Historisch Archief 1877-1940
4
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 828
f >
t
breng .ik je ook .heden al die droeve
ten, buiten onzen tuin geplukt, daar waar
? Bijj verboden had te gaan. Onderworpener
voorheen, zal ik de zachte berisping, die ge mij
willen geven, niet in den wind slaan.
voor vergiftige bloemen ben ik niet meer
Annie".
Wie Zou deze opdracht kunnen lezen zonder
\«r een belofte in te zien?
Annie Vivanti is geen banale geest. Zy heeft
^l*ar eigen manier van zeggen, fijn, helder,
kleu"lig en vol eenvond, en Dido is een vertaalster
iarer waardig.
Met dit vermoeden hebben wy ons tot de bloemen
gewend, «geplukt daar waar men haar verboden
had te gaan.'' Fn wjj zyn niet teleurgesteld.
Marton is een verzameling van schetsjes, die,
losjes aaneengeregen, een roman vormen; »een
boek van de liefde" in 't klein, gelyk Johanws
'Yiator's droomen, «de liefde van een boek" in
ket groot kunnen heeten. De cafë-chai
tant-weield, waarin het drama speelt, wordt met haar
wie verborgen plekjes hel verlicht, heller
mis* sehien dan preutsche oogen betamelyk kunnen
achten; maar zy die let licht ontsteekt, Annie
*~~ ". geeft onafgebroken den indruk, dat zij
zelve, 'als de reine, te hoog boven het onreine
« wwdieven is, om er door bezoedeld te worden.
Eooals Erasmus zyn Laus stultitise schreef: »non
, tijken stulte", schildert de Italiaansche schrijf ter
* de» zeden van dit kunstenaarsleven, waaraan de
.kfflut zoo vreemd is, het indecente, zonder zelf
indecent te worden. Bij de zeer groote vrijheid,
fyff zjj zich veroorlooft, «om de bloemen te\
«hikken, waar men haar verboden had te gaan",
^k«B men haar gerust volgen, al is zij voor «ver
giftige bloemen" niet bang meer.
Marion, de hoofdpersoon van het verhaal, is
een aardige karakterstudie, zonder dat de studie
waarneembaar is, of het resultaat daarvan in eenige
formule of stelling wordt aangeboden. De kleine
leeft in haar piquai.te omgeving hét piquante leven
van artistenkind.
Onze lezers kunnen haar als elfjarig meisje,
aan het sterfbed harer moeder vinden, en reeds
deze eene ontmoeting zal voldoende zyn, om een
nadere kennismaking te doen verlangen.
Marion moest naar de repetitie, maar zij
kon niet; zy was bij hare moeder Blanche, de
verwelkte zangeres, en deze lag te sterven.
»Bébé! spyt het je? vroeg zij, het
strakke gelaat uitvorschei d aanstarend.
Ja.
En hoe doe je dan om niet te schreien ?
Over haar eigen wangen rolden langzaam dikke
tranen.
Ik weet het niet antwoordde Marion,
die geheel bleek geworden was.
God helpe mij ! ik heb je niet eens het
»0nze Vader" leeren bidden. Ik weet niet of het
tot iets dienstig is, maar ik had het je toch
moeten leeren. En niets, niet eens het Ave
Maria!...
Jawel, jawel, het Ave Maria wel! viel
Marion haar in de rede met violoncel, weet
je niet? Wil je dat ik het voor je zing?
Dadelyk stond zij op en, kaarsrecht, met langs
het lijf neerhangende armen, zong zij met frissche
heldere stem het Ave Maria van Gounod.
-?Nog eens zeide de moeder, toen het
gedaan was. En de kleine begon andermaal.
Nog meer,... alty'd door fluisterde de
zieke, met gesloten oogen. En het kind hervatte
het lied.
