Historisch Archief 1877-1940
Dg'in den toestand onzer weermiddelen
> dit zelfs geen punt tan ernstige
bedoea uitmaken.
^ mvermalen besprak ik met eenige van
' taindigste officieren de veranderingen, die ik
r wenschen aangebracht te zien, en, zooals ik
In een van mijne requesten aan de Tweede
zeide, die deskundigen zijn overtuigd van
stheid van mijne zienswijze. Maar hoe den
te veranderen ? slechts n weg bleef
In overeenstemming met hen besloot ik
beroep te doen op Z. M. den Koning, en
fc in kennis te stellen met het gevaar dat
onafhankelijkheid dreigt.
begaf mij naar het Loo om eene audiëntie
f Tragen. Ik zou den Koning zelf overtuigen
a& het gevaarvolle van onzen toestand, en het
?:"ffu. mij mogelijk zijn tegenover den Koning nog
«fiel wat andere argumenten te gebruiken, dan
bet openbaar heb kunnen of mogen
beziDaarenboven wilde ik duidelijk aangeven,
alles veranderd kan worden en zou hiertoe
?en «eer gedetailleerd plan hebben overgelegd.
»Op bet Loo werd ik ontvangen door den
Adjüdant van , dienst, den Kapitein der Artillerie
Bamn Sirtema. van Grovestins. In zijne
hoe(idnigbeid van Adjudant van dienst, deelde deze
""«r mij mede, dat de gezondheidstoestand vau
M. den Koning van dien aard is, dat hij
weii moest zelfs mijn verzoek om audiëntie aan
Koning, over te brengen. Na eenigen tijd
de». Heer Sirtema van Grovestins hierover
oken te hebben, verliet ik het Loo, nadat
beloofd was; dat, mocht er eenige wijziging
komen in den gezondheidstoestand des
men Z. M. met mijn verzoek zou in
stellen. ?
»De treurige indruk, dien dit bezoek op het
jJ&O* op mij maakte, is begrijpelijk. De
gezond*Hlid*toestand van den regeerenden Vorst bleek
i dien aard te zijn, dat men zelfs moest
weieen verzoek om audiëntie over te brengen
iemand, di« den Koning wenschte te spreken
zaken, de hoogste belangen van den Staat
'rakende.
»Met den gezondheidstoestand des Konings, den
? Opperbevelhebber van Zee- en Landmacht, die,
Volgens de Grondwet, verdragen sluit en
befarohtigt met vreemde Mogendheden»van welker
inboud' alleen wordt kennisgegeven aan de beide
Kamers der Staten-Generaal, zoodra Hij oordeelt,
dat het belang van den Staat dit toelaat", die
be»Hst over oorlog en vrede, enz., was het zóó
treurig gesteld, en de natie werd hiervan
onktandig gehouden !
*Ifc besloot alles nauwkeurig te onderzoeken,
<jbuur ik meende hierin alweder eene verklaring
gevonden te hebben van het feit, dat ons
onafSffikelijk volksbestaan gevaar blijft loopen, niet
tegenstaande de groote offers die de natie zich
VÖOP het behoud van hare onafhankelijkheid
getroost.
»Wat dit onderzoek mij leerde is schier onge
looflijk. Ik had niet gedacht, dat toestanden,
zooals ife ze vond, op het einde der negentiende
eeuw mogelijk zouden zijn. Het komt mij wer
kelijk onverantwoordelijk voor, dat het volk
niet met de geheele waarheid wordt bekend ge
naakt. Daar dit echter van Regeeringswege niet
«gebiedt, zoo acht ik het mijn plicht mijne
landgenooten in kennis te stellen met den waren
. toestand.
*D« Koning wordt afgescheiden gehouden van
d» geheele wereld; niemand, behalve enkele per
senen, die met den dienst zijn belast, worden bij
Hem toegelaten, en de personen, die toegang tot
Bent hebben, weten vooraf waarover /ij mogen
spreken en waarover zij moeten zwijgen. De
«?moeken van personen, die den Koning
wenaehen t« spreken worden niet overgebracht, zelfs
niet al betreft dit de gewichtigste belangen van
den. Staat. Brieven of stukken den Koning
toeverkoelende verfrisschingen, zooals roomijs en
limonade.
