Historisch Archief 1877-1940
No.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Geen meêvallertje!
Z. M. de Keizer van Duitschland heeft opgave bevolen van de schulden zijner Officieren.
??llllflIllllllllllllllllllllllllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIiniUIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIII
Het laatste Oordeel.
(Dramatisch Fragment.)
PiasoNEN:
KLOOS.
TIDEMAN (Pet).
Redactievergadering van de Nieuwe Gids."
[Het tooneel verbeeldt een achterkamer in de
PieterJaco&sdiearsitraat; op een tafel, met een bonten
rooden zakdoek gedekt, een groote inktpol, een half
volle bitterjlësch met twee glaasjes, verder boeken,
vellen papier, brieven em.~]
KLOOS (in gepeins voor zich
-»Ik ben een zeer eenvoudig mensch... die doet
Dat wat hij mag en moet voor zijn geweten".
[Hij schenkt zichzelf m en Tideman komt zin
gende op.']
TIDEMAN
//Wilhelma van Nassaue
ben ik van Dutsohen bloed,
Ik, kind, zal Hollandsch Ouwe
Wel vrij'n..."
KLOOS (vriendelijk).
Pet, hou je snoet!
TIDEMAN (hem verrukt aanziende)
Nu zijt ge weder lief"
,.Uwe oogen zijn weer als klare vijvers,
blauw-witte lelieên omdrijven wiegelend,
die diamant-grotte' om uw ziel, waar spiegelend
mijn ziel uw ziel ziet, als elkaêr twee wevers
zien tusschen bevende machinerieën
en zwevend vlieg-werk, zwijgend staande, wevend."
KLOOS (hem de hand drukkend).
Mijn Pet! Sterk kind, dat een sterk man zal zijn!"
TIDEMAN.
Ja, Kloos!
«Mijn wil is heerschen, daar ik weet, en gij die 't
Weet, o! Willem Klops," //gij levende Symboliek
Van 't boven-mensohlijke neem aan mijn heer
schen."
, KLOOS (ernstig).
*Ik zeg u, Pet, als gij wilt 'n goed mensch zijn,
'k Zal zijn uw vriend, in verzen en in daden
Trots al die menschen, die niets als een pens zijn."
TIDEMAN (maakt een voetval en steekt de rechterhand
naar Kloos uit, terwijl de~e voortgaat).
r/Dees gansche weerld moest liggen op haar knieën,
Voor mij niet; maar voor 't Hoogere, dat in mij
Niet gansch zit, gansch wit, maar dat zich door mij
Wil uiten...."
TIDEMAN (zich oprichtend en nart.r
da bitterjlesch grijpend.)
Een halve wereld lag reeds aan Uw voet.
KLOOS.
Verklaar U nader jongske?
TIDEMAN.
Ik ben Uw Pet niet, Kloos o neen,
Ik ben een jonge generatie,
en buig met zacht deemoedige gratie
voor al 't echte, dat de ouw' genera
tie, grooter: volwassen in U had :
(hij stoot met Kloos aan.)
- ik. ben, voor wien gij in Uw beêbad
om Gratie over 't Hollandsch volk en
meer licht
boven dit triest bleek land, maar dat nu
te moet gaat, nog niet te vertolken
een toekomst goud. O! bid, bid meer!"
KLOOS (zijn glas nederzettend).
Amen! Amen!
TIDEMAN (gaat naast Kloos zit
ten; legt de hand op
zijn schouder.)
Wel amen! Godenzoon, die gouden toekomst
straalt in 't heden;
De ouw' en nieuwe generatie zijn in ons gehuwd!
«Twee menschen half elkaar toegebogen, zitte' en
zien,
hun beide zielen geweve' in lucht, als mousselien"
(Zy drukken elkander hartstochtelijk de hand.)
KLOOS (snikktnde).
//als mousselien!! als mousselien!!!"
TIDEMAN (mei Kloos langzaam op
rijzende^)
Ik voel mij lichtlijk met U stijgen langs den
hemelladder der alles wetende bewusteloosheid" ...
KLOOS (met de oogen knippend)
O, zie! een lichtblauw licht omstraalt ons!"