Ga voort, ga voort! ... tot ik zeg genoeg,
fluisterde Blanche, met gesloten oogen. En het
kind zong weer het Ave Maria, en onmiddelijk
daarna, ter afwisseling, haar gansch repertoire
van liederen: Italiaansche, Fransche, Duitsche,
Spaansche. Toen ze geëindigd had, begon zij ze
opnieuw, naar de rij af, hare moeder altijd aan
ziende, wachtend dat deze zoude zeggen: nu
is het genoeg.
Maar Blanche zeide niets, en het moede stem
metje van het kind zong steeds door, alle lied
jes, alle romances, die het kende.-het bleef steeds
zingen, bleek, afgemat, den blik op moeder ge
vestigd. Verstijfd, ontsteld, zong en zong zij
voort; het stemmetje werd schor en krijschend,
een vreeselijke angst overmeesterde haar.
Zy durfde niet ophouden, zij durfde zich niet
bewegen. Het was haar zoo bang om het hart,
maar zingen moest zij. Zij zong en zong steeds
door, terwyl hare moeder dood vóór haar
uitge8trekt lag, en zij daarvan overtuigd was."
Wat moet er van deze kleine worden, die al
zingende, in het Gaffe-Concert o, reeds als kind
op eigen wieken drijvende, het leven infladdert ?
»Groot en slank voor haar veertienjarigen leeftijd,
lag er een waas van reinheid op haar gelaat; zij
had den kalmen, rustigen blik van een jong
meisje dat naar niets vorscht, omdat haar op
zeker gebied niets te leeren overblijft; maar
tevens speelde een kinderlijke lach om het kleine
mondje dat nog nimmer gekust was."
Het probleem is niet gemakkelijk gesteld en
dat de schryfster het in alle deelen bevredigend
heeft opgelost, zouden wij niet durven beweren.
Zeker echter is, dat zij in Marion een
persoonlykheid heeft geteekend, oorspronkelijker dan de
meeste, die men in de wereld van waarheid en
ook in die van verdichting ontmoet; een zieltje,
waarin de meest verschillende eigenschappen
zonderling dooreengemengd een geheel samen
stelden, aantrekkelijk door naïeve natuurlijkheid
en kinderlijke onschuld, tot zelfs in de dagen als
de tot vrouw volwassen kleine zangeres de gevierde
gchoone is, die haar aanbidders hare gunsten
niet onthoudt. Het ruwe en het teere, het instinct
matige en het zelfbewuste raken bij Marion
elkander zoo menigvuldig en doordringen elkaar
. zoo innig, dat zij vaak moeilijk te onderscheiden
zyn, maar, het spreekt van zelf, de sympathie,
die dit eigenaardig wezentje opwekt, is in de
eerste plaats te voorschijn geroepen door het
goede hart, waarmede Annie Vivanti het heeft
bedeeld.
Wy willen den lezers niet het genoegen be
derven door den inhoud van het kleine verhaal
hier over te vertellen. De bekoring er van ligt iu de
fijne, ongekunstelde teekening, die Dido met
zoo> veel talent en zorg, hier en daar met aan
angstvalligheid grenzende nauwkeurigheid, heeft over
gebracht. Doch voor hen die Marion lezen, mogen
wy niet verhelen, dat de hier te lande onbekende
schrijfster, gelijk meerdere harer zusters, blijk
geeft van bijzondere bedrevenheid in het weerge
ven van zielstoestanden, in het karakteriseeren
van personen, met zeer geringe middelen in de
detailsstukjes groote effecten weet te verkrijgen,
maar haar zwakke zijde blootlegt, waar zij de
fijne, frigsche tafereeltjes tot een afgerond geheel
zal vormen. Wanneer Anuie Vivanti haar werk
voltooien moet, laten hare oorspronkelijkheid, haar
helderheid van voorstelling, hare eenvoud en
waarheidsliefde haar in den steek.
Even eigendommelijk als het leven van de
Artista di Gaffe-Concerto beschreven wordt, zoo
banaal is het dramatisch, ja melodramatisch slot.
