Historisch Archief 1877-1940
, f EEKBLID VOOR NEDEEil, m Mag 3 Decente
HETSJES
Een familiefeest,
naar
MABIE STAHL.
Het was ambtsraad Hegemann's zestigste ver
jaardag. Ter eere van den geboortedag werden
te Ringsdorf toebereidselen gemaakt tot een schit
terend feest, en men verwachtte talrijke
logeergasten. Reeds eenige dagen vóór de groote ge
beurtenis waren alle handen in het huis aan het
werk, om provisiekamer en huisvertrekken tot
ontvangst der gasten in gereedheid te brengen.
Helene, de dochter des huizes, en hare nicht
Louise Hartwig, die juist was aangekomen om
bjj het varkenBslachten te helpen, stonden jjverig
fluisterend by de worstmachine. Louise draaide,
Helene stopte het vleesch in den trechter.
»Ben je er wel heel zeker van, dat hij je
lief heeft ?" vroeg de nette Louise met haar
schalksche oogen en bruin kroeshaar.
»0 ja," fluisterde blozend de slanke mooie
Helene, «maar nog niet lang. Eerst ontmoetten
we elkaar maar heel vluchtig. Ik merkte echter
spoedig, dat hq altoos juist de plaats overging,
als ik naar den koestal moest of naar het kippen
hok. Je kunt je niet begrepen, hoe knap hjj er
uit ziet, met zijn hooge laarzen en bonten muts!
Eindelijk kwamen wij dichter bij elkaar toen
mqn lievelingskalf ziek werd. Hij bracht mij
zelf medicijnen er voor en gaf mg raad hoe ik
het beest moest verzorgen. En Zondags zagen wij
elkaar aan tafel, want op Zon- en feestdagen eet hij
bij ons. Dat ging zoo drie maanden, wij wisten
het beiden al heel lang, hoe veel wij van elkan
der hielden en hadden het elkaar toch nog nooit
gezegd. Ik was ook vreeselijk bang voor papa,
je weet hoe streng h\j in zulk soort dingen is.
En mama mocht ook niets merken. Ze zou het
denkbeeld al te erg vinden, papa's rentmeester
als schoonzoon, ofschoon hq toch van even goede
familie is als wq. Maar zij heeft dat rampzalige
huwelijksplan met den nieuwen landraad voor
mij in 't hoofd, dien ouden jongeheer. Hij is van
adel en rijk, nu, je kent mama! ..."
» Vertel maar even hoe je het eens geworden
bent."
«Meteen. Rieke, geef me het metworstvleesch
eens aan. Mina, ga eens gauw naar den ouden
Kili aan en vraag of de worstknoppen klaar z\jn;
we beginnen straks aan de roode semmelworst.
Juffrouw, als u de bloedworst mengt, neem dan
wat meer kruiderijen dan de vorige maal, ze was
papa te flauw. De leverworst en de metworst zal
ik zelf mengen."
Nu volgde een tegenspraak van de juffrouw
over de samenstelling van de bloedworst, en eerst
nadat dit afgehandeld was, en Helene had gemengd,
geproefd en beslist, kon het gesprek voortgaan.
«Acht dagen geleden kwam ik 's avonds laat uit
het dorp terug; ik had een zieke vrouw bezocht.
Het had geregend en de dorpsstraat was zoo
vreeselijk vuil, dat ik liever het voetpad tusschen
de velden en de tuinen doorging. Ik had mij
verlaat; het was donker geworden en heel storm
achtig. Plotseling, b\j den ouden steenoven, komt
mij een donkere gestalte tegemoet. Ik werd bang
en wilde hem vlug voorbijloopen. Daar spreekt
m\j de zwarte man aan; hoe toevallig nietwaar ?
