Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 749
Een andere kritiek heeft gezegd, dat ik min of
meer tot de Nieuwe School behoor eii dat is in
zooverre waar, dat ik preutsehheid in de litteratuur
haat en niet schroom voor een nieuw woord, waa
neer dat tenminste iets mér, dan een soezig raden;
in het hoofd van den lezer doet ontstaan.
Ik val u en uw richting aan, eenvoudig, omdat,
mij dat lust, zooals het u lust, anderen aan te vallen.
U zegt, dat het boek van Vosmeer de Spie in
het Hollandsen is geschreven. Waarom geeft u
een valsche impressie aan de menschen, die Een
Passie" nog niet gelezen hebben ? Dit boek is
niet geschreven in het Hollandse!), althans
waar de auteur aan het woord is misschien in een
of ander vergeten dialect, van de Boeren aan de
Kaap, of in eenig dialect dat de Nieuwe Gids nog
steeds bezig is, uit te vinden, maar in verstaan
baar Hollandseh zeker niet. U hebt een prcttigen
dag" gehad, omdat Vosmeer u weer eens duidelijk
deed zien dat het leven toch een beroerde boel
is, zoo zuur, zoo kwetsend 't fijnste wat je in je
hebt, enz." Nu ja, dat hysteriscli gejammer kennen
we. Maar andere menseheu zullen aan nprettigen
dag niet genoeg hebben, ze '/uilen dagen noodig
hebben, geen prettige maar geduldige, wanneer ze
ernstig en onpartijdig,zonder zich nijdig temaken,
wat altijd ongezond is, dit boek willen doorlex.cn.
Om Een Passie" te lezen, heeft men evenveel
geduld noodig, als om garnalen te pellen; wat men
genietbaars overhoudt, is, evenals van de garnalen,
niet in evenredigheid met de doppen.
Het heeft mij gén prettige dagen gegeven om
te zien, dat. werkelijk talent niet te ernstig is, om
zich zóó dol toe te lakeien.
Waartoe dat bonte kleuren-sicrsel, waarmee men
een gesteendrukte kinderprent kan opknappen,
maar dat aan een passie geen gloed bijzet:
Zwart-grijs ia zijn bewustzijn en bont vallen
daarop de geluiden, die door bet geopende venster
met intense kracht in de kamer dringen en zich
mengen met bet klein-schokkend suizen van het
kokende water in den ketel die nog in een hoek van
het vertrek staat. Difc suizen vloeit in
blauw-grijszilferen spring-golfjea in zijn
enkel-en-boven-allegeluiden-de stilte-hooren weg. Do tramwagen sneert
het huis voorbij met bruin grijs gehor langs de
rails en, middenin kleptikt de hoefslag van het
paard, witgeel. Uit de verte hoort bij eenige malen
de trambel rood-oranje plekken in de lucht neer
gooien. Menschenstemmen gaan op straat voorbij:
zacht-violet aankomend, walsend tot donker-paars,
onder het venster, zacht-violet afnemend tot zij grijs
versterven. Met groen grijze snerphoiteu van
metaalop-bteen hoort hij op de straat iemand met
eene schop iets opscheppen en tusschen al die
klein-brokkige hoor emoties, vlekkerig in het
grijszwart van zijn verstijfd denken, wringt en dringt en
kringt en slingert zich innig-vroolijk, wit fijn,
roodgcel-wit. een walsmelodio op eene piano getingeld,
soms plotseling verdoofd door het rood-bruin gesnor
van een voorbijgaand rijtuig/1
En niet alleen de held van het bock, wiens zenuw
gestel waarschijnlijk wel in de war zal zij u, door
de plotselinge, geweldige omkeering in zijn kuiscli
bestaat), maar ook zijn burgerlijk buurmeisje heeft
van die klcureu-vizioeueu. De auteur schijnt er
zijn verbeeldiugs-menschen mee opgetooid te heb
ban, omdat hij zelf die eigenaardigheid bezit, zoo
als hij ze, met hetzelfde recht, likdoorns had kun
nen geven, indien hij die zelf mocht hebben. Wan
neer hij aan een beschrijving is, zegt hij :
Een groote bruin-lichtende rust vult het Park en
neemt in haar oneindige diepte op de bonte Urioeling
van menscbenstemmen, het eentonig blauw-roode
overal-gekwekker van de kikkers, het rondom zwe
vende, dofbruine suizelziogen van de stilte, jie alle
geluiden omvat en waarnaar de boomen óp staan te
luisteren. Dan. de stilte-scherper afbrekend, schiet in
de verte, helrood, het korte geblaf van eene
wachthond op, dat plotseling weer zwijgt."
