Historisch Archief 1877-1940
684
DB JLKSTEBDAMMER, WEEKBLAD VOOB NEDERLAND.
«e» eenvoudig staand figuurtje, stelde een glas
blazer voor.
Er zyn tegenwoordig in Frankrijk eenige schil
ders, die zich willen vestigen op Madagascar of
eenig ander tropisch eiland. Zij meenen dat daar
even goed mooie dingen te maken zijn, en dat
«'j daar veel meer hunne zelfstandigheid zul
len bewaren.
Een van deze pioniers is Gangnin, een zeer
'origineel en knap artist.
De officieele opening van het nieuwe museum
te Antwerpen zal eerst in den loop van Augustus
plaats hebben, daar de plaatsing der o ver-talrijke
kunststukken niet eerder gereed kan zijn. Wol
heeft de koning van Belgiëhet museum reeds
bezocht, maar dit was alleen hier aan toe te
schrijven dat de koning ten tijde dor opening buiten
's lands zal zijn, maar toch van de nieuwe stich
ting een kijkje wilde nemen.
Het museum is gebouwd naar de plannen der
architecten J. J. Winders en F. van Dijk, op een
der terreinen der oude zuidelijke Citadel.
De schilderijen van het vroegere museum van
oude kunst en die van het moderne museum zul
len nu vereenigd zijn in n gebouw, en daarbij
nog gevoegd zijn de werken der zoogenaamde
academici. Deze verzameling is weinig bekend
daar zij tot nog toe bewaard werden op de zol
ders van het oude museum.
Buitendien zal er n zaal zijn geheel gereser
veerd voor gravures, waarvan zij er 15,000 zal
bevatten
De inrichting van de zaal voor beeldhouwwerken
zal geheel gewijzigd moeten worden, wegens de
slechte belichting.
Het Berlincr Tagéblatt meldt dat er op den
70en verjaardag van Adolf Menzel eenc
AdolfMenzel-stichting is opgericht. Haar doel is om
jonge, begaatde kunstenaars, Duitschers van ge
boorte, zonder onderscheid van geloofsoelijdenis,
die de koninklijke academische hoogeschool voor
beeldende kunsten of de Meister-ateliers" der
koninklijke akademie der kunsten te Berlin bezoe
ken, eene ondersteuning voor hun studietijd gedu
rende n of meer .jaren te verzekeren. Aan
schilders van de hoogste klasse kan zij slechts
gedurende l jaar gegeven worden. Zij bedraagt
800 mark. Aanzoeken kan men tot 15 Oct. bij
den praeses van curatoren, director van Werner,
indienen.
Op de verkooping Crabbe is door de Belgische
administration des Beaux-Arts voor het Brusselsen
Museum de aankoop gedaan van twee doeken.
Een is de Hond met den Spiegel" van J. Stevens,
het andere Varkens" van Potter.
G. T.
BRONSGIETER.
Eenige maanden geleden hadden wij, naar aan
leiding van een nieuw procédé, waarvan voort
brengselen op de Parijsche Tentoonstelling ter
bezichtiging waren, de gelegenheid het een en
ander omtrent het bronsgieten mede te deolen
Wij bespraken het gieten door middel van was,
dat door middel van zand, en de omslachtige,
maar voortreffelijke Japansche methode, met ge
heimzinnig samengestelde mengsels, waarvan waar
schijnlijk het nieuwgevonden procédéeen
nevenvorm was.
Thans is van het eerstbedoelde, het gieten a eire
perdue, een uitmuntend gelukte proeve op groote
schaal gereed gekomen, en wel het bas-relief van
Jules Dalou, Mirabeau en de markies de
DreuxBrézé(23 Juni 1789). Het was bij de vorige groote
Tentoonstelling te Parijs in de galerie Kapp te zien.
Den energieken kop krachtig achterover werpend,
geeft de groote redenaar den markies het historische
antwoord: Zeg uwen meester, dat wij door den
wil des volks hier zijn, en dat men ons alleen
met de bajonetten van hier verdrijven zal." De
beeldhouwer heeft vooral door de houding van
Mirabeau weten te boeien ; maar ook do
zcvenen-zestig personen die do hoofdgroep omgeven,
zijn met buitengewoon dramatisch talent geschikt,
i'oodat het geheel een treiïenden indruk maakt.
