Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 824
'«iet al te best." «Natuurlijk niet, het is
politilk"; in de tweede plaats omdat het een strate
gische intrige was, omdat er in ieder bedrijf werd
«Tochten en het nu eenmaal een feit is, dat niets
jüusievermoordender, niets zoo moelijk te volgen
en te waardeeren is als tooneelgevechten ,? tegen het
?lot, als er tableau wordt gevormd, heeft het
iteeds den schijn of vriend en vijand zich met
elkander hebben verzoend en vraagt men zich
zelf in hangen twijfel af, wie het nu eigenlijk
heeft gewonnen; gewoonlijk verneemt en begrijpt
men eerst in het volgende bedrijf, welke gevolgen
een strjjd heeft gehad, die in het vorige voor onze
oogen is afgestreden. Zooveel weet ik met zeker
heid, dat de hoofdpersoon van de geschiedenis
een prins van Navarre is, die als Achilles onder
meisjes wordt opgevoed en voor meisje moet door
gaan, omdat anders zijn oom, de koning van
Navarre, troon en kroon aan zijn neefje zou
moeten afstaan. Deze schandelijke
geslachtsverkrachting ig het werk van den boozen oom en
een zijner vroegere liefjes, een schoone gravin,
\Aj wie hjj een dochter heeft. Zooveel weet ik
o«k, dat prins Jnlius ten slotte bewyst een
jrins en geen prinses te zijn, dat hij strijdt
als een leeuw en in de rechten zyner vade
ren wordt hersteld, dat hy verliefd was op
»\ja nichtje van de linkerhand en deze
tot koningin van Navarre verheft. Wat er van
fljan oom wordt, blijkt niet te duideljjk; de coup
d'état van het voortvarend neefje ontneemt hem
?geen oogenblik z\jn koninklijke kalmte; vermoord
?wordt ig niet, achter de tralies gezet evenmin;
ik vermoed, dat hij, zij het dan een beetje laat, het
onrecht, de schoone gravin aangedaan, heeft goed
gemaakt en zich met de nederiger, doch ook
rustiger en minder wisselvallige positie van
schoonvader des konings tevreden gesteld. De
ernst en waardigheid van deze belangwekkende
Btaatsaction vinden op de gezette tijden hun
tegenwicht in het optreden van de vertegenwoor
digers van het grappig element in het drama,
een snoevenden hopman, luisterende naar den
Hooftiaanschen naam van Ritsaart en een
zuurkykenden en dito lachenden hofnar, een
Triboulet-Bigoletto in duodecimo. De figuur van
den laatste was voor de librettisten een buiten
kansje; het moet hun Duitsch hart
goedgedaan hebben, zelfs in de operette een beetje
te hebben kunnen grübeln en philosopheeren,
wijsheidjes en waarheidjes te kunnen vertellen
zonder uit den toon te te vallen, het moet
hun een zaligheid zijn geweest in de naïeve
rijmpjes van den nar naar poëtische diepzin
nigheid te hebben mogen streven. Hadden wij
met een operette te doen, dan zou nu de factor
geest aan de beurt komen. De hofnar is echter
geen operette en heeft dus alle recht zich zon
der dezen factor door het leven te helpen. Als
schadevergoeding geeft het grappen, grollen en
guitigheden, boerterijen en hansworsterijen, die
ia hun magistrale kalverachtigheid den
zwartgalligste aan het lachen zouden brengen, Witze,
en Kalauer, zooals wij ze al of niet ge
llustreerd in de «Fliegende Bliitter" hebben
ontmoet of zouden kunnen ontmoeten. Zoo
tweede bedrijf een tragi-komische
donna Clara en haar twee
aaner naar schijnt te verlangen door
met prentverbeeldingen te
worhet
brengt
ballade van
bidders, die
Oberlander
den versierd.
Toen werd ik toch kwaad, want daar kan ik niet tegen,
En *k stak hem de linkerspoor dwars door zijn maag.
Daarvan heeft de donna ten schrik toen gekregen,
Ea wierp van de tinnen der burcht zich omlaag."
