Historisch Archief 1877-1940
Te Huur.
d* rubriek ,TB HÜB" worden
voor OOK «bonnes gratis »ednrende
??*? nkMmd opgeüomen woningen, kamere
en», welke v<66r Vrijdag jén unr opgegeven
zijn, met vermelding van Stand, Lokaliteit,
Huurprijs en wanneer te aanvaarden. Op
gaven bieraan Biet voldoende kunnen nint
g jplMts't worden.
(O. 35 J
48 Een Huiflj f 800, te zien dage), van
12?2 uur.
60 Een Huis, bev. i gr. eu l kl. kamer,
' keuken,enz., te zien dag. van l?3 uur,
te b«vr. 8t. Jansstraat 15.
129 Een Bovenhuis, f 450, bev. 2 kamers,
alkoof, keuken, zolder, dag. te zien van
8-44 tinr, te bevf. Uilenburgerstraat 105.
139 Een Huis, f 1100, dagelijks te zien van
2?4 unr, te bevr. O. Z. Voorburgw. 173.
154 Een Huis, te zien dag., te bevr. Oude
Doelenstraat 11.
164 Een Huis, f 575, dag. te zien na l uur.
181 Een Bovenhuis met Magazijn, prachtig
licht, te zien Maandag en Donderdag
van 2?4 uur, te bevr. aldaar.
v. Baerlestraat.
"22 Een vrij Bovenhuis, te bovr; in het huis
28
30 Een Bovenhuis, te bevr. v. Baerlestr. 28.
Srouivertgracht.
67 Een Huis, dagelijks te zien, te bevr.
Brouweregracht 84.
67 Een Bovenhuis, huurpr. f 325, dag. te
zien. Te bevr. in het huis.
Kinnen Broutverttraat.
9 Een Kelder, 50 et. p. w., te bavr. bij
J. O. Schogt, Haarlemmerdijk 99.
tilderdfilettraat.
13 Een geheel vrij Bovenhnis, f 6.50 p. w.,
bev. 3 kamers, alkoof, keuken, zolder
enz.
15 Een Huis met Tuin, f 5.50 p. w., bev.
2 kamers enz.
Een Ie en 2e Bovenhuis, f 4.50 en 4.-r
p. w., bev. 3 kamers, alkoof enz., dag.
te zien, te bevr. bij den makelaar H.
A. Hassink, Gelderschekade 102.
Binnenkant.
44 Een Huis met Tuin, f 900 p. j., direct
te aanv.
Da ('ottakatte,
12 Een geheel vrij Bovenhuis, f 6.50 p. w.,
bev. 3 kamers, alkoof, keuken, zolder
en verdere gemakken.
14 Een Huis met Tuin, f 6.?p. w., bev.
2 kamers, alkoof, keuken, zolder en
verdere gemakken.
Een Ie en 2e Bovenhnie, f 4.50 en
f4.?p. w, beiden goed ingericht,
GasthuitmolentteeaEen onderste Bovenhuis, f 33 p. m., te
bevr. bij L. Bouwman,
Kloveniersburgwal 4.
Haarlemmerstraat,
62 Een geheel huis met vergunning en
billard, f 1700 per jaar, te bevr. bij den
makelaar H. A. Hassink.
81 Nette, gemeubileerde Voorkamer met
alcoof, f 16 per maand, dagelijks te
bezichtigen.
Heerengracmt.
6 Een Huis, te zien Dinsdag en
Denderdag van 2-4 uur.
67 Een Kelder, waarin afgetimmerd
kantoortje, f 12.50 p. m., voorzien van
gasaanleg en duinwaterleiding, dag. te zien
en desgewenscht direct te aanv., te
bevr. in het huis.
152 Een Huis f 950. Te zien Maandag en
Donderdag, te bevr. Keizersgracht 373.
191 Een Huis, te zien dagel. terstond te
aanv., te bevr. bij van Liemt, Singel 309.
193 Een Bovanhuis, bevatt. 3 kamers, zol
der of kelder. .
357 Drie net gem. Kamers en anite en apart
spreekkamertje met afzonderl. opgang,
f 60 p. m.
?fa» Steenxtraat,
263 Een net ingericht Huis met sousterrein
en tuin, te aanv. l Nov., dag. te zien,
te bevr, in het huis.