Het grootsche meesterstuk, dat eerst na zeven jaar
voltooid werd, is uit n stuk a eire perdue ge
goten, en zal nu in het Palaïs-Büurbon, waarvoor
Gambetta het indertijd aankocht, geplaatst worden.
Het gieten in was is waarschijnlijk ouder dan
het gieten in zand; maar de kunst ging verscheidene
raaien verloren, werd dan weer ontdekt en weer
verloren; in de 16de eeu\v deed Lodewijk XV veel
er aan, om het te begunstigen. Zijn eigen stand
beeld werd op die wijze vervaardigd en op de
Place de la Concorde geplaatst. De beeldhouwer
Bouchardon had zelf het toezicht op het werk en
liet er in de rue du Roulo een atelier voor
bouwon. Het gieten gelakte, dar,k zij de uiterste
voorzorgen, voortreffelijk; toch geraakte, misschien
juist om het kostbare en zorgvereischende van al
cue maatregelen, het procédéweer in onbruik. In
het begin dezer eeuw werd het weer toegepast,
om het standbeeld van Hendrik IV, dat op den
l'ont Nuuf staat, te giete;;; dit gelukte niei: zoo
goed, de poolen van het paard laten veel to
wenschen over. De groote man was toen Honor
Gonon, die met zijne zonen deze kunst ijverig
oefende. Ook op den leeuw van Barye leest men,
dat hij door HonoréGonon en zijne zonen" in
brons gegoten is, maar de jongste der zonen is
nu reeds 74 jaar oud. Hij is liet, die nu het
prachtige bas-relief van Dalou heeft afgeleverd,
als bekroning van zijn loopbaan; het stuk is bijna
volmaakt uit den vorm gekomen.
Gelijk men weet, ondergaat hst tot gieten
bostemde werk heel wat wisselingen en loopt heel
wat kansen tusschen het oogcublik, waarop het
uit de hand van de meester komt en dat waarop
Uet in brons prijkt; de hoofdgedachte wordt al
licht een weinig verstompt, hetzij de gieting mot
was of met zand plaats heelt. De beeldhouwer
maakt eerst zijn model van klei. Is hij met deze
oer.ste schets te vreden, dan modelleert hij een
tweede, op de helft, een vierde of een vijfde van
de voor het voltooide werk bedoelde grootte. Nu
beginnen de eigenlijke moeilijkheden. Het
klcimodel moet vergroot worden, zoo getrouw moge
lijk, maar dat is geen werk voor hem zelf, maar
voor arbeiders, zijn leerlingen. Dit tweede model
is in gips en wordt nu aan den bronsgieter over
geleverd om er een hol model, eveneens uit gips,
naar te gieten. ledere reproductie geeft natuur
lijk mogelijkheid van afwijkingen, dus alles moet
met de meest mogelijke zorgvuldigheid geschieden.
In den hollen moule van gips giet men nu een
mengsel van aarde, poeder van gebakken steen
en koemest; de samenstelling vaa dit poeder is
een geheim der Gonon's, de staat heeft het hun
eenige jaren geleden afgekocht, maar het nog al
leen door hen zelf laten gebruiken.
Hetgeen men thans verkrijgt is de kern, waar
later de bronslaag omheen moet komen. Deze kern
wordt over eene dikte van 7 tot 20 millimeter
over hare gansche oppervlakte afgeschuurd; dan
brengt men haar in denzelfden moule van gips,
waarin zij eerst gegoten is, en laat in de
tusschenruimte, door het afschuren tusschen vorui en kern
overgelaten, gesmolten was vloeien. Op deze wijze
krijgt men, als de gipsvonn verwijderd is, een
nieuw afgietsel van het kuns-twerk, iets mindor
nauwkeurig, maar voor retoucheering vatbaar.
