Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 877
Beginnen wij met zijn ambtgenoot in de rech
ten. Frappant is, gelijk al wat uit de pen van
den heer van der Vlugt vloeit: De tweesprong,
Aan fijne woordenkeus, aan welluidende zinnen,
aan hoog-ernstige opvatting der hangende kwestie
geen gebrek. En toch, dit schoon geschreven stuk
is van het begin tot het eind een insinuatie,
zooals niemand die van den hoog-ernstigen en
diep religieuzen van der Vlugt had kunnen ver
wachten. Zijn artikel komt toch kort en goed
hierop neer; »De democratie kome, maar ze kome
door andere mannen." En dan worden de mannen
van heden uitgekleed en getoetst aan de ideale
wyze, waarop van der Vlugt de democratie verwacht,
dat er letterlijk niets van hen overblijft. Dat idea
lisme heeft, evenals zijn kiezersijver, den professor
hier leelijke parten gespeeld. Hij moge den standaard
van zijne zedelijkheid nog zoo hoog stellen, als
hij wil, prof. van der Vlugt weet toch even goed
als ieder, die niet geheel vreemdeling is in de
historie, dat nooit ter wereld eenige vordering,
eenige vooruitgang is tot stand gekomen door
volmaakte mannen. Zelfs een Willem van Oranje
verwierp de hulp der Watergeuzen niet, om zijn
politiek (de bevrijding der Nederlanden) te dienen.
De mannen die Uwen democratischen droom,
6 hoogleeraar! zullen verwezenlijken, zullen even
eens hunne gebreken hebben; misschien nog
grooter dan die gij thans aan de Takpartij ver
wijt. Een beroep doende op de hoogste zedelijke
wet voor de vestiging der democratie, weet Prof.
van der Vlu^t zeer goed, dat hij bij tallooze
onnadenkenden ifkeer verwekt van Tak's onedel (!)
drijven. Al wat in mij ie, verzet zich tegen zulk
eene insinuatie. En ruiterl ,k spreek ik het uit
tegenover hem: De tijd is gunstig, de democratie
kome door deze mannen, trots hunne onvolkomen
heden, die de hoogleeraar in zijn
zedelijkheidsen kiezersijver als «satanische geschenken afmaait
in de wieg der nog ongeboren democratie".
En nu prof. Fruin ! Ik begin met te zeggen,
om alle verwarring te voorkomen, dat mijn artikel
een critiek is geweest van Fruin's artikel : Wat
thans te doen? (N. E. Ct. '25 Maart) en dat
zijn artikel: liet shMohth. gelijktijdig of liever
een dag na het mijne (8 April) is verschenen.
De geachte hoogleeraar scheen zelf te hebben
begrepen, dat hij in zijn eerste artikel althans
vrij onduidelijk zijne meening had uitge-proken.
Nu komt hij echter voor den dag met deze na
rede : «Gelooft toch niet, lieve vrienden, dat ik
een anti-democraat ben. Door het aannemen van
Art. 3 van Tak's kieswet heeft sedert 1887 de
democratie een onmetelijk voordeel behaald, en
ik verheug mij daarover oprecht. Het stemrecht
van den welgestelden en zelfstandigen werkman
is thans gewaarborgd !"
Het verheugde mij innig, die- woorden van
Prof. Fruin te lezen, en had de hoogleeraar
slechts iets van dien aard in zijn eerste artikel
gezegd, het zou volstrekt niet in mij opgekomen
zijn,- hem van anti-democratische gezindheid te
beschuldigen. En toch maakt hij ook in dit tweede
artikel een onderscheid, dat ik hem niet kan
gewonnen geven. Den gezeten werkman onder
scheidt hij specifiek van den proletariër. »Den
laatsten mag nooit of nimmer het stemrecht wor
den toegekend; eerst inoet hij ophouden prole
tariër te zijn." Ik zou vreezen, dat, indien het
zoo werd ingericht alras de klacht zou worden
gehoord, dat de vijfde stand (het proletariaat)
niet mindor door den vierden werd ten onder
gehouden, als nu sedert jaar en dag de vierde
door den derden stand is onderdrukt. Mag de
derde stand er aan medewerken, dat de onder
drukking van een deel der menschheid eenvoudig
wordt verplaatst ? of moet hij, bewust als hij zich is
van zijn eigen groote tekortkomingen in het verle
den, de handen uitstrekken over den vierden stand
henen en den laagsten daardoor zooveel mogelijk
vrywaren van die jammerlijke slavernij, waarin de
vierde stand tot heden door de bourgeoisie werd
gehouden ? Ik zou duchten dat de tijd der
algemeene gelijkheid en broederschap nog ver te
zoeiiiiHHiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiimiiiiii
in die spanning blijven.