Een dito net en groot 2de Bovenhuis,
te aanv. l Nov., .e zien Dinsdag en
Donderdag van 2?4 uur, te bevr. B.
P. Wijsman, Bustenburgerstraat 63.
Jan v. d. Heijdettttraat.
172 Een Kamer met kost en inwoning, Ie
tage, f 30 p. m.
Kalverttraat.
34 Een ruime Ie Etage, desverkiezende
voor kantoorgelegenheid.
35 Een Bovenhuis, te bevr. Kokin 32.
158 Een Huis, te bevragen Eokin 32.
171 Kantoorlokalcn.
Kerkstraat,
236 Een net geheel vrij Bovenhuis, f 450,
direct te aanv., te zien dagel., te bevr.
Boerhavestraat 11 huis.
Keizertfjracht.
99 Een Huis, f 1300, te zien dag. te bevr.
Heerenstraat 32.
212 Een Huis met Tuin, f 1600, te bevr. 3e
Weteringdwarsstraat 36.
287 Een Huis'en tuin, huurprijs ?.1200,
bevattende 7 kamers, keuken, zolder,
meidenkamer enz., te zien Dinsdag
en Donderdag van l?3 uur, aldaar te
bevragen.
363- Een Huis, te bevragen Keizersgracht 385.
378 Een groot geheel nieuw ingericht Boven
huis met drie salons en suite, vier slaap
kamers, badkamer, keuken, zolder met
boden- en mangelkamor en alle verdere
gemakken, te aanv. l Nov. of eerder,
te bevr. aan het huis.
444oEen Huis met Tuin, te bevr. 446.
458 Een Huis, f 1500, bev. 8 kamers, bad
kamer, 2 keukens enz., te zien dage).
van 2?4 uur, te bevr. Jacob v.
Campenstraat 31.
513 Een Huis, te zien Maandag en Woens
dag van 2?4 uur, mits vooraf belet te
vragen, te bevr. Kerkstraat 393.
602 Een Huis met Tuin, f 1500, bev. 9 zoo
wel gr. als kl. kamers, te zien op aan
vragen bij S. Petri en Zoon,
Heerengracht 289.
734 Een Huis, te zien Dinsdag en Donder
dag van 2?4 uur, te bevr. Keizers
gracht 704.
ophoudelijk ... tingelinggelinggeling. »'k Zal '
wel even open doen, blijf maar" ... hoorde
ik heel onverwacht daartusschen de stem van
mijn vrouw achter de gesloten kamerdeur
zeggen... en oogenblikkelijk daarna stond
ik aan de Handelskade. Zonderling! zóó
.?was het middag en nu ineens nacht. Het
e licht, dat den romp en een deel
het ruim der kolossale"stoomboot vóór
helder bestraalde, deed mij eerst pijn aan
de oogen, toen ik er inkeek, maar ze raakten
«r spoedig aan gewend, 't Was een roepen,
«en loopen en draven om mij heen, om
hoofdpijn van te krijgen; stoomkranen en
lieren zuchtten en stampten, kettingen
rinJkelden, locomotieven gilden, goederentreinen
reden dreunend af en aan, steekwagens, door
«toere sjouwerlui voortgeduwd, bolderden mij
voorbij, m'aar in weerwil der schijnbare ver
warring ging alles geregeld en ordelijk zijn
.gang. Toch kon ik niet zeggen, dat ik mij
?daar erg op mijn gemak bevond ; elk
oogenblik moest ik op zij springen, om een
aan.rollenden wagen te ontwijken, of een bonk
van een vijftal in een strop aan de
stoomkraan rondzwaaiende balen te vermijden;
nu werd ik hierheen geduwd, dan daarheen
gedrongen; nu kreeg ik rechts een stoot, dan
links een stomp, of liep gevaar overreden
te worden, zoodat ik eindelijk om uit het
gedrang te raken, de loopplank overging en
achter den man bij de stoomlier aan het
grootluik een wijkplaats zocht. »Hiew!"
»Vier!'' werd telkens uit het ruim geroepen,
waarop de man aan de lier even geregeld:
»Hiewen is 't!" of »Vieren is 't!"
terugschreeuwde. Ik begreep van al die nachte
lijke drukte hoegenaamd niets. »Wat is er
?eigenlijk aan de hand ?" riep ik hem einde
lijk in het oor »Weet u dat niet . . .