Het gaat dan weer naar den beeldhouwer zelf,
die er zoo den oorsp.ronkelijken vorm van zijn
werk weer met meer juistheid in kan teruggeven.
Dit is het voornaamste voordeel van was boven
zand.
Heeft de beeldhouwer zijn werk nu geretoucheerd,
dan geeft hij het aan de werklieden ; meest zijn
dat vrouwen, die nu met minutieuse zorg een
werk beginnen, dat soms weken lang duurt. Met
zeor fijne penseelen overtrekken zij met een dim
laagje, geheel uit dezelfde stof als de kern be
staande, de was. Is het gansche werk op die wijze
overtrokken, dan legt men er een tweede, een
derde, een vierde laag overheen, zoodat de
aardkorst om de was steeds dikker wordt. Eindelijk
kan men met grove kwasten volgende lagen op
leggen ; daarna drukt men geheele kluiten van
de massa er omheen, zDodat alles eene korst wordt.
Hoeveel tijd en geduld dit kost, kan men begrijpen,
maar het werk blijft volkomen onaangetast, zoodat
men den duim van den kunstenaar op het brons
kan herkennen. Die coup de pouce toch is het,
waar het ten slotte bij de kenners op aankomt.
De gansche vormelooze klomp komt nu in den
oven en wordt witgloeiend gestookt, zoodat het
.was er uitsmelt en wegdruipt, of verbrandt en ver
dampt. In den nog warmen vorm wordt dan het
brons gegoten, dat nu de ruimte inneemt, waar
vroeger de was zich bevond, en wel op die wijze,
dat men niet de drie a vierduizend kilo brons,
die het beeld moeten vormen, van boven naar be
neden er in laat vloeien, maar men laat ze van
beneden omhoog stijgen, om den vorm niet te
beschadigen. Als het brons afgekoeld is, brokkelt
men het omhulsel weg en het beeld is voor alle
eeuwen klaar.
Met zand is het gieten veel goedkoopcr, maar
men kan er geen beeld van eenigen omvang uit
n stuk mee gieten, omdat het zand, dat voor
vorm en kern gebruikt wordt, wanneer hot droog
is, vaak tegen de wanden valt en gaten in. het
brons maakt. Daarbij trekt zich het brons bij het
afkoelen ongeveer l centimeter per meter samen,
en daar de zandkern zeer hard is, komen er
allicht scheuren of barsten in het metaal. Ken
tweede bezwaar is, dat, wanneer men zulk een
standbeeld uit verschillende stukken gegoten heeft,
het aaneenhechten, b.v. van een arm aan eenu
nimf, allicht onjuistheden in de teekcning
rne.iebrengt. Maar er is meer. Do beeldhouwer geeft
den zanclgieter zijn werk en ontvangt het niet
teru^, zooals bij het wasgieten. Van het model
in klei wordt terstond een gipsvonn gemaakt, van
deze weer een gipsmodel, dat niet geretoucheerd
kan worden.
Naar het gipsmodel maakt men oen hollen vorm
van zand, die vaak het gips een weinig' bescha
digt; dan daarnaar een kern van zand aio oven
als bij het wasgieten, afgeschuurd wordt. De
zandkern wordt in den hollen vorm gebracht en
het brons er tusschen gegoten. Dit alles gaat on
eindig sneller dan bij was en is voel gocükooper.
Het heeft nog n groot voordeel, dat namelijk
bij het wasgieten (a eire perdue heet het daarom)
de niet zorg gemodelleerde kern verloren gaat en
er dus slechts n exemplaar kan gemaakt v, orden ;
bij zand kan men zoovele reproducties makuu a's
men wil; het is dus voor de industrie meer ge
schikt en de kosten iran vervaardiging zijn ;>
percent goodkooper. Toch is er in Napnis een fa
briek waar a eire perdue gegoten wordt, en de
prijzen betrekkelijk goedkoop zijn ; de roden ligt
wellicht in den geringen prijs dien de beeldhou
wers er voor hunne oorspronkelijke maar zeer
eenvoudige modellen ontvangen.
DE »KONIGLICHE SAMilLUNG ALTER
MUSIKIXST11UMËXTE" IX BEKL1JX.