Het was Fritz Forbes. Wij hebben, geloof ik,
niet veel samen gesproken, en ik kan niet zeggen,
hoe het kwam; alleen weet ik, dat opeens mijn
hand in de zijne rustte, en achter den ouden
hooiberg, daar bij de populieren voor de achter
poort van de plasts, heeft hij mij den eersten
kus gegeven. O Loes, Loes, ik kan je niet be
schrijven, hoe ik te moede was. Wij stonden in
een modderplas, zooals ik pas later bemerkte;
het was stikdonker, de wind blies om ons heen,
zoodat de oude populieren kraakten en steunden,
en met hun takken klapperden. Maar wij hadden
het zoo heerlijk warm, zoo zalig, alsof het voor
jaar was! Maar Marie, je snijdt de stukken
spek veel te groot voor die fijne vleeschworst.
Half zoo groot moeten ze maar zijn! Als mama
dat zag!"
Op dit oogenblik trad een jonge man met hooge
laarzen, grijze joppe en zwartbonten muts de
keuken binnen. Hij groette beide meisjes beleefd
en zei dat het rijtuig klaar stond om naar de
stad te rijden, of juffrouw Hegemann of mevrouw
ook nog boodschappen hadden voor den koetsier.
Hij zag Helene aan met zijn mooie blauwe oogen,
zoo vriendelijk, dat zij nauwelijks de belangrijkste
opdrachten weer in het geheugen kon kragen.
Zij ging met hem naar een schoone tafel in
de bijkeuken en schreef hem de noodzakelijkste
boodschappen op een groot stuk papier; maar
toen de koetsier juist van de poort was wegge
reden, kwam Mina al ademloos binnenstormen:
het allerbelangrijkste was nog vergeten. Gelukkig
had de juffrouw nog op het juiste cogenblik ge
roepen: »Heer Jezus, juffrouw, de noga-taart l"
En: »Mina! gauw, zoo gauw als je loopen
kunt; hij moet bij den banketbakker de
nogataart afhalen !"
Nauwelijks was Mina weggehold, of eene zware
stem van boven klonk naar beneden in het sou
terrain :
»Je hebt wel goed gezegd van mijn japon,
Helene?"
«Hemel ! Mama's japon ! Rieke, zoo hard als
je loopen kunt hem achterna. Hij moet bij de
naaister gaan om mama's zwartzijden japon ; hij
mag zonder de japon niet terugkomen !"
*
* *
»'t Is vreeslijk !" zei mevrouw Hegemann, die uit
een der bovenramen had gezien hoe de meiden
liepen, tot tante Meta, »zoo vergeetachtig als dat
kind in den laatsten tijd is. Maar onder ons^ ..
't Is niet geheel onverklaarbaar, Meta.
Delandraad maakt Helene in 't oog vallend het hof. en
't zou mij niet verwonderen, als hij zich op papa's
verjaardag declareerde. Hij laat in zijn huis alles
nieuw behangen; en heeft de familiekoets laten
oplakken. Ik heb tante Emilie en Hildegard
zoo'n kleinen wenk gegeven, dat er zooiets als
een verrassing en een verloving zou zijn. 't Is
toch heel aardig, zoo'n schoonzoon te krijgen,
van adel en landraad ! ..."
«Maar zeg eens, lieve Hermine, is hij eigenlijk
niet wat oud voor Helene?" Tante Meta, die een
paar dagen vroeger dan de overige loges geko
men was, hielp mevrouw Hegemann schoone gor
dijnen op de logeerkamer ophangen.
»0ch neen; misschien een jaar of twintig
verschil, hoogstens! ... Ze passen wel goed bij
elkaar. Dat verliefd zijn en al die romantische
malligheid, dat is in onze dagen geen mode meer.
Dat was goed, toen wij nog jong waren. Maar
men weet, wat dat dikwijls geeft, al die zooge
naamde liefde! ... 't Is eenmaal getrouwd, toch
vrij wel onverschillig, of hij bruin is of blond,
of dik of mager, of h\j met Goethe dweept of
met Schiller, of dat ze hem allebei »wurst" zijn,
het komt dan toch op heel andere dingen aan.