Op de groote spiegelruiten was, onder de
fraai gebogen lijn, die in koen, wit letter
schrift den naam van het etablissement ver
meldde; in kleinere letters liet opschrift:
«CaféNürnberger" aangebracht. Gottlieb,
tante Hedwig, en de mau, die het had
ge«childerd, waren (deze laatste echter alleen
uit eigenbelang, omdat er meer letters in
. zaten) sterk voor het oude, eerlijke Duitsche
»Kaffehaus" geweest; maar Minna, wier
smaak fijner was ontwikkeld, had op het
tóeer moderne Fransche »Cafe"' aangedron
gen ; het stond gekleeder zeids zij. En dit
was een zaak, waarin chic zich paarde aan
wezenlijke deugd. Het lekkers, dat Gottlieb
bakte en de goede dingen, die tante Hedwig
opdiscbte, verschaften het CaféNürnberger
weldra een benijdenswaardige reputatie. Het
w«rd zelfs een druk bezochte plaats van
bijeenkomst voor de aristocratie, in dit
geT»l vertegenwoordigd door de bewoners der
rijke huizen aan de noord- en oostzijde van
Tompkins square, 's Winters 's avonds, als
Let heldere gaslicht en de gezellig snorrende
kachel het lokaal in een waarlijk prettige
pleisterplaats hadden herschapen, liepen tal
rijke gezelschappen dezer aristocraten op hun
terugweg naar huis uit het Thalia Theater
nog even binnen en propten zich vol met
Hasenpfefier en Sauerbratcn en
Kartoffelklösse en slurpten tante Hedwig's sterke
koffie (uit koppen, groot en dik genoeg om
voor granaten te dienen en uit een mortier
geschoten te kunnen worden) totdat het
haast onbegrijpelijk scheen, dat ze niet uit
hun, aristocratische huid barstten.
A'lles bijeengenomen had Gottlieb dus een
bloeiende zaak en zonder het smartelijk leed,
dat de tij'd nooit geheel kon verdrijven en
het onophoudelijk mislukken van zijn po
gingen om voortreffelijke Lebkuchen te bak
ken, zou hij een gelukkig man zijn geweest.
Hij was nu middelerwijl een gegoede
bakgezonden komen niet in Zijne handen, zij wor
den achtergehouden. DB Koning krijgt alleen
te hooren en te weten, wat de regeering en Zijne
omgeving goeddunkt. Hoe streng dit isolement
wordt toegepast, kan uit het volgende blijken.
Gedurende de laatste jaren is door Mie dag
bladen in Nederland onze defensie druk bespro
ken. Telkens kwam men er op terug, deze
schreef in eenen, gene in anderen zin, maar de
zaak bleef steeds aan de orde. Welnu, tot op
het huidige oogenblik weet Z. M. de Koning
niet, dat er eenige quaestie hieromtrent bestaat.
Het is Hem geheel onbekend, dat ooit eenige
aanmerking is gemaakt op het beleid van den
Minister van Oorlog.
»De gevolgen van eene dergelijke afsluiting van
de wereld zijn duidelijk. Hoe is het voor een
Vorst mogelijk te regeeren, als men den toegang
weigert aan iedereen, die Hem inlichtingen zou
kunnen geven; wanneer geen brieven of stukken
tot Hem komen, zelfs, niet die, welke betrekking
hebben op de gewichtigste staatsbelangen ; wan
neer Hij niet door de organen der publieke
opinie op de hoogte wordt gehouden vau wat er
in de wereld en in Zijn koninkrijk omgaat ?
Twee onderstellingen zijn in deze slechts mo
gelijk, of wel Z. M. de Koning wordt tegen zijn
zin gevangen gehouden, en dit komt mij, niet waar
schijnlijk voor, of wel de Koning is werkelijk
niet in staat iemand te ontvangen en zich met
hem over gewichtige zaken bezig te houden ; Hij
is niet meer in staat brieven en stukken te lezen
en te beoordeelen ; de staat van zijne gezondheid
is van dien aard, dat zelfs couranten Hem ont
houden moeten worden. Maar in dit geval is de
Koning zeker »buiten staat de regeering waar te
nemen", de Ministers verzuimden dan den plicht,
hun door Art. 38 der Grondwet opgelegd.
