Historisch Archief 1877-1940
DB AM8TEEDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 825
Uit Dr. GAJNTISrEF s Studeerkamer.
(Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No.
124).Een ontmoedigd beeldhouwer.
(Trtboukt.)
I.
vf
p
i
CABMOT. »Er is met die stukken niets meer
?au te vangen!"
Mooner's spaarpot.
>v
Zeg eens", zei Mooner, »Buffles heeft geld bij
«en bankier."
iZoo ?"
»Ja, hjj heeft op zich zelf een cheque
afgegetèn, expres om me te laten zien, hoe hij het deed.
Waarom zetten wij ook geen geld bij een bankier?"
. >0mdat wy nooit iets ter zijde hebben gelegd,
denk ik", zei mevrouw Mooner.
?Juist. Dat is het. Wanneer het belastingbiljet
of de huisbaas komt, zijn wij nooit klaar voor
hen. Wjj zijn nooit klaar voor iemand."
»Tenzjj zij iets komen betalen", zeide mevrouw
Mooner lachend.
>Maar het is niets om te lachen", hernam
Mooi»er i »'t is ernstig genoeg en het moet anders
?worden."
Toen Lty dien avond thuis kwam, haalde hij
een klein pakje uit zijn zak.
»'t Is net zoo iets", merkt hy op, terwijl bij
liet losmaakte, »als waar Bufrtes mee begonnen is."
Hy zette het op tafel, 't Was een klein, rood
voortrerp, in den vorm van een brievenbus, met
een nauw gleufje van voren.
»'t Ly'kt wel speelgoed," merkte mevrouw
Mooner op.
>Maar dat is het niet," zeide hy. »'t Is een
Stevige yzeren spaarpot. Die kan niet breken
«n evenmin open gemaakt worden. Het veiligste
dïng op de wereld."
«Kan hjj niet open gemaakt worden ?"
»Neen!" riep Mooner triomfantelijk uit. »Hij
kan twintig souvereigns bevatten, niets dan
souvereigns en als je den laatsten er in hebt gedaan
en de spaarpot vol is, drukt deze op een veer
Tan achteren en het ding vliegt open. Het gaat
dan van zelf open. Zie je?"
PHrj was er zoo opgewonden over, dat hij op
eens begon te sparen en in den loop van een
paar maanden had hij tien souvereigns apart
«elegd.
»Dat is de huishuur van het kwartaal," zeide
h\j. j>En," voegde hij er bij, terwijl h\j er nog een
inschoof »daar is er al een voor de belasting."
De eerste van de maand kwam en hij was niet
in staat geweest iets meer er bij op te sparen, en
op een dag, toen hy juist met kiespyn thuis
was, kwam er een brief van den huisbaas,
waarin stond dat hij morgen de huur kwam halen.
»Wel!" zeide mevrouw Mooner, »je hebt je
geld klaar voor hem."
»Ja," riep Mooner korzelig, »maar ik kan er
niet aankomen. Er zitten er elf in den spaarpot;
maar hij kan niet open, voordat je er twintig in
hebt."
«Breek hem open!"
»Dat kan niet. Het is stevig, onbreekbaar ijzer."
»Maar het moet O ! daar wordt geklopt. .. ."
»Daar is hy !"
Mooner ging zelf naar de deur, denkende dat
het de huisbaas was; maar hij was het niet. Het
was de belastinggaarder.
»Ik verwachtte u niet, mijnheer Gaggs. Maar,"
zeide hij, eensklaps een inval krijgende, »kom
binnen."
Hy' nam mijnheer Gaggs mede naar de huis
kamer, liet hem den spaarpot zien en legde de
moeilijkheid uit.
»Er zitten er tien in voor my'n huisbaas," zeide
hij, »en een voor'u en nog een voor u in myn
zak, dien ik er ook wel in kan doen."
Hij deed hem er in.
»Dat zijn er twaalf," vervolgde hij. »Nu, als u
er nog acht bij doet."
,,'k Heb er geen acht," zeide mijnheer Gaggs,
in zijn beurs kijkend. »Er zitten er maar drie in."
Mooner deed juist het denkbeeld aan de hand,
dat hij eerst verder zou gaan om er nog een
paar meer op te zamelen en dan terug te komen,
toen er andermaal aan de deur geklopt werd en
de huisbaas zelf binnengelaten werd.
»0, daar is mijnheer Koffie!" riep Mooner.
»Nu kunnen wij het misschien doen."
Maar mijnheer Hoffle wilde niet. Hij wilde
weten of het een goochelstukje was. Hij zeide,
dat hij aan die soort van dingen niet gewerd
was en dat hij niet begreep hoe ze in elkaar
zaten. Eerst toen het hem duidelijk was, dat er
geen andere weg was om zijn geld binnen te
krijgen, gaf hij toe.
»U doet er drie in?" gromde hij, terwijl hij
naar den belastinggaarder keek, alsof hij ver
moedde dat die tegen hem samenspande met
Mooner,
»Wis en zeker," riep mijnheer Gaggs, »ik weet
wat voor dingen het zijn. Ik heb or zelf een
gehad."