«Hofmeester," zei Dick, zijn er nog meer
passagiers?''
»Nog twee heeren in het rooksalon, Sir,"
was het antwoord.
Het rooksalon was een allergczelligst in
gericht vertrekje, naast de kombuis. We
draaiden de kruk van de deur om en gingen
binnen. Een zucht van verlichting ontsnapte
mij. De eerste dien ik zag was de galgen
tronie van Flannigen, met zijn opeen gekne
pen lippen en loerenden blik. Zijn reisge
noot zat tegenover hem. Beiden hadden een
glas grog voor zich, een menigte kaarten lag
op de tafel. Bij ons binnen treden waren
zij zoozeer in hun spel verdiept dat zij er
niets van merkten. Ik gaf Dick een wenk
dat wij gevonden hadden die wij zochten,
en wij namen zoo gewoon mogelijk plaats.
De twee conspirateurs letten, niet op ons.
Ik wel op hen; er ontging mij niets. Zij
speelden «Napoleon." Beiden waren goede
spelers; ik was in eene bewondering en ver
bazing over de zenuwen van mannen, die,
met zulk een geheim bezwaard, rustig konden
zitten kaart spelen. Ze speelden vrij hoog;
de geldstapeltjes verdwenen als sneeuw voor
de zon, de grootste scheen de verliezende te
zijn. Eindelijk wierp hij met een vloek de
kaarten neer, en verklaarde dat hij niet
verder spelen wilde.
»Neen, 'k scheid er uit; 'k krijg geen kaart
ia handen."
»Wat kan 't je schelen," zei de ander, die
zijn winst opstreek, »een paar dollars meer
of minder zal er na ons plan van van avond
niet veel op aankomen."
Ik was verbaasd over een zoo verregaande
brutaliteit, maar bleef strak naar den zolder
kijken, en dronk met een gewoon gezicht mijn
glas wijn. Ik voelde dat Flannigan's sluwe
oogen mij monsterden om te zien of ik de
j ken ware, indien door zulk een onbarmhartige
scheiding van den laagsten stand het maatschap
pelijk vraagstuk slechts werd verschoven !
Buitendien, wat is het geval ? De gezeten werk
man vraagt niet zoo stormenderhand het kies
recht, juist wel het proletariaat. En met het oog
daarop herhaal ik Gervinus' woorden: »IIet is
raadzaam zich daarvoor te buigen. De bevrijding
van alle onderdrukten en lijdenden is de roep
stem der eeuw".
Eenige grenzen moeten gesteld. Doch in naam
van het volk, van het gansche volk, van allen
zonder onderscheid, roep ik: »Stel die grenzen
zoover mogelijk." De hemel behoede ons voor een
herhaling van dat onmogelijk zoeken naar die
grenzen in de Tweede Kamer, waarvan het volk
tot zijn groote ergernis is getuige geweest. Wij
blijven met vertrouwen op Tak bezield, dat hij dat
korte woord, dat kenteeken wel vinden zal.
Geen vrees bekruipt mij voor de toekomst, in
dien het kiesrecht zoover mogelijk wordt uitge
breid. Daar zijn goddank! nog krachten genoeg
in het land om den stroom in goede bedding te
leiden. Onze liefde voor het huis van Oranje
(als dit niet het voorbeeld volgt van een Willem V),
de macht van den godsdienst en zijne dienaren,
de invloed der rijken en verstandigen zullen wel
de noodlottige gevolgen, die men vreest, keeren.