Alles gaat uitstekend, totdat de auteur begrijpt,
dat er een eind moet komen aan het ver
haal en de verwikkeling- een ontknooping eischt.
In dezen nood breekt elke wet.
Marion moet komen tot een moord uit jalousie,
ofschoon er in het schepseltje niets steekt, dat
zulk een daad van haar kan doen verwachten.
En Annie Vivanti schijnt zelve er niet al te ge
rust op geweest te zijn, dat hare lezers haar zou
den gelooven. Zij gevoelt behoefte de
metamorphose toe te lichten. Het is alsof zij zeggen wil,
wanneer ik het volgende te lezen geef, zal niemand
dien moord zóó heel onmogelijk kunnen achten:
«Marion staarde haar aan met dezelfde koude,
hardvochtige uitdrukking op het bleek gelaat,
die er op te lezen geweest was toen zij als kind
het kanarievogeltje worgte om het de kat toe te
werpen, en toen zij de schuinsche liederen vóór
het lijk harer moeder bleef zingen; hetzelfde
gelaat dat de meid van Rossi aanschouwde toen
ze haar voor de moordenares van haren meester
uitmaakte, en dat Marion aangestaard had, als
ze half gestikt uit den slaap opsprong; het ge
laat dat Marion gezoend had zonder er acht op
te geven, den avond toen Marion vroeg: Anna,
wie is Anna?"
De toelichting echter is zelve niet pluis. Dat
»vogeltje'' is een verMx fje uit het laatste deel van
het werk, en past volstrekt niet bij Marion, het
kind, zooals de schrijfster haar ons heeft laten
zien. Voorts geen enkel lezer heeft op Murions
gelaat toen zij als elf-jarige zong bij het dood
bed van haar moeder, »een hardvochtige uit
drukking" gezien. Geen enkel lezer ook
Annie Vivanti zelve niet. Zij heeft haar
als een sympathiek persoontje in de wereld ge
zonden, in wier gemoed, ondanks de verpes
tende atmosfeer, waarin Marion ademde, plaats
was voor een echte liefde, en zeker zou het
niemand verwonderd hebben, als zij overweldigd
door verdriet ware weggekwijnd of zelfs een
eind aan haar leven had gemaakt. Het
gevoelskind, moe t, gelijk het behoort, door de liefde,
die zoo grof beleedigd was, ten onder gaan. Tot
het plegen van een moord uit wraak en ijver
zucht had Annie Vivanti haar heldin niet op
gevoed. Eerst later, veel te laat, heeft zij die
rol voor haar uitgekozen. En nu voelt men, als
men haar het slotbedrijf ziet spelen, dat zij iu
deze actie niet leeft.
Ach, dat slot! ? Men moest tooneelstukken
en romans kunnen fchrijven zonder een laatste
bedrijf! Nog in anderen dan in letterlijken zin
is het zoo vaak een menschen-moordenaar. Wat
een karakters brengt het om hals! /oo liep ook
Anna, de door Marion vermoorde, niet vrij. Anna,
de verschoppeling te huis, als kind, plaagde haar
broertje meedoogenloos. Zij deed hem dwaze ver
halen om hem bang te maken. Zij wordt naar
de kostsc hooi gezonden en bij haar vertrek, om
zich op Karel, den smidsjongen, die haar wel eens
geplaagd en gestompt had, te wreken, smeet zij
hem een appel naar het hoofd. »0p wraak zinnend,
had ze dat harde voorwerp in den zak gestoken,
om, zoo de gelegenheid zich voordeed, het aldus
te gebruiken, en zij lachte inwendig van voldoe
ning, toen zij zag hoe hij op den grond ging
zitten en nog harder schreide dan te voren."
En deze Anna wordt aan het slot van het boekske,
het onnoozelste gansje, het goedigste doetje dat
ooit met een dolk is vermoord !