Daarom maakt een verstandige moeder bijtijds
aan hare dochters de juiste verhouding duidelijk !"
«Ik zou maar zoo denken....'' zuchtte tante
Meta, maar ze zweeg, klom de kamertrap op en
nam het gordijn aan, dat de dikke Frau
Amtsrath haar aanreikte; zij had nog altoos een
zwak voor blond, want hij was een blonde luite
nant geweest, maar zij wist ook bij ondervinding,
dat zelfs vóór het tot een huwelijk komt, het
op heel andere dingen aankomt.
*
* *
De groote dag was gekomen. In den salon,
op de geel damasten meubels van de Frau Amts
rath zaten na een plechtig diner de familietantes
in zijde en brokaat met kanten mutsen bij een
kopje kolfie, een beetje geëchauffeerd van het
tafelgesprek en de zware wijnen en de vele
toosten. In de rookkamer van den heer Amts
rath zat hier en daar een oom te knikkebollen,
terwijl anderen de goede sigaren probeerden en
er al een partijtje aan de whisttafel vereenigd zat.
In de feestzaal hielden de jongelui, Helene en
Louise met eenige neven en nichten, de laatste
groote generale repetitie voor de opvoeringen die
den feestavond zouden openen. Fritz Forbes had
met zijn werkvolk geholpen aan de decoratie van
zaal en tooneel; hij was er nu ook bij, want er
was toch nog allerlei te veranderen en te ver
beteren. Hierbij kwam het zoo uit, dat hij en
Helene een langdurig onderhoud hadden in een
zijkabinet over het ophalen van het tooneelgordjjn;
terwijl Louise buiten bij de deur stond, alsof de
gewichtige beraadslaging door niets mocht ge
stoord worden. Helene kwam stralend te voor
schijn ; waarschijnlijk was er een dispuut ge
weest, dat tot haar voldoening geëindigd was.
In den salon van de Frau Amtsrath werd een
edele strijd gevoerd om de rechtsche sophaplaats,
die aan de aanzienlijkste dame toekwam; om den
jubilaris schaarden zich de feliciteerende gasten
met uniformen, gekleede rokken en ridderorden;
het jonge volkje verspreidde zich.
Eindelijk verscheen de «heer Landrath". Klein
en tenger, met minutieuze zorgvuldigheid gekleed,
met lange snorren en gouden pince-nez, hup
pelde hij met twee groote balbouquetten in de
zaal; de mooiste was natuurlijk voor de dochter
des huizes bestemd, maar zij was toevallig niet
in de kamer, zoodat de Frau Amtsrath ook dezen
maar zoolang in bewaring nam.
Toen begonnen de voorstellingen. Eene schil
derachtige groep corpsstudenten om een vat bier:
liederen en gelukwenschen uit naam van de
jongelui; een groep maaiers en maaisters met
schoven, harken en zeisen: liederen en geluk
wenschen, waarbij een mooie maaister een vers
reciteerde, uit naam van de arbeiders;
kaartenkoningen met hun koninginnen, uit naam van het
whistkranpje; de buste van den Amtsrath onder
oleanders en oranjeboomen met Bengaalsch vuur,
daaromheen een koor, en Helene in Grieksch
costuum verzen declameerend en de buste kronend.
Toen de gordijn viel, onder daverend applaus,
waren allen verrukt. De tantes in brokaat
pinkten een traan weg met hare kanten zak
doeken en fluisterden: «Allerliefst!" en «Die
Helene! wat een engel!" en dan zachter : «Er
moet vandaag nog een verrassing komen, een
verloving,... je weet wel ? Natuurlijk, Helene
met den landraad!"
De oude heeren wenschten al weer naar het
whisttafeltje en de rookkamer. Maar de jubilaris
moest zijn nichtje Louise nog bedanken, de
mooie maaister die uit naam van de arbeiders
gesproken had. Hij trok haar aan de lange
vlechten en kneep haar in de wang.
