Historisch Archief 1877-1940
Bwdel-leerling dan in Gent. Hy ging
_ _ -rog en het kon hem weinig schelen
* die~otifle akademikus zyn stukken by de
conen het minste achtte. Zoo vond het jaar der
ie in hem reeds een halven revolutionair.
tónt aan het evenement van den val der
[-monarchie ook een groote beteekenis in de
.konstgeschiedenis toe. Gelijk het jaar '30 de
roWWitificha school had doen geboren worden,
Jpw dateert van 1848 de realistische richting.
Het ww een enthousiast streven naar iets
ws. Men begon met datgene te bestadeeren
' Zola later zou noemen de nieuwe sociale, en
nattorlyke omgeving. Men begon de wegen
:én velden grondiger te bestudeeren, zich met de
Bfcrtetocbten en sentimenten der geringe lieden
?-tn contact te stellen en hun de eer te bewyzen
ffle tot nog toe goden en helden werd gebracht."
35oo schildert Breton de nieuwe beweging, als
wier voorgangers hij Corot, Rousseau, Diaz en
Troyon noemt. Corot, met wien hy later
persoonlyk bevriend werd, is Breton's enfant chéri. Over
geen schilder van zijn tijd laat hij zich mot zoo'n
enthousiasme uit als over hem, en dat is zeer
karakteristiek voor zyn eigen persoonlijkheid in
de kunst, want even als Corot heeft Breton aan
bevalligheid de voorkeur gegeven boven het con
sequente realisme. Zoo kan men ook zijn afkeer
verklaren van den gepassionneerden romanticus
Delacroix, en zyn eenigszins koele erkenning van
den krachtigen Millet, en zijn veroordeeling van
C0nrbet en zyn bespotting van Manet.
-Het jaar 1848 bracht Breton op nieuwe wegen,
1 maar allereerst op een dwaalweg. Hy liet zich
deels door de politieke gebeurtenissen, deels door
' de ruinoering en spoedig gevolgden dood van zyn
"wder verleiden tot een soort van socialistische
tendenn-schüderkunst. Wanhoop" en Honger"
'Iweten twee der groote melancholische stukken,
'? die op den Salon onopgemerkt bleven. Evenzoo
ging het te Brussel met de Zigeuners", een
-romantische terugstap.
Maar tegelijk met de Zigeuners" had Breton
.^«en klein stuk de kleine arenleesster" naar
Brussel gestuurd, dit hij naar een meisje van
Courrières geschilderd had en waar hy maar weinig
gewicht aan hechtte. Met dit stuk had de schil
der, die na 26 jaar oud was, zich zelf terugge
vonden. Hy had eenvoudig weg geschilderd wat
hem z\ja geheele leven het naaste was geweest,
wast hu was zoowel te Gont als te Parijs altijd
aan zyn geboorteplaats blijven hechten; hij keerde
er zoo vaak mogelijk terug. In het j aar 1854 zond
mj een grooter stuk met hetzelfde sujet: de
arenlëessters" naar den Parijschen Salon, dat hem een
derde medaille en een gevestigden naam bezorgde.
Breton hecht er veel gewicht aan, dat zijne
-Arenleessters" uit het jaar 1854 dateeren, maar
die van Millet uit 1857. Maar toch kan men
zoo maar niet den invloed van Millet op Breton
ontkennen. Breton zelf ontkent dien niet openlijk,
maar geeit dien ook niet opanlyk toe. De kritiek
kan het niet toelaten om den gelukkigen omme
keer, die van het jaar '53 af in Breton's talent
waar te nemen is, niet enkel aan het gadeslaan
van de natuur en aan de revolutie van 1848, maar
aan het voorbeeld van Millet toe te schrijven, die,
zooals Breton zelf zegt, juist in het jaar 1853
met een boerenstuk optrad, waarin de figuren
wezenlijk waargenomen en natuurlijk zijn. Dit
stuk kreeg een tweede medaille en vestigde het
eerst de aandacht der kunstenaars, nog niet der
koopers, op Millet.