De gegevens in Een Passie zijn even sober, als
in de Sapho van Daudet, maar van de behandeling
kan men dat niet zeggen. In Sapho is een
inan aan het woord geweest met een scherpe op
merkingsgave en een gevoelig hart, uit het eerste
boek spreekt een auteur, die zijn talent forceert
om in de nieuwste, nevrotische richting te blijven.
Want de Nieuice Gids, die deze richting vertegen
woordigt, is voos en nevrotisch.
Natuurlijk zonder ik de enkele medewerkers uit,
die gezond zijn, wier ijdelheid misschien hen noopt,
in dat plebejïsch gezelschap te vertoeven, waarbij ze
staan als kinderen vau vorstelijken bloede, waarboven
ze zich verheffen als wilgeu boven het slootkroos,
waartusschen de eendjes ploeteren en kwekken.
Alle moeders, die zonen bezitten, alle vrouwe»,
die broeders rijk zijn, weten bij ondervinding, dat
in het jougelingstijdperk vaak een lastige periode.
voorkomt, die men de Ahnuug" van volwassenheid
zou kunnen noemen. In dat tijdperk scheldende jonge
menschen op de vrienden van hun vader en op hem
zelf, om zijn ouderwctschheid, ze vinden hun moeder
belachelijk en vloeken tegen hun zusters, 's Nachts
hebben zo grillige droomen, die zich ook dikwijls
overdag vertoouen, afgewisseld door zwartgallige
schrcibuicn, waarin ze zich zelf ellendig eu het leven
een beroerden boel vinden. Die met ze redeneert,
schelden ze uit en die hen links laat, liggen, jou
wen ze na. In hun kwajongenstrots zien ze met
minachting neer op alles en ze zijn onweerstaanbaar
komisch in hun pedanterie.
In dezelfde periode nu verkoeren, wat het gees
telijke betreft, de meeste Nieuwe Gids-luidjes eu
het dient ge/.cgd te worden, dat het, voor hen zelf,
een onrustbarend hing tijdperk is. '/e hebben ecu
dievcntaaltje onder mekaar, dat vau eigenaar ver
wisselt, als de knikkers van een schooljongen en
7.e worden boos, in ernst boos, als groote men
schen niet willen gclooven, dat dat nu ecu lieuscli
taaltje is en niet de gedrukte warreltaal van hyste
rische knapen. En u; hun boosheid nikken ze
liet werk van ernstige auteurs uit de lijst vau
hun tijd en trappen en spugen er op en trach
ten een kritiekje saam te flappen, waarin niet het
werk, maar de maker wordt aangetast in zijn pri
vaat leven, of voor den gek gehouden, omdat, hij
rood haar of een krommen neus heeft. Behalve het
'?.schelden, gooien ze ook dikwijls met vuil. En de,
menschen, die nog maar alleen uitgescholden, of
in het geheel nog niet bclcedigd /ijn, steken hun
paraplnie op en daarachter vandaan, onderhandelen
ze met de jeugdige rebellen. Wees maarzoet.
Wc zullen je als groote heeren behandelen, maar
scheldt dau ook niet en gooi vooral niet met vuil.
Foei, wat heb je daar nu aan''. Welzeker, wc
willen je immers wel tellen en dat taaltje van
jullie, och kom, wc doen toch ons best om er naar
te raden? Maar wees nu kalm en maak ons beste
goed niet smerig."
Dan keeren de ouderen zich om, glimlachend tegen
elkander. Ze zien maar wat door de vingers,
als hwn buurman soms overlast wordt aangedaan
on zeggen schouderophalend, Je hebt zoo'u last
van die kwajongens, als rneu er zich mee bemoeit."
En litterarische politie is er niet.