«Het eerste lid van Art. 38 van de Grondwet
luidt als volgt:
Het Koninklijk gezag wordt mede aan een
Regent opgedragen ingeval de Koning buiten
staat geraakt de Regeering, waar te nemen."
»In art. 3 van de Wet op de verantwoordelijk
heid van de Hoofden der Ministerieele Departe
menten lezen wij:
»Strafbaar zijn de Hooiden der Ministerieele
Departementen
e. die nalaten uitvoering te geven of te doen
geven aan de voorschriften der Grondwet enz.
f. die, ook zonder opzet, de uitvoering, onder
litt. e omschreven, grovelijk verzuimen."
Bestaan die wetten nog of niet ? zoo zij be
staan, waarom worden zij dan niet toegepast?
Deze vraag moet zoo spoedig mogelijk opge
lost worden; niet alleen de onafhankelijkheid,
maar ook de eer van het Nederlandache volk is
daarmede gemoeid."
Het verraadt eens zeer geringe kennis van per
sonen en van zaken, wanneer uien in het boven
staande slechts eene uitdrukking iril zien van
persoonlijke teleurstelling of van spijt. Eeue
teleurstelling was het ongetwijfeld voor den heer
Tindal, die menigmaal in de gelegenheid is ge
weest om zich persoonlijk te overtuigen, hoe
toegankehjk Z. AI. de Kouing was voor een flink
en overtuigd woord, nii te bemerken, dat men
Z. M. niet meer het recht meent te mogen
toes taan, zelf te beslissen, of hij personen wil ont
vangen, die hem over 's lands belangen kwamen
spreken, te meer als die personen voor Z. M.
geen vreemden zijn. Doch het feit staat helaas
niet op zich zelf. De heer Ticdal verzekert en
wij hebben geeuerlei reden om aan zijne waarheids
liefde te twijfelen dat de Koning opzettelijk
onkundig wordt gelaten van alles wac hij be
hoort te weten, om zijne taak naar behooren te
vervullen ; dat hem brieven, stukken en docu
menten wordea onthouden, omdat bij niet in
staat is, die te lezen en te beoordeelen. Welke
waarde onder deze omstandigheden de
konink
ker geworden. Het zware werk deden de
leerlingen en de morgenronde werd bezorgd
door den jongen man, die de broodkar reed.
Als het zomer was placht hij Minna en
tante Hedwig, altijd vergezeld van haar ge
trouwen Herr Sohnstein, op uitstapjes naar
Guttenberg en andere fatsoenlijke biertuinen
mee te nemen ; en gedurende de lange win
teravonden zat hij gezellig zijn lange pijp te
rooken, in het kamertje achter den winkel,
waar Minna en tante Hedwig hem
ge/elschap hielden, en Herr Sohnstein, eveneens
met een lange pijp in den mond, gewoonlijk
ook. Somwijlen zong Minna hun dan een
of andere Duitsche romance voor, waarbij
zij zichzelf niet onverdienstelijk op een ka
merorgel accompagneerde; want Minna had
niet alleen het nuttig onderricht genoten,
dat haar in staat stelde de winkelboeken te
houden, maar was ook in de fraaiere kun
sten: muziek en dans onderwezen. Als zij
's zomers niet op expeditie uittrokken, wer
den die rookpartijen gewoonlijk op het dak
gehouden, waar Gottlieb een tuinfjc had
aangelegd en rozen in potten teelde, ja zelfs
een paar zeldzaam heerlijke bloemkoolen had
gekweekt.
Het was een verrukkelijk zitje, dat dak
op warme zomeravonden, vooral wanneer de
opgaande volle maan een blinkend zilveren
spoor over de kabbelende golfjes der
EustIliver sloeg, en Hunters Point overgoot met
een geheimzinnig waas van schemerig blauw,
dat die slinkende wijk, met haar oliepak
huizen en al, liet aanschijn gaf' van een
tooverachtig tafereel uit het wonderland.
Op zulke tijden, als zij tusschen de
rozenpotten en bloemkoolen zaten, gebeurde het
vaak, dat Herr Sohnstein zijn lange pijp
veronachtzaamde om tersluiks tante Hed
wig's gevulde band te drukken. En ook
Gottlieb vergat dikwijls te rookon, wanneer
zijn gedachten langs dat glisterend pad over
het water zweefden en zóó omhoog, naar
den hemel, naar zijn Minna was. En dan
lijke onderteekening heeft, behoeven wij niet
nader aan te duiden.