TIDEMAN (achter Kloos kijkende)
a Wij zien In Menscheloosheid
Van 't Zijnd? 't Gewezen? Het Komende?"
KLOOS.
Wij weten niet. ..
willen niet weten, weten vergeten van lichtheid"..
TIDEMAN (zich de oogen uitwrij
vend).
Vreemd geluk!!"
TWEEDE TAFEREEL.
(Dezelfde decoratie als van 't eerste t af e r e <'L)
[_Het dienstmeisje komt bint/en mei ee,/i//e brit'i:en; de
oeide dichters zetten zich aan de in, fel: dn //eer Tide
man haalt een baliemand naar vuren, schudt hrinr
uit, plaatst haar root' zich, te.nvijl de heer K/ous
het handschrift vtf-i de ad fessen der in inkomen
stukken bestudeert].
KLOOS (de bi-iecen op tafel
smijtend).
v. Eeden, Gorter, Goes,
O, laat 'k die krengen vloeken!"
TIDEMAN (het slak i-an r. Eeden
in de liaiid, boren de
baliema>id).
Goddelijke banneling."
Verbannen door der Goden hoogen haat aan
inpoteiiten,
Verbannen naar der menschen laag gewurmeL
dekadent.
Onweez'lijk wezen!"
0,blasfemeerende op het Aangezicht der aarde.
Wat doet gij langer nog Uw lijf omdragen en
hanteeren
de woorden, die als vloeken lallende uit uw mond,
onteeren
dit Volk ga heen, denk hoe te sterve' ai! gij
dit Leve' onwaarde l"
(Hij werpt het stuk in de mand en neemt
een slok om zich den mond te spoelen.)
KLOOS (met n voet in de mand
trappend).
Wanmeenend menschje, dat wou zijn een dichter,
Maar niets is als een eerzuchtig ventje.
Valsch kindermondje, klein vuil stichter-1
tje eens onecht Rijks in ons lief Hollands borst."
(Rij werpt een stuk ran Oorier in de mand)
Lig daar ook jij! Quasi-geniaal en manlijk-willend,
Maar au-fond zwak en idioot-brutaal
Weezentje, kind-zwak" schijnbaar staal,
Maar ijzer bruut, dat dienen moog als villend
Werktuig van Uw begeerten, vuillijk rillend,
Aarts-verknoeier onzer schoone Taal."
TIDEMAN.
Tsa Kloos! dat is geen volk, een zoodje. . .
O! o! als 't niet verbood je
Zedigheid, je sloeg ze met de bulpees lam."
KLOOS (met de toppen zijner
vingers een opstal van
v. d. Goes opheffend.)
//?bruut en absoluut genieter
Van 't heerlijk leven, waar het zich maar aanbood!"
... .?Van elk echt mensch een aanstoot."
Aanstootje afschuwelijk, die Uw klein ikje aan
hangt,
IJdeltuit afgrijslijk"
Vuig en zichzelf laf verknoeiend ....
Heerschertje in schijn". Steeds maar roeiend
Naar 't lafst der laffe slechtheid!"
Verdoemd en dit geslacht onwaardig,"
In Uw ijdelheidjes, klein, belaehlijk ....
Maar ik verzeker U dat dit een tijdstip Lachelij'k
zal zijn voor U.
(H>j schewl het papier in stukken en
werpt het n'^dtg in de wand).
Zwak boefje, echt zwakling, quasi-edelmoedig!"
TIDEMAN (opgetogen)
O Donderwolkc Gods, dat's eerst liet hoogere uiten !
Zoo loeit en gromt en bromt en brult gccu zwijn,
geen rund of. ... meiixt-Ii.
t/3fenfchcn verdoemen elkander als twee soorten
beesten"
maar Vechtkouingen" als Wij ....
KLOOS (hij s-'hnpt tegen de In.'iemi'nd).
//Al verdoemlijkst, afschuwelijkste jongetjes!"
//Vuil aas, plebs-volkje . ..."
JI'j spt'/ft in de lunnd en 1/vj/t /////// ,s/"/r)
Zij zouden knarsctanden, als ze nog konden
kuarstaudeu!''