Zelfs van de Calvinistische democratie vrees ik
geen gevaar. Integendeel, zij kan in vereeniging
met de radicale ons volk uit den slaap houden
en op nieuwe banen leiden. ?v
Dr. D. C. NUHOÏF.
<J J
De Ontwikkeling der Samenleving.
(De liberale economie in de praktijk).
Wij zouden ditmaal de liberaal-economische
begrippen hun intrede zien doen in de praktijk.
in Frankrijk ging dit niet zonder hevige
schokken omdat de maatschappelijke toestand
daar het meest achterlijk was. De hoerigheid
van het land vol k was er tot aan de revolutie
nog zeer inheemsch en de lasten die op den
boerenstand drukten waren even talrijk als
zwaar. Zoo had men de lodx et vents bij elke
verwisseling van bezit; de cltantvart, de^eigen
lijke cyns die tot de helft van de
b'rutoopbrengst bedroeg; de algemeene tiend die
van de rest aan de Kerk, en de taille of
grondbelasting die aan den Staat moest
worden betaald. Daarbij kwamen an nog
allerlei heerlijke Techten die de boeren bijv.
dwongen slechts te malen op de molen van den
heer, slechts in zijn oven te bakken, alleen
met zijn wijnpers te persen en andere derge
lijke privilegies, waaronder het jaclitrceld zeker
niet het minst gehate en schadelijke was. En
aan al deze ongerechtigheden werd eindelijk de
kroon opgezet door de heerlijke jurisdictie, die
den boer elke hoop op een onpartijdige)! rechter
ontnam. Geen wonder dat bij zulke verhou
dingen de ellende en de ontevredenheid ook
op het platteland van Frankrijk verschrik
kelijk was en dat dientengevolge de opstand
in Juli 1789 van Parijs onmiddellijk oversloeg
naar de provincie, waar de boeren het op
brengen van schatting weigerden, de kasteelen
verbrandden en niet zelden op wreedaardige
wijze wraak oefenden voor al hetgeen zij
hadden te lijden gehad. Men mag over deze
dingen overigens denken zooals men wil,
zeker is het dat eerst onder de pressie
liiliiiiiiiiiiitiiiiiHiniEiiiiiMiiiiiiiiiiitiiiiiiiMliilifiMiiiiiiniiiiiimimiiiiimn
toespeling begrepen had. Hij fluisterde zijn
reisgenoot iets in het oor, dat ik niet verstond.
Ik denk dat het eene waarschuwing was, want
de ander snauwde terug:
«Nonsens ! Waarom zou ik niet zeggen wat
ik wil ? Al te groote voorzichtigheid zou ons
juist schaden."
»'"k Geloof dat jij er op uit beat het te
doen mislukken," bromde Flanningan.
»Dat geloof je niet," hernam de ander, snel
en luid sprekende. »Je weet evengoed als ik.
dat als het spel ernst is, ik graag win. Maar
'k heb niet graag dat jij of een ander ieder
woord dat ik zeg, critiseer, of mij telkens in
de rede valt; ik heb er evenveel belang bij
dat we slagen als jij, meer, hoop ik."
Hij animeerde zich vreeselijk sterk, en
bleef eenige minuten met woede zitten
dampen. De oogen van den anderen onver
laat zwierven beurtelings van Dick Merton
naar mij. Ik wist dat ik mij bevond in de
nabijheid van iemand, die voor niets zou terug
deinzen, dat n trilling vau mijn lip voor
hem het toeken zou kunnen zijn om mij een
dolk door het hart te stooten, maar ik wist
mij meer te behecrscheii dan ik in dergelijke
omstandigheden van mijzelven verwacht zou
hebben. Wat Dick aangaat, hij was even
kalm en trok er zich schijnbaar evenmin iets
van aan ais een Egyptische sfinx.
Eenigen tijd heerschte er stilte in het rook
salon, alleen hoorde men het geschuifel der
kaarten toen Muller ze, vóór hij ze in zijn
zak stak, een paar maal flink schudde. Hij
scheen nog opgewonden prikkelbaar. Hij wierp
het eind van zijn sigaar in het spuwbakje,
keek zijn reisgenoot met een uitdagenden blik
aan, en wendde zich tot mij met de vraag:
»Zoudt u mij kunnen zeggen, sir, wanneer
men 't eerst van deze boot zal hooren?"