«Ik wed dat jij dat alles zelf verzonnen
en opgestookt hebt?"
»Ja oom, en nog veel meer. Wat krijg ik
er voor ?"
«Een zoen."
«Goed. Maar nog wat. Een belofte."
«Spreek viij uit. Mijn halve koninkrijk."
«Dat riet precies. Maar absolutie voor een
ondeugenden streek, als hij lukt. En uw hulp
tegen tante."
«Vooruit toegestaan. Tegen mijn oudje wil
ik iedereen bijstaan."
»Dank u. Maar ondeugend bent u toch, oom."
Hij moest haar toch nog kussen, eer zij los
kwam.
De »Herr Landralh" stond voer de Frau Amts
rath die zeer aangedaan was, en hield een lof
spraak op juffrouw Helene, s Onvergelijkelijk,
inderdaad, onvergelijkelijk, die voorname kalmte.
De gniidige Frau heeft een meesterstuk van op
voeding geleverd. De schoonste, natuurlijkste
aanleg en de uitrnuntendtte opvoeding vereenigen
zich (ot een volmaakt geheel, dat... ah !"
Op hetzelfde oogenblik was plotseling, geheel
onverwacht, de tooneelgordijn in de hoogte ge
gaan. Voor de verbaasde oogen van het publiek
vertoonde zich een innig omstrengeld minnend
paar, een seconde maar, want terstond viel de
gordijn neer, maar iedereen had toch de blondine
in het Grieisch costum herkend en de familie
kende ook den knappen maaier, die bij het
tableauvivant zoo'n goed figuur had gemaakt, en dien
men Fritz Forbes noemde.
In het eerste oogenblik was er verbazing; toen
men jubelend ging applaudisseeren, was de gordijn
alweer gevallen.
Dat was dus de verrassing. Teen men de Frau
Amtsrath aankeek, begreep men intusschen wel,
dat dat niet de bedoelde was, en de Amtsrath
zelf was door een zijdeur, die naar het tooneel
voerde, verdwenen.
Daar lag Helene in flauwte en Fritz, wanhopig
in onthutst, durfde haar niet verlaten.
«Mijnheer...." begon de Amtsrath, toen
wam de maaister Louise.
«Niet boos zijn, oom; denk aan uw belofte.
Dat was nu de ondeugende streek, waarvan ik
sprak. Die twee houden zooveel van elkaar, en
nu komt tante met dien mallen kwibus van een
Landrath er tusschen. Nu juist zag ik, dat de
Landrath op tante afwandelde. Toen dacht ik:
iet is tijd! Ik zei aan Helene, dat iemand haar
moest spreken op het leege tooneel; aan mijnheer
Forbes zei ik hetzelfde, en ziet u, terwijl ze
elkaar daar in het halfdonker in de armen liepen,
;rok ik, natuurlijk bij vergissing, meteen de
gordijn een beetje omhoog. Wat zullen we nu
doen, oompje, om dat vreeselijk compromitteerend
;eval voor de jongelui weer goed te maken ?
3auw, oom! ik hoor tantes stem al... Moeten
ze zich niet ngageeren ?"
«Jij kleine heks!" zei oom. «Wat ben je be
gonnen !"
Maar Louise trok oom bij zijn baard, streelde
en kuste hem, en eer iemand er op verdacht was,
trok zij alweer de gordijn omhoog.
Nu stond de Amtsrath midden op het tooneel,
er bleef hem niets anders over, dan Helene rechts
en Forbes links bij de hand te vatten en ze beiden
aan het geëerde gezelschap als verloofden voo.
te stellen.
Dat was de verrassing. Hoe de Frau Amtsrath
er onder was, daarover zou nog een roman te
schrijven zijn.
miiiiiiiiiiiiiiiiin
iiililllilliiiimiiniiiiiliiiiii
Een wereld op zichzelf.