Vieren is 't! . . . vóór morgenochtend . . .
Hiew!... moeten wij... Hiewen is 't! ...
?6000 balen tabak aan boord ... Vieren !"
.meer verstond ik niet. Plotseling veranderde
ihet tooneel opnieuw. Ik zat nog steeds
achtfer den grooten mast, waar ik zeker in slaap
moest zijn gevallen, want ik voelde mij
pijn. lijk en stijf; maar nu scheen de zon, het
rumoer was verstomd, de luiken waren ge
floten en toen ik opkeek, zag ik boven mij
?op de brug den directeur van de
stoombootmaatschappij met iemand in uniform staan
praten en ving het volgende gesprek op:
?»Denk er aan, kaptein: 12000 gulden
premie als de lading op tijd binnen is."
:»Geen nood, mijnheer, ik zal de boot laten
loopen, zooals ze nog nooit heeft geloopen...
maar wat is het jammer, dat we er maar
:2500 aan boord hebben gekregen." »Och
? dat hindert niet, de inladers betalen toch
voor 6000, tegen 10 gulden het stuk; dat
?was de conditie, en als je schip nu maar
voldoende geballast is, kaptein ..."
«Ruimschoots, mijnheer 'k heb een vijf
tig wagons kolen in het voorschip laten stor
ten en de lading granietblokken, die de
Noorsche brik gisteren op de kade heeft
gelost, in het achterruim gestuwd ..."
Zoo? jongens! daar zullen we last mee
krijgen, die waren meen ik voor Belgi
be.-stemd?enfin! dat zullen we met den eige
naar wel schipperen, zoodra wij maar weten,
wie hij is... Jammer dat wij de vaatjes
Portland uit den Rotterdammer niet hier
hadden en voor hem konden vervoeren ...
?enfin! de afzender vaart er wel bij! de ge
heele lading is hem afgekocht, om ruimte
?voor de balen te maken, 't Cement zal
goedkoop worden... a propos, is alles anders
aan boord: de vaatjes specie ook ? en hebt
u je aanwijzingen betreffende de voorschot
ten aan de Amerikaansche koopers, om hen
in staat te stellen de goederen in te klaren...
twee en een half millioen uitschot aan in
komende rechten is geen kleinigheid."
»Ja, mijnheer, alles is in orde 'k heb
?een vijftig vaten petroleum meegenomen, om
de fornuizen goed aan den gang te houden,
-dus . .. klaar overal ? losgooien dan! Weg,
mijnheer, van boord!... vooruit... Volle
kracht!!"
? «Goede reis!" klonk het flauw achter mij,
maar vreemd! 't was me ineens, of ik het
?orgaan van mijn beneden-buurman hoorde,
in plaats van de stem van den directeur.
Lang verwonderde ik mij daarover niet,
want eensklaps sloeg mij de schrik om het
hart bij de gedachte, dat ik aan boord was
-en op weg naar Amerika. Ontzettend denk
beeld ! Wat zou mijn vrouw wel denken, als
ik niet thuis kwam en welk een angst zou
zij uitstaan in de twaalf of misschien der
tien dagen, die de overtocht duren zou ...
Ik wilde spreken, den kapitein smeeken te
laten stoppen en mij aan wal te zet
ten, maar mijn keel werd als toegeschroefd
en mijn tong weigerde allen dienst. Eindelijk
herstelde ik mij in zooverre, dat ik weer
eenigszins geregeld kon denken, en toen ik
tot de geruststellende overtuiging kwam, dat
ik in elk geval te IJmuiden de boot nog
kon verlaten, keerde mijn bedaardheid lang
zamerhand terug. Ik vlijde mij gemakke
lijk met rnijn rug tegen den grooten mast
aan; de boot stoomde snel maar statig
tusschen de kanaaldijken door en de kalm
voortglijdende beweging, het bruischen van
het water voor den boeg en het rhytmisch
geluid der schroefslagen susten mij weldra
in een behaaglijke, droomerige rust.
