Historisch Archief 1877-1940
|ft^geestdrift is toegejuicht. Het was een
> Parijsche embalUments, waarin zeker het
,1*1» om «lies goed te vinden, wel zijn deel
f*'*flfoar, al hebben wy ook eenige
opmeromtrent het werk van onzen geestigen
... _^ 6, het bevatte ook ruimschoots genoeg om
^ontvangst, die het bij het publiek genoten
";,'te rechtvaardigen."
peey vindt niet den afgevaardigde Leveau
het best geziene en getcekende type, maar
t vrouw. Deze rol is volkomen oorspronkelijk
conceptie en superieur uitgewerkt." Leveau
*gt meermalen vertoond; het is de
parvenu"inté, plotseling door het algemeen stemrecht
eer en macht gebracht, en die toch
provingebleven is, die zich gemakkelijk door allerlei
ene en wereldsche verleidingen laat verderven,
»ch in zijn boersche brutaliteit een wapen
dat anderen missen. Claretie heeft hem in
Ie ministre al geteekend, en anderen
, Maar deze parvenu" zegt Sarcey, heeft eene
r KfOlfo'. H\j is getrouwd toen hij nog maar
procu" I^H: in een klein stadje was; destijds was hij
gelukkig haar te trouwen; hij had niets dan zijn
'"JHjoeureurs kantoor, waarvan liij den prijs van
iCétérneming nog niet eens had afgedaan; zij bracht
|?Ï]HB 200,000 francs, die den grondslag tot zijn
fortuin gelegd hebben.
was een goedig fatsoenlijk vrouwtje,
provinea burgerlijk van het hoofd tot de voeten;
Mutbad haar man, hield met zorg hun
huisen in orde, voedde met liefde haar eenige
bier op, en kende geen ander genoegen dan
de buurmevrouwen praatjes houden over de
en andere huiselijke belangen."
' De man nu is een eerzuchtige; bij heeft in de
ile politiek carrière gemaakt; te Parijs
geheeft hij ook den voonleeligen kant van
succes ingezien en eenige millioenen verdiend.
bezit een soort van grove natuurlijke
welspre" eid, die hem in de Kamer gezag geeft. Hij
De dochter van den députéheeft den toon der
'?"?.moderne wereld aangenomen, zonder er haar goed
karakter en een beetje sentimentaliteit bij te
ver* liezen. Zij houdt hartelijk van een jongman,
Des; ?." litrières, die ook beter en hartelijker is, dan hij
efch voordoet. De moeder gunt haar gaarne den
uitverkorene, en deze vraagt herhaaldelijk haar hand
1 - Mm Levean, zonder succes.
Mevrouw Leveau is goedig en liefhebbend, maar
burgerlijk; niet leelijk, maar onbeduidend en pro
vinciaal. Het stuk opent in een Parijschen salon,
waar Leveau met vrouw en dochter genoodigd zijn.
fiFevrouw Leveau gaat in een hoek op een canap
zitten en overstelpt de eerste de beste buurvrouw,
toevallig de vrouw van een groot acteur, met haar
dfcoevige confldences.,,0 Mevrou\v,"zegtzij onhandig,
.?al ge wist wat het is, de vrouw van een beroemd
m*n te zijn."
Dat weet ik heel goed," antwoordt de dame
geragkt.
Toch gaat mevrouw Leveau voort, een weinig
belachelijk en toch aandoenlijk; ofschoon haar
dbchter, die zooveel praatjes niet wenschelijk vindt,
«T opmerkt, dat ze mevrouw wellicht niet zullen
amuseeren. Zij geeft alzoo de expositie van het
stuk; men is dan voorbereid als Leveau binnen
komt.
, Leveau heeft in de Kamer gesproken en het
ministerie doen vallen. Hij is de held van den
'* .dag, vertelt op triomfantelijken toon wat hij ge
daan heeft, denkt er niet aan, van zijn vrouw
notitie te nemen, en laat zich van alle kanten
gelukwenschen. Onder de aanwezigen is ook eene
* markiezin, die aan politiek doet. Zij is schoon,
rjjk, intrigant, de vrouw van een afgevaardigde
?v' der rechterzijde, en laat zich Leveau voorstellen,
Zij spreekt met hem, vleit hem op zeer kiesche
wjjze en betoovert hem geheel. Hij wordt zoo
geheel gewonnen, dat de markiezin hem g
rnlaehend een tikje met don waaier geeft en zegt:
tfZóó meen ik het niet!" juist als mevrouw Leveau
binnenkomt, beschroomd on achterdochtig.