Als de Nieuwe Cïidsianen dau voor het
oojenblik niets te schelden hebbeu eu hun erotische
droomen juist persklaar zijn, begint de een den
ander op te kammen eii worden ze zoo aanhalif
als poesjes. Ze komen in een zacht-lieve stemmiii"
om te aaien eu streelen en kranwen mekaar en
de een vindt van den ander alles zoo mooi-lief eu
lief-mooi, tot ze van liefheid geen raad meer weten
en voor de verandering weer overgaan tot de ver
troeteling van hun cigen-ik.
Een vrouw voelt zich wee worden bij dat walgelijk
gekoos eu vraagt zich af of ze ooit mannen zullen
worden, die laffe, misselijke kereltjes, die, bij het tel
kens opwarmen van dezelfde wazige
verbeeldingssmartjes en mooiheidjes, geen gevoel voor werke
lijk leed en geen oog voor het schoone hebben ;
die, tusscheu de enge wanden van hun eigenliefde,
hun pedanterie tot berstens toe vetmesten.
In waarheid, ze zijn belachelijk, die knapen, en
het lust mij, Eraiiscli Netscher, mijn gezond ver
stand tegenover de hysterie van uw richting te
stellen; het lust mij, haar de kroon van het hoofd
te rukken, die zij zelf zich heeft opgezet, het
lust mij, ze te doen zien, zooals de meeste zijn
van die onderling flikflooiende vriendjes : klein,
nietig, ijdel, zelfzuchtig, vervelend en belachelijk
pedant boven alles.
udauks al die eigenaardigheden, hebben de
Nieuwe Gidsluidjes aanhang gevonden, vooral onder
uitgeleerde ! Hoogere Burgerscliolieren eu
bakvischjes, die alles, wat ze mcenen dat modo" is,
verschrèkkelijk mooi" en de nieuwe richting
vreesclijk intens" vinden.
Ze hebben invloed gekregen en zich gevreesd
gemaakt.
Waardoor? Door hun verregaande brutaliteit, en on
beschoftheid, waartegen men zich niet verweren dorst.
Wanneer hun jongensachtige pedanterie, die alles
afbrak en bekladde, bijtijds een koudwaterkuiirtje
had ondergaan, zou dat, hun zenuwgestel gestaald
en hun manu-ren minder lastig hebben doen worden.
Doch de ouwe pruiken" zooals de Kituice Cli-/,i
oudere auteurs noemt in zijn v, aardeeronde kritieken,
lieten hen begaan eu zoo kreeg het joiiaensoproertje
den schijn van een heusche revolutie. \Vat, geworden
kon zijn een verfrissciiing in de litteratuur, een op
wekking, door het. ininengen vau nieuw, jong
bloed, is een verbastering geworden, die door geen
klankengemors en woord'riigefleincl tol, een Nieuwe
Kunst wordt gemaakt, voor hen, die, zooals ik,
niet. verkiezen met een hoop eenden mee te kwa
ken en zich zeepbelletjes voor vreemde edeKtecnen
te laten aanprijzen.
Ik ben geen ouwe pruik". Ik ben een nog
jonge vrouw, die voor zér velen achting en bewon
dering heeft, maar vrees voor niemand; die voor
do beschutting van haar letterkundigen roem nog
niet, angstvallig behoeft te waken, omdat zo dien
nog niet bezit, die l.et leven als iets hoogurs be
schouwt, dan als een doelloos, blind dins, waarin
ieder neemt wat je krijgen kunt'' en die haar
mcening eens ongevraagd komt zeggen.
Ik weet niet of dit schrijven de boosheid van
den een of anderen Nieuwen Gidsiaan zal opwek
ken ze zijn zoo gaiiw boos, die platjes en
hij me wellicht, mot ijselijke hakken en houwen,
zal trachten af te maken", lioeli !
Mocht dit door een der broekemannetjes gepro
beerd worden, dau houd ik iuo aan 'uw eigen
woorden, bescheiden Frans, Netscher: Het lust
mij niet, op al dat klodderpro/.a, op dat iguobel
geschrijf ónder mij, te letten".
J O VAX Sf.OTKX.
VARIA.
