Historisch Archief 1877-1940
»E 1Ï8TËEDAMMEE
A'. 1803
EEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nommer bevat een bijvoegsel
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zater-dagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 22 Januari
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail?9.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Adverterm'ën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
S".
tvt*""1
?j*
IN H O V I>>
VAN VERRE EN VAN NABIJ.
FEUILLEON: IJsvermaak, door L. v. R, TOONEEL
BN MUZIEK: Het tooneel, door H. J. M.
Noodlot, door H. J. M. Muziek in de
hoofdltad, door Van Milligen. Carl Hill, door v.
M, - Aanteekeningen Schilderkunst, door V.
IfUNST EN LETTEREN: Over gepointilleerde
schilderyen en nog iets, door E. Twee pro
fessorale oraties, beoordeeld door Br. L. H. Slote
maker, L SCHETSJES: Devisschers
vanDordefolt, naar Paul Adam. SCHAAKSPEL.
YOÖR DAMES, door E-e. RECLAMES.
tÜT Dr. GANNEFs STUDEERKAMER. PEN
EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIÊN.
Generaal Von Caprivi treedt bij de ver
dediging van zijn legerwet getrouwelijk- in
de voetstappen van zijn grooten voorganger.
Jammer maar, dat de voorganger in dit op
zicht juist niet groot was. De heer Von Ca
privi kenmerkte diens methode, om steeds
meer geld en meer manschappen te verkrijgen,
een jaar geleden met de treffende uitdruk
king van den Beunruhigungs -Bacillus, en nu
is hij zelf ijverig bezig, met van dezen bacil
reinculturen te maken. Het recept is zoo
? eenvoudig, dat Pasteur en Koch er ongetwij
feld jaloersch op zullen zijn. Er is niets
meer noodig dan een beetje politiek en een
beetje statistiek. Men begint met zinspelin
gen op de Fransch-Russische entente ; al be
slaat er nog geen positief verbond, er zal
toch wel eene militaire overeenkomst zijn.
Zeker is het natuurlijk niet, maar wie zal
het met zekerheid tegenspreken ? Allerminst
de Russen en de Franschen zei ven. Dan
?Wordt gewezen op de tegenwoordige omstan
digheden in de Franscbe republiek, die de
waarschijnlijkheid eener meer of minder con
sulaire dictatuur voor ieder duidelijk maken.
, De heer Von Bismarck kon indertijd generaal
Boulanger noemen; de heer Von Caprivi heeft
den np.am van den mogelijken dictator zoo
maar niet voor het grijpen, maar de Panama
schandalen bewijzen des te grooter dien
sten. Gegeven een dictatuur consulair of
niet in Frankrijk, dan wordt het uitbre
ken van een oorlog alweer waarschijnlijker,
en dus ook een samengaan met Rusland.
Deze laatste mogendheid te noemen zonder
niiiiuuiiiimiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiin
IJSVERMAAK.
Hij was vreemd op de skating-club. Van
een vriend, bij wien hij de Kerstvacantie
doorbracht, had hij een introductie-kaartje
voor den president van de club gekregen.
Toen deze hem met een paar vriendelijke
woorden van welkom aan zijn lot had over
gelaten, bond hij zijn schaatsen onder en reed
de baan eenige keeren rond, het ijs en de
aanwezige schaatsenrijders keurende. Hij
critiseerde streng, omdat hij zelf uitstekend
reed, kalm en bedaard met lange breede
streken, opvallend buiten over, het boven
lichaam meegevend, niet met rukken en
schokken, maar in een rhythmische harmo
nische beweging.
Hij bemerkte spoedig dat hij opviel.
Hij zag herhaaldelijk dat eenige rijders
elkander aanspraken en aan hun blikken en
kleine hoofdbewegingen merkte hij dat ze
elkander vroegen of ze den vreemdeling
kenden. Het amuseerde hem om een poosje
als onbekende zijn waarnemingen te kunnen
maken en na eenige keeren rond te hebben gere
den, ging hij op een bank zitten en liet de paren
aan hem voorbij glijden. Hij vond het ijs
prachtig onderhouden, maar in zijn oogen
waren er geen rijdera of rijderessen die
uittevens te wijzen op het testament van Peter
den Groote zou meer dan naïef zijn. En
zeggen de Panslavisten niet telkens opnieuw,
dat de weg naar Constantinopel gaat door
het Brandenburger Thor te Berlijn? Natuur
lijk heeft Duitschland tegenover den
Oostenrijkschen bondgenoot ook plichten te vervul
len. Zal O.ostenrijk inderdaad eene groote
mogendheid blijven en niet een louter
geographisch begrip worden, dan mag men
Rusland niet de vrije hand laten op het
Balkan-schiereiland. In 't voorbijgaan wordt
dan nog even gewezen op Denemarken, met
zijn oude grieven en zijn Fransch-Russische
sympathieën, om aan te toonen dat de oorlog
met twee fronten wel eens een oorlog met
drie fronten zou kunnen worden.
