Historisch Archief 1877-1940
No 816
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
niat in een circusorkest, waarna liij kapelmeester
w«rd van een -klein rondreizend operagezelschap.
H\j heeft blijkbaar de eerste werken van
Wagner, evenals die van Meyerbeer en Marschner
grondig bestudeerd, want zijn werk blijft in den
stjjl van deze meesters.
Z\jne muziek wordt als niet alledaagsch ge
roemd, die op het publiek een zeer gunstigen
indruk maakte, doch van eene sprekende per
soonlijkheid is nog geen sprake.
Vele nummers worden gereleveerd als zeer ge
slaagd (vooral het dramatische duet tusschen
Thalea en Almuth) doch de persoon van den
Jezuiet en Lutheraan die zoo sterk ingrijpen aan
het slot van de handeling, schijnen zoowel in het
libretto als in de muziek zwak geteekend.
De rol van Edzar werd vervuld door den tenor
Rothmühl die op de laatste uitvoering van de
Wagnervereeniging alhier zoo bij uitstek voldeed
als Siegmund.
Den Men September 1892 was het de dag, dat
de Utrechtsche Rederijkerskamer >;de Génestet"
haar 30-jarig bestaan herdacht. Buiten de andere
feestelijkheden heeft zij thans het plan opgevat
een wedstrijd in tooneel- en blijspelen onder
kunstbroeders en kunstzusters uit te schrijven.
Bjj vroegere wedstrijden, in 1879/80 en 1887/88
door haar uitgeschreven, is gebleken wat zij
zich ook had voorgesteld dat geld niet het
hoofddoel van "de vrjje beoefenaars der kunst is.
Ditmaal zijn dan ook geen geldprijzen uitgeloofd,
enkel medailles, daarentegen biedt de Kamer
aan de deelnemende vereenigingen eenige ver
goeding voor te maken onkosten aan.
Van de regelings-commissie is de heer van
den Berkhof voorzitter, C. O. W. Munzert secre
taris, W. F. M. van Schaik penningmeester en
S. Göbel onder-voorzitter.
Inlichtingen te verkrijgen, stukken en brieven
te zenden bij den secretaris voornoemd, C. O. W.
Munzert, Voorstraat 8, te Utrecht.
WIMIIIIIIIIHIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIItlltlllHIIUIIIIIIIIIIIIIIlllllinilllllllllllMIIIIIM
Wanneer de menschen in zaken van kunst on
wetend of dom, onbillijk of bekrompen zijn, dan
komt het vooral toch daar vandaan, dat ze bij
zooveel slechts zijn opgevoed, zoo min beters
hebben gezien, zoozeer voortleven in den sleur
van een afgebotte beschaving, zoo weinig be
seffen wat er in de wereld te koop is of is ge
weest.
Daarom is een van de eerste dingen welke
hun die het met een mogelijk komende kuituur
goed meenen, te doen staat, den lieden in te
lichten omtrent het vele groote en schoone dat
was en is, der menschen oogen te openen voor
de waarde van beter orde van uitingen, dan die
welke bij het beoordeelen van kunst als maatstaf
plegen gebruikt te worden, het oordeel der
ontvankelijken te verruimen door hen te doen zien.
Plaatjes kijken doet een ieder al, maar wat
soort van plaatjes bekijken wij gemeenlijk, en
indien wij, instede van de vunzigheden waar wij,
ik bedoel niet alleen in onze kinderjaren, maar juist
later en met meer gevaar, gereed e) ij k bij worden
opgevoed, voorbeelden onder de oogen kregen,
van wat er in oneindige verscheidenheid van
schoonheid en kracht, door de eeuwen heen, en
b\j vele volken is voortgekomen, wij zouden niet
een ruimer begrijpen van kunst als een zeldzame
broeikasplant hebben aan te treffen, maar de
velden zouden vol zy'n en blijde van den bloei
van vele kruiden, en de grond zou immers
vruchtbaarder worden bevonden tot het doen
opschieten van iets groots.
Ik geloof dat het geen steriel werk is, bij te
dragen tot de voorbereiding van een deugdelijke
kunstkultuur, en dat in het kader valt van zulke
bemoeiingen, het doen kennis nemen, van wat
er van vroeger moois wordt afgebeeld of tegen
woordig merkwaardigs geproduceerd wordt.