Dat slot! Daar moet zoowaar ook nog Max,
»die ten tweede male Marion het leven schonk,"
wiens oogen zoo op de haren geleken, haar ten
huwelijk vragen. . .
Aan de samenstelling van Marion Artixta di
Cn/fé-Concerto kleven als geheel groote fouten. . .
Toch is het een veelbelovend boek. liet be
vat schetsjes van hooge waarde. Aan Dido de
eer het Nederlandsch publiek op zulk een voor
treffelijke wijs er mede in kennis te hebben ge
bracht. i>. K.
De Fransche académicien Charles de Mazade,
dezer dagen overleden, werd in 1821 te Gastel
Sarrasin geboren, en kwam, na te Toulouse in de
rechten gestudeerd te hebben, op zijn twintigste
jaar naar Parijs, waar hij al spoedig een doel
gedichten in het licht gat'. Hij was modewerker
aan de Fresse, aan de Kevue de Paris en sedert
185"2 ook aan de Revue des Deux Mond-es, waar
hij later hoofdredacteur werd, hetgeen bij tot hot
laatst gebleven is. Hij schreef er geregeld de
»revue politique" in, en talrijke groote artikelen,
die later als boeken zijn uitgegeven. L'Jïspngite
moderne, 1855; L''Italiëmoderne, 18IJO; La Polof/ne
contemporaine, 1863; L'Italiëet les Italienp, 1804,
Le Comte Cavour, 1877.
In de Academie groepeerde de Mazade om
zich heen de invloedrijke parti de la Revue", die
langen tijd beschuldigd werd tegen de Republiek
te intrigeeren, en aan eene restauratie der
Orleans te denken. Gedurende de kritieke periode
van »10 Mei" verleende deze partij intusschen
aan de Republiek hare hulp tegen de
reactionnaire eerzuchtigen.
Prof. Bensly, de mede-ontdekker en ontrijt'eraar
van het Syrische evangeliehandschrift van Sinaï,
is op '24 April plotseling overleden aan de ge
volgen eoner verkoudheid, die hij zicli op don
terugkeer van den Sinaïnaar Home op den hals bad
gehaald. Niet alleen door deze laatste ontdekking
heeft hij zich verdienstelijk gemaakt, reeds vroe.
ger had hij zich in theologische kringen een
grooten naam verschaft, door te bewijzen dat al
de in Europa bekende handschriften van de zoo
genaamde boeken van Esra, gewichtig voor de
vergelijking met de openbaring van Johannes,
van een enkel handschrift, dat van Parijs, af
stammen, waar in zeer oude tijden een blad
uitgescheurd was. Het gelukte hem toen, te Amiens
nog een tweede handschrift, van het Parijsche
afhankelijk, te vinden, en zoo den Latijnschen
tekst van het boek voor de theologen voor de
eerste maal volkomen toegankelijk te maken.
Het is bijna onnoodig, de aandacht te vestigen
op de serie Oerhard'n Steilschriff, compleet in 8
cahiers ;\ / 0.10, uitgave van S. L. van Looy en
II. Gerlings te Amsterdam.
De uitspraak: ,. het steilschrift is het schrift
der toekomst" schijnt veel spoediger bewaarheid
te zullen worden, dan gewoonlijk met profetieën
het geval is, af te meten ten minste naar de
steeds klimmende belangstelling, die er voor
betoond wordt.
Sedert in de algemeene vergadering van het
Nederlandsch Onderwijzersgenootschap van 25
Juli 1889 te Utrecht, prof. H. Snellen er de
voordeelen van uiteenzette, is de zoo rationeele
nieuwigheid op tal van scholen ingevoerd, en
vele onderwijzers maken er propaganda voor.
De inhoud der cahiers is als volgt:
Cahier l en 2 bevatten achtereenvolgens alle
letters en de cijfers, i5 Korte woordverbindingen
en de wijzerplaat. 4 Eigennamen (voor de Hoofd
letters), 5 Aardrijkskundige opgaven en
rekenkunstige bewerkingen, O Opgaven uit de geschie
denis en andere vakken ; rekenkunstlge formules,
7 en 8 Spreuken, spreekwoorden enz. en voor
beelden uit het dagelijksch leven: adressen,
kwitantiën, nota's enz.