TOONEEL EN MUZIEK.
De Raad van Bijstand der Maatschappij Apo'.lo''
(de hceren H. Th. Boelen, W. A. van derMandere
en M. Mercns) haeft aan de Nedi-rlandscho en
Vlaamscbe schoiiwlmrgdirectiën enne circulaire
verzonden, waarin zij het volgende betoogen:
De Raad van .Hijs!and", die zich heeft ge
vormd om de Maatschappij Apollo", zoovvo.l mo
reel als materieel te steunen in haar weldadige
pogingen, heeft zeker bij bet veertigjarig jubil
der Maatschappij, r;iet zonder vrucht gewerkt.
Sadert echter heeft een ramp do tooneclwereld
en, in hare gevolgen, vooral ook do Maatschappij
Apollo" getreden, namelijk bet afbranden van
den schouwburg op het Leidscheplcin. l let gehalte
der gecombineerde vertoonirgen moest daaronder
lijden, want het werd r,u nog moeiclijker dan voor
heen, om artisten uit verschillende gezelschappen
doelmatig bijeen te krijgen, zoodat men moest
roeien met de riemen die men had of verkrijgen
kon. Men was daardoor in de keus der stukken
zeer beperkt. Dit hoeft zoowel op het aanwinnen
van donateurs en donatrices, als op de opbreng
sten der voorstellingen, ongunstig termrgewerkt.
De Raad van Bijstand vond daarin een nieu
wen prikkel om na te sporen wat nog te doen is
om den geldelijken toestand te verbeteren, en ver
meent dat, bij goeden wil, buiten de gecombineerde
voorstellingen, nog anderen in het voordeel der
Maatschappij, zonder al te groote opoll'cringcn te
verkrijgen zouden zijn."
De Raad stelt aan alle directiën voor, in elk
theaterseizoen een avond te bestemmen voor de
Maatschappij Apollo" en meent dat, ook zelfs
na aftrek van een voldoende som ter bestrijding
der kosten, die voorstellingen met elkander de
kas van Apollo" zoodanig zonden stijven, dat de
uitkeeringen daardoor konden worden gebaat.
Bij den tegenwoordigen stand van zaken is de
eventueele uitkeering voor de contribueerende
leden" gebracht op drie honderd gulden, en hoe
wel dit bedrag niet te verwerpen is, is toch ver
hooging zeer wenschelijk, immers wie zal bewe
ren dat daarmede een gewezen artist, die misschien
nog wel anderen tot zijn last heeft, voldoende
geholpen kan zijn?"
Aan de schouwburgdirectiën behoeft zeker deze
daad van welwillendheid, wanneer de artistpn er
op aandringen, nauwelijks door de pers meer aan
geraden te worden. Wederzijdsche
inschikkelijk| heid zal dan voldoende zijn om het doel te doen
bereiken.
De librettist van Mikado, Pinafore, Gondeliers.
de heer W. S. Gilbert, heeft zich, voor de schatten
met die operettes verdiend, een bekoorlijk buiten
goed laten aanle ;gen, te Graeme's Dyke, Harcourt
Weald. Het huis was eerst voor een kunstenaar
gebouwd, en een wonderwerkje van architectuur;
de heer Gilbert heeft er park bij aangekocht tot
110 acres groot; de paden slingeren er door mos
en varens, tusschen lanen van kastanjeboomen en
aardige heuvels, naar de rivier.
Gilbert's bibliotheek en studeerkamer, aan het
grasperk uitkomend, bevat in haar wit geëmail
leerde boekenkasten een vierduizend prachtbanden,
aan de muren hangen teekeningen van Carracci,
Salvator Rosa, Watteau, Rubens, Andrea del Sarto,
Lancret; op de boekenkasten staan een
zeventigtal koppen, door Gilbert uit Indiëmeegebracht,
en alle soorten van karakterlypen der Indische
rassen voorstellend.
Gilbert is zeer ingenomen, met zijn componist,
Sir Arthur Sulivan. Wij hebben" zegt hij on
geveer hetzelfde bewerend als Paulus, ons tot
taak gesteld, het tooneel te veredelen." Zij hebben
bijvoorbeeld afgesproken, nooit travestis op het
tooneel te brengen, hetgeen bij de Engelsche mode
van step dancers1' bepaald iets nieuws was.