Aangenomen, dat dit alles volkomen waar is ;
aangenomen, dat de regeering handelt in 's Ko
nings lichamelijk belang, door hem geheel
buiten de regeeringszaken te houden want
men handelt zeker niet in iemands z e d e l ij k
belang, door hem te beletten zijn plicht te doen .
kan men dan zeggen, dat de regeering óók heeft
gehandeld in 's lauds belang ?
Indien de mededeelingen van den heer Tindal
niet op afdoende gronden worden tegengesproken,
dan heeft de regeeriug niet slechts haren plicht
verzuimd, maar zich ook eene bevoegdheid aan
gematigd, die haar niet toekomt. Welke daarbij
hare bedoelingen zijn geweest, doet niets ter
zake. Het voorschrift der grondwet is impera
tief; het mag niet worden ontdoken of buiten
werking gefield, om eene misplaatste teergevoe
ligheid te sparen.
Wij mogen hier veilig spreken van eene mis
plaatste teergevoeligheid ; want wij houden ons
overtuigd, dat den Koning de traditiün van zijn
geslacht en het belang van het land te zeer ter
harte gaan, om te dulden, als hij het kan
verhindereu, dat de eerste dienaren der kroon met
de monarchistische idee een roekeloos spel wagen.
De beschuldiging tegen het ministerie inge
bracht is van hoogst ernstigeu aard. Wordt zij
niet ernstig wederlegd, dan is het met het pres
tige onzer regeering gedaan.
Kunst en Letteren.
EEN NIEUW DRAMA VAN ERNST VON
WILDENBRUCH.
Die H au benl er c h e."
Ernst von Wildenbruch heeft met zijn nieuw
drama gisteren in het Deutsche Theater een vol
komen succes veroverd," schrijft men aan de
Netie Freie Presse, en de Berlijnsche pers is het,
met weinig uitzonderingen, er over eens, dat de
dichter van Die Quitzows zichzelf overtroffen
heeft.
Paul Lindau wijst, in de studie welke hij aan
het stuk wijdt, op de verandering, die langza
merhand gekomen is in de kringen, waarin men
het drama laat spelen. Er was een tijd, waarin
men eenvoudige burgerrnenschen ongeschikt achtte
om door hun avonturen een ernstigen indruk te
maken ; voor het publiek begon de dramatische
mensch pas bij den baron. Langzamerhand komt
men tot het tegenovergestelde uiterste, en de
Duitsche dramaturgen der latere jaren zoeken
hun belangwekkende personen meest en met
succes in de onderste lagen der bevolking.
Plat Berlijnsch op het tooneel is niet meer te
laag voor liet tragische ; evenals in L'Assommoir
en de stukken van het Théatre Libre maakt de
onedele taal een deel uit van het dramatisch
aangrijpende. Veel verder dan in Wildenbruch's
Qml\ ow's ging Hermann Sudermann in Die Khre.
Geen onbevooroordeelde kon zich onttrekken aan
de machtige werking, die de krachtige model
leering van den echten Berlijner minderen man
uitoefende. Alles was zoo scherp waargenomen,
zoo juist weergegeven, zoo lerenswaar en
levenswarm, dat de woorden en uitdrukkingen, die ons
anders in hun grove leelijkheid kwetsen, in de
lijst van dit kunstwerk volstrekt niet meer stoor
den, dat dit gansene drama zonder zijn Ber
lijnsch element niet meer te deuken was.
Het kan geen toeval zijn dat dichters van zoo
fijne structuur als Wildenbruch en Sudermann
zich in hun drama's thans vau de middelen be
diend hebben, die tot voor weinig jaren aan an
deren, door de kritiek minder h ooggeplaatsten,
werden overgelaten ; en dat thans de bezoekers
dor voornaamste theaters deze werken toejuichen.
En als het geen toeval is, is het dan misschien
keerden zijn gedachten weer terug naar de
aarde, naar zijn kleine Minna want voor
hem was zij nog altijd oen kind ? en het
gevoel van dankbaarheid, dat dan in hem
oprees, over het bezit van die lieve dochter
en zooveel andere zegeningen, die hij had
mogen behouden, hoewel zijn grootste schat
hem ontnomen was, verminderde zijn ver
driet.