Een voorbericht bevat eenige practische op
merkingen voor onderwijzers en leerlingen. De
heer Gerhard had hier de hulp van zijn broeder
den onderwijzer wel mogen inroepen, tot ver
betering van een zin als deze : »voor den vorm
is Aon ronden echt llollandschen gekozen"; maar
een paar kleine slordigheden als deze, doen tot
het nuttige der schrijfmethode niet af.
Nu Dusseldorf geen Ileine-Denkmal hebben
wil, zal Mainz het nemen. In de commissie er
voor zijn mannen van naam uit geheel
Duitschland : Friedrich Spielhngen, Ernst von
Wildenbruch, Karl Frenzel, Julius Rodenberg, Emil
Ritterhaus, Wolfg. Kapp, M. Satorius, L. Ahrweiler,
.lustizrath Bloem, A. van Randow, L. F.
Geufkrth, prof. Eschke en director Wiebe. Een plaats
voor het monument zou deze week door den ge
meenteraad van Mainz worden aangewezen.
De tweede aflevering van het Tijdschrift van
hi.'t Nederlandsch Ge-nootschap voor Munt- en
Penningkunde is verschenen, bij de hoeren G.
Theod. Bom en Zoon, te Amsterdam. Zij bevat
o. a. In Memoriam Mr. N. de Roerer, door Joh.
W. Steplmnik; fieschri/jving van vroedsehapp
nnin'jen van 's-Hertogenbo«ch van 1704 tot 1703,
door Jhr. M. A. Snoeck, De arbeid der
stempelsnijdcm ran 's-Rijks Mant in l^ill en 1802
door Mr. L. W. A. liesier, K-n algrmeene
Muntmcter door Joh. W. Stephanik, Medaillon au
liH*te f/s Joann Lotin, door Th. M. Roest, enz.
benevens twee platen en een genealogische
tabel.
In \Vnrendorfs Novellen- BibliotheeJc is als no.
.'!!) verschenen een fraaie novelle van Mevr. S.
La Chapelle-Itoobol, Eene misrekening.
.'MMiiiimuiiiimimMMiiiiliiiHiiiimiMiiMuiiiiiiimmiimmmuiimmiiiiiil
vo
MES
Vernis oge-dng.?Mouwen. Kinder
mode. Em koppenfeest. Kanten.
Datura en léhélé'
lïij don Kernissage-d'ig zoowel als bij het Con
cours Hippique te Parijs is het gebleken, dat,
geheel zooals voorspeld was, 18!)3 een duur
modojaar zal zijn. De rokken waren overladen
met garneersels; sommige met strooken van de
taille tot aan den benedenrand, andere met
cntredeux, met smalle plooitjes, met biais, met linten;
nog andere met afwisselende rijen van al die
oplegsels. De tijd is voorbij, dat de kosten van
de stof bijzaak waren in de kosten van een
nieuwe japon, dat men zicli met vier meter
kleeden kon; integendeel: de hoeveelheid ver
knipte stof aan strooken en garnceringen moet
soms verbazend kostbaar zijn.
De jupe cloclie was op de vernissage-Hing
overhoerscïiend. Natuurlijk niet »de crinoline", want
het buis l-'elix, in vereeniging met eenige
andere groote tirma'x hebben verklaard geen
crinoline te willen, maar dan toch dejupe-cloche
met paardeharen rand ;ils steun voor de diepe
plooien, om het middel plat gelegüof gefronceerd.