Dezen winter zal door de Amsterdamsche
afdeeling der Maatschappij tot bevordering van
Toonkunst worden ten gehoore gebracht het ora
torium Franciseus, van Edgar Tinel, een Belgisch
toondichter. Het oratorium is herhaaldelijk in
Belgiëmet grooten bijval uitgevoerd. Verleden
jaar werd het door den Rühl'schen Gesangverein
te Erankfurt ten gehoore gebracht, en deze
zangvereeniging heeft het dit jaar voor de tweede
maal uitgevoerd.
De heer Albers, vroeger als baryton aan de
Holl. Opera verbonden, thans te Antwerpen, is
daar met veel geluk opgetreden. De Préeurseur
schrijft:
De eerste reprise van Hamlet is een triomf
geweest voor den heer Albers, die zich bij iedere
scène heeft doen toejuichen en na ieder tableau
doen bewonderen. Wij hadden ons niet
vergist toen wij. na zijn debuut in Nevers, van
hem zeiden: Wij houden hem voor een echt
artist." Gisteren hoeft hij, in eene rol die oen
waar talent van samenstelling vereischt, getoond
wat hij kan. Nooit is de ingewikkelde figuur van
Hamlet op ons tooneel met meer meesterschap
en grootcr verscheidenheid van nuance weergege
ven ; nooit ook zagen we een zoo gedistingeerden
Hamlet, met edeler houdingen en dieper doordacht
spel. l;e voorgangers van den heer Albers zijn
door ds vergelijking ten eenemnale te niet ge
daan. Zolft zijn stem zal het helder orgaan van
de boeren Notc en Villette doen vergeten, want
zij is rijker in ir.ilexies. En dan, wat eenzanger,
wat een stijl ! Wat weet hij een phrase te ont
wikkelen en alle woorden van beteekenis te doen
uitkomen ! En wat oen acteur ook, wat een le
vendig begrip van het drama! Hij verliest geen
ooger.b'ik de actie uit het oog, hij vergeet nooit
dat hij Hamlet is, en alle aandoeningen van den
held weerspiegelen zich telkens op zijn gelaat vol
uitdrukking. Welaan ! Dat is eerst ecri kunste
naar die de menigte lokken zal!"
l u hnt Weekbla.l van 18 Octobcr, hl. .'i, kolom 3,
vijfde regel v. o., in bet artikel van prof. l'aui
Alberdint'k Thijm, leze men in plaats van
Ptilinces: Pulincx.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
W((x llnnlet <lïk? Tegen den ..vetten en
kortademijien" Hamlet waagt E. lïeichel in bet
Matinzin fin- Litcrntur een interessanion
tcxtkritischen aanval. Reiehei meent, dat de plaats
door den dichter zoo niet geschreven is, maar op
een drukfout ea eene door deze veroorzaakte font
bij hot vertalen berust. Hij betoogt: Inderdaad
zegt de koningin in het tweede bedrijf van het
vijfde tafereel: lle's fat and scant of breath",
maar wat beeft dit op deze plaats voor eene
bctcckeniö! Men herinnert zich (ie scène. Hamlet
beeft een poos met Laërtes gevoebten. De ko
ning roept: Onze zoon wint!'' en nu merkt do
koningin op: Hij is vet en kort van ademhaling"
e:i reikt hem den zakdoek, opdat hij zich bet
gelaat afdroogt. Het Ilc's fat" staat bier waar
schijnlijk niet op zijn plaats. Bij nadere be
schouwing echter kunnen wij wel vinden dat
hier, zooals op zoovele plaatsen in de drama's
van Sbakespcare, de duivel der drukfouten
aan den gar.g geweest is, en dat het niet be's fat"
naar hc's flat" moet zijn of vertaald: hij is
moede." De plaats Hc's flat and scant of breath"
zou dan volgens dun zin te vertalen zijn door:
Hij is moflde en buiten adem." Dat is: hij ademt
hijgend, met korte halen, zooals een opgewonden
of ook oen moede persoon pleegt te ademen. Dit
komt dau voortreffelijk met den gebeelcn zin over
een: Hamlet weet dat hij door den koning en Laër
tes bedreigd wordt, bij vertrouwt den vrede niet en
waagt zich met bijzondere opgewondenheid in den
tweestrijd. Het vechten begint Hamlet heeft
Laörtrs tweemaal getroffen de zaak wordt be
denkelijk --- en nu wil de moeder, die toch
altijd voor bet leven van baar zoon of ook slechts
voor zijne nederlaag vreest, Hamlet eene korte
rustpoos gunnen daarom merkt zij deelnemend
op: ltij is vermoeid en buiten adem" en
daar hij allicht bezweet is, reikt zij hem haar
zakdoek over en verzoekt hem, zich hot voor
hoofd af te drogen. Kort en goed, men heeft
hier noch met een dikken" noch met een
kortadcroigen" Hamlet te doen, maar met een
Hamlet, die door de opwinding en inspanning van
het tweegevecht llated", d. i. vermoeid, en hier
door eenigszins buiten adem." geraakt is, d. i.