Beiden keken mij aan; maar al was mijn
gezicht misschien een beetje bleeker geworden,
utiiltitiiiuiiiiuiitHitntimiiHmmiiiiMiiiiiiEiiNiiiuiiiiiiiiiimuiiiiimtti
daarvan adel en geestelijkheid bereid be- |
vonden werden van hunne voorrechten i
afstand te doen, en dat onder den onmidde- j
lijken indruk van den algemeenen volksop- |
stand in de gedenkwaardige nachtzitting der j
nationale vergadering van 4 Augustus 1789,
binnen zes uren tijds het geheele gebouw van
het middeleeuwsch feudalisme tot den grond
toe werd geslecht. Sommige der heerlijke
rechten werden aanvankelijk slechts afgeschaft
tegen schadeloosstelling, maar in 1702 bij
de overschrijding der Fransche grenzen door
de hertog van Brunswijk werd het recht op
schadeloosstelling opgeheven. Reeds een jaar
vroeger was het manifest der uitgeweken
prinsen beantwoord met de confiscatie der
adellijke bezittingen, een lot dat den
kerkelijken goederen al was beschoren 'iu 1889,
toen zij als ..bruidschat der revolutie'' ter
beschikking van de natie werden gesteld.
Bij decreet van 1791 werd de vrijheid van
testament des huisvaders opgeheven en de
volstrekt gelijke verdeeling bij erfopvolging
ingesteld. Hierdoor en door den verkoop in
massader nationale goederen, de geconfisceerde
bezittingen van adel en geestelijkheid, werd
het kleingrondbezit in Frankrijk sterk in de
hand gewerkt.
Wat de gilden betreft, zij werden niet alleen
van hunne privilegiën beroofd, maar geheel
ontbonden, ja voor het vervolg zelfs verboden
als samenspanning tegen het gemeene recht.
Opmerkelijk is dat bij het verbreken al van
deze banden, alleen het nieuwe Fransche
tarief van in- en uitgaande rechten sterk pro
tectionistisch werd gehouden.
Dat al deze forsehe grepen in het maatschap
pelijk leven, vooral bij den daarop gevolgden
oorlogstoestand, in den aanvang tot groote ver
warring en teleurstelling leidden, was te ver
wachten, maar de tijd herstelde deze euvelen zeer
spoedig en leverde het bewijs dat de revolutie
een zegen was geweest voor-het volk. Over niets
toch waren de later terugkeerende emigranten
zóó verbaasd als over de verbetering van den
toestand der boeren en zelfs het adres der
Pairs aan Lodewijk XYIII (in Juli 1811)
moet erkennen dat de bevrijding van het
land van de lasten der tienden en feudale
rechten, de opheffing der privilegie en van
provinciën, steden en corporatiën, de vermeer
dering der bczittenden, de schepping van
nieuwe rijkdommen en de meer gemakkelijke
beweging van het kapitaal, de winsten waren
die het land bij den storm der revolutie had
behaald."
In Duitschland kwamen de hervormingen
langs meer geleidelijker! weg tot stand onder
de behoedzame leiding van staatslieden als
Stein en Harden borg. Aan Sleiu komt de
eer toe van het decreet van 1807 betreffende,
de i'ei'i/oiiaL'kelij/.'iiiij n in bc\ il e», liet ri'i/e, ycbi'/itk
mn den <jroiitle.i<ien,lmii en de persoon1 ijke
rerhoudimjcn der laiidbctroners'. Behalve door
een meer vrije verhandelbaarheid en een
zekere deelbaarheid der landerijen met een
vrijere beroepskeuze is dit decreet vooral van
belang door de persoonlijke vrijmaking van
den geheelen boerenstand. Tot dusver was
de landman gebonden aan het goed waarop
hij woonde: hij mocht het niet verlaten en
werd er mee verkocht; zijn kinderen mochten
zonder toestemming vau den lieer geen hu
welijk aangaan en ook geen ander stedelijk
beroep kiezen. Aan deze verhoudingen maakte
het edict een einde door (ie bepaling dat met
den Martinidag van 1810 (den l On November,
Lutherdag) alle Gutsunterthauigkeit" in
Pruisen een einde zou nemen.