Een der zeven coupletten als staaltje van het
geheel en tevens om er even op te kunnen
wijzen, dat de vertaler n in de ballade n in
de overige gedeelten den juisten toon steeds uit
stekend heeft weten te treffen. Het laatste en niet
het minsto bestanddeel wordt vertegenwoordigd
door de muziek, een muziek wier loffelijk
streven het moet geweest zijn, bij uitzondering
eens aan allen te voldoen, die zich het eene
oogenblik verheft tot een schetterend opera
ensemble, het volgende vernedert tot een lispe
lend zangspelcoupletje, die nu eens zijn heil
zoekt in een Wagneriaansch fanfaretje, dan weer
zjjn troost in een Offenbachiaansch
dansrythmusje, een muziek, waarnaar men bijna steeds
met genoegen luistert, die echter eenheid, karakter
en oorspronkelijkheid mist.
IIHIIIIIIIIIIIIIIIilllllllllllllllllllllllllllllltllltlllMUIIirillHIUtllllIIIIIMIIItllllll
schitterend licht, dat de harten vroolijk maakt en.
duidelijke schaduwen op den grond werpt; de laatste
verspreidt nauwelijks een wegstervend schijnsel, zoo
zwak, dat het bijna geen schaduw veroorzaakt.
Ik zag reeds van verre de sombere massa van
mijn tuin, en ik weet niet waardoor de gedachte
dat ik die ondoorgrondelijke duisternis moest bin
nentreden mij plotseling angstig maakte. Ik ver
traagde mijn schreden. H;t weder was zoel. De
dichte boomgroepen geleken een groot graf, waarin
mijn woning sluimerend begraven was.
Ik opende het tuinhek en betrad de lange pla
tanen-allee, die naar het huis leidde en die als
een gewelf boven mijn hoofd saamgegroeid was;
ik stapte langs de dichte struiken eu laugs de
randen van het gazon, waar de bloembedden zich
raag afteekenden in het mat nachtelijk duister
en ovale vlekken vertoondeu in onbepaalde kleuren.
Toen ik het huis naderde, maakte een vreemd
soortige verwarring zich van mij meester. Ik stond
stil. Men hoorde niets. Er was geen greintje wind
en de bladeren hingen slap en bewegingloos. //Wat
scheelt mij toch?" dacht ik. Sedert tien jaren
kwam ik 's avonds op die wijze tehuis, zonder dat
de minste ongerustheid mij ooit was komen over
vallen. Ik was niet bang. Ik ben des nachts nim
mer bang geweest. Het gezicht van een man, van
een dief, een strooper zou mij woedend gemaakt
hebben en ik zou hem zonder aarzelen te lijf zijn
gegaan. Ik was overigens gewapend. Ik had mijn
revolver. Maar ik greep niet naar mijn wapen,
want ik wilde de flauwe opwelling van vrees, die
in mij opkiemde, bestrijden.
Wat was dit eigenlijk? Een voorgevoel? Het
geheimzinnige voorgevoel dat zich van 's menschen
zinnen meester maakt als zij iets onverklaarbaars
zullen zien? Misschien. Wie weet ?
Hoe nader ik kwam, hoe meer mijn lichaam begon
te schokken, en toen ik voor den muur met de
Een bijzonderheid van De hofnar is ook, dat
het moeilijker te zingen dan te spelen is. In
Frascati was het blijkbaar met zorg ingestudeerd
en liep het geheel flink van stapel. De heer
Poons vond in de titelrol een van zijn beste cre
aties. De dames Tartaud (Felisa) en Bamberg
(prins Julius) zongen er .dapper op los; om hun
jeugd worden hun kleine onvolkomenheden gaarne
vergeven; de laatste hoede zich voor
gemaniereerdheid. Mevrouw Poons-van Biene (Yvonne)
bleek even guitig als altijd. De heer de Beer
(Ritsaart) was in zijn dankbare speelrol goed op
dreef. De decoratieven en kostumen zagen er
frisch en vroolijk uit.
