Historisch Archief 1877-1940
*
tNo. 834
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een-vergissing bij den gasthuisbouw van f 500,000.
AMSTERDAMSCHE STEDEMAAÜD : Maar dokter, ~wat is nu eigenlijk mijn kwaal?
Dr. V. M.: Noso comitis acuta (hospitaalzie.'cte).
EEX RAADSLID : Als de ziel maar niet doodbloedt!
IMIIIIllimilHlinimilpnmillimimmMIUIHII
SnuiQes.
Een trouw lezer van het Vaderland schrijft:
»Als de feestredenaar, die bij de onthulling
van zijn (?) standbeeld de rede zou moeten
uitspreken, alles wilde opnoemen, wat door
Willem III gedurende zijn leven, ten nutte
van zijn volk, verricht is, wat door Hem o.a.
gesteund is en in het leven geroepen, die
redenaar zou zeker een veel te lange rede
moeten houden, in plaats van om stof ver
legen te zijn."
Ik ben het geheel met den lezer van het
Vaderland eens, en dit zal, houd ik er voor,
ook oorzaak zijn, dat er heel moeilijk een
feestredenaar voor de onthulling van zulk een
standbeeld te vinden zal zijn. Hij zal den
voorraad stof niet aandurven. Die zal hem
te machtig wezen. Als hij Willem III en
den Watersnood nog lang niet volledig had
afgehandeld, zou hij reeds moeten zeggen
enzoovoorts, enzoovoorts, enzoovoorts tot in
het oneindige. En dit gaat toch niet!
*
* *
De Zaagmolensloot moet, naar vonnis van
de rechtbank, weder open gegraven worden.
Moeten dan de zaagmolens ook weer worden
gebouwd? 't Zou wel aardig zijn, als er op
die manier in dat stadsgedeelte een verleven
diging dier industrie kwam te ontstaan. De
vraag echter is, aan wien zullen wij voor dezen
vooruitgang onze dankbaarheid moeten beta
len? welke wethouder heeft er de eer van?
In 1889 was toen niet Coninck Westenberg
de man die Publieke Werken leidde? en Brug
man stads-advocaat ? Als ik me goed herinner,
hebben zij geen van beiden nog hun stand
beeld of hun straat.
Ik lees in de bladen dat Tydens binnenkort
naar Chicago gaat, niet om zich
tentoontestellen, maar om de tentoonstelling te zien. Ik
vind dat uitstekend, alleen meen ik dat Tydens'
Kamerwerkzaamheden hieronder zullen lijden.
En dat zou voor ons land zeer te bejammeren
zijn. Als Tydens iets onder handen neemt,
doet hij dat zoo degelijk mogelijk. Hij moet
altijd het naadje van de kous weten; hij rust
niet voor hij kan zoggen: ziezoo, die zaak heb
ik onder de knie. En wat zal dat worden als
zoo iemand op die wereldkennis komt en al
dat belangwekkende en leerrijke aanschouwt,
wat de oude en nieuwe naties hebben bijeen
gebracht? Het is zoo, die tentoonstelling wordt
met den herfst gesloten, en dus zal Tydens
zijn studie wel moeten eindigen als de deuren
dicht gaan... Maar zal zijn geest dan niet
voor goed geabsorbeerd zijn? Ik vrees! Ik
vrees!!
De Kamer zal 2~> Juli met de kieswet be
ginnen. Dat is knap, zou ik zegaren. Midden
in den zomer het heetst gevecht. Want vechten
zal het wezen. Maar het zeestrand ligt niet
ver en bij een verblijf in een badplaats over
dag iets te d_oen te hebben, is eigenlijk nog
zoo kwaad niet. En wordt liet nu over dag
werkelijk te warm om het zonder bad ie
kunnen stellen, dan zijn er de debatten nog,
die woqrdenvloed, die stroomen van welspre
kendheid, waarin men wat kan plassen.
Zoo beschouwd, wordt de /.omerzitting nog
een waar buitenkansje en mij zou het niet
verwonderen, of het was
eenvoudigjaloerschheid, die Dr. Kuyper heeft doen schrijven,
dat de maand Juli met haar zomerhitte te
afmattend zou wezen, om de antirevolutionaire
leden lang genoeg in den Haag te kunnen
houden.