Met het mooie weer werden er zoowel op den
vernissage-dag als op het concours hippique een
menigte volkomen /omertoiletten gezien, o.a. wit
foulard. wit b.itist. wit crópon met drie strooken
van blauwe of rose zijde, of afwisselend strooken
van stof en kant; stroohoeden met korenbloemen
en zwarte veeren, met klaprozen en
marguerites, alsof men Augustus schreef, Overigens veel
iichus, veel charpes, geheel het model 1830, een
zijden stof, gekleurde taf of satijn, als grond, en
daarop de strooken, kanten of ef'/Hés (strepen
uitgerafelde stof) als garneersels bevestigd; hierbij
behüoren ook Je choux kunstelooze rozen van
gevouwen zijde, zooals men ze aan de parasols
ziet, die ook uit 18,'SO dateeren.
?jf
* *
Eene moeilijkheid dit jaar is het, dat de over
gang van de vorige mode tot de aanstaande in
verschillende opzichten zoo lastig is. Neemt men
de mouwen, liet is nog niet lang geleden dat
men zoo hoog geschouderd mogelijk moest zijn;
gaat men de dotten nu geleidelijk inkrimpen,
dan is het alsof men japonnen van 1889 en '90
afdroeg; en toch, plotseling over te gaan tot de
afloopende schouders, met een schoudernaad
van drie kwart el, die de toekomst zijn, is ook
bezwaarlijk. Eene oplossing wordt daarin gevon
den, dat men de mouwen dezen zomer vooral
van op elkaar liggende strooken zal maken, de
bovenste komt dan zoo hoog als de vroegere
kopmouw, de derde of vierde komt zoo breed en
wijd als de mouw van de toekomst. Aan
zomerjaponnen en voor de Engelsche season
maakt men ze vaak maar tot den elleboog, om
daar de lange peau de Suède handschoenen te
ontmoeten, die niet lang van het tooneel ver
dwenen zijn geweest.
Een aardig middel om de kousen met ieder
costuum te doen harmonieeren, is ze zwart te
nemen, van voren a jour, en er drie of meer
lintjes van de kleur van de japon door heen te
rijgen.
De orgie van kleuren in de costumes die
geheel gemaakt afgeleverd worden, neemt toe.
Het is daarbij niets bijzonders, een corsage te
zien van bleek blauwe zijde, aan hals en middel
gevat in zwart fluweel, met iriseerende kralen,
goud en koraal geborduurd, mouwen van rose en
crème strooken, en een rok van goudbruine
changeantstof, waarin blauw of rose den weerschijn
geeft, en de andere van deze beide kleuren, met
zwart fluweel, kralen en goud, als garneering dient.
* *
In het Meinummer van Voor Ome Dames
(het tijdschrift van Jo van Sloten, uitgevers Van
Holkema en Warendorf te Amsterdam) is eene
methode gevolgd, waar reeds de «Oude Heer
Smits" een proefje van gaf. Hij stelde voor, de
advertentiën in een boeiend verhaal te encadreeren;
Jo van Sloten heeft eene reeks van toilet- en
modebeschryvingen verwerkt tot een verhaal in
brieven, »Een reis naar het Zuiden", waarbij de
briefschrijfster «iet nalaat Venetiè',Milaan,Florence,
Rome, Napels en ook Parijs aan te doen en te
vertellen wat zij en anderen er by' verschillende
gelegenheden gezien, gedragen en besteld hebben.
De zorg aan al deze toiletjes besteed, wordt met
een paar engagementen beloond.
De platen, bij dit verhaal behoorend, zijn in
kleuren getint, hetgeen heel goed staat. Een
sieraad van de aflevering is overigens eene mooie
collectie monogrammen (ieder van twee letters)
in kruissteek, waarschijnlijk een deel van eene
serie die steeds vjor vervolg vatl aar is.