De laatste voorstelling van het »Théatre-Libre''
was wederom geen succes. Vertoond werd atiragen,
tooneelspel in 5 bedrijven van Georges Lecomte,
een uiterst somber en pessimistisch werk, ten doel
hebbende de ijdelheid en nietigheid van alle men
schen werk, van ieder menschelijk pogen en streven
te bewijzen. De lijdensgeschiedenis van een jong
dichter, die, slachtoffer van hereditairen waanzin,
zijn eigen leven en dat zijner moeder steeds meer
vergalt en verbittert, die vijf bedrijven lang over
het leven, den mensen en de maatschappij lamen
teert en jeremieert en alles en allen met zijn
spot en hoon vervolgt. Wanneer men de inhouds
opgave van dit Fransche tooneelspel leest, krijgt
men terstond en voortdurend den indruk met
een zwakke en onbeholpen copie van Ibsen's
»Spoken" te doen te hebben en begint men hoe
langer hoe meer te gelooven, dat de Fransche
critici, die van de Fransche dramaturgen ver
langen, dat zij Fransche en geene exotische drama's
zullen schrijven, volkomen gelijk hebben. Sarcey,
die te Monte-Carlo een conférence moesthouden en
daar op een heerlijk terras, met het uitzicht op
de Middellandsche zee, de brochure van Mira
ges nog eens overlas, maakt de opmerking, dat
de zonen van het Latijnsche ras, die het voor
recht hebben onder een vroolijken, helderen, la
chenden hemel te leven, werken vol licht en
zonnenschijn, tintelend van levenslust eri dartelheid
moeten schrijven en de Slavische en Noorsche
nevelen moeten overlaten aan de Slaven en Ger
manen, die in zooveel somberder en killer om
geving opgroeien. Of deze milieu-stu.<iio niet een
beetje oppervlakkig en onvolledig is, ik weet het
niet. Buiten kijf is het in ieder geval, dat vele
der jongere Fransche dramaturgen zich zelf door
hun besliste en verstokte zwartkijkerij onrecht
en afbreuk doen. Lecomte behoort tot de
talentvolste der jongeren. In zijn laatste werk worden
enkele gedeelten door bijna alle critici hoog ge
prezen, het geheel door die allen echter even
eenstemmig als mislukt beschouwd en veroordeeld.
Wat moet er van het Fransch tooneel worden,
indien dit zoo door blijft gaan? Zouden wij na
de vette jaren, na de jaren van Augier, Dumas,
Sardou, Labiche en de tallooze dii mnoref, wer
kelijk aan de magere toe zijn 't Wie zal dan de
tooneelleverancier van Europa worden ?
Te Berlijn twee nieuwe tooneelspelen, die nog
al de aandacht hebben getrokken, het eerste,
»IIanna Jagert" van Otto Erich Ilartleben, waar
schijnlijk omdat hot indertijd door de censuur
werd verboden, het laatste, «Dammerung", de eer
steling van een Mnnchener dame, omdat liet
door de »Freie Bühne" werd vertoond. >llanna
Jagert" is de geschiedenis van een meisje uit
het volk, die eerst de verloofde is van een agitator
der sociaal-democraten, dan de minnares van een
fabrikant en ten slotte de maitres van een jon
ker, die deze diverse liefdesgeschiedenissen mee
maakt, omdat zij als leerlinge van Nietzsche on
afhankelijk en zich zelf, een vrije vrouw, een
Ichmentch wil zijn. Het eerste bedrijf vond bij
val ; de latere niet. »Dammerung" doet terstond
aan »IIne page d'amour" van Zola denken. De
hoofdpersoon een historisch jong meisje, door
haar vader verwend en vertroeteld, aan dezen
zoo ziekelijk gehecht, dat zij niet wil, dat een
ander naar hem kijkt, hem er toe brengend zijn
levensgeluk aan het bestaan van zijn kind ten
offer te brengen.