Een hevig gevoel van misselijkheid maakte
aan dien aangenamen toestand plotseling
een einde en een onuitsprekelijke gewaar
wording overviel mij, toen ik verschrikt rond
keek en niets dan lucht en water om mij
heenzag. Wij waren in volle zee en de boot,
naar haar tonnemaat nauwelijks voldoende
geballast, slingerde en danste op de golven,
dat het mij groen en geel voor de oogen
'werd. Rillend van zeeziekte en angst na
derde ik den kapitein en klaagde hem mijn
nood hij lachte mij uit en zei, dat ik
dan maar bijtijds van boord had moeten
gaan. Ik zocht troost bij de bemanning
zij hadden het te druk met stoken en ver
kozen niet naar mij te luisteren. De ijzeren
schotten der machinekamer waren heet, on
ophoudelijk schepten zij kolen op de vuren
en wierpen van tijd tot tijd emmers vol
petroleum in de fornuizen, om den gloed
nog meer aan te wakkeren. Het angstzweet
brak mij van alle kanten uit. »Goede he
mel !" dacht ik ontzet, »willen die duivels
dan met alle geweld den ketel laten sprin
gen!" en deze gedachte, gevoegd bij den
angst over mijn vrouw en kinderen thuis en
het besef van mijn onvermogen maakte mij
zoo wanhopig, dat ik in een doffe onver
schilligheid verviel.
Geruimen tijd had ik zoo in de snikheete
machinekamer gelegen, toen
rumoer van
scheldwoorden
loozen toestand deed opschrikken en aan dek
vliegen. De geheele equipage, met den ka
pitein aan het hoofd, liep den hofmeester
achterna, met van woede verwrongen ge
zichten en onder het uitbraken van de
vreeselijkste verwijten en bedreigingen, tot
dat de arme gejaagde man, eindelijk in een
hoek gedreven en aan alle kanten omsingeld,
met een gil van vertwijfeling in zee sprong.
De oorzaak der algemeene verbittering
tegen den Steward werd mij, nadat de
onfelukkige reeds lang jammerlijk was
verronken, duidelijk uit het onderling gemom
pel en de vloeken van officieren en man
schappen, waarvan: »geen brood in de kast
dronkenlap sjouwen en ploeteren lui
wammes" schering en inslag vormden. Toen
ik den bootsman daarna een paar malen met
klem had hooren betuigen, dat »den ouwe"
en »de opper" allebei wel andere dingen aan
hun kop hadden gehad, dan voor de
victualie te zorgen, vermoedde ik, dat de
Steward zich aan plichtverzuim moest hebben
schuldig gemaakt en er geen eten aan boord
was; een vermoeden, dat weldra zekerheid
werd. Niemand had er in de haast aan ge
dacht, dat de boot ook geproviandeerd moest
worden!
Dus ook dat nog! Voor mijzelf kon het
mij minder schelen; ik gevoelde mij nog
doorloopend zeeziek en de gedachte aan
de gewone scheepsversnaperingen: snert, spek,
gort, boonen en pekelvleesch, alleen, maakte
mij reeds misselijk. Maar ofschoon ik, in
volslagen onverschilligheid voor alles wat
mijzelven betrof, rillend en huiverig in een
hoek achter de verschansing bleef liggen
hoelang weet ik niet voelde ik toch
medelijden met de anderen, wier oogen al
door holler, en wier gezichten aldoor bleeker
en magerder werden door gebrek aan voed
sel. De boot bruischte intusschen stampend
en slingerend steeds voorwaarts brand
stof was er in overvloed maar geen zeil,
geen rookzuil vertoonde zich aan den hori
zon; geen schip, dat hulp had kunnen bie
den, verbrak de eentonigheid van. den
verward
vloeÜen, verwenschingen en
mij uit mijn half
bewusteOceaan.
Eindelijk ging er een juichkreet op, zooals
ik van mijn leven nog niet had gehoord:
»Hoerah! een zeil! een zeil!" werd er ge
roepen.
De roerganger liet het wiel los, de stokers
en machinisten verlieten hun fornuizen, de
wacht te kooi stormde uit het logies aan
dek. Allen snelden naar de verschansing of
vlogen het want in en begonnen met hun
mutsen en zuidwesters te wuiven en gaven
zich aan de buitensporigste vreugde over.