Adolphe!" zegt zij op een toon van zacht
verwijt.
Het woord en de toon, op dit oogenblik. deden
de zaal schateren. Levcau antwoordt, als een
slecht opgevoed man, met een grot'hcid, en geeft
den arm aan de markiezin.
In het tweede bedrijf is Leveau steeds ruwer
orde," verzekerde Herr Sohnstein, die het
schijnbaar deed voorkomen, alsof' hij zijn ar
men om alle drie wilde slaan, maar in wer
kelijkheid alleen tante Hedwig omhelsde. Er
was echter ruimschoots genoeg van tante
Hedwig, om zelfs Herr Sohnsteiirs lange
armen te vullen en in doorsnede genomen,
maakte hij zijn omhelzing goed, door het
derde gedeelte, dat hij gaf, als vergoeding
voor de ontbrekende rest, drievoudige kracht
" te verleen en.
Hans' positie bij het aanschouwen dezer
teederlijk wriemelende groep (die min of
meer den. indruk maakte van een Laoköon
van een nieuw genre, met een vierde figuur,
een lofwaardig toevoegsel van kleedercn, en
een in het oog vallende ontstentenis van
slangen) zou, onder welke omstandigheden
ook, een netelige zijn geweest, en daar de
omstandigheden om te beginnen, al vrij ne
telig waren, gevoelde hij zich inderdaad meer
dan verlegen. Ter eere van tante Hedwig
moet gezegd worden, dat zij de eerste was
(na Minna, natuurlijk, en Minna kon niet
met goed fatsoen in de preliminariëu op
treden), die zijn verlaten toestand opmerkte.
»Kom, Hans,'' zeide de hartelijke vrouw,
met een stem, die trilde van aandoening en
de stevigheid van Herr Sohnstein's greep
om haar middel.
»'k Zou maar komen, Hans," voegde Herr
Sohnstein er jolig bij.
»Wil je komen en mij vergeven, Hans ?"
vroeg Gottlieb.
Maar het was niet eer Minna, heel zacht
jes, maar met een hemel van teederheid in
voor z^jne vrouw; hjj weigert op nieuw aan
Deslinières de hand zijner dochter. Hij erkent, dat
hij de minnaar is van de markiezin, en wil. dat
Mevr. Leveau in eene echtscheiding zal toestemmen.
Nooit!" antwoordt zy, en woedend verlaat hij
haar.
Mevr. Leveau komt, in haar wanhopigen toe
stand, op een vreemd denkbeeld; zij wil den
markies een anoniemen brief zenden om hem alles
te zeggen. Maar nauwelijks is de brief klaar, of
Leveau komt binnen, leest hem en is nog ver
ontwaardigder.
Ge wilt me dus laten dooden l" roept hij.
Mevrouw Leveau begrijpt niet wat hij bedoelt.
Na dien briet moet ik toch immers
duelleeren V"
Jij duelleeren i"
Daar heeft zij niet aan gedacht; procureurs
duelleeren niet, en dat haar man, als afgevaar
digde zoo geheel in een andere wereld geraakt
is, kan zij steeds niet begrijpen. Hij legt haar
dan de verandering van positie uit. Go spreekt
beter dan ik," zegt zij, tnaar dat neemt niet
weg dat ik gelijk heb." Hij brengt nu weer de
scheiding op het tapijt. Zij weigert steeds even
volhoudend, zelfs wanneer hij haar een
afscliuwelijken ruil voorstelt: hij zal zijne toestemming
geven tot het huwelijk van Deslinières met
Marguerite, als zij wil scheiden. Zij weigert nog
Als hij vertrokken is, komt Marguerite. Hare
moeder vertelt haar het een en ander van den
toestand. Marguerite keurt haai besluit goed,
maar kan hare tranen niet inhouden.
Houdt ge dan zooveel van hem?" vraagt hare
moeder. Marguerite knikt zwijgend, en mevrouw
Levcau brengt het verlangde oft'cr; zij zal scheiden.
Het is jammer dat met het tweede bedrijf
mevrouw Leveau's rol afgedaan is. Leveau wordt
door zijne markiezin behoorlijk geëxploiteerd en
ondergaat zijn straf: hij stelt al zijn radicale
relaties ter beschikking van de rcactionnairen,
en lijdt zelf bij de. verkiezingen de nederlaag. Hij
is nogsteeds verliefd op de markiezin en wil dat deze
evenals hij. echtscheiding zal aanvragen. Zij weigert;
hij lokt haar in een valstrik, en zendt de markies
den bewusten anoniemen brief, door zijne vrouw
geschreven. Als de markies komt, laat hij nog
de markiezin de keus, of zij fcheiden wil of niet.