Er zijn publicaties genoeg van belang, maar
het bezichtigen ervan blijft, ook voor de
goedwilligen te weinig dagelijksch brood. Het idee
ligt dus voor de hand in plaats van de gewone
Ueuer-Land-und-JMeer-leesgezelschappen,
circuleerende portefeuilles van kunsttijdschriften te
maken, doch, voor zoover mij bekend, is onlangs
voor het eerst in Utrecht door een intelligente
artieste aan dit denkbeeld uitvoering gegeven.
Ook in den Bosch bestaat sedert een welgeleid
leesgezelschap in dien geest. En nu, te beginnen
met Februari, is ook in Amsterdam zulk een
circuleerende kunstportefeuille op touwgezet. liet goede
inzicht van hem die geheel belangeloos de zaak aan
pakte, is mij een waarborg dat, bij voortdurende
zuivering en aanvulling, van deze zaak een groote
kracht zal mogen uitgaan. Van een aankleve van
troebele bedoelingen of bijkomstigheden, zooals
men die bij schier alle kunstgezelschappen heeft,
kan hier geen sprake zijn.
Het was mij vergund inzage te verkrijgen van
wat in de eerste maand den leden zal worden
toegezonden. Het beste wat uitkomt is er in ver
tegenwoordigd, en de collectie biedt verscheiden
heid genoeg.
Met een resumévan het voor ons liggende,
geven wij tegelijk iets als een kort overzicht van
wat er tegenwoordig al zoo verschijnt.
De Magazine of Aft is een tijdschrift waar
men dikwijls wat goeds in vindt. In Januari en
Februari geeft het hoogst voedzame, door den
schrijver zelf met lust verluchte beschouwingen
van Walter Crane over verschillende geaardheden
van Dexign, teekeningen van Britten, die mooi
bedoeld zijn, maar wat slap blijven, portretten
van Tennyson, waaronder het beroemde door
Watts, een artikel over den caricaturist John
Leech, den vader van de Punch-scliool, en
een studie over Burne Jones met velerlei illustra
ties.
Eveneens een studie over Burne Jones, die met
zijn expositie de man van den dag is in Enge
land, heeft men in de wat stijvere Art Journal
van Januari, waar ook bezienswaardige afbeel
dingen in staan van kunst uit het Bardini-museum
te Florence, gevolgd door een stuk over Troyon,
en, iets zeldzaams: onder kleine knipsel-prentjes,
een portretje van William Blake, terwijl juist de
Februari-aflevering derzelfde revue, een afbeel
ding brengt van een van Blake's, zoo weinig
bekende en zoozeer verheven werken, dit bij een
kort artikel over Blake en zijn volgelingen, waar
na iets komt over de rijke collectie Chineesch en
Japansch van Cernuschi.
De vaak wat dutte Portfolio, het orgaan van
P. G. Hamerton, geeft in Januari al weinig
saillants, in Februari twee zinco's naar Perugino.
De Arte Italiana biedt in goede reproductie
een pracht van afbeeldingen van meer bepaald
monumentale en decoratieve kunst.
Het Zeitsehrift fllr bildende Kunst is van positio
voor Duitschland nu eenmaal wat de Art Journal
in Engeland en de (fazette des Beaux-Arts in
Frankrijk zijn, al haalt het niet bij een van beide.
De altijd deftig-verlichte, geëquüibreerde Gazettr.
heeft een studie over de pieuze schilderschool
van Sienna, beschouwingen van Italiaansche kunst
in het museum te Weenen, en specimens van de
retrospectieve tentoonstelling te Madrid.
De meer orthodoxe veertiendaagsche V Art, die
nog altijd onder wat rare directie staat, offert
druk aan de achttiende eeuw, gelooft in de
offlciëele salon-kunst, werkt te veel met oude
clichés, en heeft blijkbaar moeite zijn reputatie
op te houden. L'Art rawy/iis is een meer popu
lair weekblaadje met veel te pretentieuzen titel,
zonder veel ander program dan om abonnés te
krijgen, maar dat 21 Januari aardige prentjes
gaf naar Forain, Signac, Luce, Petit Jean.
Van beter allooi is over 't geheel de
halfmaandelijksche Revue illusirér, die toch ook al
weer iets van de luchthartige frischheid heeft
verloren waarmee zij begon. In haar
Februarinummer vindt men echter eenige voortreffelijke
croquis van den man die, links en rechts, in
Engeland, Frankrijk en Amerika met zijn altoos
lustige, kranige productie, aan de illustraties een
geur weet te blijven leenen.