Het bleef aan Stein's opvolger, Hardenberg,
voorbehouden, de maatschappelijke vrijmaking
ook tot de stedelijke berolkiiiy uit te, stickkeii
en die van het iandvolk te voltooien.
Bij decreet van 20 November 1810 werd het
gildewexen vervangen door algemeen e vrijheid
van bedrijf. Voor de uitoefening van een bedrijf
zou voortaan niets noqdig zijn dan een soort
van patent, dat aan niemand geweigerd kon
worden, die de daaraan verbonden belasting
betaalde.
Wat de landelijke bevolking aangaat, zag
Hardenberg zeer juist in dat zij door de
persoonlijke vrijmaking allén niet voldoende
was geholpen. Die vrijmaking toch was ge
schied behoudens de aan het bezit van een
goed verbonden zakelijke lasten van dienst
en cijns. Het stond den boer nu in 't ver
volg wel vrij zijn onderdanige positie met al
de daaraan verbonden plichten op te geven,
maar dan verloor hij ook zijn op het land
verkregen gebruiksrecht 1) en was hij zonder
grond d. i. zonder brood. Aan dezen
treurigeu tusschentoestand werd op onbekrompen
wijze tegemoet gekomen door de wet van 14
Sept. 1811, waardoor de verhoudingen werden
opgelost die tien eeuwen lang tusschen heer
en boer als recht hadden gegolden. Van nu
af aan zou de boer ook zelf eigenaar kunnen
worden van het land dat hij bebouwde mits
tegen schadeloosstelling van den grondheer
voor het verlies zijner tot dusver uitgeoefende
rechten. Men maakte den boer het betalen
daarvan zoo gemakkelijk mogelijk, door, in
aanmerking nemende de moeielijkheid om de
vergoeding in geld te voldoen, hem toetestaan
haar te kwijten met den afstand van een
gedeelte van zijn erfelijk gebruiksrecht ten
bedrage van een derde tot de helft der goe
deren waarop hij zoodanig recht kon doen
gelden.
De boer kon dus nu eigenaar worden, maar
hiermede was aan de liberale leer nog niet
voldaan; ook de beschikking over het eigen
dom moest vrij worden gemaakt, om het te
kunnen doen overgaan in de meest geschikte
handen en om ook den daglooner de moge
lijkheid te openen door vlijt en spaarzaam
heid een deel vau den grond in zijn bezit te
krijgen. Gelijktijdig met de boven besproken
wet werd daarom het zoogenaamde »Landes
cullnrcdir.C afgekondigd, waarbij het recht van
t-onbeperlde persoonlijke bcscl/ikkinrf' over den
grond wordt ingesteld: elk eigenaar mag
voortaan zijn goed naar goedvinden
vorgrooten of verkleinen, het nalaten aan een of
meer erfgenamen, het verruilen of wegschen
ken, er op rechtmatige wijze mede handelen
naar goedvinden evenals met zijn roerend
vermogen.
mijn stem klonk vast als altijd toen ik ant- j
woorddc: j
-Ik vermoed, sir, dat men de eerste be
richten zal krijgen zoodra we de haven vau j
(^ueenstown binnen!oopen.:'
»Ha ha ha,'1 lachte het. nijdige kereltje, »ik
wist wel dat u dit zeggen zoudt.! Flannigan, |
scheid toch uit met dat schoppen onder de i
tafel, ik verdraag het niet langer. Ik weet l
zelf wat ik doe." En, zich tot mij keeremle, :
vervolgde bij:
»U hebt het mis, meneer, u hebt het totaal i
mis."
»Een schip dat we passceren, misschien ?..."
opperde Dick.
->Neen, dat ook niet."
»'t Is goed weer," hernam ik, -waarom zou
men van do plaats onzer bestemming niet
van ons hooren?"
:>I)at zeg ik niet dat ze van de plaats
onzer bestemming niet van on* hooren zullen,
zonder twijfel gebeurt dat ook te zijner
tijd, maar vandaar zal het ? n'n-t het eerst zijn."