Wij naderden het vreemde vaartuig snel en
toen ik een blik over de verschansing wierp,
zag ik een groote diep geladen boot op de
golven dansen. »Zij hebben ons gezien en
bijgedraaid", was mijn eerste gedachte, maar
toen ik naar boven keek, en de Hollandsche
driekleur omgekeerd van den gaffel zag
waaien, begreep ik, dat zij, evenals wij, in
nood verkeerden. Wij waren intusschen tot
op een paar kabellengten' genaderd; de ka
pitein liet stoppen, sprong met een
scheepsroeper op de brug en praaide: »Spaarndam,
ahoy!" «Voorwaarts, ahoy! neem ons op
sleeptouw, onze schroefas is warm geloopen
en gebroken!" klonk het weerom. «Onmogelijk!
ik heb te veel haast, maar doe ons wat van
je provisie over; er is geen beschuit aan
boord!" schreeuwde onze gezagvoerder te
rug. »Als je ons op sleeptouw neemt!"
»Neen!" «Verhonger dan!" »En blijf
jelui dan ten eeuwigen dage drijven!"
schreeuwde onze kapitein, zijn roeper drei
gend tegen zijn Rotterdamschen collega op
heffend, terwijl de manschappen hun woede
en teleurstelling door gebalde vuisten en een
vloed van verwenschingen lucht gaven.
» Vooruit! volle kracht!'' klonk het com
mando en een oogenblik later dobberde de
andere boot ver achter ons.
Mijn zeeziekte, door deze ontmoeting en
de daarmee gepaard gaande spanning eenigs
zins teruggedrongen, kwam met vernieuwde
hevigheid opzetten en ik viel in mijn vorige
suffende houding achter de verschansing terug,
totdat de kreet: »ship, ahoy!" mij weer deed
opspringen.
»Ship, ahoy! what ship is that?" klonk
het uit de verte, en ik zag een
Amerikaanschen kustschoener met volle zeilen langs ons
achterschip oploeven en bijdraaien.
«Voorwaarts from Amsterdam .... we are
badly in want of provisions, can you spare
us some ?" vroeg de kapitein in n adem.
» Yankee Doodle from Boston... yes,
stranger and welcome. but we've only
a cargo of jams on board.... take your
choice: gooseberry, raspberry, currant, cherry...
which dou you prefer ?" kwam de weder
vraag.
»That's all the same to us; for God's sake
do send some cases, we are starving!" klonk
het antwoord dringend, en een oogenblik
later zag ik een sloep langszij komen, waar
uit een zestal kisten aan boord werden
geheschen.
Met nagels, koevoeten, marlspijkers, kort
om alles wat maar voor de hand kwam,
werden de kisten opengebroken; als
razenden vielen de uitgehongerde schepsels op de
potjes jam aan en verbrijzelden ze, om den
zoeten inhoud te kunnen verzwelgen. De
aanblik dier onverzadelijke bende met rood,
groen of geel al naar de kleur van het
soort jam, waaraan ze zich te buitengingen ?
besmeerde gezichten en klevende baarden,
werkte zoo ongunstig op mijn nog altijd
oproerige maag, dat ik opnieuw misselijk
werd.
Toen ik weer een weinig bijkwam, lag de
boot tot mijn verwondering stil en oogen
schijnlijk verlaten. Een aanhoudend gekerm
en gekreun verschafte mij echter weldra de
zekerheid, dat er nog levende wezens aan
boord waren. Uit alle hoeken van het vaar
tuig klonken zuchten, pijnlijke kreten en
halfgesmoorde vloeken. Met moeite richtte
ik mij op, om daarvan de oorzaak te ont
dekken en vond de geheele equipage ten
prooi aan hevige koliek en maagkrampen,
de gevolgen van de jams. Een blik over de
verschansing leerde mij verder, dat wij in
gezicht van het land voor anker lagen,
waarschijnlijk op de eene of andere reede,
maar ik had geen flauw besef waar. Ter
wijl ik nog besluiteloos naar mijn jam
merende reisgenooten stond te zien, zag
ik eensklaps een gegallonneerde pet
boven de verschansing uitsteken, welker
drager zich vervolgens als »officer" van ge
neeskundigen dienst bekend maakte en den
kapitein verzocht te spreken. Na veel zoe
ken vond ik hem eindelijk kreunend in een
klein kabinetje achter de kajuit zitten. Hij
rees met veel moeite overeind en strompelde
aan dek, maar de andere had intusschen
zijn inspectie reeds geëindigd. Met een
kort: »Contagious dysentery and
presumptive symptoms of yellow fever fourteen
days quaranteen" klom hij weer over de ver
schansing en maakte aanstalten zich in zijn
boot te laten zakken. Doodsbleek wankelde
de kapitein nader en greep hem bij den
arm. »Ik moet biunenloopen, versta je! ik
moet!" riep hij dreigend.... »er is geen be
smettelijke ziekte aan boord 't Is honger...