Onder hare zusteren is de toonkunst de
behaagziekste. Zij verstaat het b-'St de kunst, aan
ieder een vriendelijk gezicht te toonen en de
baar eigen gaaf van zicii naar de bevattelijkheij
vau baar gehoor te kunnen uitdnildceu, verwerft
haar vele vrienden, of liever kennissen. Aan dit
»savoir-vivre" dankt zij haur populariteit. Doch
tot hartelijke, warme belanirst-.'Lirig in haar te
be-luite:: uit een algemeen klavier^ekliuiper of'
een druk concertbezoek, dit ware onjuist.
Belangstelling openbaart zich iii zucht naar
intiemer kenneu, en de b> won dering voor eeu
kuni-t, die niet verder gaat dan eeu oppervlak
kig aanschouwen of aanhooren, eu die met weet
op te wekken tot onderzoek naar ha.tr \vezeu,
hare ontwikkeling, en tut nasporiug van de vor- }
ineu, waarin zij zich voorheen openbaarde, < m j
vau uit het ve.rielenc allicht e*;ii blik in hare
toekomst te kunnen slaan, zij is de ware niet.
Doch dat deze ware, zij het dan ook zeld
zamer, belangstelling bestaat en dat de begeerte
de tootkunst in haar geschiedenis te leereu ken
nen, sterk genoeg geweest is, haar verleden voor
vergetelheid ta bewaren, daarvoor pl-iten de be
kende muzikale musea in Brussel, Parijs, Lon
den, li jme, Neurenberg en Salzburg, eu dat zij j
al gein e* ner wordt daarvoor strekt de oprichting j
van een nieuw nm.-'.eurn te Berlijn: »Kö:iigIiche j
Samm'uug aller JVTu-ikinstrnmente" tot bewijs.
De grondslag van dit museum wordt gevormd
door de belangrijke verzameling oude
muziekJ
instrumenten, die gedurende een reeks vanjaren
door Paul de Wit te Leipzig (1852 te Maastricht
geboren) de oprichter van het »Zeitschrift für
lostrumentenbau" werd bijeengebracht en die
het vorig jaar door de Pruisische regeering werd
aangekocht. Daarbij werd gevoegd wat zich in
andere koninklijke inrichtingen verspreid bevond,
terwijl verder belangrijke particuliere bijdragen
ontvangen werden. Dat, desniettegenstaande, deze
jonge instelling in uitgebreidheid met de reeds be
staande musea, waarvan bijv. het belangrijkste te
Brussel 1600 nummers bevat, nog niet kan wed
ijveren, is verklaarbaar. Doch in een opzicht, en
ook hierin verloochent zich wederom de
practische Duitsche geest niet, staat zij boven allen.
Niet slechts ontbreekt hier het bekende ongast
vrije «verboden aan te raken," wat het bezoek
aan een museum zoo »unheimisch" maakt, doch
bovendien zijn de instrumenten grootendeels uit
stekend onderhouden en ter bpppcling geschikt.
De Duitsche regering heeft blijkbaar en terecht
ingezien, dat een museum van muziekinstru
menten een ander doel had dan eer.
elhnographisch museum of een museum van kunstnijver
heid te zijn, en dat zij hier de middelen bezat,
de toonkunst van weleer voor ons te doen her
leven. Op verlangen wordt daarom de bouw der
instrumenten, en de wijze waarop zij bespeeld
werden verklaard, en dat dergelijke voordrachten
belangstelling wekken, ook buiten den kring der
instrumentmakers, voor welke zij natuurlijk van
practisch belang zijn, dat weet ieder, die in de
gelegenheid was op een der »Ci.>ncerts historiques"
van de heeren Damon De Greef, Agoiez eu
Jacobs (van het Brusselsch Conservatoire) de eigen
aardige gewaarwording te leeren kennen, die het
aanhooren van do werken der oude meesters in
hun oorspronkelijke kleur opwekt. Eerst op deze
wijze leert men de ontwikkeling der toonkunst
ook in dit opzicht kennen, en bij bet aanhooren
van het eentonig getingel vau het klavecimbaal
leert men eerst recht den weg-schatten, dien dit
instrument heeft moeten afleggen, om in den
tegenwoordigen Beehsteinvlfugel te veranderen;
daar moet men zich ook verwonderen over de
partijdigheid van het lot, waardoor een instru
ment als de Viola da gamba, waarvoor de beste
oude meesters, Bacn vooraan, buu schoone wer
ken schreven, zijn plaats heeft moeten afstaan
aan de violoncel, in vele opzichten zijn mindere.