De Lebkuchendroom van Goltlieb's jeugd
bleef echter onvervuld; nog was het doel,
dat twintig jaren geleden zoo dichtbij bad
geschenen, niet bereikt. Maar als een vol
hardende bakker van het echte, kloeke,
oudNeurenberger ras, gaf bij den moed daarom
nog volstrekt niet op. Ieder jaar vermeer
derde hij zijn voorraad honing, met de over
tuiging, dat bij, zoodra de fortuin hem gun
stig werd en dat ze het eindelijk doen
zou, geloofde hij nog vast dan ook een
honingdecg tot zijn beschikking bad, waar hij
Lebkuchen van kon maken, die waard zouden
zijn, door den Kaiser zelf te worden ge
geten !
Na het geval met de gebroken schop was
er tusschen Gottlieb en den oudsten leerling
een zekere koelheid ontstaan, die. aldoor
erger wordend, in volslagen onverschillig
heid was overgedaan en daarna lot een
scheiding had geleid. En toen geschiedde
het, dat het noodlot een groote spaak stak
in al de wielen, waarop het caféNiirubers;
liep, door een frisselien jongen Neurenberger,
onlangs uit die eerwaardige stad naar
NewYork getogen en Hans Kuhn genaamd, in
Gottlieb Bretzcl's dienst te voeren.
Het was geen toeval, wat Hans bewoog
zijn kost in een bakkerij te verdienen, toen
hij naar New-York ging. Hij was bakker
geboren, bakker uit keus, uit aandrift, krach
tens erfelijk recht en aangeboren genie.
Sedert onheugelijkeu tijd, ver terug in
het donker der middeleeuwen, zoo ver zijn
familieoverlevering en de kronieken van het
Neurenberger bakkersgihle in het verleden
reeds eene concessie aan de eischen door Zola,
Ibsen en Tolstoïzoo heftig gesteld, wanneer ook
de Duitsche dichtkunst haar oog naar beneden
richt en in plaats van welvaarten weelde liever de
treurige diepte beschouwt van hen die honger
lijden ? Hoe het zij, met lichten voet is zij over
de grenzen van het gepaste heecgestapt, en voor
het drama is de scheidsmuur tusscben het litte
rair voorname en het volksstuk, dat vroeger naar
de voorstadtheaters verbannen was, weggevallen.
Evenals Sudermann's F.kre is ook Wildenbruch's
Hau'jenlcrche een stuk dat, afgezien van zijne
dichterlijke eigenschappen, eenige jaren geleden
moeit-lijk op dezelfde planken zou zijn vertoond
geworden, waar men Faust en Don Carlos
geeft.
#
* *
De intrige van Die ilunbcnlcrche is heel een
voudig. In de buurt van Berlijn woont een fabri
kant, die zich door de werklieden niet »gmidiger
Herr" laat noemen, maar wlleen »Herr Aujust".
Hij meent het goed met zijn volkje. Hu zou
gaarne als geestverwant van Hendrik IV, die
lederen boer 's Zondags een kip gunde, lederen
arbeider een varken vet laten mesten en slach
ten. Hij is het met het manifest des Keizers eens,
dat de oplossing der sociale quaestie in hoofd
zaak door de twee voornaamste belanghebbenden,
werkgever en werkman, moet gevonden worden.
Voor de fisehen zijner arbeiders heeft hij verstand
en hart. Hij acht degenen die thans op d«n voor
grond treden niet zijne gezworen vijanden, maar
veeleer de boden eener jonge cultuur, die, van
hun doel bewust, vooruitstreven. En met deze
moeten de bourgeois, de mannen der oude cul
tuur, zich zoeken te vereenigen, vrijwillig-, door
vermenging des bloeds .... Hier volgt de
knoop.
August zelf verlangt naar zulk eene vermen
ging. Voor Lena, het heldere ftibrieksmeisje, dat
zoo vlijtig werkt eu zoo aardig zingt, gevoelt hij
een ware en innige toegenegenheid. Alleen het
verschil in stand heeft hem tot nog toe verhin
derd, zich van deze geheime wenschen van zijn
hart rekenschap te geven. Welnu, hij zal het
vooroordeel trotseeren en Lena trouwen.