De Duitschc bladen berichten, dat Paul Lindau
een tooneelspel »Die Bohème" voltooide, oen be
werking van »La vifi d; liohóme", het beroemde
tooneelspel van Murger. Waarschijnlijk wordt
de roman bedoeld. Óf zou Lindau het drama,
tiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiMMMiintnHMiiiiiiiM
gesloten vensters van mijn ruime woning kwam,
voelde ik, dat ik eenige miuulcn moest wachten,
alvorens ik de deur kou openen eu binnengaan.
Ik viel op een bank onder de salonramcn neder
Ik zat daar bevend en ontdaan, met het hoofd
tegen den muur geleund, met de oogen vast op de
schaduwen der bladereu gericht. Gedurende die
eerste oogenblikken bemerkte ik niets abuonuaals
rondom mij. Eeu brommend gesnis had ik iu de
ooren, maar daaraan lijd ik wel eens meer. Soms
komt het mij voor, dat ik een trein hoor
voorbijsnellen, dat ik klokken hoor luiden, dat ik eer
groote menigte langs mijn huis hoor gaan.
Vervolgens werd dit suizen plotseling duidelijker
helderder, meer eu meer kenbaar. Ik had mij ver
gist. Het was niet liet gewone suizen mijner
gehoorsadercn, dat dit gcruisch in mijn ooren
veroorzaakte, maar een zeer bizonder, zeer verward
gednüsch en dat toch, het, was onmogelijk OH:
langer te twijfelen, uit het binnenste van mijn
huis kwam.
Ik onderscheidde het dwars door deu muur, dit,
aanhoudend gedruisch, of liever die drukte. liet
was als een zacht heen eu weer schuiven vaneen
aantal zaken, alsof men al mijn meubelen voorzichtig
dooreen schudde, verplaatste of wegsleepte.
Ach! ik twijfelde nog gedurende geruimcu tij,l
aan de juistheid van mijn oor. Doch toen ik het
tegen een luik legde, om duidelijker de vreemde
toedracht van wat er in rnijn woning gebeurde te
kunnen nagaan, was ik weldra zeker dat er daar
binnen iets abnormaals, iets onbegrijpelijks plaats
vond. Ik werd niet bang, maar ik was hoc
zal ik het uitdrukken buiten mij zelf van
verwondering. Ik spande ook mijn revolver niet
ik had juist geraden, dat ik dien niet noodig zou
hebben. Ik wachtte.
Ik wachtte langen tijd, ik kon tot geen besluit
komen. Miju geest was helder, maar angstig tot
door Murger en Barrière uit den roman getrok
ken, nog eens hebben omgewerkt?
H. J. MEHLEK.
iiiiiiiiiiiiimmiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi
De traditie bij Molière.
Bij de opvoering van de comédie van Molière
n het Théatre Francais worden, gelijk met weet,
een menigte traditioneele jeux de Kcène ingelascht,
soms van een twijfelachtigen smaak, maar die men j
erbiedigt omdat de sage gaat, dat Molière zelf j
ze zou ingevoerd hebben. De acteur Albert
Lambert heeft van deze tradities het onderwerp van j
eene uitgebreide studie gemaakt, en voert ook j
inderdaad de meeste tot Molière zelf terug.
Ze kwamen,'' zegt hij, «rechtstreeks van de
Italiaansche kluchten van de zestiende eeuw, van
het tooneel op schragen van Tabarin, vooral van
den troep van Scaramouche, wier vertooningen
altijd vol parades" waren. Molière moest ook
aan den smaak van zijn tijd offeren."
Albert Lambert zal waarschijnlijk de studiën, die
hij thans afzonderlijk maakt, later wel in een boek
vereenigen; hij behandelt voorloopig slechts enkele
stukken en enkele scènes. Daar is de traditie van
de vesten in Les précieuses ridicule*.
>>Als men Jodelet dan van zijn rijk
markiezencostuum ontdoet, trekt men hem achtereen negen
vesten uit, van verschillende kleur en afnemende
grootte. Die traditie staat niet in den tekst.
Er staat alleen : »Vite, qu'on leur óte jusqu'a
la moindre chose !" Het was een heel gewone grap,
die zeker in allerlei stukken werd tepas gebracht.