Eene eigenaardigheid van Breton (waarin ook
gedeeltelijk zyn kracht ligt) is zyn innige gehecht
heid aan zijn noordelijke afkomst. In zijn jeugd
gevoelde hjj eenmaal, evenals alle noordelyken,
het verlangen naar het zuiden. Arles was zijn
ideaal. Maar toen hij er kwam, voelde hij zich
teleurgesteld, zoodat hy er het penseel geheel liet
rusten. In Italiëis hy nooit lang geweest en hij
héft ? ook nooit naar een Prix-de-Rome gedongen.
Hij beweert zelfs dat het al te vlytig bestudeeren
van de oude Italianen zoowel Ingres als zyn stu
diegenoot Baudry hun originaliteit gekost heeft.
Behalve Artois en het naburig Vlaanderen heeft
slechts Bretagne Breton blyvend kunnen
inspireeren en Idj zalf verklaart zich dit als een atavisme
daar zyn familienaam hem als afkomstig uit
Bretagne doet kennen.
G. T.
l) Jules Breton, membre de l'Institut. La Vie
d'un artiste. Paris, Lemerre 1890.
Dezer dagen is voor de eerste maal in ons land
een stuk van Matüujs Maris verkocht, en wel door
den "kunstkooper E. J. van Wisselingh. Het stuk
werd aangekocht door den heer Lebret te Dordrecht.
MEVROUW COURTMANS?BERCHMANS.
Op Maandag jl. overleed te Maldeghem in Vlaan
deren, in den gezegenden ouderdom van 79 jaren,
de befaamde Zuid-Nederlandsche schryfster, Me
vrouw Courtmans?Berchmans.
Johanna Desideria Berchmans ontving het levens
licht in het kleine dorpje Audeghem bij
Dendermonde. Door haar huwelijk met den verdienste
lijken leeraar J. Courtmans, een ijverig en strij
dend fiamingant, kwam de jonge, begaafde vrouw
weldra in betrekking met de voornaamste beoefe
naars onzer herboren Vlaamsche letterkunde : Rens,
Ledeganck, Van Duyse, Willems en anderen.
Wanneer deze mannen haar echtgenoot kwamen
bezoeken, woonde Mevr. Courtmans de gesprekken
by die tusschen hen gevoerd werden, en zooveel
invloed hadden deze op haar, dat zij weldra be
sloot zich ook op de beoefening der letterkunde
toe te leggen. Hare eerste proeven waren
dichtstukken, getuigend van eenen gewissen aanleg,
(meerdere verschenen in den Almanak voor N
erlands Katholieken), doch het was slechts na den
dood van haren echtvriend dat zij de ware baan
vond: de novellistische literatuur, en het
Vlaamschlezend publiek dien reinen schat van verhalen en
romans schonk, die heuren naam onsterflijk zul
len maken.
Meer nog dan de romans van Conscience weer
spiegelen hare werken het Vlaamsche leven. Al
hare gewrochten dragen den stempel van eenen
fijnen opwekkingsgeest, gepaard aan
menschenkennis en juiste opvatting. Haar trant van ver
halen is zwierig en onderhoudend; zij wist uit
te vinden die haren stipt eene ««er
eigenaardige en persoonlyke tint gaven. Haar
schoonste titel op onzen eerbied is het feit dat
zij, door haar roman: De Hut van tante Klara",
de hatelyke kantwerkscholen in Vlaanderen heeft
doen verdwynen. Haar Geschenk van den jager"
is een krachtig verzet tegem het misbruik dat van
de pandbergen in groote steden gemaakt wordt.
Mevr. Courtmans was ridder der Leopolds
orde en genoot de eer van den vijfjarigen staats
prijs voor Vlaamsche letterkunde.