scant of brcath", niet echter short of breath"
of short-rindert" of broken-rinded" (kortademig)
of ..asthmatical" en short-breathed (benauwd) is.
Dr. Burgcrsdijk, die fat" reeds tenigszins ver
zacht beeft tot hij is gezet en kort van adem,"
zal a'lijht ook met de conjectuur ingenomen zijn.
Dr. J. Groneman, oud-lijfarts van den sultan
van Jokjakarta, de schrijver van de bekende flink
geschreven schetsen uit het Nederlandsch Indische
leven, heeft thans onder den titel Uit en Over
Midden-,Java een aantal schetsen over
opiumpacht, Chineezenwoeker en andere Javaansche
belangen" vereenigd, waarvan eenige in Indische
en Nederlandsche bladen verschenen waren. Het
boek is bij W. J. Thieme & Cie. te Zutphen
verschenen, on sluit zich aan bij den roman Een
Ketjoegesehiedenis, van dr. Groneman, die een jaar
of vier geleden zooveel van zich deed spreken.
Het is in dezelfde krachtige, sprekende taal ge
schreven, kleurig en warm; iedere bladzijde ge
tuigt van zaakkennis en overtuiging; het boek zal,
evenals de overige geschriften van dr. Groneman
onder de belangrijke litteratuur over Indiëblijver,
meetellen.
De firma C. L. van Langenhuysen, Cingel 434
te Amsterdam, heeft No. 37 van haar Bulletin,
lijsten van oudere en nieuwere boeken, tegen
aangegeven prijzen bij haar verkrijgbaar, doen
verschijnen. Het thans verschenene bevat slechts
een. 400 nummers, theologie, geschiedenis en
litteratuur, maar daaronder zeer belangrijke, o. a.
een Aug. et M. de Backer, Bibliographie des
crivains de la Compagnie de Jésus; het tot nog
toe verschenene der Bibliotheek van
Middelnederlandsche letterkunde, en wat Itaüaansche en
Spaansche letteren.
Het heeft, naar wij vernemen, Hare Majesteit
de Koningin- Regentes behaagd, de opdracht te
aanvaarden van het nieuwe werk van den grijzen
hofprediker, dr. C. E. van Koetsveld, dat onder
den titel van De vrouw in den Bijbel (compleet
in 6 afleveringen a 50 cents) deze week bij de
uitgevers Van Holkema & Warendorf te Amster
dam, is verschenen.
Bij het nieuwe paleis op Corfu zal de Kei
zerin van Oostenrijk ook een monument voor
Heine laten plaatsen. Men weet, dat de Duitsche
reguering steeds weigert, hare toestemming te
geven tot het oprichten van Heine's standbeeld
te Dusseidorf; de Keizerin, die bij de inschrijving
daartoe veel had bijgedragen, beeft nu een Deensch
beeldhouwer, Hasselriis, opgedragen, ook een mo
nument te Corfu te vervaardigen. Deze Heine
wordt, naar het ons toeschijnt niet heel smaak
vol, als ziek liggend op eene matras, alles van
marmer, voorgesteld, het hoofd gebogen, de oogen
gesloten, terwijl een marmeren traan over zijn
marmeren wang loopt. In de eene hand houdt
hij een potlood, in de andere een blad papier
met den tekst van het lied : Was will die
einsame Tbiiine". Het beeld zal op een hoog rots
blok, 800 meter boven de zee, worden opgesteld,
met een cypressenbosch er achter, en een par
terre van ftO.OOO rozenstammen er voor. Het
momznierit is reeds op reis ; het is te Napeis inge
scheept, en ook de heer Hasselriis is naar Corfu
vertrokken.