De heer Du Pare heeft in de vergadering
van de Liberale Unie;<je wetgeving betreffende
de gezondheid en veiligheid in fabrieken het
meest dringend genoemd, omdat hij scheen
te vreezen, dat wc hier te lande geen werk
lieden zouden overhouden zonder die over
heidszorg. Daar ken ik den dokter aan.
Jammer dat onze dokters zich zoo weinig
met de politiek inlaten. Werd dit anders,
wat zou het er in de achterbuurten veel
beter uitzien. Die lui weten zeer wel, dat
goed eten en drinken, frissche lucht en be
hoorlijke dekking noodig zijn om de
menschen voor ziekte te bewaren. Daarom deed
het mij ook zulk een genoegen, toen dr.
Blooker tot lid van den Raad benoemd werd.
Toen heb ik dadelijk gezegd, daar zal je nu
eens van hooren hoe onontbeerlijk het is, dat
de kindertjes uit de achterbuurten goed ge
voed worden vóór zij naar school gaan. Zijn
medisch betoog zal misschien niet onder
ieders bevatting vallen, maar afdoende zal
het wezen. De dagblad-verslaggevers echter
hebben het erg gortig met de speech, die hij
verleden week gehouden heeft, gemaakt. Ze
hebben haar overgeslagen. Ik raad nu ieder
aan, den officieelen tekst in het gemeenteblad
eens op zijn gemak na te lezen.
Honderd-zes-en-twintig jaren,
Oude Leidsche Maatschappij,
Bleeft ge 't coelibaat bewaren;
Wat ook rondwoöld' in uw aren,
Naar geen meisjes haaktet gij.
Maar aan alles hier beneden
Komt een eind; ook aan die rust.
Grijze paai met sultanszeden.
Met geen vol dozijn tevreden
Is uw late vrouwenlust.
Zie ze naadrcn, zie ze komen,
Die men blozend voor u brengt,
D'eone blond om van te droomen
D'ander zwart als galnootstroomen,
Enk'len al met grijs gemengd.
*) Xadat do Leidsche Maatschappij in het vorige
jaar hot besluit had genomen, voortaan ook
dames in den kring liarer leden op te nemen,
heeft de algemcene' vergadering op Donderdag
Jr> .hini tot leden benoemd de dames Mej. Helene
Swarth, Mej. Virginie Loveling, Mevr. van
Wermeskerken-Junius, Mevr. Elise van
CalcarSchiiitling, Moj. Sloot (Melati van Java), Mej.
A. de Leeuw ((ieertruida Carelsen), Mevr. van
\Vettrheene-van Heyningen, Mej. Johanna
Wolters, .Mevr. Snijder van Wissekerkc, Mej. Cornclie
Iluygens, Mevr.
Knuttel-Fabius,Mevr.GeldermanBoddaert, en Mej. Louise de Xeve (Louise B. B.)
Op onze plaat staan de dames Swarth, van
"Wermeskerken, Sloot en Loveling aan het hoofd
der joft'erenrey".
D'eene vond haar idealen
In het vriendlijk binnenhuis ;
D ander ging haar laauwren halen
(Joquetteerend met socialen,
Tuk op markt- en straatgedruisch.
Deze zwierf' m west en oosten
Naar den romantieken trant;
Die ging over d'aard zich troosten
Door, iaet mediums te toosten
I u het spiritisteiiland.
Een bébé.uit Insulinde
Schreef' van tropisch lief en leed;
Los en vast te zaam te binden,
Wist een ander, die haar vrinden
In den vreemde niet vergeet.
Lotosbloemen, zoet van geuren,
Schetsen naar den ouden trant,
Aquarellen, fijn van kleuren,
Liedjes om ons op te fleuren'.,
Schonk ons mild de vrouwenhand.
Eéne brengt den groet der Viamen;
Laatste van een zustrenpaar,
Dat veel broeders kan beschamen,
Boeit zij Noord en Zuid te zamen
Door haar kunst, zoo rein en klaar.
Eén zong heerlijke sonetten
Om het hooploos doode lief...,
Allen weten liefde's wetten
Tot het einde door te zetten,
Dank zij lonk en minnebrief.
In genaaid of ingebonden
Staan de werken op uw plank,
Die haar letterroem verkonden,
Schoon ge die hebt mooi gevonden,
Karig waart ge met uw dank.
Doch de ure der voldoening
Is gekomen. Niet gemard!
!tZij voor u geen boetedoening,
Maar een lieflijke verzoening:
Druk -X.& allen aan uw hart!