Neen", antwoordt zij, en Leveau laat den markies
binnen. Deze is zeer correct, zegt kalm zijne vrouw
aan, dat hij zich zal laten scheiden, en aan Leveau
dat hij hem de kosten der verkiezing zal terug
betalen en hem zijne getuigen zenden. Komaan,"
zegt de markiezin, haar hoed opzettend, dan zal
ik toch de tweede mevrouw Leveau worden!"
liehalve het dualisme in de intrige heeft het
stuk nog als gebreken eenige onwaarschijnlijkheden
in het karakter van de markiezin eu mijnheer
Leveau; maar Lemaitre verdedigt zich omtrent
deze vrij goed in zijn feuilleton in de Dcbata. Het
stuk is vol gee:-tige, moderne treffende woorden
en keurig geschetste kleine typen (?titels van
hoofdstukken, waaraan do hoofdstukken nog ont
breken" zegt Sarcey); het is uitmuntend en in
den modernen toon des schrijvers gespeeld door
Candéals Leveau, Mevr. Marie Samary als Mad.
Levcau, de elegante en tolentvolle Mad. Ilading
als markiezin. Een aantal woorden uit het derde
bedrijf vindon na les coulisses du Jioulunffixme eene
recht'streeksche toepassing, die, terwijl Lemaitre
het stuk schreef, nog slechts op algemceno toe
standen bedoeld waren.
MUZIEK IX DE HOOFDSTAD.
De concerts Lamourenx.
Het artikel dat ik in een der vorige nummers
van bet Weekblad wet dit orkest heb geschreven,
ontslaat mij van de verplichting deze kunste
naars bij het publiek in te leiden. Ik kan dus
diidelijk beginnen met mij aau de vertolking te
wijden.
JLte naam van Lamoureux is iu de laatste
chigen tallooze malen aan mijne p^n ontvloeid.
Toch mag mij dit niet weerhouden, mijn indruk aan
i de, lezers van het Weekblad mede te deelen.
Wat ik toen reeds over het gehalte en de op
vatting zeide, heeft zich bevestigd. De vertol
king van de Fransche compi.siiiën moet in de
eerste plaats genoemd worden, en die vertolking
moet voor onze orkesten »maszgebend" zijn.
haar stem, fluisterde: ».Ie moogt komen,
Hans,'' dat Hans werkelijk kwam.
En toen was er een poos lang een onder
ling onstuimig omhelzen, van alles wat elk
van de andere vier maar te pakken kon
krijgen, waarvan de weerga, wat hartelijk
heid en goeden wil betreft, nog in geen bak
kerij ooit aanschouwd was geworden. Jon
Gott.lieb's goede engel juichte grootelijks, en
de duivel, die in do buurt was gebleven,
hopende dat. de macht van het kwaad nog
ter elfder ure over de macht van het goed
mocht zegevieren, erkende zijn nederlaag
met een gehud van teleurgestelde woede en
vluchtte in een blauwachtige vlam en een
bliksemstraal, waar de wateren der East
River, die hij gedwongen was te doorwaden,
van borrelden en s-isien. En nooit heeft: hij
zelfs het tipje van zijn boozen neus weer
j in het caféXiïrnberg durven vertooncn !
»Mnar je wilt mij die kleine, mijn dochter,
toch niet ontrooven, Hans?'1 vroeg Gottlieb,
toen zij zich eeiugszins uit elkander ontward
hadden. »Jc zult bij mij komen wonen, en
mijn compagnon zijn, en samen zullen wij
nogmaals de goede Ei'bkiichcn maken. Is het
O
niet zoo ?"
Dat vond Hans een lastige vraag. Hij
keek naar Herr Sohnstein, besluiteloos wat
te antwoorden.