Dan komen de cijfers der legersterkten,
bescheiden, al te bescheiden voor Duitsch
land en zijn bondgenooten; verontrustend,
in steeds toenemende mate verontrustend
wat Frankrijk en Rusland betreft.
Na zulk een argumentatie moet de
Duitsche Michel zelf maar de gevolgtrekkingen
maken. Maar heeft de heer Von Caprivi
die argumenten werkelijk gebruikt ? In den
Rijksdag zeker niet; in de zitting van de
commissie van rapporteurs over het
legerontwerp waarschijnlijk wel. Van deze zittin
gen plegen de bladen uitvoerige verslagen te
geven, maar een officieel verslag ontbreekt;
de besprekingen dragen een meer of min
vertrouwelijk karakter, en de rijkskanselier
heeft het aan de prudentie der commissie
leden overgelaten te bepalen, wat zij wel en
wat zij niet mochten vertellen. Dat zij in
't geheel niet uit de school zouden klappen,
kan hij niet hebben gewenscht; wat zou het
hem baten, de commissieleden tot zijne
zienswijze te bekeeren, als de door hem ge
bruikte argumenten geheim moesten blijven,
en dus hun voornaamste werking zouden
missen? Maar het half vertrouwelijk karak
ter van de door de regeering gedane
mededeelingen laat alle ruimte over voor démentis,
en ddaraan heeft het dan ook niet ontbro
ken, vooral niet toen men te Berlijn merkte,
dat men in 't binnenland niet veel had ge
wonnen en in 't buitenland veel ergernis had
gegeven.
De discussiën in de Europeesche pers over
Caprivi's rede hebben de aandacht
eenigszins afgeleid van de voorvallen iu Frankrijk.
Doch- slechts voor korten tijd. Want het
Panama-schandaal neemt steeds grooter af
metingen aan. Men vraagt zich thans af,
of ook niet president Carnot door den stroom
zal worden medegesleept. Het staat vast,
dat de vroegere minister van openbare wer
ken Baïhaut voor de indiening van het be
ruchte loterijontwerp 1.000.000 francs heeft
gevraagd en 375.000 francs heeft verkregen.
Baïhaut is naar aanleiding van de te zijnen
nadeele aan het licht gebrachte feiten in
hechtenis genomen, en dankt het alleen aan
zijne qualiteit van oud minister, dat hij niet
voor het hof van assises maar voor het hoog
gerechtshof zal terechtstaan. Nu was het
door Baïhaut ingediende ontwerp door den
heer Sadi Carnot, destijds minister van fi
nanciën, mede onderteekend. De vrienden
van den heer Carnot wijzen erop, dat deze
geweigerd heeft het ontwerp als minister van
de tribune aan te bevelen of te verdedigen,
en dat zijne handteekening niets anders
beteekende, dan dat hij in dit ontwerp geen
gevaar zag voor de rijksfinanciën. Het kan
zijn. En onder de vijanden van den heer
Carnot is er niet een, die het durft wagen
hem van baatzucht en financieele knoeierijen
te beschuldigen. Maar het blijft een open
vraag, of de heer Carnot niet sedert jaren,
althans sedert maanden, volkomen op de
hoogte is geweest van de ergerlijke schanda
len, en of hij niet, met die wetenschap, ge
weigerd heeft de justitie te laten ingrijpen,
omdat hij publieke schandalen wilde vermij
den. Is dit werkelijk het geval geweest, dan
is ook de heer Carnot niet van schuld vrij
te pleiten, al kan men hem slechts een doen
door laten ten laste leggen.
In het Panama-proces, waardoor de arbeid
der enquête-commissie geheel naar den ach
tergrond is gedrongen, hebben de zakelijke
mededeelingen der experts en het kernachtig
requisitoir van den advokaat-generaal Rou
de oogen doen opengaan ook van hen, die
zich de directeuren der Panama-maatschappij
en allereerst den ouden De Lesseps nog liefst
als slachtoffers voorstelden. »Le Panama
est la plus grande escroquerie du siècle"
verk'aaide de heer Rou, en van verzachten
de omstandigheden wilde hij niet hooren, te
meer omdat, zooals hij terecht opmerkte, de
zedelijke schuld niet verjaart, al zijn oplich
terij en misbruik van vertrouwen na verloop
van drie jaren niet meer strafbaar door de
wet.