En hij stak er drie souvereigns in.
Toen ging mijnheer Hofrle ook zijn gang. Hij
deed er gemakkelijk vier in, maar de vijfde wilde
er in het geheel niet in. Het vierde geldstuk
kwam zoo hoog binnen in, dat het de onderste
helft van het gleufje verstopte.
»Dat is gek", zei Mooner, niet op zijn gemak,
»het hoort niet, dat het zoo doet."
»NTet wat ik verwachtte", snauwde mijnheer
Hoffle. »?v~u wil het ding niet open."
Hij nam het op, en schudde het en probeerde
de bovenkant er af te rukken, op een razende
manier.
»Ik ben bang, dat ik niet zoo lang kan wach
ten, tot het open is," zeide mijnheer Gaggs //gij
deedt beter met mij mijn drie te geven, en die
te houden, wanneer u ze er uit hebt en mij de
belasting te sturen."
»Niet voordat hij mij mijn vier heeft gegeven,"
zeide de huisbaas, den spaarpot woest op de tafel
smijtend en zijn hand ophoudend, »en de huur."
»Heeren," riep Mooner uit, met werkelijk pathos,
»alles wat ik in de wereld bezit, zit in dien spaarpot.
M|jn"
sDan haal het er uit, sla hem stuk, breek hem,"
tierde de huisbaas, »als je mijn geld er niet uit
haalt, voor den duivel, mijnheer ! Ik zal je morgen
den deurwaarder sturen."
»Zy'kunnen hern niet stuk slaan," klaagde Mooner.
«Niemand kan hem stuk slaan."
»Ik zal iets stuk slaan", zeide de huisbaas en hij
nam de pook van het haardstel met een gezicht
dat op daden wees.
»Niet hier," smeekte Mooner, »laten wij het
in de keuken doen."
Zij namen den spaarpot mee naar de keuken
en toen de huisbaas vermoeid was er met een
pook op te rammeien, peuterde Mooner er met
een sardienenblikkenmesje in, totdat hij buiten
adem was. Toen worstelde de belastingontvan
ger er mee. Hij was een vindingrijk man; hij
beproefde het met een schroevendraaier, een tang
en een bijl, maar, behalve dat hij zich in zijn
vingers hakte en een paar deuken maakte, richtte
hij niets uit. Toen de huisbaas gezegd had, dat
hij niet langer voor gek wilde spelen en de belas
tinggaarder, dat hij het ook niet wilde, en Mooner
wenschtéte weten wie hen voor gek liet spelen,
was de eendracht van de drie bedorven. Zij
raakten allemaal uit hun humeur. Mooner
knarsetandde, haalde een grooten hamer, liep naar het
achtertuintje, waar een steenen drempel tj e was,
zette hier den spaarpot op en sloeg er met alle
macht op. Hij bleef er maar voortdurend op ra
ken en de spaarpot bleef voortdurend opsprin
gen en dwars door den tuin vliegen en de huis
baas bleef voortdurend den spaarpot
terugschoppen, totdat het bijna eentonig werd.
>Dat doet mij denken," merkte Mooner knorrig
op, er weer op mikkende, »aan een spel, dat wij
vroeger op school speelden, hockey geloof ik dat
het was."
»Ik ben hier niet gekomen om hockey te spe
len," snauwde de huisbaas, hem weer
terugschoppende »of iets anders. Ik heb er nu zooveel van
verdragen als ik van plan was te verdragen. Als
ik er geen vier pond in had gedaan, dan "
»Ik doe mijn best" bulderde Mooner. »Als u
denkt, het beter te kunnen ..."
De huisbaas dacht dat hij liet boter kon. Hij
nam ook den hamer, ging op zijn knieën liggen,
hield de doos met de eene hand vast, en sloeg
er op met de ander, terwijl hij hoe langer hoe
zenuwachtiger werd, totdat hij miste en met den
hamer op zijn vinger terecht kwam. Dat bracht
hem tot het uiterste. Hij smeet den hamer ver
weg, zeide ongepaste woorden, zoo goed als hij
kon, en liep heen en weer te stampen met zijn
vinger in zijn mond. Toen werd de ontvanger
van belastingen woedend, en alle lijdzaamheid
vloog heen. Hij wilde weg. Hij nam den hamer
en sloeg den spaarpot, zonder genade, liet hem
sprongen maken, wegvliegen en volgde hem en
sloeg er weer op. Toen hij zich genoeg woedend
gemaakt had om to kunnen spreken, voegde hij
zich bij den huisbaas en zij hielpen elkander
otn Mooner verwijten te doen,,, totdat hij hjjna
gek was."
»,Tane!" bulderde hij, wanhopig, tegen de meid,
»vlieg naar den slotenmaker of naar den smid
of naar iemand, die sterk genoeg is om dingen
kapot te maken, gauw !"
Zij vloog weg en haalde er een een
grijnzenden man die een zak gereedschap meebracht.
liet was een tenger zwak er uitziend persoon en
Mooner had niet veel vertrouwen in hem. Hij
keek met een kritischen blik naar den spaarpot,
legde hem neer op een kant, zette een scherp
stalen instrumentje vlak onder de bovenkant,
gaf het een fiinken slag met een betrekkelijk
klein hamertje en de bovenkant vloog er op eens
De Regimeiitsmuziek komt.