Voor hare kinderen, allen nog zeer jong toen
haar echtgenoot stierf, heeft zij gezwoegd en ge
zorgd zooals nooit eene moeder het deed. Ook
droegen deze der goede moeder eeue grenzelooze
liefde toe, en het zal voor de waardige vrouw een
laatste en zoete troost geweest zijn al hare be
minden rond haar sterfbed te vinden. Toen wij
voor de laatste maal de eer hadden bij de schrijf
ster toegelaten te worden, bracht Mevr. Courtmans
het gesprek op hare overleden lettervrienden en
intiemen. Eene harer dochters, ziende dat al die
herinneringen het gemoed der moeder te veel
aandeden, gaf met veel takt eene andere wending
aan ons onderhoud. Moeder mag niet te veel
aan sterven denken", verklaarde zij ons bij het
uitleiden.
En nu is de geliefde schrijfster ook naar elders
gereisd. Hare werken toch zullen blijven : blijven
als de reinste parelen in den Vlaamschen
letterkrans, trouw bewaard in de liefde harer bewon
deraars : al de Vlamingen.
HEKMAN BOGAEHD.
BASILIO ALEXANDRI.
Te Mercescu in Moldaviëwerd op 7 September
de grootste dichter, dien Roemeniëtot heden
bezat, ten grave gedragen. Zijn familie was uit
Boven'Italiëafkomstig, maar reqds onder Basilio's
voorvaderen geheel Roemeensch geworden; in 1821,
in het jaar toen Roemeniëzich van de heerschappij
der Phanarioten vrijmaakte, was hij geboren. Hem
was door het lot behalve een buitengewoon po
tisch talent, ook een ryk aandeel in de goederen
der aarde toegewezen; hij werd dan ook naar
Parys gezonden, studeerde er al wat hij wilde en
leerde het leven der wereldstad kennen. Hy volgde
de colleges in medische en de juridische vakken,
wy'dde zich met ijver aan de litteratuur en kwam er
in de aanzienlijke kringen der intelligentie. Nauwe
lijks twintig jaar oud, debuteerde bij met zijn
Buchetiero dia florenta, eon novell;, die in de
Dada literara, eene revue onder redactie van
Cogalniceanu werd opgenomen. De dood zijner
moeder riep den jongen dichter naar Moldavi
terug, en hij legde zich terstond op de atndie van
het volksleven aldaar, dat tot dien tijd nog in
't geheel niet behandeld was, toe. Op zijn tal
rijke tochten door het gebergte luisterde hij de
meestal weemoedige volkswijken en de in den
mond der boeren en herders voortlevende sagen
en sprookjes af, en hier, aan de levende bron der
volks-poëzio, schepte Basilio Alexandri de impulsie
en de steeds vernieuwde kracht, om de stichter
te worden van een nieuwe poëtische richting en
tegelijk de hersteller der Roemeensche taal op
nationalen grondslag
Uit den tijd van Alexandri's reizen in de bergen
van Moldaviëstammen de meeste der volksdichter,
die in 1852 verschenen en in 1862 herdrukt zijn.
Zij brachten het bewijs, dat het de Roemeensche
taal noch aan buigzaamheid noch aan rijkdom van
woorden ontbrak, en zij voor schoone gedachte ook
een schoonen vorm beschikbaar had. In hot jaar
1848 stond de dichter Basilio Alexandri aan de
zijde der liberale revolutiepartij, als welker lid
hij ook voor de onder bescherming van Russische
bajonetten binnenstormende reactie het land moest
verlaten. In deze politieke Sturm-und-Drang"
periode ontstond de Roemeensche vrijheidshymne",
het eenige groote politiek gedicht van Alexandri.
Reeds in het jaar 1844 had Alexandri zich met
Cortache Negruzzi, den stichter van het theater
te Jassy in verbinding gesteld, en voor dit laatste
een groot aantal stukken geschreven, die voor een
deel thans nog op het repertoire van dat theater
gekomen zijn.