Gelukkig schijnt de regeering thans het
werk der justitie in geen enkel opzicht meer
te willen belemmeren, door hare bescher
mende hand uit te strekken over gecompro
mitteerde personen, of over hen, wier schuld
vaststaat, maar die men tot dusver onge
moeid liet, omdat zij, zelven in het nauw
gebracht, invloedrijke persoonlijkheden in
deze jammerlijke zaak zouden kunnen be
trekken. Zoo is van de Engelsche regeering
de uitlevering gevraagd van Cornelius Herz
en zal men waarschijnlijk ook op Arton de
hand trachten te leggen.
Natuurlijk blijven de vijanden der
repuiliiiiiiiiliuiliiliiiiliiiiiiiiiiiü!tiniiMttiim>mm>nititnmttttm»n>tniiinmt t iimiiMimnnnmininmimnnMtnniniiiiiimmintiinniminnmiimiitiim
blonken. Toch, ja, die eene dame, die blonde
met dat lieve gezichtje, die al verscheidene
malen voorbij is gekomen, telkens met een
anderen cavalier, die rijdt keurig, zoo zeker
en zoo gracieus. Daar komt zij weer aan,
maar dezen keer rijdt ze met eeu jongruensch
dat er niets van kent. Kijk, kijk, daar strui
kelt hij, neen, 't is toch een beetje erg, als
zij niet zoo vast stond en hem opgehouden
had, was hij zeker gevallen. .En vriendelijk
lachend verzekert zij den jongeling dat het
er niets toe doet. Maar als zij de bank na
dert bloost ze een weinigje, ze vindt het erg
vervelend dat ze juist zoo'n goeden rijder
zoo sukkelig moet voorbij rijden.
En die goede rijder ergert zich en denkt
bij zichzelf dat 't werkelijk brutaal van zoo'n
jongen is als hij zoo slecht rijdt, een meisje
te vragen om een toertje met hem te doen.
Hij staat op: «Komaan, ik zal mij eens
aan haar laten voorstellen door den presi
dent. Ik ben toch ook niet gekomen om den
heelen middag op een bankje te zitten."
Een oogenblik later rijden ze samen weg.
elkander kruiseling bij de hand vasthou
dende! Ze hebben nog geen twintig plagen
gedaan of ze weten dat ze precies dezelfde
manier van rijden hebben. Een heerlijke ont
dekking. Zij geeft zich geheel en al over aan
het genot van te rijden met een pardier, cue
haar meerdere is, op wien zij eens steunen
kan. Tot nu toe moest zij haar slagen meestal
korter nemen en minder buiten over rijden
dan zij zou willen, omdat de hecren anders
niet mee kunnen. Hoe verrukkelijk is het nu
door een haast onmerkbaar blootje of trekje
dat hij haar geeft, nog meer te kunnen zwie
ren dan zij ooit gedacht heeft dat haar mo
gelijk zou zijn.
En hij van zijn kant is meer dan tevre
den over zijn dame. Ze rijdt zoo licht en
toch zoo zeker en zoo prachtig gelijk.
Dat is nog eens pleizier om met zoo'n
j meisje te rijden. Daarbij komt dat zij er
] allerliefst uitziet met haar ietwat verhoogde
j kleur en haar groote blauwe oogen, die van
| vreugde tintelen, over het heerlijke rijden.
Ze hebben weldra hun gewaarwordingen
iu korte uitroepen aan elkander meegedeeld :
Wat gaat dat uitstekend!
Prachtig, niet waar?
Net alsof wij al dikwijls samen hadden
gereden.
Ja, ik kan mij niet voorstellen dat het
van daag voor het eerst is.
En langzamerhand beginnen ze over an
dere dingen te spreken, hij vertelt haar dat
hij eenige dagen bij een vriend logeert en
toevallig kent zij dien persoon. Hij prijst
zich gelukkig dat hij het juist zoo goed treft
dat er ijs is en dat het weer zoo heerlijk is.
En -zij valt hem in de rede: O, er is
niets waar ik meer van houd dan van zulk
vroolijk helder winterweer, men voelt zich
zoo gezond, zoo frisch. Ik hoop maar dat
het nog een poosje duurt.