Maar de kunst van de Fransche
illustratieteekenaars houdt niet op bij Renouard. Later
dan hij is een heele pleïade opgetreden, die
minder voortgaan op zijn gemoedelijken geest,
en voornamelijk afstammen van het savante cy
nisme van Degas. Men kan hen ongeveer gegroe
peerd zien om den Courrier fremyiif, waarin ook
aan teekenaars minder bekend dan zijn hoofdmede
werkers Forain, Willette, Chéret, Lautrec,gelegen
heid wordt gegeven zich te doen kennen als een
groep, in haar gansch onderscheiden aard,
nietminderhabiel dan de lui van de Ptoteft-school: Guedan,
Lunel, Roedel, teekenaars zooals er in Parijs
dagelijks schijnen te verrijzen.
Verwant hieraan is de Gil Klas illii.str*', tee
rend op Steinlen, onuitputtelijk in frischheid,
blijder, minder cyniesch misschien dan Forain,
meer observateur, minder dantesk dan die
meester van de Parijscbe zedeteekenaars die ook
Steinlens meerdere is in lijnen-meesterschap.
Ook in Engeland wassen de geïllustreerde bla
den die meer levendigheid willen geven. Zoo tlie
SketcJteen bij-uitgave van de London JVra*, die
in oen eerste nummer aan niet veel meer dan
aan een industrieel handig allerhande denkpn
doet. Het weekblad Piek me up is zijn negende
deel al ingetreden; als beste medewerkers heeft
het getrouwe volgers van Keene en du Maurier,
die vermoedelijk naar de eerste vacante plaat
sen in Punch zullen solliciteeren, om bij wel
slagen het blad alleen te laten met imitatoren
van den imiteerenden Caran d'Ache. Ifarpern
Mi>rtthly M'iyazine is eenigszins wat bij ons
Elzeviers Maand ch^ft zou bedoelen, maar twin
tigmaal beter. In Januari geeft het uitstekende
teekeningen van Renouard en een du Maurier.
Nog zullen in de circulatie van de
Kunitportffeuille behalve afzonderlijke boeken, eenige be
langrijke organen worden opgenomen als het
Journal of Hellenistic stuili.es, de Weener
Grnphische Künste, het kostelijke Jahrliuch der K.
Preuts. Runslftammlunfien, de Antike Denkmaler,
de Kronik für verviell alti/iende Kunst, de
ftulletino municipalo, do Ephemeris archaioloqï.é,
het Album chssique de l'lütorie de l'Art, de
Monument* Green, uitstekend serieuze uitgaven
bijna allen, die onzen tijd geen oneer aandoen,
en nog met enkele publicaties over christelijke
archaeologie mogen worden aangevuld.
V.
Hoe de Egyptenaren desteenblokken
voor de obelisken in beweging brachten.
De kolossale steentiguren der Egyptenaron be
staan uit rood graniet en er bevindt zirii in
de steengroeven van Syeno nog een half afge
werkte obelisk, die nog met, bet andere gesteente
verbonden, de ruwe omtrekken en de sporen van
den steenhouwersarbeid zoo versch laat zien. dat
men moenen zou dat de arbeiders zoo pas den
arbeid verlaten hadden, en ieder oogenblik weder
zouden verschijnen.
Dit reusachtige blok steen toont aan boe de
ouden zulke zware blokken van do rots los
maakten en vervoerden. In den onderkant van
den steen zijn evenwijdige rijen van gaten ge
boord, die ongetwijfeld tot het insteken voor
boomstammen dienden, welke, sterk uitgedroogd,
in die gaten gewrongen en dan natgemaakt
werden, waardoor het zwellende bout den steen
vlak van den bodem deed afbarsten. Het, blok
werd nu op boomstammen, die als rollen dienden,
naar den naburigen Nijloever sresleept on op een
getimmerde boot geladen. Hier lag bet blok
totdat de overstrooming kwam, waardoor bet
vlot, door het water opgelicht, stroomafwaarts
dreef naar zijne bestemmingsplaats. Daar aange
komen waren er duizende handen gereed, die door
middel van rollen den steen den reeds in orde
gebrachten oever opsloepten, waar hij voor een
tempel opgericht werd. Het onderstel was daar
reeds aangebracht, eene uit zand en boomstam
men er heen voerende helling aangelegd, op welke
de obelisk werd vervoerd en met touwen en
palmstammen omhoog getrokken en opgericht.