De «königliche Sammluug der
Musikinstrumente" is dus, ondanks lift belangrijke der ver
zameiing op zichzelf, voornamelijk daardoor op
merkenswaard, dat zij meer is dan een dood
museum.
Bij een bezoek aan de verzameling, die
voorloopig gehuisvest is iu twee zalou der voormalige
Bauakaderuie" op den Scbiukelplatz, komen de
op ieder nummer voorkomende opschriften
voorloopig aan het gemis van een catalogus te gemoet,
en kan men zich overtuigen van de reeds vrij
belangrijke volledigheid, die van de geschiedenis
v.m bijna ieder orchestiustrunieut een getrouw
verhaal geeft.
Bijzonder opvallend is een fagot, in den gewonen
vorm vaa de 10e eeuw, die door zijn belang
rijken omvang (meer dan 8 voet) twee bespelers
vorderde, waarvan de een bii^s, de andere
hantt-erde. In de schalmei ontmoet men 'Ie voor
gangster van de hobo, en van den uitvinder der
klarinet, Johann Christoph Denner, uit N
rnberg vindt men er een klarinet (ongeveer 1700)
en een hobo.
Ook de snaarinstrumenten, zoowel de
tokkelals de strijkinstrumenten, zijn belangrijk verte
genwoordigd. Een merkwaardig exemplaar van
het oudste vioolvormige snaarinstrument dateert
uit het begin der 10e eeuw, stamt uit een afge
broken klooster te Naumburg, en werd daar
onder den nasm van Lutherbas bewaard.
Doch niet slechts exemplaren, die in de
ontwückelings-gescbiedenis vau een instrument
behooren, treft men aan, men vindt ook vele aller
merkwaardigste abnormaliteiten, ten deele pro
ducten vau mimekalen wansmaak. Zoo de
stokflnit, de getrouwe begeleider van dt-u
muziekminnenden naiuurbe.vondtraar, uit den tijd toen
m-'ii meende aan een, door overstelpend
nutuurschoon gespannen gemoed, niet beter uiting te
ku:.:ii'n geven dan door zoet fluitspel, en dus iu de
stokfluit, het middel tegen de kwu.'il mededroeg. Eau
nmiiaümr-kiavier, verborgen iu een sierlijk
dameshandwerk tafeltje, is het welsprekendst bewijs, zoo
voor de vlijt, als voor den kuustzin der
bezitster. Opmerkelijk zijn verder etn glazen
trompet met helderen, schetterende!! toori, en
eeu met een trompet verbonden viool, verschillende
miuiatuurviolen, zooals zij door de dansmeesters
iu den zak werJeu inedegedrageii, waaroiider et-n
geheel uit ivoor gesneden.
Du;h ook zijn er voorwerpen, die ernstig stem
men en niet missen de stemming op tj wek
ken, welke steeds over ons komt, bij het aanschou
wen van voorwtrpen, die door hun aanraking
met groote mannen of' doordat zij in huu leven
een rol spf-elden, als gewijd zijn.
Daar is de viool, waarop Mozart als kiucl
gespeeid heeft; het geheele strijkkwartet, d;U Beet
hoven van vorst Lichnowski teu geschenke
kreeg, en die ieder door Beethoven eigenhandig
m.?t c-en B zijn gemerkt. liet kwartet bestaat
uit een Amati-viool, een a't van liuggiero en eeu
viool en cello van Guarneri. De sciieijker htvft
tot voorn-aarde gesteld, dat de instrumenten een
maal 's j aars door voortreffelijke kunstenaars in
bet openbaar zouden bespeeld worden, hetgeen
voor dezen reeds door het Müiler-kwartet ge
schiedde. Ten slotte worden hier nog genoemd:
het klavier dat den jongen Mozart op zijn reizen
vergezelde, een vleugel, dien de componist van
Freischütz '.'.() jaar achtereen gebruikte, eu een
van Itud. Erard te Londen, eigendom van
Mendelssnhii, door de familie aan de »Hochschule"
vermaakt.