Een en ander over dooven en doofstommen,
door een Doofstomme.
Waar ik in dit artikel het woord doofstommen
februik bedoel ik zoowel die dooven, welke in
uu jeugd doof werden, doch het spreken niet
verleerden of die, welke doof geboren werden,
maar het spreken aanleerden, als zulke dooven,
welke doofgeboren zijnde niet bij machte waren
te leeren spreken, door welke oorzaak dan ook.
Gebrek aan de spraakorganen, gemis aan onderwijs
in de jeugd.
Welke verkeerde begrippen heeft men in het
algemeen nog over doofstommen en deze verkeerde
begrippen weg te nemen is het doel van dit schrijven.
In een kort bestek, zooals een artikel in een
dag- of weekblad medebrengt, alles samen te vat
ten, wat over doofstommen te zeggen valt, is on
mogelijk. Schrijver dezes verzamelde dan ook sinds
twee jaren verschillende interessante
mededeelingen uit Europa en Amerika, welke een boekdeel
zullen vormen, dat, naar hij hoopt, binnen niet al
te langen tijd zal verschijnen, te gelijk in de
Nederlandsche en Duitsche taal. Een aantal
illustratiën zullen aan het werk worden toegevoegd.
Voor eenigen tijd bevatte een zeker Zondags
blad een artikel over doofstommen. Een afbeel
ding van het handalphabet door hen gebruikt was
er aan toegevoegd. Wie de schrijver van het arti
kel is, weet ik niet, want klaarblijkelijk was het
zonder vermelding van bron of van auteur, uit een
buitenlandseh blad overgenomen.
De schrijver echter hoorde de bel wel, maar wist
niet waar de klepel hing.
Een stukje ter rectificatie, door mij aan de redac
tie van bovengenoemd blad gezonden, bleef tot
heden, een maand of wat na de toezending
ongeplaatst.
Nu, die redactie vreesde zeker, door mijn
rectificatie te plaatsen, haar eigen glazen in te
gooien, maar als ze niet op de hoogte van de zaak
was, waarom dan het bedoelde artikel overgenomen
in hare kolommen?
Om te beginnen, was het afgebeelde handalpha
bet onjuist nota bene, het was voorgesteld met
twee handen, terwijl de algemeen gebruikelijke wijze
die is met n hand.
Dan heette het verder terwijl klaarblijkelijk
geen onderscheid was gemaakt tusschen gebarentaal
en handaljihabet dat de taal der doofstommen
langwijlig en primitief is.
Dat is onwaar, want waar een paar hoorenden
een kwartier noodig hebben om elkander zekere
mededeeling te doen, daartoe gebruiken een paar
doofstommen slechts vijf minuten.
Over de andere onjuistheden in meer bedoeld
artikel voorkomende, zal ik maar zwijgen, daar ze
in zekeren zin, door de vingers gezien moeten
worden.
Want neg nooit heeft een hoerende zich zóó in het
physisch en zieleleven ran een doofstomme kunnen
indenken, dat hij hem tolkomem heeft begrepen, dat
hij juist weet wat er in den doofstomme omgaat en
precies diens gevoelens en aeicaaricordingtn weet te
beoordeelen,
Deze stelling is voor ons, doofstommen, een
axioma, dat zelfs de onderwijzers of onderwijze
ressen van welk doofstommen-instituut dan ook
niet uitsluit.
Ik bedoel met deze woorden geen verwijt aan
hun adres, daar ik toch hierboven zeide dat het
hun onmogelijk is en niet, dat zij er geen moeite
voor doen.
Toch geloof ik mij niet te bedriegen, wanneer
ik aanneem, dat zij, .?ten minste het grootste
deel liur.ner in de meening zijn, den doofstomme
wél volkomen te kennen.
Van alle karakters is dat van den doofstomme
het moeielijkst te beoordeelen.
