Le divorce de Juliette", laat hij een
nieuwen roman volgen, die zeer verdienstelijk
moet zijn. Een arm adellijk meisje trouwt met een
talentvol jong schilder, om een einde te maken
aan een ondraaglijke positie bij eene grillige be
schermster, die haren neef dreigt te onterven, als
het meisje aan diens aanzoek gehoor schenkt.
Maar hare genegenheid blijft voor den jongen
aristocraat, hoeveel moeite zij zich ook geeft, de
edele eigenschappen van haren echtgenoot te
waardeeren. Na den dood van de oude draak,
die zich tegen het huwelijk met den aristocraat
verzet had, wordt de deugd van de heldin ernstig
bedreigd. Het komt tot een duel tusschen de beide
vrienden. Om alle opzien te vermijden, spreken
zij af, dat degeen, die bij het schijfschieten de
minste punten zal maken, zichzelf om het leven
moet brengen. Dit lot treft den kunstenaar, die
zijn woord houdt. Maar de beide schuldigen voe
len zich door zijn dood voor altijd gescheiden. Zij
gaat in een klooster en hij naar Amerika.
Om deze sentimenteele geschiedenis een pikant
smaakje te geven, heeft de geautoriseerde re
presentant van den idealen roman" het niet ver
smaad, er een uiterst gewaagd hoofdstukje in te
vlechten, waaraan hij den hoogst modernen titel
geeft: Een huwelijk fin de siècle'.
De jonge echtgenoot wil eens heel origineel zijn
en zegt dadelijk na de trouwplechtigheid tot zijne
vrouw, dat hij den bruiloftsnacht buitenshuis zal
doorbrengen. Zij vindt dat uitstekend. Maar als
hij het huis verlaten heeft, krijgt hij berouw; zijne
vrouw is toch zoo jong en zoo mooi. Hij keert
terug en vindt het nest leeg. Dos morgens komt
mevrouw terug, verklaart dat zij evenals haar man
gedaan heeft en dat dit systeem van wederkeerige
vrijheid haar zeer bevalt. Hij waagt het niet, be
denkingen te opperen, en zoo begint het huwelijk
fin de siècle met datgene, waarmee het anders
placht te eindigen.
Het aangroeien van de Neva-delta. De oudste
Russische jaarboeken spreken in het geheel niet
van de rivier de Neva. Op dit feit en zijne oor
zaken is door den heer Venukoff de aandacht ge
vestigd bij gelegenheid van het congres van Rus
sische natuuronderzoekers, gehouden in Januari
1890. Volgens de oudste bescheiden, betreffende
de Pinsche golf en het haar omringende land,
stortte zich het water van het Ladoga-meer, dat
door de Wolkoff en andere rivieren werd gevoed,
onmiddellijk in de Oostzee. Al was deze toestand,
zooals latere onderzoekingen bewdjzen, stellig al in
de 10de eeuw in zoover veranderd, dat de Neva be
stond, stellig baande het riviertje zich toen eenen weg
door onbewoonbaren moerassigen bodem en nog
in 1703 werd Petersburg, zooals men weet, op
uiterst lagen, vochtigen grond gebouwd. Met het
hout der in de buurt gehakte bosschen en met
steenen, die van ver werden aangevoerd, liet Peter
de Groote het terrein ophoogen, om er huizen te
kunnen bouwen. De straten en kaden moesten
mede vastheid krijgen door op grooten afstand
gehaalde steenen en zandmassa's. Van dien tijd
af is de bodem van Petersburg voortdurend
hooger geworden, althans meer verheven boven het
niveau van de omringende watervlakten, dankzij
ook de kanalisatie der delta en het uitgraven van
aardlagen uit de bedding der kanalen, om er de
kunstmatig aangelegde eilandjes mee op te hoogen.