Met bovenstaande kleine schets is slechts be
doeld de overtuiging te geren, dat Ifcrüjn in do
xküuigliehe Summlung alter Musikiustrumente"
een inrichting is rijker geworden, die, goed
inger!c it als zij is, er toe fcan bijdragen, den geest
vau oude tijden ons meer en m«er te ontsluieren
en waaruit, wat den instrumentenbouw betreft,
m-ju?/ leveu voor de toekomst kan geput worden.
SAINT-SAENS OVER BERLIOZ.
In de Revue Bleue heeft de Fransche- compo
nist Saint-Saëns Benige herinneringen uit zifn
levea gepubliceerd. Opmerkelijk is daarin het
oordeel, door hem uitgesproken over Hector
Berlioz, die voor hem de vleeschgeworden para
dox is. Hij is paradoxaal zegt Saint-Saëns
in zijne leerboeken, in zijne muziek, in zijne
critiek. In zijn Traite d'instrumentation bijvoor
beeld beschrijft hij tot in de kleinste bijzonder
heden alle elementen, alle hulpmiddelen, dia zij
voor den componist opleveren ; maar als hij de
gansche techniek van de kunst heeft ontsluierd,
komt hij tot de conclusie, dat alleen een genie
voor het orkest kan schrijven. Aan de meest
betrouwbare raadgevingen voegt hij er andere
toe in dezen trant: De klarinet is weinig ge
schikt voor de idylle." De heer Saint-Saëns
vindt dit vreemd ea wijst op het gebruik, dat
Beethoven iu zijne pastoraal-sympbonie van de
klarinet heeft gemaakt. Maar terwille van den
paradox vergat Berlioz Beethoven.
In hetzelfde Traite
d'instnmtentationl&a.t'Bexlioz de door hem gegeven regels volgen door tal
rijke voorbeelden in notenschrift, maar hij koos
die voorbeelden uit zijn eigen werken, waarvan
de meesteii niet in druk waren verschenen. »Wat
kondeu clc leerlingen keren uit die fragmenten"
vraagt Saint- Saëns »als zij nooit gelegen
heid hadden om die te booreu "!" De paradox
ging hier vergezeld van eece trotsche zelfbewust
heid, die, hoewel op zichzelf volkomen gewettigd,
in de gegeven omstandigheden misplaatst was en
aan eeue mystificatie deed denken.
Paradoxaal is ook, volgens Saint-Saëns, de
conceptie van Berlioz' meesterstuk Romeo et
Juliette. ,Nooit is iets dergelijks beducht....
Het is niet lyrisch, niet dramatisch, niet
eymphoni>cb, maar toch iets van dat alles tegelijk. Het
reusachtig werk is eene heterogene constructie,
in welke het symphouisch element de voorkeizr
heeft. Voor zulk eeue uitdaging van het getond
verstand is slechts ne verontschuldiging moge
lijk : men moet een meesterstuk maken. Nu, dat
heeft Be/lioz dan ook gedaan."
Even paradoxaal is Btriioz in zijne critiek, en
toch is bij een criticus van den eersten rang.