Is, bij eene vergelijking tusschen een blinde en
een doofstomme, de eerste het ongelukkigst er aan
toe, hij kan, door zijn scherp gehoor, zich veel vee'
duidelijker voorstellen, van veel zich een juister
begrip vormen, dan een doofstomme ooit doen kan.
Een trek in het karakter van den doofstomme
is zijn wantrouwen voor alles en tegen iedereen.
Een verkeerd verstaan woord, een valsch uitge
legd gebaar, doen zijn wantrouwen nog toenemen
en het heeft dan heel wat voeten onder de aarde
hem van zijn dwaling te overtuigen.
Ik weet zeer goed, dat veel, van wat ik hier
boven schreef en nog zal laten volgen, nieuw is,
maar dat komt daarvan, dat nog geen doofstomme
vóór mij zich geroepen gevoelde of in staat was
deze denkbeelden op papier te brengen en nader
te ontwikkelen.
Ik bid de vriendelijke lezeres en den waarden
lezer van dit epistel, om in voorstaande woorden
nu geen egoisme te willen zien. Als van zelf ben
ik wel gedwongen mij aldus uit te laten en wan
neer geen doofstomme het doet wie zal het dan
doen?!
Nu ik in staat ben uiting aan de in dit stuk
vervatte denkbeelden te geven, waarom zou ik het
dan niet doen, ook al bestaat er kans, dat ik weer
sproken worden zal ? Op elke hoffelijke repliek,
welke kant en wal raakt, zal ik gaarne antwoor
den, voor zooverre de geachte redactie van dit blad,
aan deze schrijverij plaats wil verleenen, zich maar
met een eenvoudig Schwamm d'rüber" bij de zaak
neer te leggen, vond ik onwaardig.
In 1892, gedurende de Pinksterdagen, had te
Hannover het eerste Duitsche Doofstommen-Con
gres plaats, alwaar door schrijver dezes de vol
gende punten ter sprake werden gebracht:
Der taubstumme Zögling in und ausser der
Sehule
Der Kampf urn die Hand- und Gebardensprache.
Wiedereinführung der Zeichen- und Gebarden
sprache in Schulea und Vereinen.
Gründung eines internationalen
TaubstummenVereins. Zweek: Mit den Taubstummen aller Her
ren Lander Correspondenz und Fühlung zu
unterhalten.
Eenige, door andere doofstommen gehouden
voordrachten waren o. a.:
Welche Maszregel hat der Taubstumme zu
ergreifen, und sich gegen das Vorurtheil zu schützen ?
Der Taubstumme im ffentlichen Leben.
Der Taubstumme im sozialen Leben.
Welches Mittel ist erforderlich, urn Sittlichkeit
und Ehrgefübl der Taubstummen in Anstalten zu
pflegen ?
Een lange en zeer levendige discussie ontstond,
toen het met de handen spreken (dus
gebarenEN vingerspraak) en met deu mond spreken",
zooals wij doofstommen zeggen, aan de orde was.
Zelden zal eene vergadering der Fransche Kamer zóó
woelig zijn geweest, als toen het congres.
De overgroote meerderheid ongeveer 180 tegen
15 was er voor, om nevens het luid spreken,
de gebarentaal en vingerspraak te beoefenen, en
eene motie in dien zin werd dan ook aangenomen
en afschrift daarvan gezonden aan den keizer, aan
het ministerie van onderwijs, aan verschillende
doofstommen-instituten en
doofstommen-vereenigingen in Duitschland.
Tijdens de wereldtentoonstelling te Chicago, is
aldaar ook een doofstommencongres gehouden.
Schrijver dezes, door het bestuur tot lid van de
commissie van uitvoering benoemd, heeft echter,
wegens gebrek aan time and money" de reis, zeer
tot zijn spijt, niet kunnen aanvaarden en dus ook
het congres niet kunnen bijwonen. Dit congres
verliep echter in bijna gelijken zin, als dat te Han
nover gehouden.