»0," zeide Herr Sohnstein, >je wilt zeggen,
j dat een verschrikkelijk hardvochtige geld
schieter een winkel voor je heeft gehuurd en
er de keurigste bakkerij en fijnste restaura
tie iu heel East-Side van heeft gemaakt,
hè? En je bent bang, dat die man, die
De Fransche merken op den eersten avond
waren: Danse macabre van Camille Saint-Saëns,
Le Camp de Wallenstein van Vincent d'Indy,
Espana van Emmanuel Chabrier, Suite uit
l'Arlé-<ienne van izet en Marche Hongroise van
Beilioz. Saint-Saëns' werk is genoeg bij ons be
kend. Dit werd zeer schoon voorgedragen. Nooit
hoorde men bij ons de effecten zoo sprekend
uitkomen; ik herinner o. a. aan het gerammel
van de doodsbeendereu en de uitdrukking van
de phrase: Le vent d'hiver souffléet la nuit
est sombre.
Van d'Indy's Walïenstein: Trilogie, bestaande
uit: Le Camp de Wallenstein, les Piccolomini
(Max et Thecla) en La Mort de Wallenstein, werd
het eerste deel uitgevoerd. Het speet mij dat
het gehec-Ie werk niet ten gehoore werd gebracht
omdat het derde deel voor mij het belangrijkste
is. Vooral het motief van het noodlot van de
sterren maakt (ook door de instrumentatie) een
zeldzamen indruk. Deze jonge en bescheiden
componist van ond-Fransclien adel (hij maakt
van zijn titel echter nooit gebruik) doet alles
van zich venvachten.
De compotiist was zoo vriendelijk mij in het
vorige jaar de thematische analyse vau dit werk
toe te zenden en hieruit; lezen wij dat het eerste
motief de woeste krijgsbeuden uit den
derligjarigen oorlog schildert: ces banden sauvages que
peut seule diriger et discipliuer la main de leur
général, de leur idöle.
Hoewel bij dit gedeelte in Schillers werk Wal
lenstein in het. geheel niet optreedt, is het
Wallenstein-motief hier reeds ingeweven, daar vol
gens de nieuwste dramatische opvattingen ook
de motieven worden aangewend al is er" slechts
sprake vau een der hoofdpersonen.
Het eerste motief van de woeste krijgslieden is
zeer gelukkig en komt in verschillende
rythmische wendingen voor.
Het 2e (dansmotief) treedt eerst rustig op
doch wordt later al woester. Met het motief dat het
optreden van den verontwaardigden monnik schil- {
dert, heeft de componist zich een gewaagde, taak
opgelegd, hij toont echter ia alles dat hij iets
wagen kan en zijne fugatische bewerking van
het scolastieke thema door de 4 fagotten geeft
eene juiste en scherpe tegenstelling tegenover
het ongebondene van het eerste motief, zoodat
men het geheel als een zeer genialen greep moet
bewonderen.
Den monnik, die er dapper op los begint te
preekea eu te schelden, wordt niet al te vriende
lijk te kennen gegeven dat hij wel vertrekken
kan; dobbel-pel eu drinkgelagen verhitten de ge
moederen en iu het volle tumult eindigt dit
eerste deel.
Cnabrier's »Espana" genoot eene voortreffelijke
uitvoering. Dit werk is sedert een paar jaar tot
ons doorgedrongen, liet is aan Lamoureux op
gedragen en blijkens het exemplaar van de
orkestpartitie, dat Chabrier indertijd aan
Pasdeloup cadeau gaf en dat thans iu mijn bezit is,
(het eigenhandig opschrift van Chabrier luidt:
»A Monsieur J. Pas de-!oup. Hommage de
l'autenr. Etnnmnuel Chabrier'') was de partitie in
168.') reeds gedrukt.
Dit stuk is gebouwd op 2 motieven, n.l. de
krachtige refreinen van de Jota en de meer
teedere phrasea vau de Malagnelas.
De componist laat hierbij aan zijn vernuft en
inspiratie den vrijen teugel. Chabrier huldiet ten
voile het nieuwe in de kunst, ook is hij eengroot
Wagner-vereerder.
In den afgeloopen winter, toen Materna te Parijs
het publiek geëlectriseerd had met de voordracht
van de finales uit: »die (Jöttendammerütig'", toog
Lamoureux met eenige componisten van de
jonge Fransche -chool naar het hoiel waar Mad.
Materna logeerde. Die heeren boden haar een
souvenir aan als herinnering en als getuigenis {
van hunne bewondering. Cjabrier was toen zóó
in extase, dat hij, hoewel geen woord Duitsch
verstaande, een Duitschen toost op Mevr. Materna
heeft uitgebracht. Ik weet echter niet of' de
groote zangeres dien toost goed begrepen heeft.
Chabrier is als persoon eer klein dan groot,
doch zeer breed geschouderd en gespierd, terwijl
zijn gela'it een Oostersche tint heeft.