(Men kent »het Hollandsen boertje" in de oude
paardenspellen.) Door wie is zij in Molière's
stuk overgezet? Men weet het niet; zij geeft
een flink lacheffect. Als eenmaal de negen ve>ten
zijn uitgetrokken, staat Jodelet daar als een kok,
hij haalt dan uit zijn gordel een lange katoenen
slaapmuts, zet die op en knielt zoo voor Cathos,
die hem afweert en de vlucht neemt. Benige
acteurs gingen vroeger nog verder. Zij kwamen,
verkleumd en bibberend, hun handen warmen
aan de kaarsen van het voetlicht, later aan de
olielampen, later aan het gas . . . met de
electriciteit is dit uit !"
Ook in L'Eitourdy, in Le D'.pïk amoweux,
in Les Fourberies de Scapin, vooral in Tartufe
en L'avare komen talrijke jeux-de-scène voor.
Veel is er gepraat over de bekende traditie met
de kaarsen in de vijfde acte. Wie heeft haar
uitgevonden ? Naar men beweert do acteur
Grandmesnil.
»Deze traditie vindt haar plaats in de groote
slotscène, waar ouders en kinderen elkander her
kennen. De scène is wat lang. Als Harpagon ge
zegd heeft: »Je nc me soucic do dom Thomas ni de
dom Martin'1, blaast hij een van de kaarsen uit,
die op de tafel van den commissaris staan. Nau
welijks heeft hij zich omgekeerd, of Maitre Jacques
steekt de kaars weer aan. Als Ilarpagon haar
weer ziet branden, neemt hij ze op, blaast ze uit,
on houdt ze in de hand. Maar terwijl hij met
gekruiste armen naar hot gesprek tusschen
Anselme en Valere luistert, komt Maitrc .Tacques
acht er hem langs en steekt de kaars weer aan.
Een oogenblik later laat Harpagon zijn armen zak
ken, ziet de kaars branden, blaast ze uit, enstcekt
ze in den rechterzak van zijn broek, maar Maitre
Jacques verzuimt niet ze voor den vierden keert
aan te steken. Eindelijk ontmoet Harpagon's hand
de kaarsvlam, en zoo houdt hij zijn rang op het
tooneel, tot op het oogenblik dat hij op het denk
beeld komt, zich do iOOOi) kronen die men hem
ontstolen heeft, door Ansclme te laten teruggeven."
In de studie van Albert l jambert wordt ook ver
meld do poging door den bekenden acteur Fechter
gedaan, toen hij het oude repertoire met al de
bijzonderheden eener moderne mise-en-scöne
wilde verjongen. Hij monteerde b.v. Tartufe
mot bijzondere zorg; alles, meubels, behangsels,
haard, schenktafol, was echt of naar echt ge
maakt; het was als bij de Meiningcrs.
iAls Orgon in de eerste acte dan thuis komt
van zijn »maison des champs", bedenkt Keehter
dat hij wel groote rijlaarzen mag aantrekken,
vol modder, opdat Clóanthe ondeugend kan zeggen:
La campagne, a présent, n'est pas beaucoup
t! curie.
Als Orgon dan antwoordt:
Mon frère, attendez, je vous prie:
Vous vouler bien souffrir, pour m'öter de souci,
Que je m'informe un peu des nouvelles d'ici.
gaat hy in een grooten fauteuil Louis XIII
zitten, bij den vlammenden vuurhaard. Dorine
trekt hem daar de groote laarzen uit, geeft hem
zijn pantoffels, en zoo begint de aardige scène.
Tout est-il, ces deux jours, passéde bonne sorte?
Qu'est-ce qu'on fait céans, et comment on s'y
porte ?
Orgon warmde zich dan bij den schoorsteen,
droogde zijn kleeren als een echt burgerman, en
vroeg intusscheii het beroemde:
Et Tartufe ? '
Tartufe ?
hernam Dorine, terwijl zij op het buffet wat af
veegde, heen en weer liep, het vuur opstookte,
blokjes rakelde uit den groote houtkist met ko
peren knoppen,
II se porte a merveille,
Gros et gras, Ie teint frais et la bouche
verineille.