* *
*
Vaak wordt er over geklaagd, dat de mode
tijdschriften zoo weinig werk maken van
kindercostumen, terwijl toch menigeen, die bezwaar
zou maken, bij het veranderend snit der mode
voor zich zelf een costuum te knippen, allicht
een el of wat stof er aan durft te wagen en er
de schaar inzetten voor een kindercostuum. In deze
behoefte wil de Kindermode voorzien, een »ge
llustreerde gids voor moeders, modistes en
huisnaaisters", uitgegeven door de heeren Nijgh &
Ditmar te Rotterdam. No. l bevat behalve een
aantal jurkjes, manteltjes en hoedjes voor meisjes
en jongentjes, met afbeelding, ook knippatronen
voor een baby-mantel, een meisjespaletot en een
jongenscostuum; de redactie is van plan iedere
week een plaat met patronen te geven.
* *
*
Verleden week gaven prins liichard
Metternich en zijne vrouw, de bekende prinses Pauline,
in hun paleis te Weenen een soiree naar het
voorbeeld der Parijsche «diners de têtes," maar
op groote schaal. De dames waren in soir
ecostuum en zonder maskeering, de heeren niet.
Deze hadden zich allen »een kop" moeten ma
ken, liefst zoo onhejkenbaar mogelijk. Jonge
mannen traden als grijsaards of kaalhoofdigen
binnen, oude heeren in weelderigen bruinen of
blonden haardos. Hierbij eene grime, liefst zoo
afwijkend mogelijk; verrassingen, verwonderin
gen, nu en dan zeer pikante vergissingen vulden
den avond. Er waren oud-Wagnerianen en
roraantieken met lange leeuwenmanen, Liszt-koppen,
clowns, Engelschen met de bekende roode favoris,
Ferry's met cóteletten, een treffend gelijkende
lUsmarckkop, negers, mulatten en Maleiers,
bojaren en Hongaren met reusachtige snorren,
tooneelkoppen, b.v. de salonphilosoof Bellac uit
Le Monde oüVon s'ennuie, i p3rettenhelden, enz.
De avond was van groot succes voor de geestige
gastvrouw.
*
Eene nieuwe inrichting, in de Leidschestraat
27 geopend, is de «London Toilet Club", een
geperfectionneerde kap- en toiletsalon voor da
mes en heeren. Iets eigenaardigs (en zeker wel
iets gewenschts) is de indeeling in'kleine afzon
derlijke salons, zoodat niet ieders conferentie met
den garron, cle vertrouwelijke
gedachtenwisseling over de persoonlijkheid van den klant, aan
de publieke onbescheidenheid zijn overgeleverd.
Hierdoor ook geeft de Toilet Club" meer ge
legenheid tot het toepassen der diverse poeders,
zalven en schoonheidsmiddelen, waarvan het ge
bruik niet gaarne door de patiënten erkend
wordt. In parfumerieën, zeepen en emulsies, bor
stels enz. is de heer Brandes goed voorzien.
*
* *
Te Nottingham is eene permanente internatio
nale tentoonstelling van kanten en guipures,
kostbare en minder kostbare, geopend geworden.
Men merkt er onder anderen een fraaie collectie
gekleurde kanten, op het eiland Kreta vervaardigd,
op: voorts Ttaliaansche geborduurde kant uit de
XVIdc on X Vilde eeuw, Fransche enVlaamsche,
point de Venise, d'Aleii(.Éon, de Bruxelles,
Mechelsche, Chantilly en Valenciennes, Iloniton
en andere Engelsche soorten, Perzische,
Chineesche, Indische en .lapansche kant, benevens
de machines, kussens en andere ingrediënten,
die tot het kantmaken gebruikt worden.
* *
*
De nieuwste odeurs te Parijs hebben tot grond
slag de daturabloem, de bloesem van een soort
van vergiftige Indische doornappel, waarvan ook
(leelijk riekende) variëteiten in Europa voorkomen.
De geur van de daturabloem is doordringend,
zeer subtiel en terstond herkenbaar, maar van
ouds bekend als vergiftig, duizelig makend,
narcotisch; in de Middeleeuwen bezorgde men
zich met daturabloesems een zeker delirium, dat