Toen na het volledig verdwijnen van het Rus
sisch protectionaat door den vrede van Par^s, in
1856, en na den aftocht der Oostenrijksche troe
pen in het volgende voorjaar, het verlangen der
Roemeensche patriotten na eene vereeniging der
Donau-Vorstendommen zich weer luide deed
hooren, sloot zich ook Alexandri, in overeenstemming
met zijn gansche verleden, aan dit streven aan
Dit kwam in 1859 tot de overwinning, door het
verkiezen van Joannes Alexander Couza tot vorst
van Moldaviëen later van Walachije, en de dich
ter werd eerst met de portefeuille van
buitenlandsche zaken, en later met den
gezantschap:post te Parijs begiftigd.
Ook in deze officieele betrekkingen vond Alexandri
gelegenheid en tijd tot litteraire werkzaamheid.
Hij verleende onder anderen zijn steun aan de
in 1864 te Jassy opgerichte vereenighig Jun mea",
het uitgangspunt der latere junimistische partij."
In lateren tijd zetten de heldendaden, door het
Roemeensche leger in den Russisch-Turkschen
oorlog verricht, den dichter aanleiding gegeven
tot eene reeks van gedichten, meest van epischen
aard, van welke enkele, Benesch, de Balkan en
De sergeant, in den volsten zin des woords eigendom
der gansche Roemeensche natie geworden zijn. Uit
den tijd van zijn beste werken, stammen de drama's
Fontana Bauduzei en Ovidius, welke als zijn beste
scheppingen op dat gebied worden beschouwd.
Maar van hoeveel beteekenis Alexandri, die gelijk
men weet onder het kabinet Jean Bratiano tot zijn
dood gezant te Parijs was, als dramaticus mag ge
weest zijn, zijn voornaamste kracht ligt in zijn
lyrische gedichten en balladen, aan het volkslied
verwant, door welke hij aan de Roemeensche
volkstaal hare tegenwoordige plaats in de rij der
Europeesche litteratuurtalen heeft verschaft. Dat de
dood van zulk een man door alle politieke par
tijen in Roemeniëals een zwaar verlies voor het
land wordt beschouwd, kan niemand verwonderen.
Hij heeft eene plaats verworven in het hart zijner
landgenooten; en terwijl de regeering zijne nage
dachtenis eert door eene plechtige begrafenis op
staatskosten, is de grootste glorie voor Alexandri
wel deze geweest, dat vele zijner volksgedichten
nog gedurende zijn leven eigendom van het volk
zyn geworden.
MS
(Ingezonden.)
MARIO, De Morrisons.
Utrecht, J. L. Beijers, 1890.
De heer L. van Deyssel heeft dit boek in ver
band gebracht met Couperus' Eline Vere, en
gezegd dat Mario op zwakke wy'ze aan het na
bootsen is geweest toen zij want Mario is
een zij de familie Morrison op 't papier
bracht. Ook heeft de heer L. van Dey«el in
eenige zyner eigenaardige, booze, onhebbelijke
volzinnen gezegd dat er r.iets goeds in dit boek
is, eene uitspraak die niet klopt met de beken
tenis dat de heer van Deyssel na het eerste hoofd
stuk het boek dichtsloeg, omdat hy van de rest
genoeg had. Er is wél wat goeds in dit boek. En
het is zoo weinig eene nabootsing van Eline Vere
dat de auteur Mario nog moet beginnen aan de
eerste bladzijde van Couperus' mooien en
indrukwekkenden roman.
Door vergelijken loopt men gevaar onbillijk te
zijn, en geregeld is dit het geval wanneer men
twee ongelijksoortigheden samenbrengt; kan een
aardig schoothondje 't helpen dat liet niet fier
steigeren kan als een weeldepaard, of heeft de
bouwmeester van een rank pleiziervaartuig schuld
eraan, dat zijn werk afsteekt naast een driemaster
met volle zeil ? Mario durf ik beweren ver
langt niet naast Couperus te wandelen, heeft nog
minder de pretensie hem op zijde te willen komen;
onder onze eerste romanschrijvers zich een plaats
af te dwingen liet zij aan hem over ; doch zelve
vraagt zij, en vroeg zij reeds sedert Schetsen
en Verhalen" het licht zagen, geteld te worden
bij de verdienstelijke auteurs van een lageren
rang. Door Mario met Couperus in n zin te
noemen, als Van Deyssel deed, dicht men aan de
eerste eene aanmatiging toe, waartoe zij niet de
aanleiding gaf. Doch het is geheel in den
hoogmoedigen uitsluitingsgeest van den critiseerenden
Van Deyssel, om aan elk ander genre clan Let
zijne het bestaansrecht te betwisten en don ver
worpen auteur zijne ongenade toe te duwen met
in den regel barscher terminologie dan de woor
den uit zijne bekende brochure Onze litteratuur":
omdat gij niet groot zijt kunt gij gerust thuis
blijven."