Orgon viel dan achterover in zijn fauteuil,
en riep :
Le pauvre homme!
In de bladen werd over al die nuttolooze
nieuwigheden sterk geklaagd, en inderdaad was,
het eerste effect ervan, dat men den tekst niet
kon hooren; er werd van afgezien.''
alliMiilllllllliiiiiiiiiiliiiiitiiiilii
Muziek in de hoofdstad.
Bijna ieder jaar wordt ten minste ne nieuwe
Ned. Opera in de Ned. Opera opgevoerd. Dit
bewijst dat er onder onze componisten zijn, die
op dit gebied hunne krachten blijven beproeven
en dit bewijst tevens dat de Ned. Opera er niet
alleen voor de leus is.
Ditmaal vroeg Leiden ontzet,
Historisch-Romantische Opera in 5 bedrijven (li taf.) door
E. van der Ven, muziek van C. van der Linden,
gehoor. Met groote belangstelling zag ik dit
nieuwe werk te gemoet, want (ik behoef het niet
te verzekeren) ik gevoel veel voor dit streven.
liet is niet de vraag oi' hier sprake is van een
modelwerk van eene Ned. School, doch wel of
zulk een werk in dramatisch of muzikaal opzicht
belangrijke eigenschappen bezit. Men mag hier
vooral niet: clicrclier midi a quatorze fleuren. Wil
men het opvoeren van Ned. Opera's voortdu
rend in do hand werken, dan beginne men met
te wijzen op de goede eigenschappen van ieder
werk, doch men mete niet de zwakheden zoo
breed mogelijk uit.
Het eene werk kan uitmunten door interessante
en kunstige bewerking, een ander door juiste
l kleur, weer een ander door effectvolle, gemakke
lijk aansprekende muziek enz. enz., iu verband
met de eigenaardige gaven van ieder componist.
Dat ieis wat in de concertzaal meesterlijk ge
noemd zal worden, in do opera dikwijls geen
? effect maakt, kan men menigmaal opmerken,
terI wijl daarentegen effectvolle operafragmenten in
J de concertzaal vaak allen glans verliezen. (Dat
! ziet men aan composities, dat, ziet men ook aan
i zangers en zangeressen.)
Multatuli's gezegde, dat men thee niet als
spinazie, doch als thee moet genieten, en een drama
alleen als een drama beschouwen, komt ruij hierby
in de gedachte.
Wanneer ik de muziek van Van der Linden,
van Leiden ontzet naga, kom ik (behalve dat er
groote vooruitgang na zijn Cathenna en Lmubert
uit spreekt) tot de overtuiging, dat deze muziek
vooral groote verdiensten heeft uit een oogpunt
van effect en .vHüunenfahigkeit" niet alleen, doch
ook door de niet te moeilijke en Imllante wijze
waarop voor de stemmen is geschreven en waarop
het orkestrale behandeld is.
(De tooiieelervarmg sprak zeer sterk zoowel
uit het libretto als uit de muziek, en geen won
der, want librettist en componist hebben als
regisseur en orkestmeester een belangrijke
leer1 school doorloopen.)
Bleet' in de handeling overal de spanning gaande
en was te juister plaatse bet culminatiepunt aan
gebracht, ook in de muziek was daar overal partij
i van getrokken en wel op het juiste oogenblik;
krankzinnig wordons toe. Ik wachtte nu staande,
altijd luisterende naar het gedruisch, dat steeds
iu sterkte toenam, dan weer overging in een knorren
van ongeduld, van toorn, van mystcrieuscn opstand.
T.icu plotseling, beschaamd over mijn l ,fl'e angst,
greep ik mijn sleutelbos, koos er den huissleutel
uit e 11 stak dien in het slot. Ik liet haar twee maal
omdraaien, terwijl ik met alle macht de deur open
stiet, die met een ruk tegen de lainbrisecrmg
aansloeg.