De Yox-Studiosorum."
(Ingezonden).
EENE
HEMNNEK1XO.
Het was Leidens ontzet en na het zestigste
lustrum. De traditionneele kroegjool had plaats op
>Concordia", daar de nieuwe sociëteit nog niet
geheel gereed was. Als haringen op elkander ge
pakt stonden wij te luisteren naar de vloeiende
en snedige oraties van de verschillende praesides.
Aangezien ik slecht geschikt was en nog ben
voor de bewerking waaraan Biervliet haar roem
dankt, wenkte ik een vriend, die bezig was te
kaken en samen gingen we tegen middernacht
naar den Ladder les débris austères waar
eenige groentjes, die den treurigen moed hadden
gehad in Lugdano Batavae te blijven', minder
verkwikkelijke oogenblikken sleten. Men moet weten
dat het in anno .... den groenen niet vrij stond
den ,'in October te Leiden te vertoeven. Zij had
den met de traditie niets te maken en vooral
heilig is deze bij de herdenking aan Leidens ont
zet. De onvoorzichtige kindertjes werden aan het
eene eind van den smallen Ladder verbazend
onder handen genomen; aan het andere eind
zaten mijn vriend en ik met iets warms voor
versterking, besproeid door iets geurigs, lustig het
lawaai aan te kijken. Kwam bet door den Maoon
zonder cedille van Concordia, of door den
Sauterne van den Ladder, ik weet het niet, maar
ik voelde een groote begeerte in mij opkomen
om iets te schrijven naar aanleiding van pas ver
schenen en gelezen brochures en eon stuk pers
klaar te maken.
Mijn vriend verlangde naar de veeren, derhalve
stapten wij op on bereikten spoedig onze
cubicula, die tegenover elkander lagen.
Licht te ontsteken, twaalf blaadjes te ontbran
den en voor mijn bureau plaats te nemen, was
bet werk van n oogenblik. Met vuur, der jeugd
eigen, met gloed den overmeesterenden?, met
pedanterie de vergeeflijke schreef ik vellen
vol zonder mij n oogenblik over stof te bekla
gen. Ik was n en al bezieling en mijn onder
werp volkomen meester. De gedachte, binnenkort
zal dit stuk gedrukt en door velen gelezen wor
den, deed mijn pen sneller en sneller gaan.
^ reemd is het mij, als ik aan dat eerste werk
voor do pers denk, het eerste gedrukte stuk van
mijne band in ons orgaan later door zooveel
andere gevolgd. Hoe onwederstaanbaar was de
behoefte om te schrijven en mijne gedachten onder
bet publiek te slingeren ! Hoe kwam ik aan de
bezieling den door niets te stuiten lust om,
eve.: r'o «achttien gepasseerd, mijn oordeel uit te
spreken over twee geschriftjes, tot bet gehouden
lustrum in betrekking staande ? Hoe komt de
een aan de begeerte voor litterairen en
journalistieken arbeid, terwijl een ander geen dragelijken
brief aan zijn moeder of aan zijn meisje kan
schrijven V Wie zal dat uitmaken? Dit is zeker:
de behoefte was bij mij dien nacht groot en le
vendig ! De pen vloog over het papier, de eene
gedachte verdrong do andere, liet stellen van zulk
een stuk was een .... wellust, un délire! Ik
dacht niet over pluimen en wol, vóórdat het ge
wichtig document overgeschreven on bij oen der
redacteuren Vocis in de bus veilig verzekerd
was.
Dagen van kwelling, van zenuwachtig verlangen
volgden. De Vox verscheen, geen spoor van
mijn nachtelijk geschrijf, zelfs geene enkele zin
speling er op. Onrustig en verdrietig deelde ik
mijn geheim ik had niemand gezegd hoe ik
Leidens ontzet gevierd had mijn vriend mede,
die met mij geloofde dat de opname van een
stuk met zulk eene strekking zeer aan twijfel
onderhevig was; niet omdat ik niet genoeg bij
de redactie der Vox bekend was, maar dewijl
het stuk gericht was tegen twee oud-studenten,
familie en vrienden van de toenmalige Fooi-lei
ders. Ik zelf wilde uit bun mond mijn vonnis
niet vernemen; met een gehaast bonjour snelden
wij elkander voorbij; in vreeze en hope bracht
ik de volgende dagen door, aan niets anders
denkende dan aan mijn geliefd eerst
pennenvruchtjo.