Onlangs heeft men de van de Neva in 1743
gemaakte kaarten vergeleken met die van 1889
en men merkte, dat de delta 405 hectaren grooter
was geworden. Vergeleken bij de toeneming in
oppervlakte van de delta's van Hhöne, Donau en
Wolga is die aangroeiing gering, maar dat is ge
makkelijk te verklaren, omdat de toestroomencle
riviertjes zooveel van hun slib laten bezinken in
het Ladogameer. Wat de langs natuurlijken weg
gevormde eilandjes betreft aan den ingang der
rivier, men moet ze vooral aan de noordzijde zoe
ken, omdat van de vier armen der Neva zich de
waterrijkste aan den zuidkant bevindt. Eén eilandje
is in 150 jaar met 175 hectaren, n met 76
hectaren toegenomen en een derde, waarop zich
tegenwoordig eene groote suikerfabriek bevindt
en dat 11 hectaren groot is, bestond nog niet ten
tijde van Katharina II. Steeds gaat de aanslibbing
voort en de lagune tusschen Sint Petersburg en
Kroonstad, die nu 25 K.M. lang en 10 a 15 K.M.
breed is, wordt langzaam maar zeker gevuld met
zand en slijk. U.
Militaire Zaken.
DE NIEUWSTE PANTSERSCHEPEN DER
FRANSCHE MARINE.
De jongst gebouwde pantserschepen der
Fransche marine zijn, evenals die der Italiaansche
en als de 8 pantserschepen 1ste klasse die En
geland bouwen zal, ontzaglijk zwaar en krach
tig. Tot deze soort behooren: Maoenta,
Marceau, Neptune, Amiral Baudin en Hoche, welke
allen een deplacement van omstreeks 11,000
tonnen bezitten. Laatstgenoemd schip liep' in
1886 van stapel, heeft eene lengte van 100 M.,
eene grootste breedte van 10 M. en een maximum
diepgang van ruim 8 M. Het deplacement be
draagt ruim 10500 tonnen. De machines bezitten
eene kracht van 12,000 indicateur
paardekrachten waardoor 2 schroeven bewogen worden welke
aan het vaartuig eene snelheid van 17 zeemijlen
(l zeemijl = 1852 M.) in het uur kuunen
mededeelen. Het schip kan een voorraad van 600
tonnen steenkolen bergen, en zou daarmede
onverpoosd met eene snelheid van 11 zeemijlen
in het uur stoomende een afstand van 3500
zeemijlen (d. i. 6482 Kilometers of ongeveer 1167
uren gaans) kunnen afleggen.
De bewapening bestaat uit:
a,- 2 kanonnen van 34 cM. kaliber (elk ruim
52,000 K.G. wegende); het eene vooruit, het
andere achteruit geplaatst in gesloten, draaibare
stalen torens, die eene dikte van 40 cM. bezitten.
De projectielen dezer vutirmonden doorboren op
korte afstanden eene dikte van 75 cM.
smeedijzer.
b. 2 kanonnen van 27 cM. kaliber (elk ruim
28,000 K.G. wegende), een in het midden van
elke lange zijde van het schip, opgesteld in vaste
van boven niet gedekte torens. Deze kanonnen
op draaibare ramen geplaatst, vuren niet door
schietgaten maar (en barbette) over den bovenkant
der torens.
Bovengengenoemde 4 vuurmonden (onder a en
b) worden door middel van hydraulische inrich
tingen geladen, gericht en verder behandeld.
e. 8 kanounem van 14 cM. kaliber (elk 3300
K.G. wegende) aan stuurboordzijde door de
geschutpoorten aldaar vurende.
Verder 8 snelvurende kanonnen van 47 mM.,
een groot aantal revolverkanonnen van 37 mM.
over het dek en de loopbruggen verdeeld. Van
laatstgenoemde soort van vuurmonden bevinden
er zich zelfs in de marsen der masten. Ten slotte
is het schip voorzien van 4 onder water gelegen
lanceerbuizen tot het uitschieten van torpedo's.