Die slag weerklonk als de knal van ecu
geweer, en van het dak tot in den kelder mijner
woning, volgde na dien xuivalskroet ecu geweldig
geraas. Dit was zoo plotseling, zoo vcrschnkkcl ,k,
zoo oorvcnloovcnd, dat ik eei'ige schreden achteruit
week en dat ik, hoewel ik steeds voelde hoc nut
teloos her, was,naarden haan van mijnrevolvergrcep.
Ik wachtte weder, maar uu slechts kort. J k
onderscheidde ecu zeer bij/.ouder geselmifel op
mijn trap- op de vloeren, de tapijten, een getrippcl,
niet, van mcnscheulaarzen of schoenen, maar van
krukken, van houten cu ijzeren krukken, die als
cimbels trilden.
En daar zag ik plotseling een leunstoel op den
drempel der huisdeur verschijnen, de leunstoel uit
mijn studeerkamer, die ai dansende naar buiten
kwam. Hij nam den weg naar den tuin. Andere
volgden, de stoelen vau mijn salon, eu het, lage
kanapeetje. dat zich als een krokodil waggelend
op zijn laire pootcn voortsleepte; daarop volgden al
mijn stoelen met sprongen als van een geit, en
devoetbaukjes kwamen als konijntjes achteraan huppelen.
\\elk een emotie! Ik kroop in een boschje, waar
ik inén zakte, ik beschouwde aanhoudend het
defileereu mijner meubelen, want zij gingen alle, liet
een na het andere langs mij heen, uu langzaam dau
vlug, al naar hun vorm en gewicht. Mijn piano,
miju salonvleugel streek mij vooroij iu galop, als
een hollend paard, met een zacht geruisch van.
imiiMiiiiiiiimMHii
muziek in de snaren, de kleinste voorwerpen
gleden als mieren. Miju borstels, mijn kristal, miju
glazen waarin de maneschijn phosphor-vlauimeu
als van lichtende vvormpjcs wierp. Da portiercs eu
stollen gordijnen krompen en sloegen uiteen iu groote
vlakken als de golven der zee. Ik zag mijn schrijftafel
verdwijnen, een heerlijk meubel int de vorme eeuw,
dat alle brieven bevatten die ik ooit ontvangen
heb. de geschiedenis van mijn hart, een oude
geschiedenis die mij zooveel heelt doen lijden. Daar
waren ook photograiiecn iu.
Plotseling voelde ik geen angst meer, ik vloog
miju bureau achterna, ik wierp er mij op, ik greep
liet zooals men een dief aanpakt, zooais men eeu
j vrouw vastgrijpt die vlucht; helaas, hut verdween
met onweerstaanbaar gewold, en mettegci.bta'inde
mijn toorn kon ik zelfs die haastige vlucht niet,
j temperen. .Nadat ik als eeu wanhopige die enorme
klacht had weerstaan, viel ik Ier aavde en vocht er
tegen. Toen wierp het mij omver, sleepte mij over
het zand en reeds begonnen uo meubelen die uu
volgden over mij heen te loopen, over mijn beunen
heen trappelend eu die wondende; daarop t,ocn
ik eindelijk moest loslaten gingen, de andere over
mijn lichaam als eeu escadrou kavalene over ecu
gevallen soldaat.
Krankzinnig van schrik, voelde ik eindelijk de
macht mij buiten de laan te sleepen en m:j op uieuw
ouder de boomeu te verbergen om vau daar de
nietigste, kleinste voorwerpen te zien verdwijnen,
de eenvoudigste reeds vergeten dingen die mij
hadden toebehoord.
Daarop hoorde ik iu de verte in miju uu ledige
woning eeu ontzettend gcruisch van dichtgeworpen
deuren, /ij sloegen dicht van boven af beginnend
naar beneden, totdat die der vestibule die ik. zclt,
dwaas die ik was, voor deze uittocht geopend nad,
eindelijk de laatste vau allo, van zelf toeviel.
(SM volt/t.)