Hij doet zijn aanzoek bij Lena's moeder, eene
oude, gebrekkige vrouw, aan huren rolstoel ge
bonden. De oude vrouw is eerst als bedwelmd
door het voorstel. De vreugde, de schoonmoeder
van zulk een rijk man te worden, wordt voor
haar samengevat in de gedachte dat zij 's zomers
naar een badplaats zal kunnen gaan en genezing
zoeken voor de rheumatiek in haar been. Na
tuurlijk zal zij met Leiia spreken. En oom Ale,
een prachtig type, de ontevreden arbeider, die
geen vroolijk gezicht van zijn gezellen zien kan,
wejen die Lage der Arbeiter", is plotseling
bekeerd en ondersteunt haar. Lena begrijpt het
eerst nauwelijks. Als er van trouwen sprake is,
denkt zij het eerst aan niemand anders dan den
papierschepper llefeld, een brave jongen, dien
zij lief heeft en die ook haar bemint. »Herr Aujust.
nu ja, ;>der jute Herr Aujust" die is »janz jut.."
in zooverre... Maar zoo maar, niet om te
trouwen.
Toch neemt zij het aanzoek aan, ter wille van
haar moeders gezondheid, en het is een uiterst
treffend tooneel, waarin Lena haar besluit neemt.
]Su is zij verloofd, draagt damesjaponnen en
kan zich niet schikken in al die weelde. Zij is
diep ongelukkig. Iedereen ziet het, en het best
Hermann, een jongere halve broeder van Herr
August, een gewetenlooze losbol, die op de knappe
Leua reeds lang een oogje gehad heeft. Hij weet
met vrouwen van allerlei slag om te gaan, ook
met fabrieksmeisjes; hij heelt spoedig Lena's
geheim doorgrond, haar aan 't praten gebracht,
en neemt de kans waar om in troebel water te
visschen. Hij zal zijn broeder, den »Moralsatzke"
zooals hij hem noemt, het mooie meisje voor
den neus wegkapeu, maar er geen mevrouw van
reikten, waren alle mannelijke loden van
zijn stam bakkers geweest en meesters in
hun vak. Bakken was zijn lust en zijn le
ven; het was geen begeerte zijn handwerk
te laten varen, wat hem bewogen had
Neurenberg te verlaten en den Oceaan over
te steken; veeleer een edele eerzucht, die
hem dreef, zijn kunst op een breeden, vasten
grondslag in de Nieuwe Wereld op te bou
wen. En het had daarenboven toevallig getrof
fen, dat hij i 11 de conscriptie een laag num
mer had getrokken.
Toen die jonge man, door den naam zijner
eigen geboortestad op de spiegelruit aange
trokken, het CaféNiiriiberg binnenging en
om werk vroeg, maakten zijn openhartig
uiterlijk en het verstand, waarmee hij over
de bakkerij wist te praten, dat Gottlieb da
delijk schik in hem kreeg, en Minna, die
zedig over haar wiukelboek zat heengebogen,
in het kleine kantoortje, achter liet loket,
waarboven een mooi blauw geëmailleerd
ijzeren plaatje met het opschrift »Kas" in
vergulde letters was aangebracht, schepte
veel behagen altijd op een gepaste,
maagdelijk-zedige manier in zijn frissche wan
gen, zijn vollen, lichtbruine;! krullebol en
vlossig kneveltjc en eerlijke, blauwe oogen.
Toen hij, in antwoord op Gottlieb's vragen,
mededeelde, dat hij een kleinzoon was van
den einensten bakker, wiens overheerlijke
Lebkuchen Gottlieb als jongen in Neuren
berg zelf had gegeten, en dat niet het onbe
langrijkste deel van zijn bakkersuitrusting het
Lebkuchenrccept was, dat van den genialen
uitvinder, zijn verren voorzaat, vau vader
op zoon in zijn familie was overgegaan
kortom, zulk een verleidelijk getuigenis van
zichzelf gaf, was het waarlijk niet te ver
wonderen, dat Gottlieb zich in de handen
wreef van louter vreugd en hem op
staanden voet, niet als leerling, maar als vol
slagen knecht in dienst nam..
(Wordt vercofyiT).