»Waar vandaan dan?" vroeg Dick.
»l)at zult gij nimmer weten. Het zij u ge
noeg dat een snelle, geheimzinnige bode de
tijding zal brengen waar wij zijn, en wel
vóór de dag om is. Ila, ha, ha !" en hij
griunckte wederom.
»Kom, ga liever mee naar het dek!" bromde
zijn vriend, >je hebt: te veel grog gedronken,
ze heeft je long losgemaakt. Allo, ga mee!"
en hem bij den arm nemend, sleepte hij hem
half het rooksalon uit. Wij hoorden hen
samen de trap op gaan en over het dek
sloilen.
;>Nti, wat zegje? Wat denk je er mivan?"...
was het eenige dat ik kou uitbrengen, ter
wijl ik Dick aanzag. Deze was even onver
stoorbaar kalm als ooit.
»Wai; ik denk? wel, ik denk precies als
die andere dat we geluisterd hebben naar
Sc» 'i
1) liet domiri'imi ui ik dat den boer erfelijk
toekwam tegenover het doniinium 'lireriuni.
het opper-eigendomsrecht vau den heer.
ziek.
IH de Hoofdstad.
De roem is ecu grillig kind. Sommisten grijpen
hot met liet grootste gemak en van anderen keert
het zich hardnekkig af. De voorbeelden iu onze
muziekgeschiedenis zijn vele, om dit te bewijzen.
Doch ook evciisuel als iemand zich er van meester
maakt, ontglipt het hem soms weer.
lloj snel werd de jonge Mascagni beroemd! Het
is waar, hij had reeds een leven van lijden achter
zich, hij, tic jonge conservatorist te Milaan, die de
afgedragen kleederen van zijne makkers droeg en
die, om te kunnen blijven leven, zijne studie nuest
KtuiiiintttWiiiitnimmiiimiimiHiiimiiiMiiittliiHmtitfniiitiiuimi
de zottepraat van iemand die dronken is.
De kerel stinkt naar de cognac."
xOnzin, Dick ! je hebt zelf gezien dat de
groote wou dat hij zijn mond hield."
«Natuurlijk. Hij wou niet dat zijn vrind
zich tegenover vreemden zoo bespottelijk aan
stelde. Misschien is de kleine krankzinnig,
en de ander zijn oppasser. Dat is best mogelijk."
-,(), Dick, Diek!" riep ik, »hoc kun je zoo
verblind zijn? Zie je dan niet dat ieder woord
mijn vermoeden bevestigt'/"
Malligheid!" lachte Dick, :je windt je
zelf op tot allerlei divazc fantasieën. Maar
wat duivel deuk jij dan vau dien onzin over
een geheimzinnige!! bode die, bericht vau ons
brengen zou ?"
:;Goed, 'k zal je vertellen wat hij bedoelde,
Dick,'' zei ik, voorover buigend en mijn vriend
bij den arm grijpend. >Hij bedoelde; dat een
visschcr, ergens op de kusten van Amerika,
plotseling, ver iu zee, een hellen gloed zou
zien en eeu gcilikker vau vlammen. Dat be
doelde hij."
»l\om, Hammond, ik dacht niet dat je zoo
ounoozel waart!'' spotte Diek. :Als je al het
gebazcl van een dronken man gelooven wilt,
'heb je geen oogenblik rust in je leven. Laat
ons hun voorbeeld volgen, en aan dek gaan.
Je hebt behoefte aan frissche lucht denk ik.
Ik wed dat je lever niet in orde is. De zee
reis zal je wel opknappen."
»Nu, 'als deze reis goed ailoopt," zuchtte
ik, >wect ik wel dat ik me nooit meer op
zee waag. Kijk, ze zijn bezig de tafel te dek
ken; 't is niet meer de moeite waard naar
boven te gaan. Ik rook liever hier mijn
sigaar uit."
>;Nu, 'k hoop dat je tegen 'i eten in een
vroolijker stemming komt," zei Dick, eu hij
liet mij alleen met mijn gedachten, tot de
gong alle passagiers in het salon bijeen riep.
(Slot volgt).