Wil men de wijze van zien en van schrijven
van Couperus en van Mario inderdaad vergelij
ken, dan heeft men slechts den aanvang van Cou
perus' roman, de voorstelling der tableaux-vivants
ten huize van 'de Yerstraetens, te leggen naast de
bladzijde (217) waarop Mario van een dergelyke
partij verhaalt; of de thuiskomst van het jonge
paar De Woude van de huwelijksreis bij Couperus
te vergelyken met die van Lizzie en Von Goltz
bij Mario : en het groote verschil is daghelder.
Mario heeft de gebeurtenissen van een deftigen
Amsterdamschen familiekring geschetst, zooals die
een dertig jaar geleden, en misschien nu nog wel,
leefde en dacht, eentonig leefde en weinig dacht.
Mario zotte zich neer en vertelde, vertelde van
de familie, die bestond uit vader, moeder, twee
volwassen dochters en een zoon-student, en een
tante-malloot en oen goedigen aantrekkelijken
oom. En hoe 'n deftig bankier die vader was,
en ook wel een beetje belezen" want hij kon 't
There are more things in heaven and on earth"
aanhalen, en hoo onbeduidend de niama; en hoe
poppig-snocpig Lizzie die tot vreugd harer ouders
trouwen ging met den rijken en knappen Von
Goltz; en hoe Fanny heel anders was, veel dege
lijker, en hoe die don fatterigen broer van haren
zwager afwees, en werkzaamheid zocht op haar
atelier, en daarna stil verliefd raakte op een
knappen jongen weduwnaar, en hoe deze haar
eindelijk vroeg in den maneschijn in de geheim
zinnige schaduwen van het overhangende hout",
en hoe gelukkig zij was toen zij, getrouwd, bloei
ende kindertjes kreeg. En dan dio vriendin, die
Thora, die zoo rijk was en alles wilde weggeven
om rust te vinden in een levensdoel ter eere van
God, wijl zij ongelukkig alleen was achtergebleven
na den dood eener zuster, en hoe die Thora naar
Parijs ging en het beleg doorleefde als weldoende
verpleegster, en ten laatste, zich wijdende aan de
choleralijders in het Zuiden van Frankrijk, daar
stierf; en hoe de student-broer op die flinke
vriendin verliefd was geweest, zooals een knaap
verliefd is op eene jonge vrouw die hem over 't
hoofd is gewassen, en hoe hij 'n blauwtje liep,
maar niettemin later zijn verdriet vergat in eene
andere vrijage. En van de sympathie van Fanny
voor Oom en van Ooin voor Fanny, en zoo al
meer. Van dat alles wist Mario te verhalen. Mij
dunkt, zij moet eene uitstekende vertelster zijn,
en, indien zij minder deftige woorden bij het
spreken gebruikt dan in haar boek, sterk door
kinderen zijn gezocht. Als eene goede vertelster
begint zij ook gewoonlijk met bet weer : het was
zomer", de Maartsche buien spookten", 't was
aan den avond van een eerste schoonen, rechtaf
warmen Junidag" [waarom die voorkeur aan dat
leelijke rechtaf? rechtaf ongelukkig" (114),
rechtaf tevreden" (116)]. het was zwoel en
heet" enz. altemaal inleidingen die een tot luiste
ren gereede kinderschaar aanstonds op hun ge
mak zetten.