Je bent een ezel, dat je 't niet ziet." Maar
de »officer" die er trouwens geen woord van
verstond, omdat de arme man in zijn rade
loosheid Hollandsch sprak, trok eenvoudig
de schouders op, bevrijdde zijn arm uit des
kapiteins greep, herhaalde kortaf: »fourteen
days quaranteen" en sprong in zijn sloep.
De kapitein beproefde nog hem te vertee
deren, maar tevergeefs. Verklaringen, smee
kingen, beloften, niets was bij machte zijn
eens opgevatte meening aan het wankelen
te brengen en de »officer" verwijderde zich
met de overtuiging: »that the captain of
that Dutch steamer was a raving maniac.'1
De toestand van den armen gezagvoerder
was werkelijk hartroerend. Een tijd lang
stond hij als wezenloos de wegvarende sloep
na te staren en barstte toen eensklaps in
tranen uit: »Te laat! te laat!" jammerde
hij...." vóór den eersten October heb ik ge
zworen mijn schip hier in de haven te bren
gen en nu.... 't is 28 September.... 'k had
mijn eed kunnen houden, als die vervloekte
neuswijze Yankee »O!" vervolgde hij,
zich meer en meer opwindend, »als ik hem
hier had...." en de handen voor het gezicht
slaande: »'t Is vreeselijk! Geruïneerd....
mijn eer verloren, mijn premie verspeeld,
mijn goeden naam kwijt; alles weg, onher
roepelijk weg! Maar dat wil ik niet over
leven !" riep hij heftig en met n sprong
stond hij boven op de verschansing om zich
in zee te storten.
«Houd tegen! Houd tegen !" riep ik on
willekeurig, en hem nasnellend greep ik hem
bij de beenen; maar razend van smart, ver
twijfeling en woede gaf de ongelukkige mij
met zijn zware zeelaars een trap op het
hoofd, en
»Gut, man! wat maak je me nu aan 't
schrikken!" riep mijn vrouw opeens, terwijl
ik, met een pijnlijk gezicht mijn hoofd wrij
vend, op den grond vóór de canapee overeind
ging zitten. »Heb je je bezeerd ?"
»Neen, 't is aiover. Ben ik er afgevallen?"
vroeg ik nog half dommelig.
»Dat schijnt, hè?'' lachte mijn vrouw. »Wel t
wel! wat heb jij vast geslapen, 'k Heb je"
maar stilletjes laten liggen, want er was geen
wakker krijgen aan."
»Hm! 't is eigenlijk jammer, want ik had
nog zooveel te doen.... hoe laat is 't ? al
elf uur.... 't Is nu niet meer de moeite waard
om te beginnen," zei ik, min of meer knorrig
op mijzelf.
»O! wat dat betreft, hoefje geen spijt van
je dutje te hebben," troostte mijn vrouw,
»want 't is hier aldoor zoo'n herrie geweest,
dat je toch niets had kunnen uitvoeren, 't
ATerwondert me eigenlijk, dat je er geen
oogenblik wakker van bent geworden."
»Neen, 'k heb niets bizonders gehoord,"
betuigde ik. »Wat was er dan?"
»0 ! allerlei drukte en geroezemoes,' begon
mijn vrouw, blij dat ze, na den geheelen
avond gezwegen te hebben, haar mondje
weer eens kon roeren. »Eerst werd er ge
scheld en kwam mijnheer van beneden met
een kruier om den grooten koffer je weet
wel: dat groote bakbeest te halen, dat op
onzen zolder staat; zijn broer moest van
avond naar Rotterdam, vertelde hij, om mor
gen verder door te reizen naar het zuiden
van Frankrijk, geloof ik, en zijn goed zou
hem worden nagezonden. Dat was een ge
stommel en een gesjouw op de trap van wat
ben je me. Ze stonden met hun beiden te
sjorren en te trekken, maar konden den kof
fer maar niet om den draai van de zoldertrap
krijgen, totdat ze hem eindelijk met een touw
hebben afgelaten. Toen kwam die broer zelf
om afscheid te nemen, vergezeld van een
troep luidruchtige vrienden, die beneden en