(TinKitA.v reikt hem ma/een stuk
of er. A7oos leeKl ?)
Een' trek in U wilde ik dat anders ware,
Daar gij daarin alleen van mij verschilt,
't Is, dat gij zooals U elk ander wilt,
En wilt dat elk 1'to wezen evenare.
O, oordeel niet, laat ous niet vergelijken
Ons zelven met wie anders zijn dau wij,
Opdat de vree niet van ons weg zal wijken."
TJDEMAX (-acht.)
Wie is die lafiiug?
KLOOS (doorlezend.)
Tevredenheid alleen maak vroolijk, vrij,
En vrijheid doet het ongeluk bezwijken,
En naar geluk dorst U en mij."
TIDEMAN (iets luider, terwijl Kloos
het manuscript door
bladert)
Dit lijkt godd... wel een stovenzetster of een
fijne dominee!
KLOOS (leest.)
Wat zijn wij menschen toch verfijnde dieren
Als eigenliefde 't werk is van het beest,
Wie met ons n van smaak is en van geest
Dien hooren we ons met lieve vriend" versieren.
Wij vieren
Wie 't fijnst geschoeid is, maar op onze leest.
En moeten wij, mijn vriend, zijn als die lieden,
Die steeds op wie niet zoo als zij zijn, zijn vers',oord.
En slechts zich zelve in andren hulde bieden?
Wij laten vrij wat is beperkt, ontvlieden:
Open Uw hart opdat het word' bekoord,
Door al wat schoon en goed is, in zijn soort."
(Kloos peinst een wijl, slaat het manuscript
weder op. Tideman loopt onrustig op en neer.)
De vlugge Faam ....
Ik zoek haar aan noch vlied haar. Zoo mijn zangen
Vergetelheid bereid is en de dood
Het jaagt mij 't bloed noch uit noch naar de wangen
Is 't mij geen loons genoeg dat ik genoot,
Sij 't dichten? Kon ik grooter loon ontvangen
Sinds mij door haar een vriendzijuvriendschap bood?"
(Kloos valt in era stoel neer, met
de. hand ondtr 't hoofd)
TlDEMAX.
Wat scheelt je, o Godenkind ?
Die laffe lauwe lucht is je naar 't hoofd geslagen
Geef hier 't hetaeren-kind van Feith of Bellamy.!
(hij rukt hel manuscript uit de /tanden
van Kloos die als ei n entende opspringt
ti/, Tideman beet grijpt)
KLOOS.
O smeerge kerel, o vuil sujet, o lafliug"
//Onwaardig aas", onzinnige usurpator van
Wat uw klein breintje niet bevatten kan"
De manlijk groote Perk" die meer nog dan
een mensch dorst wagen ...
TIDEMAK, (trachtend -ic/t lus te
Perk? Perk?? Dit vaag gevoelend ventje"...?!
Ki.oos, (een stralenkrans, dien
h'j uil d,-,t ~//{' h aalt
OIIL J/et l/oufd dut nde.)
//Ik ben een God!" en Perk was meer dan God...
En jij die hier in mijn presentie, Godeu hebt gelasterd
Vuilaardig foetus houd je slappen snater!
Wat let me of ik zet je glibberig lijfje op sterk
water ?!
(Tidrmaii worstelt.)
Jij je verweren ? met je r///e//knuistjes grof en grauw?
Jou boef! ik zal je patsen met mijn leen/fe/tÜSiUW.
(Hij ['rijpt 'iïdeinan in zijn ,i.ek tnet
d-' cene lt/it/d, djet met de. n,idere de
de/'f ojten, dratt/d hi-m reeJ/t voor ~ich
t'//, out lieut de, tirtp a,f te f/ooien.
Tidetii/iH. hovidl zie// f«it Ktoo^ jus m-vl L',i,
l,'ide,i rutlei/ ,1(11:1' bei/i'dcn.
F.e,i vert''ffrd geluid i'a,t fje^toitnnelt
stemmen, l'sclcn.
't SCHERM VALT.
i
V