Mario is zeer zorgvuldig in het meedeelen van
alle bijzonderheden die voor de oogen van don
lezer het leven van den kring 's winters in Am
sterdam, 's zomers buiten, moeten duidelijk maken.
Zij spaart hem goen regendropje buiten , geen
sigaren-rookwolkje binnen 's huis. Elk lijntje van
de teekening moet er staan, op gevaar af dat de
perspectief er door lijden zal. En bij eene
tcekening van het leven der Morrisons en van Thora
blijft het ook. Het boek wil geen roman zijn
met zich ontwikkelende, boeiende karakters, met
zwaren strijd voerende, in zaligheid jubelende
of ellendig ondergaande personen het is eene
vertelling, eene lieve vertelling van het burgerlijk
leven van deftige menschen die met God en met
eere door het leven komen. De eenige figuur,
die uit het gareel wil en uit den band springt
is zwak van teekening en draagt den
Morrisonnaam niet.
Van Fanny is het meest werk gemaakt: is de
auteur bezig Fanny te beelden, dan raakt zij
buitengewoon op dreef. Fanny bij haar broer op
zijn kast", Fanny met de kinders in de serre
(155), Fanny op bezoek bij oom Frans (228),
Fanny met van Maerle zittend in het gras (247,
daan en die men zich, Is de lectuur
gaarne herinnert Voor het teekenen yan gewone
karakters, dit heeft men opgemerkt, in niet te
groote ly'sten, heeft Mario een bijzonder en on
miskenbaar talent.
Over heel het boek ligt eene beminnelijkheid
die een aangenamen indruk maakt. Naar het
voorbeeld van prof. A. Pierson J) heeft de auteur
op personen en zaken een licht doen vallen waar
door zij beminnenswaard zijn geworden, en zy is
zoo weinig objectief te werk gegaan, dat haar
goed hart op bijna elke bladzijde heeft gesproken.
Ook zij wil wol liefhebben." Dat Maria's ver
tellingen en schetsen recht geven om iets grooters,
iets diepers en breeders van haar te verwachten,
moet, vrees ik, worden betwijfeld. Al hare boeken
zijn door dezelfde lijnen begrensd, waarover haar
talent niet schijnt heen te komen. Doch, al moest
die meening juist blijken, wat nood? Is ook wat
deze auteur met zorg en niet zonder talent ver
dicht, is do detail-teekening eenige waardeering
niet waard? Moet het minder voortreffelijke naast
het boste, weggedaan en vertrapt?
Ook op het gebied van den geest", zegt
Pierson in het genoemde boek, geldt het gebod:
gij zult niet dooden."
Utrecht.
S. Z.
A. Pierson: Oudere Tijdgenooten, Voorrede.
Wetenschap.
HET HYPNOTISME IN DE GENEESKUNDE.
Op het onlangs te Berlijn gehouden geneeskun
dig congres werd, onder meer andere belangrijke
onderwerpen, ook het hypnotisme besproken.
Dr. Bérillon, hoofdredacteur van de Revue da
l'Hypnotisme et de la psychologie physiologigue,
hield daar een voordracht over hypnotisme en
suggestie, die een diepen indiuk heeft gemaakt.
Genoemde geneesheer behandelde in de laatste
achttien maanden 360 zenuwlijdcrs volgens ge
noemde methode. Een groot aantal dier lijders,
die te vergeefs reeds op allerlei andere wijzen
waren behandeld geworden, werden door hem
genezen, of meer of minder verbeterd. Hij had
vooral veel succes bij zenuwpijnen, scheele hoofd
pijn en pijnen van verschillenden aard. Naar zijne
overtuiging kan de hypmtischésuggestie belang
rijke diensten bewijzen bij alle zenuwlijders, ook
dan wanneer het lijden van organischen aard is;
hij geeft tevens de verzekering dat de toepassing
der suggestie nimmer gevaar kan bieden, wanneer
zij toevertrouwd is aan ervaren geneeskundigen.