(Lustige Blatter.)
AhTwardt in den Rijksdag.
(Lustige Blatter.)
Op de n.inisterbank. »Je zoudt zoo in ('e verte
denken, dat het nog iets anders was dan wind."
af, en hij scheen zich niet bewust te voelen, dat
hij iots bijzonders gedaan had. De anderen keken
nu zeer op hun neus; en Mooner betaalde hem
nederig en gaf hem den spaarpot cadeau.
»'t Is een goed ding om dingen veilig te be
waren," merkte hij op, »maar deze overdrijft het
wel wat."
*Xu," ging hij voort, »daar zijn uw vier, mijn
heer Hoffle, en daar uw drie, mijnheer Gaggs, and
hier zijn wat drommel, daar zit er twaalf en
een halve souverein in. Die hoeft het gedaan!
De halve souverein deed den negentienden souve
rein niet hoog genoeg zitten om de veer te raken
en liet niet genoeg ruimte over om de twintigste
er in te doen. Wie ter wereld "
Maar de huisbaas zeide, dat het hem niet kon
schelen, wie hem er in had gedaan; geef hem de
huur maar, dan zou hij wel weggaan, en hij zou
er wel voor zorgen nooit iemand meer op die
manier plezier te doen. Mooner betaalde hen dus,
en zij gingen weg alsof zij blij waren weg te
kunnen gaan.
»0, James!" riep mevrouw Mooner, in tranen
uibarstende, toen zij weg waren. »Ik deed het!"
Jij?"
->.Ta, ik wist niet dat het verkeerd was. Ik
spaarde dien halven souverein óp van mijn
huisImishoudgeld en deed hem er in."
»Maar heb ik je niet gezegd "
»?denkende, dat, wanneer het geld er uit
kwam, het zou komen als een blijde verrassing!"
Wat kon hij zeggen? Niet veel, want zij ging
door met schreien.
?»Yan blij weet ik niet af," mompelde hij nu,
zoodra zij haar tranen gedroogd had, »maar een
verrassing was het, dat is zeker. Oef."
HHiiniiiiiiiiiiMiiiiiiiiiMHiiiiiiii
tUMIHUIIMIIMIIIIIIIII
EUGEN RICHTER: »Hinze, oude kameraad, moet jij nu óók al meéloopen ! !"
Een voorstel om van Londen een stad te maken
met glas overdekt was onlangs het onderwerp
van een langen brief, aan de Dai/y Nfwx ge
zonden door Mr. J. Newton Mappins. Het lijkt
een bladzijde uit Bellamy's Looknig Backivard,
maar de schrijver meent liet ernstig. Hij zegt:
>llet bedekken van Cheapside, Poultry, Queen
Victoria-street. Ilegent-Street, Bond-street of
Oxford-street met een glazen dak moge een Don
Quichotte-achtig plan schijnen, maar andere, op
het eerste gezicht nog minder practisehe plannen
zijn met goed succes geprobeerd en de wereld
heeft nog niet opgehouden voortdurend om haar
as to wentelen, liet voordeel voor het groote
Engelsche publiek of voor dat gedeelte dat ge
woon is de voornaamste deelen van Londen te
doorreizen, zou, als ware het alken maar uit het
oogpunt van gemak, voldoende zijn om een proef
te wagen. De meeste menschen houden meer van
netheid en schoonheid dan van vuilnis en ongemak.
Niets schijnt mij ellendiger en morsiger dan een
van de Londensclio hoofdstraten op een
regenachtigeu dag, als de annedruipendo menschhcid
voorsnkkelt in de diepste moedeloosheid en ieder
voorwerp, bezield en onbezield, uitgowasschen
lijkt. Een verandering in den staat van zaken
zou voor alle betrokken personen heerlijk zijn
voor hen die zoo te zeggen onder glas zouden
leven en voor hen die de straat willen gebruiken
voor hun zaken. De eersten zouden natuurlijk
de kosten van deze verbetering moeten dragen.
Als ik zeg dat zij de som, die zij zouden moeten
uitkeeren, in een paar jaar terug zouden winnen
door den grooten toevloeit van koopers aan bun
deuren en door de mindere uitgaven aan schil
deren en glazenwassellen, zou ik te laag rekenen.
Onze houten en asphalt straten zouden droog
blijven, volkomen veilig voor alle weer, en bun
tijd van bestaan werd verdubbeld of verdrievou
digd. Als bet regenwater niet voor huiselijk ge
bruik bewaard werd, zou het nuttig aangewend
kunnen worden voor bet doorgieten der riolen
met schoon water in plaats van vloeibare modder.
De gezondheid van de inwoners zou zeker zeer
verbeterd worden door bot inademen van een
droge atmospbeer in plaats van een vochtige en
mistige. Onze kleeren, schoenen, hoeden en bet
algemeen welzijn zouden niet zooveel te lijden
hebben als nu."