Boven de waterlijn loopt van beide zijden en
over de geheele lengte van het schip een stalen
pantsering van 45 cM. dikte. Het met 8 cM.
dikke staalplaten gepantserde dek beveiligt de
machine en de bergplaatsen (van buskruit, pro
jectielen enz.) tegen vertikaal vuur. Tot het af
weren van torpedoaanvallen dienen stalen netten.
Het pantserschip kan geen zeil voeren. De mas
ten (twee ia getal en mats militaires genoemd)
zijn van drie boven elkander geplaatste marsen
voorzien, waarin zoo als reeds gezegd werd
revolverkanonnen van 37 mM. zijn- geplaatst, en
van waar uit het dek van een vijandelijk schip
met geweervuur kan worden overstelpt. Boven
genoemde masten zijn van staalplaat vervaardigd,
inwendig hol en van een wenteltrap voorzien.
De tegen projectielen uit licht geschut gedekte
standplaats van den kommandant bevindt zich
veelal betrekkelijk hoog in den grooten mast,
zoodat de bevelhebber van den bodem een goed
overzicht van het dek heeft, terwijl iets lager
eene standplaats is gemaakt voor den
torpedoofflcier, die altijd in verbinding met den kom
mandant staat. De stuurtoestel is door eene
pantsering beschermd.
Vraagt men nu, of het bouwen van zulke
zware en dus ook dure pantserschepen door
Frankrijk, in navolging van Italiëen Eugeland
doelmatig is te noemen, dan meenen wij hierop
ontkennend te moeten antwoorden om redenen
reeds vroeger in dit blad vermeld (zie No. 630
van l September 1889 bis. 4 laatste kolom v. o.
en blz. 5 eerste en tweede kolom). Bij het
bouwen toch van nieuwe oorlogsschepen in het
algemeen legt men er zich tegenwoordig bijzon
der op toe om vooral een groote snelheid te
verkrijgen. Alhoewel nu de snelheid van 17
knoopen (of wat hetzelfde is van 17 zeemijlen
in het uur) voor zulk een kolossaal zwaar schip
als Hoche reeds groot genoemd kan worden, zoo
streeft men toch naar nog betrekkelijk veel groo
tere snelheid. De nieuwste kruisers der
Fransche marine waartoe ook Jean Bart behoort, (die
7 millioen franken kost) loopen met eene snel
heid van 19 knoopen en de nieuwste avisos der
Duilsche marine (o. a. de Meteor) met eene snel
heid van 23 a 24 knoopen. Hierbij moet even
wel worden opgemerkt, dat de laatste soort van
oorlogschepen niet tot de pantserschepen behoort.
Wat de vuurmonden betreft, begint men in
Engeland reeds van cie bewapening der groote
pautserschepen met de zwaarste kanonnen terug
te komen. Zoo wordt bijv. in het Militair Blad
no. (3 van 31 Maart 1890 blz. 46 eerste kolom
medegedeeld: dat de tegenspoed ondervonden
met de kanonnen van 110 ton (waarvan het pro
jectiel een gewicht bezit van 900 K. G. en eene
buskruitlacling van 450 K. G. wordt gebezigd)
aan boord der Victoria de Admiraliteit er toe
gebracht heeft om van een dergelijk zwaar ka
liber af te zien en voor de bewapening van
nieuwe oorlogsschepen, kanonnen met een gewicht
van hoogstens 67 ton (l ton 1016 K. G.)
vast te stellen.
Vele zeeofficieren zijn zelfs van oordeel, dat
vuurmonden van 30 ton, welke in geval van
nood met de hand bediend kunnen worden, aan
alle eischen voldoen, terwijl alsdan zoo wel het
aanvallend als het verdedigend vermogen der
schepen belangrijk vergroot kan woid-sn door
vermeerdering vaa het aantal kanonnen. Aan
de groote kalibers zijn de volgende nadeelen ver
bonden:
lo. het schieten gaat te langzaam, daar slechts
4 schoten per uur kunnen gelost worden;