Tal van waarnemingen, veracht door andere
gencesheeren, bevestigen het gunstig oordeel van
Dr. Bérillon. Tijdens de groote tentoonstelling te
Parijs, in hot vorige jaar, werd daar het eerste
internationale congres van proefondervindelijk en
geneeskundig hypnotisme gehouden. Als eerevoorzit
ters fungeerden de professoren Charcot, BrouardeJ,
Brown-Séquard en Lombroso. Bij die gelegenheid
werd het bestaan der nieuwe wetenschap officieel
erkend, en kon men zich een overzicht vormen
van de werkelijke diensten, die de hypnotische
suggestie in steeds kliminender mate aan de ge^
neeskunde bewijst.
Het is met van belang ontbloot hier melding
te maken van eenige mededeelingen, die op dat
congres zijn gedaan. Dr. Auguste Voisin, de be
roemde geneesheer aan het bekende Parijzer gast
huis la Salpétrière" is zoo gelukkig geweest door
suggestie zekere vormen van krankzinnigheid te
genezen, alsook verslaafdheid aan sterken drank
en aan morphine. Met uitstekend gevolg behan
delde hij langs dien weg kwade gewoonten, ka
rakterfouten, slechte zeden vooral bij kinderen.
Hij stelde den loden van het congres verschillende
zijner gewezen patiënten voor, wier herstel reeds
van twee jaren en langer dagteekende, een stellig
bewijs tegen de meening van vele tegenstanders
der hypnose die do goede uitkomsten dezer ge
neeswijze slechts schijngenezingen noemen.
Professor Fontan van Toulon heeft schitterende
uitkomsten verkregen door toepassing der sugges
tie bij verlammingen en bij vele andere zenuw
aandoeningen. Volgens Dr. Bérillon viert deze
geneeswijze haar schoonste triomfen bij zekere
kinderziekten, als nachtelijk bedwateren, verschil
lende zenuwaandoeningen, stotteren, angst om
alleen in het donker te zijn en kwade gewoonten.
Ook in een pedagogisch opzicht verdient de sug
gestie allo aandacht, als een uitstekend hulpmid
del bij de opvoeding. Zij is vooral aangewezen
orn ondeugden te bestrijden, als liegen, luiheid,
wreedaardigheid, diefstal, ongehoorzaamheid. De
heer Iléinent, inspecteur gcnéral honoraire de
l'Universitéde Paris" beveelt insgelijks mot
warmte en overtuiging de toepassing der sugges
tie aan in de pedagogie, vooral bij kinderen, bij
wie de gewone middelen tot verbetering zonder
vrucht zijn aangewend.
Onder alle mcdodeelingen verdient in hooge
mate de aandacht het verslag der doctoren van
Itenterghem en Van Eeden uit Amsterdam, wier
inrichting tot behandeling van zenuwzieken door
hypnotisme in Nederland beroemd is. Hun ver
slag, loopcnde over de jaren 1887-1889, maakt
melding van ruim vierhonderd ziektegevallen.
Wanneer men in aanmerking neemt, dat het
meerendeel der patiënten, alvorens zich aan de
behandeling door hypnotisme te onderwerpen, alle
meer gewone behandelingswijzen door medica
menten, electriciteit, massage, hydrotlierapie, ther
maal- en badkuren zonder vrucht hadden be
proefd, dan moet men verbaasd staan over bet
groot aantal genezingen, dat genoemd verslag aan
wijst.
Dr. de Jong, specialiteit voor zcnuwziekten in
den Haag, wees op gunstige resultaten door hem
verkregen bij zwaarmoedigheid en lichte vormen
van zielsziekten.
Welk besluit moet men nu trekken uit al die
daadzaken, die wonderbaarlijk schijnen en toch
slechts de uitvloeisels zijn van eenvoudige natuur
wetten; zoo niet dat er een nieuwe en machtige
geneeskracht is ontdekt, een kracht die geroepen
is, niet om de bekende geneeskrachten te
vervan