Een wereld op zich zelf," schreef ik boven dit
stuk. Het is helaas! niet te loochenen, dat de doof
stommen zich veel te geïsoleerd houden van het
hoorende deel der menschheid. Maar is dat wel
wonder, waar zij zelf gevoeleu in ontwikkeling ver
beneden den hoorende te staan ?
De meeste doofstommen hebben een fijn gevoel,
waar het bespotting, het zich belachelijk maken
betreft. Niet gaarne buigt hij voor een jongere,
en waar hij ziet en weet, dat zijn 10, 15 jaar
jongere hoorende medemensch door zijne meerdere
ontwikkeling zich een zekere nederbuigende meer
derheid over hem kan aanmatigen, daar poetst hij
liever de plaat, om zich bij zijns gelijken aan te
sluiten, waar hij ten minste nog kan meepraten,
zonder te zeer op zijn qui vive te moeten, zijn.
Heeft de doofstomme geen gelegenheid zich bij
andere doofstommen aan te sluiten, ontbreekt hem
de tijd en de lust daartoe, of laat hij het op
andere gronden, dan zal hij zich daarom toch nog
niet bij de hoorenden aansluiten, maar afgescheiden
leven en zijn omgang alleen bepalen tot zijne ouders,
zusters en broeders. Dat dit verkeerd is en op zijn
van nature reeds tamelijk onverschillig karakter,
humeur en ontwikkeling een nadeeligen invloed
heeft, behoeft zeer zeker geen betoog. Door zijne
afzondering gebeurt het dan ook zelden, dat een
doofstomme jongeling een hoorend meisje huwt.
En ook dit feit, hoe nadeelig ook voor het komend
geslacht, bare geene verwondering. In
damesgezelschap vooral wél te verstaan onder hoorende
dames is de doofstomme jongen om zoo te zeg
gen, het, vijfde rad aan den wagen, of te wel en
juister gezegd, hij staat mzt zijn mond vol tanden.
Hij weet niet wat hij zeggen zal; van die com
plimentjes en aardigheden, waarin sommige hoo
rende heertjes het zoover hebben gebracht, alle
goede geniussen! ??daar weet hij niets van.
Hij kan het niet helpen, dat hij z.ich bij de hoo
rende dames niet aardig en gelant weet voor te
doen.
Hij hoort niet waarover het gesprek loopt eu in
de meeste gevallen bevreesd om een bok te schie
ten, door iets te zeggen, dat van het onderwerp,
waarover men het heeft, zooveel verschilt als een
neger van een kikvorsch welke vergelijking de
schoolmeester zeker zou maken zwijgt hij liever.
Mogen de hoorende, bevallige Eva's-dochteren,
na deze opheldering, zich meer zijner erbarmen!
Is de doofstomme gehuwd, dan, op zeer zeld
zame uitzonderingen na, is hij een model huisvader.
Hij gaat niet uit, zit dan niet in kroegen of elders,
om zijn vrouw tehuis maar te laten ploeteren.
Trouwens hij is nergens meer opzijn gemak dan
tehuis bij vrouw en kinderen. Daar buiten ver
staan ze hem niet en verstaat hij de menschen niet.
In zijn ambacht munt de doofstomme boven zijn
hoorende collega uit in werkzaamheid en ijver. In
technische bekwaamheid echter staat hij in de
meeste gevallen beneden hem.
En dit kan ook niet anders,'want van de meetkunde,
techniek, symetrie e. d. weet hij weinig of niets,
daar ze hem op school (de doofstommenschool) niet
geleerd worden.
Men meene ook niet dat de doofstomme alle
woorden verstaat, welke in de samenleving dienst
doen. Het scheelt veel. In zijn spreken met hem
moet men de meest eenvoudige uitdrukkingen ge
bruiken en vooral de vreemde woorden vermijden.
Voor beseffen gebiuike men dus begrijpen; voor