De tweede dag bracht aau Fransche werken :
Ouverture Patrie van Jjizot, Ballade Symphoniijue
van Chevilhtrd, die goed bewerkt was, doch niet
oude gierigaard, je al aan je overeenkomst wil
houden ?'J
Huns knikte ootmoedig toestemmend.
»X'u dan, Hans, mijn jongen'', vervolgde
Herr Sohnstein, op vroolijk gemoedclijken
toon, en terwijl hij onder het spreken zijn
arm weer om tante Hedwig's gevulde leest
liet güjden, ->nu dan, Hans, mijn jongen,
laat mij je vertellen, dat die leelijke, gierige
oude kerel niet half zoo slecht is, als je
zoudt denken. Herinner je nog, toen hij een
tuin op hei, dak van die mooie bakkerij liet
aanleggen, en jij hem vertelde, dat het ma«
ken van een tuin daar uoodeloos
geldverkwisten was, wat hij daarop ten antwoord
gaf? Antwoordde hij niet, dat, als hij voor
den tuin zorgde, God do bloemen zou zen
den ? En toen dat. keurige uithangbord werd
geschilderd, met »Nürnberger Bückerei" erop,
: en jij hem waarschuwde, dat het niet billijk
j was tegenover zijn ouden vriend, om dien
j naam Xürnberg te nemen, stelde hij je toen
niet geritst, dat hij die zaak met zijn ouden
vriend wel zóó zou schikken, dat er geen
ledematen bij zouden worden stukgcslagen ?
i Want wist hij niet. allang, dat het sedert de
i laatste vijf jaren Gottlieb's hartewenseh is
ge[ weest, dezen ouden winkel, waarvan de huur
precies aanstaande Mei vervalt, te verlaten, en
juist; zulk een nieuwe, mooie bakkerij op het
Square te openen, als jelui nu samen zult
hebben ? X'een, die leelijke, oude gierigaard
i is niet bang, of hij zal zijn woekergeld wel
terug krijgen, en hij is niet zoo onnoozel, of
hij had nog wel vertrouwen in zijn ouden
vriend Gottlieb en wist, dat alles in orde
' «- «, i, j si" ? j . ' f' (t V ?
interessant genoeg, om, bij hét beperkte aantal *
Fransche compösitiëo die uitgevoerd werden, op
het programma te prijken, Les Erirmyes" (2 frag
menten) van Massenet, waarvan het hooren weer
een genot was, en ale Cortège de Bacehus" uit
Sylvia van Léon Deiibes.
Op den derden avond hoorden wij:
SaintSaens, Le Rouet d'Omphale", Ouverture",
Le Carnaval Komain" van Berlioz en Marche
Tzigane" van Reyer.
De vertolking van al deze werken was voor
treffelijk. Het laatste werk is in den afgeloopen
winter voor het eerst uitgevoerd.
Thans bespreek ik alleen nog mijn algemeenen
indruk van de Duitsche werken die werden uit
gevoerd. .
Als uitvoering staat de 3e avond bovenaan.
Toen was er ook vuur ia de vertolking, wat ik
vooral bij den 2en avond geheel miste. Daar was
iets gedrukts, iew »ick en weet niet wat''
zoowti bij uitvoerders als bij publiek waar te nemen,
ea toch was do technische uitvoeriug zeer te
roemen. Hoewel het mij wederom gebleken is,
dat een orkest nergens beter speelt dan iu eigen
omgeving, zoo hebben echter zoowel kunstenaars
als dilettanten de volmaaktheid, van klank en
van ensemble kunnen bewonderen. Ik weet niet
wat meer te prijzen: de strijkinstrumenten
(waarbij vooral de virtuositeit van alten en contra
bassen als iets zeldzaams moet geroemd worden),
de bouten blaasinstrumenten met den vollen
grond van de 4 fagotten, of de koperen blaas
instrumenten met de voortreffelijke hoorn?, trom
petten en bazuinen.
Van de uitgevoerde simfonie? moet ik in de
eerste plaats Schumanr.'s 3e (Rheinische^ vermel
den. Hier was de stijl ook bizonder.te roemen.
In Mendelssohn's «Italiünischb" was vooral het
andante zeer schoon. De andere deelen misten
(hoewel voortreffelijk gespeeld) eenigszins karak
ter. Over Beethoven's simfonie liepen de opinie's
zeer sterk uiteen, en het zou mij ook verwon
derd hebben, indien een Frauschman die opvatte
zooals wij dit gewend zijn.