Traag verliepen de uren; eindelijk ontzonk
mij alle moed, alle geduld tevens. Somber
dronk ik in het geëmancipeerde Amicitia «de
Friesche", gedachteloos speelde ik m e f «boekje",
ons five o' clock play; mijn vriend ontfermde
zich eindelijk over me, hij praaide n der Vox
redacteuren en .... o zalige verrukking, onbe
schrijflijk oogenblik, toen hij met uitgestoken
hand op mij toetrad en mij geluk wenscbte met
een 'je stuk is opgenomen"! Het is lang geleden
en nog voel ik iets van den gloed die mij naar
het hoofd steeg!
De redacteur een oude, knappe kop bad
gezegd -wel, waarom niet opgenomen? Natuurlijk
wel! liet stuk is zeer goed".
Een paar dagen later kwam de Vox uit met bet
stuk, niet alleen van mijn Van, maar ook van mijn
voornaam voorzien. Vanitas vanitatum, omnia
vanitas ! Ik genoot van mijn succes; heerlijke oogen
blikken volgden, onvergetelijk voor ieder die zijn
eerste stuk gedrukt en in veler banden ziet. Het
werd veel besproken en vrienden en kennissen
waren niet karig met bun lof. Zelden echter was
er een stuk in druk verschenen met zulke erger
lijke fouten, voornamelijk zonden tegen de
allergewoonste taalregelen, als bet mijne. In de eerste
opwinding bad ik daarop niet gelet, maar op on
zachte wijze werd ik uit mijn geloof, als zoude
ik iets onverbeterbaars geschreven hebben, gewekt.
Ik bad namelijk aan beide heeren, wier brochures
besproken waren, een exemplaar Vox gezonden.
De een zond mij doodlakoniek een kaartje p. r.
en p. c. terug, van den ander ontving ik de Vox
weder met een Ziehier uwe cacographie terug";
al de fouten waren met blauw potlood aangeschrapt
en op de schamperste wijze verbeterd. Tot slot
werd mij een van harte «Beterschap" toegewenscht.
Toen ik de redactie hare onmogelijke correctie
verweet, ontving ik tot troost het bericht dat de
redacteur »die de week had" en met het nazien
der proeven belast was geweest, juist zoo erg
verkouden was ! Men wilde zoo hield ik het er
voor met het oog op Minerva mijn stuk niet
weigeren, maar men liet het zeilen zooals de zet
ter het beliefde te sturen. Later heb ik over der
gelijke nonchalance geen klagen gehad en vaak
nog stond ik met de Vox in nauwe betrekking.
Zeer onaangenaam was dus de trilling in mijn ge
moed, toen ik las dat het oude bekende studenten-or
gaan ophield te bestaan en nu reeds tot het verleden
behoort. Zij die het, als ik, goed gekend hebben
zullen met mij een stillen traan plengen aan haar
verscheiden ; zij zullen met weemoed het bericht
vernomen hebben dat de eerste courant, waarop
wij ons als vrije burgers, zonder eenige toestem
ming van wien ook, konden abonneeren, waaraan
wij onze eerste pennevruchten toevertrouwden,
den weg van al het vergankelijke gegaan is.
Heel vreemd is het mij ronduit gesproken niet,
want tusschen 70 en 80 was het met de Vox ook
niet zoo geheel couleur de rose als het gros der
studeerende jongelingschap wel meende. De redac
tie bestond gewoonlijk uit eenige esprits supérieurs
van de studenten-wereld, uit ben »die later pro
fessor werden of zoo iets"; een aristocratisch en
autocratisch waas ontbrak er niet aan. De redac
tie koos hare opvolgers en mederedacteurs en
dat zij voor deze bet oog op vriendjes liet vallen,
wie zal het euvel duiden ? Niet altijd echter was
de keuze even gelukkig. Wel bestond de redactie
uit hen, die zich overal vertoonden, en die for
tuin hadden om zulk een tijdroovend baantje
waar te nemen, maar niet altijd werd gelet op
meerdere capaciteit; vriendschap en getaptheid
deden veel af.
'Zoo kon de redactie niet altijd bestaan uit
hen, die journalist in hart en ziel waren, die
l'art d'écrire bezaten, die met hartstocht en
voorliefde de pen voerden, maar vaak uit hen,
die een postje wilden bekleeden, aardige lui
met veel leukheid en vrijmoedigheid, doch on
geschikt voor litterairen arbeid.