Het genie moet bij hem alles hebben aangevuld,
want een geleerde was hij niet: het ontbrak hem
aan kennis der kunstgeschiedenis. In zijn oordeel
verkoos bij geen reker»?cbap te houden inet de
verscheidenheid der talenten en der tijden; hij
bekommerde zich om niets, en vroeg slechts naar.
het genot of de verveling, die het hooren vai
een werk hem had verschaft. >Het verleden b
?stond voor hem niet" zegt Saint-Saëns, hij ha l
geen begrip voor de oude werken, welke hij al
leen door lezing had kunnen lesren keuncn. In
dien hij zooveel bewondering gevoelde voor Gluck
eu voor Spontini, dan is dit hieraau toe te schrij
ven, diit hij in zijne jeugd hunue werken in de
opera had zien opvoeren met medewerking van
Mme. Branchu, de laatste, die er de traditie van
had bewaard... Ik herinner mij nog steeds zijne
verbazing en verrukking over een koor van
Sebsftiaan Bacb, dat ik hem eens liet hooren; hij
ion zich maar niet begrijpen, dat de groote
Stbustiaan zulke dingen had geschreven . .."
Men heeft Berlioz dikwijls een verwijt gemaakt
van zijne bijtende scherpte. Volgens Saiat-Saëns
was deze louter ondeugendheid of plagerij
(gamincric). Het gewone slachtoffer vau Berlioz'
uitvallen was de tenor Duprez, en deze had
waarlijk geen reden om zicii hierover te bekla
gen of te verbazen, waut hij verhaalt zelf in
zijn Mémoires hoe hij de opera Bunrenuto
Cellint van Saint-Saëns had »verworgd." En hij
vertelt dit op even naïeve en zelfgenoegzame
wijze, als lui erkent, dat Meijeibeer zich te zijnen
opzichte bediende van klinkende argumenten,
om hem tot de voortzetting der voorstellingen
van Les Bityncnots aan te moedigen. Berlioz.
bezat, nru'.r het schijnt, de muidelen niet om
deze soort vau overredingskracht in praktijk te
brengen. Daaronder ging hij gebukt. Daaren
boven was hij zjer prikkeloaar, eu de onver
schilligheid van de Oiiéru eii van dl; Soeiétédes
Conceiis was niet geschikt om hem kalmer te
maken. Tegenwoordig prijkt de naam van Ber
lioz nog wel niet op de affiches van de Opéra,
maar toch op die van de (Jonservat lire concer
ten. Doch in de dagen waarover Saiut-Sae'us schrijft
wilde de leider van de Soeii'tédes Concerts, een
ernstig en geleerd man, maar ais classicus een
weinig exclusief, van Berlioz niets weten.
Nog erger moet het geweest zijn in de dagen
van den heer Girard, di-ii voorganger van den
heer D.lvedez. Saint-Saëns deelt uit persoonlijke
ondervinding het volgende omtrent dezen muziek
directeur mede: »Eens liet hij mij weten, dat
hij mij wer.schte te spreken over de opvoering
van een mijner werken. Ik ging dadelijk naar
hem toe, maar merkte bij het begin van bet
gesprek, dat hij alweer van gedachten was ver
anderd. Daar kon ik natuurlijk niets op aan
merken, want ik was toen nog maar een onbe
duidend beginner. Maar Girard maakte gebruik
vau deze gelegenheid om eei.ie voordracht te
houden over muzikale betamelijkheid, en mij
onder anderen te zeggen, dat men in eeue
symphonie gren trombones mocht gebruiken. »Maar"
waagde ik in bet middcu te brengen
«Beethoven gebruikt ze toch in zijne
pastoraalsymphonie. iu zijne C-niol symphonie." »Ja, ja,"
antwoordde hij »:lat is waar; maar bet
zou misschien bster zijn geweest als hij het niet
had gedaan."
Saint-Siicns merkt ten slotte op, dat de gunst
van bet publiek zich nog vóór den dood van
Berlioz tot dezen heeft gewend. Deze reactie ,
heeft zich duidelijk geopenbaard bij de opvoe
ring van VEnfance du Cltrist. Berlioz' dood i s
nier, zooals men wel eens heeft gelegd, het ge
volg geweest van de ondankbaarheid der
measchen, maar van eeue maagkwaal. Doet hij
wilde onder die omstandigheden noch naar. Jen
raad der geneesheeren, noch naar dien zijaer
vrienden luisteren. Zijn ingewortelde voorliefde
voor paradoxeu is hem tot laatste toe bijgeble
ven, zelfs tegenover de voorschriften der hygiëne.
Hij is gekorven voor de paradox.