Men krijgt in Frankrijk dikwijls een Beetho
ven te hooren die niet den iudruk geeft van
een machtigen eik in het woud, maar van een
nnan van de wereld'', die keurig geganteerd en
gefriseerd zijne entree de salon maakt en met
belangstelling naar de migraine van de gast
vrouw informeert. Dit is echter niet geheel van
toepassing op de uitvoering van de 5e simfocie
bij dit orkest. Er was veal ia te loven.
Vau de Wagner werken moeten wij bijzonder
vermelden: «Wald-weben uit Siegfried", Arorspiel
3ter act. uit «Lohengrin", de fragmenten uit
«Parsifal" (het Vorspiel leed echter door een te
langzaam tempo) eu vooral de fragmenten uit:
die Meisterainger". Dit spande de kroon, en
hierin was de meeste bezieling waar te nemen.
Ten slotte vernield ik no» dat onze landgenoot;
de heer Kosnian (Ie prijs van het Parijsche
conservatoire^ een fragment uit Paganini's vioolcon
cert op hoogst brillante wijze uitvoerde.
Ea nu nog enkele opmerkingen.
Uit alles blijkt dat voortdurend met de meest
nauwlettende zorg door dezen dirigent, die be
schikt over een orkest, samengesteld uit de beste
instrumentalisten van Frankrijk, wordt gestu
deerd, en dit maakt dat door zijn vertolking men
een werk gemakkelijk kan aualyseeren. Ieder
tegenfiguur tre<dt, waar het noodig is, met de
vereischte duidelijkheid voor den dag. Op de aan
merkingen omtrent de opvatting van de Duitsche
muziek kan ik alleen antwoorden, dat een
Fransenman geen Duitscher is, en hiermede is alles
gezesd. Evenzoo kan men over bet algemeen veel
afdingen op de vertoiking der Duitschers van
Fransche muziek.
Afgescheiden hiervan heeft echter de techniek
bij dit orkest een honger standpunt bereikt dau
de muzikaliteit, en de groote preciesheid doet
wel eens aforeuk aan de grootschheid van stijl.
Men moet de kunst niet alleen kunnen bewon
deren, men moet ook aangegrepen worden.
De Franschmau, vooral de Parijzenaar, opent
zijn gemoedsleven alleen voor een enkel ver
trouwd vriend. Hij is hoffelijk, beleefd, aange
naam, vroolijk, geestig, doch eenigszins wantrou
wend en gesloten voor de buitenwereld. Zoo
schijnt liet mij ook eei/igszins met hunne kunst
uitingen van den laalsteu tijd loe.
/.on komen. En van nu aan zal waarachtig
geluk iu ons midden wonen, want nu
Gottiieb een flinken zoon heeft gewonnen, kan
bij zijn trouwe zuster Hedwig aan mij af
staan, en i lij zal mee naar (!e kerk gaan
en ons allemaal op n onvergetelijken dag
zien trouwen.''
Tante lied wig hief haar gelaat tot Herr
Sohnstciu op, toen hij deze lange speech ?
niet de mooiste misschien, maar zeer zeker
de aandoenlijkste, die hij ooit van zijn leven
had afgestoken, eindio-de en haar oogen
~- ' rr> £?>
vulden zich met tranen, toen zij zachtjes
zeide: :>l)us zijn wij jou dat cel uk ver
schuldigd?"
iïaar Herr Sohnstein's gezicht stond ern
stig en zijn stem klonk eerbiedig, toen hij
antwoordde: ;>Xiel; zoo, mijn Hedwig; ons
geluk dankeu wij den goeden God, die het
kwaad heeft weggenomen, dat het hart van
onzen geliefden Gott.licb was binnengeslopen."
Allen zwegen een wijle en in de stilte klonk
liet liefelijk geluid van de klok in den dichtbij
staauden kerktoren.
Toen do laatste slag was weggestorven
sprak Herr Bohnstcin weer, en op zijn
gewoneu opgeruiinden toon : »Wat deze jonge
lui betreft, wij zuilen de deur open-sluitenen
hen uitlaten, om een poosje naar de
muziektent iu het Square te kijken, die zij zoo lief
hebben gekresen. En Hedwig komt naast
mij zitten, Gottlieb, terwijl wij onze pijpen
rooken. Hè? oude vriend! 't Is al een heele
tijd geleden, sinds jij en ik gezellig samen.
hebben zitten rookeu."