Al pratende rijden ze herhaalde malen de
baan om, totdat hij eindelijk zegt: Maar
ik ben indiscreet, ik mag niet zoo lang be
slag op u leggen, ik zal mij alle heeren tot
vijanden maken. Maar mag ik strakjes nog
eens de eer hebben ?
bliek niet in gebreke, de Panama-schandalen
tegen haar te exploiteeren. De graaf van
Parijs heeft zelfs een soort van manifest ge
publiceerd, al was het dan ook maar per
procuratie. Maar noch de machtelooze
demonstratiën van monarehisten en imperialis
ten, noch de pour Ie besoin de la cause
geuite insinuatiën over eene aanstaande
consulaire dictatuur vermogen afbreuk te
doen aan de republikeinsche idee, welke zoo
vastgeworteld is, dat zelfs het pausdom, de
oude bondgenoot van de legitimiteit en het
droit divin, weigert haar te bestrijden.
Het Tooneel.
Maandag bij »Het Nederlandsch Tooneel"
Langendyk's Wiakunstenaars of 'tgevlugte juffertje;
Dinsdag het gezelscliap-Thénard met Molière's
Femmes smantes en Regnard's Folies amoureitses.
Langendijk had het boter kunnen treffen. On
willekeurig komt men tot vergelijkingen en deze
vallen niet geheel in zijn voordeel uit. Molière,
de coniemplattur, de menschen- en wereldken
ner, de denker en moralist, de kunstenaar, die
in de voorbijgaande vormen het eeuwig
menschelijke wist vast te grijpen en vast te houden, te
schilderen met zooveel kracht en kleur, dat de
inhoud zijner werken niet met hun vorm be
hoefde te verouderen. Ilegnard, de grappenma
ker, de dichter-bonvi van t, schrijvende pour
s'amuser et non pour se satisfaire, de
vroolijke fladderaar, wiens prettige geschiedenisjes
reeds lang vergeten zouden zijn, indien de vorm
niet zoo bekoorlijk -en meesleepend, de taal niet
zoo juichend en jubelend, zoo echten ongedwongen
komisch ware. Langendijk ten slotte, niet minder
vroolijk en goed gehumeurd dan Regnard, eea
grappenmaker, een kluehtspeldichter als deze, met
misschien nog doller luim en fantasie, in »De
spiegel der vaderlandsche kooplieden" bovendien
met meer ernst en diepte, maar geen dichter,
alles eerder dan dit, geen meester over taal en
vorm, zijn kluchten in hortende en stootende,
logge en zware rijmen dwingende en wringende,
bovendien de jongere zoowel van Regnard als van
Molière en van beiden de leerling en volgeling.
Hun werken waren voor Langendijk's optreden als
dichter reeds bijna alle in het Nederlandsch
vertaald. De Folies amoureuses verschenen in
1710 als Ue geveinsde zotlivid door liefde. De
titel is niet mooi, maar geeft den oorspronkelijken
zoo getrouw mogelijk weer. De geschiedenis van
het jonge meisje, door haar ouden voogd ten
huwelijk begeerd, aan een jonger minnaar de
voorkeur gevend, met den laatsten den eersten
bedriegend en om den tuin leidend. In Reg
nard's klucht veinst zij krankzinnigheid, steekt
iliiiniitinimniiiiiiiMimmimniiiitinmitiMmunmiiiiiiiimiliitiiimiiiiiu
Niets liever dan dat, en terwijl zij
vriendelijk tegen hem buigt, is zij reeds om
ringd door verscheidene lieeren die om een
toertje komen vragen.
Hij kan er niet toe besluiten zich aan de
andere dames te laten presenteereri, hij rijdt
liever alleen rond, totdat hij vindt dat hij
zonder opvallend te zijn, haar weer aan kan
spreken. Zij merkt het zeer goed op, dat hij
in den tusschentijd niet met andere meisjes
rijdt, en dit doet haar plezier. Op hetzelfde
oogenblik dat zij hem uit de verte ziet na
deren bespeurt zij dat iemand anders ook op
haar afkomt. Zij doet haar best om er uit
te zien alsof zij dezen in 't geheel niet be
merkt en hoopt vurig dat hij er het eerste
zal zijn. Nu hij toont haar dat, als het er
op aankomt, hij even hard als schoon kan
rijden.
Als een pijl uit den boog komt hij aange
vlogen, om plotseling op een meter afstand
van haar stil te staan, de hak bij den laat
sten slag met zulk een kracht in het ijs
krassend, dat de stukjes ijs hoog op vliegen.
Hij vraagt haar of zij het nu eens aan den
stok wil probeeren, maar zij wil liever weer
naast elkander rijden, dan kan men beter
praten. Lachend en schertsend maakt zij
haar opmerkingen over het rijden van an
dere paren :
Vindt u het niet vreeselijk leelijk als
men zoo wild rijdt, zoo holt en vliegt, over
de baan ? Kijk, daar zijn er eenige die een
wedstrijd organiseeren, dat is wel eens grap
pig orn te zien, maar ik houd er niet van
om mee te doen.