Op Zaterdag 7 November en volgende dagen
zal door de firma Mariinus Niji.oiï't«'s Ilage, eene
belangrijke verkooping gehouden worden, van de
bibliotheken, nagelaten door Oe lul. Mr. II. C.
Vendors van der Lotiï, Lid van de Tweede Ka
mer der Sraten Generaal; Mr. C. Telders, hoofd
commies aan het Ministerie van Binnenl. Zaken,
onder directeur van liet Kon. kabinet van schil
derijen; S. van Deventer ,lr.. oud-lH in den Raad
van Imlië; A. Simons, eerst-aanwczend ingenieur
te 's Graverhage, en anderen.
Wetenschap.
Scylla en Charybdis. Over de verschijnselen der
stroomingen in de straat vaa Messina, vooral
over de vorming van den maalstroom der in oude
tijden beroemde Scylla en Chary'odis, vermeldt een
artikel van den inspecteur vau waterstaat Weller
te Rome, in de achtste aflevering van de
AnnttIcn der llydoiiruiiUie en iiirirtlinie Meteorologie
verschenen, interessante bijzonderheden. Volgens
de technische uiteenzetting van den schrijver
zijn d« gevaren vau du Siciliaausche zeeëngte
volstrekt zoo groot en zoo eigenaardig niet als
de ouden geloofden: al deze struoinverj-cbiJKseleM
zijn alleen afhankelijk van eb en vloed, welke
zich in do Middeliundsche Zeu .slechts bij uit
zondering op in 't oug Kopende manier ver
toouen, en daarenboven van drfii invloed van den
wind op liet water. Onjuist is ock de veel ver
spreide meeniiig, dat er behalve de getij-stroo
mingen nog andere voortdurei d-,; siroomiugen
zouden beslaan, die. in den vorm van
zijstroommgen en van onder-stroomingen in de diepte, de
oorzaak konden worden van de bier en daar in
in de straat waargenomen maalstroomen. Door
de gedane onderzoekingen is integendeel geble
ken, dat er gedurende het vooruittreden van de
opkomende en bet terugwijken van de
wegloopendc strooitiing, tengevolge van de plotselinge wis
selingen in breedte, diepte en richting van bet
stroomlicd, zich tijdelijk tegenstroomingen en
onderstroomingen vormen, totdat na verloop van
eenigen tijd den strooming van bet gcüj zich vol
komen ontwikkelt en do watermassa's in eene
gelijke richting in beweging zet. Alleen dus de
stoornissen, in het gelijkmatig verloop van eb on
vlosd, door den onrogelmatigen toestand van
het stroombed teweeg gebracht, zijn oorzaak
van do maalstroomen van Scylla en Cbarybdis.
De zeelieden der oude wereld kenden zoo weinig
de verschijnselen van eb en vloed, dat deze. waar
zij hen ontmoetten, bun vrees aai joegen en
bijgeloovige verklaringen uitlokten.
Scylla en Charybdis, die zeemonsters, die den
doortocht door de straat bcdrciglcn en onverbid
delijk aan de schepen hare otters ontrukten, waren
bij de oudste schrijvers als eene verpersoonlijking
van al de gevaren van de zeeëngte bedoeld. Kerst
later ook zocht men bepaalde plaatsen voor haar.
Als verblijfplaats van Scylla nam men de
granietrots, zich steil uit de zeebranding verheffend, thans
nog met het stadje Scilla bekroond. De naam
Charybdis werd aan den maalstroom in de haven
van .Messina toegekend, hoewel deze plaats zich
famelijk ver van de .Seylia-rots bevindt. Volgens
Keiler kunnen de maalstroomen in het noorden