Toongevers in hunne kleine wereld,
beheerschten zij bun orgaan en sprongen er met den
meesten willekeur en, laat ik hot zeggen,
ongegcneerdbeid mede om.
liet kon dan ook niet uitblijven, dat het
nakroost van ben, die tachtig jaren voor bun vrij
heid gevochten hebben, en die niet direct tot
de eersten in de studentenwereld konden gere
kend worden met andere woorden zij, die niet
grit' de kolommen van de Vox voor zich geopend
zagen op het denkbeeld kwamen, een tweede
studentenorgaan ter wereld te brengen, waarin het
rijk en arm, verheven of nederig, getapt of niet
getapt vrij zou staan, ontboezemingen te slaken,
grieven te luchten, mededeelingen te publiceeren.
Al had do Vox tot motto »Tua res Agitur"
soms scheen bet alsof voor tuo, no^trti gelezen
moest worden ! De belangen van enkelen werden
behartigd, stukken van bevriende zijden ot' die,
welke allerminst de vriendjes konden hinderen,
werden alleen toegelaten; al de overige copie
werd zorgvuldig bewaard voor liet aanmaken van
kachels of bet aanstoken van pij pon cigaretten
wil ik zeggen.
De ontevredenheid over do toepassing van >tua
res" uitte zich in de oprichting van Mineraa,
dat aan zeer bekwame banden werd toevertrouwd.
Toch trad dit blad niet op als oppositie-orgaan
tegen de Vox, daartoe stonden de redacteuren
van het oude krantje te jolig bij allen aange
schreven ; bet wilde slechts ieder gelegenheid
geven zijn gemoed met pen en inkt te ontlasten.
Een groot gedeelte der jongelingsscliap bleef de
oude Vox getrouw uit eerbied voor ilc traditie.
Men scheidt niet gemakkelijk van oude banden.
Sommigen waren gewoon weg boos over de op
richting van een nieuw orgaan on vonden dit
gansch overbodig. Ik herinner me een geestig
woord van iemand die, hoorende dat een zijner
kennissen op de eerste vergadering van M^nerva,
waarbij tot de oprichting besloten werd, bet woord
gevoerd bad, dezen toevoegde »speecber op
foetusvergaderingen, zwijger op £ro«;vergaderingen,
haasvreter op coj-^svergaderingen". Nu, de expres
sie «foetus" was kras te over, daar de eerste penvoer
ders van Minerva althans niet tot de foetera
gerekend konden worden. De man, die zoo sterk
was in climax suprema. uitte zijn wrevel op deze
wijze, omdat hij overtuigd was dat men geene
behoefte aan een zusterkrant bad. De Vox ging
voort zijne vriendjes te helpen en de hand boven
het hoofd te houden. Ik herinner me nog hoe
vergeverisgezind en goedig de redactie gestemd
was voor eene bevriende almanakredactie, die een
buitengewonen prulalmannk bad doen ver
schijnen. Twee mijner vrienden luidden voor
geld en goede woorden een exemplaar vóór
de uitgifte weten machtig te worden; zij
lazen en herlazen gedurende alle uren des
daags en des nachts het niets beduidende en
schreven eene vinnige kritiek, welke zij aan de
Vox zonden, s'avonds van den zelfden dag waarop
de almanak publiek verkrijgbaar gesteld was. De
redactie berichtte hun dat zij reeds eene beoordee
ling ontvangen bad, doch dat zij zoo vrij zoude zijn
van enkele gdooeltcn van de baar gezonden kritiek
gebruik te maken. Dat deze gedeelten niet tot de
*verdolgendsten" behoorden, hooft geen betoog. Hoe
bet zij, de Vox is gestorven. Quod ab initio
vitiosum est tractu temporis non convalescit. (1)
Vitiosum beteekent in dezen zin vrij vertaald Een
beetje willekeurig", lïcquicscat in pace !
1-1. 1. iK!. Ui.u
(1) Wat van den beginne af niet goed is, wordt
er door den tijd niet beter op.
llnrigennwtl, door CouxÉLu; HL'ÏGEXS. 2
deelcu. Amsterdam. P. N. vau Kampen eii
Zoou.
Een //sociale" roman: citaten uit Paul Gohre's
-/Drie maanden fabrieksarbeider," beschouwingen
over sociale rechtvaardigheid, over Toynbue-wcrk,
een werkstaking, ecu aanslag van een arbeider op