Historisch Archief 1877-1940
911
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
sluitend huldigen van den ouderen vorm evenveel
te zeggen als tegen het componeeren van een
muziekdiama geheel in den vorm en stijl van Wagner's
latere werken en wel het laatste, omdat Wagner
zoo iets groots gegeven heeft, dat het bedenkelijk
schijnt, hem te willen navolgen. Dit dacht ik on
willekeurig bij Leiden Ontzet, omdat het vake op
treden van het Wilhelmus en het Van
Noortmotief doen zien, hoe moeilijk het is daarin de
juiste maat te houden.
Doet aan den anderen kant hoorde ik vele gedeel
ten, die van groote tooneelkennis en routine getuig
den, en waar de componist op het juiste moment zijn
toehoorders weet te pakken. Daar heeft de hepr
van der Linden dan ook niet gedacht aan oud of
nieuw, doch daar heeft- hij ,/Aus eiuein Gu?s" volgens
zijne inspiratie neergeschreven, en dat is, bij slot
van rekening, m. i. toch altijd bet beste.
De vertolking was weer eene bijzonder goede.
De Van Noort van den heer Orelio, had nog eene
hervorming ondergaan, zoowel wat grime als diepte
van opvatting betreft, en had er door gewonnen.
De^ lieer Pauwels, hoewel verkouden, heeft toch
de figuur van den jongen minnaar weer op een
wijze, zijner waardig, voorgesteld. Mevr. Dirckx
Van de Weglie, Eli»abeth, toonde, evenals vóór
twee jaar, wat zij vermocht in die rol, en de heer
Engelen gaf nu een Van der Werjf, die het won
van zijne vroegere vertolking. Hij vecht zeer tegen
zijne vroegere eentonige wijze van zingen en wel
met aanvankelijk succes; ook de heer hijsseu was,
als Valdez, niet kwaad.
Kortom, aan de iustudeering is veel zorg besteed
en de ontvangst door het publiek was, evenals vroe
ger, zeer warm.
Dat een paar repetities meer niet geschaad
zouden hebben, bewees de opvoering van Lakm
door ditzelfde gezelschap, vooral wat het orkest en
ook wat het koor betreft (alleen het minne-koortje
in de 3e acte uitgezonderd) dat zeer goed klonk.
Doch deze voorstelling was vooral voor de hoofd
persoon ; Mej. Louise Heymaun trad als Lakm
op, en men ziet wel eens meer dat, wanneer een
buitengewoon aangekondigde hoofdpersoon optreedt,
de onderdeelen te wenschen overlaten. Dat is de
schaduwzijde van het sterrensysteem. Men komt
niet om het werk, doch om een hoofdpersoon te
hooren.
Deze voorstelling onderscheidde zich echter weer
in goeden zin, dat de partner van Mej. Hcymann
de Heer Thijssen (Gerald) een zeer goeden indruk
maakte, soms won hij het zelfs van haar. Ik ont
waarde ditmaal vooral, dat deze zanger bezig is
zich duchtig te oefenen en wel onder zeer degelijke
leiding. Bravo!
Mej. H<-ymann was, evenals vroeger in de
tweede acte vooitreffelijk ; dan vooral bespeurt men
met hoeveel gemakkelijkheid zij de colpratnur
beheerscht; doch hare vertolking stond als geheel
beneden eene, die ik vroeger van haar hoorde in
de Fransche Opera. Vooral in de derde acte was
zij niet zeker. Wellicht is htt haar vreemd in de
Hollandsehe taal te zingen. Hoe het zij: dit
was jammer, want in hare opvatting stak poëzie.
Jamnier ook dat de Heer Judels (Ni la kan Hm) zoo
weinig klank wist te ontwikkelen ; daardoor kwam
zijne partij niet tot haar recht.
Het eontrasteerende element in deze opera vormt
het Engelsehe clubje onder directie van Fret/erik,
die blijkbaar in levenswijsheid Gerald en de drie
dames ver vooruit is en die ons overbluft, met
waarheden, zooals: ,/de vrouwen zijn geenszins in
alle streken gelijk van aard en steeds dezelfden,
dat is veel waard!
Hier in de heete lucht waar 't harte gloeit van
minbegeeren, de vrouwen zijn veel meer geducht."
Ellen geeft hem een lesje: ,/Als wij eens beminnen,
het harte vol gloed, dan zijn 't niet de zinnen,
maar wel ons gemoed!" Het stond Mej. Kamp
huizen alles behalve fraai, dat zij dit gedeelte zoo
onzuiver zong. Daardoor gaf zij den indruk, dat
die reinere liefde van het gemoed altijd met
dissonanten gepaard gaat.
(Ik vond ook min of meer een dissonant in de
te langzame opvatting van sommige tempi).
Doch een verslaggever mag niet zoolang over
liefde praten en dus sluit ik, met de vermelding
dat de Heer Poons zeer goed als Frec/crik was,
mijn praatje over Lakmé.
* -*
Gaan wij thans tot een andere ster over : Mej.
Antoinette Trebelli, die in het Concertgebouw
tweemaal optrad. Eens in het Buitengewoon
abounementsconcert en later in een concert van de
Vereeuiging tol aanmoediging van het arme school
kind, ok zij is geen nieuwelinge voor ons. Thans
heb ik echter van deze zangeres een schooneren
indruk ontvangen, door de wijze waarop zij liederen
voordroeg. Hier kwam de stem, die in eene aria
bij de hooge tonen scherp en geknepen klonk, op
verrassende wijze tot haar recht. Ik bedoel hier
niet rnede dat zij hare stem tot wat de
Franschen noemen eene Eiffelhoogte wist te ver
heffen, doch wel de sehoone toonverbindiug en de
poëtische voordracht. Het arme schoolkind" moe
digde mej. Trebelli aan met de W ah uit Le Pardon
de Ploërmel, doch toen was de poë/ie weer op de
vlucht gedreven. Ik hoorde loopjes, trillers zeer
vlug uitgevoerd, doch zonder meer.
De heer Mossel trad in beide concerten eveneens
als solist op, en wel in het eerste concert, o. a.
met een Concert van Lalo (2e en 3e deel). Ik heb
op beide concerten de heer Mossel met groot ge
noegen gehoord. Vroeger stond hii reeds bekend
als een duchtig virtuoos, doch uu merkt men op,
dat eene rijpere wijze van spelen aan zijn spel een
artistieker cachet geeft, m. a. w. dat de artist hoe
langer hoe meer op den voorgrond treedt en de
virtuoos meer op den achtergrond. Dat zich blijven
ontwikkelen, getuigt dat deze kunstenaar zijn
roeping ernstig opvat.
Eene zeer muzikale natuur is zijn echtgenoote,
mevr. Mossel?Belinfante, die (ook voor het arme
Schoolkind) als soliste optrad en zich deed kennen
als eene pianiste, wier techniek zeer ontwikkeld is
en die een schoonen aanslag en muzikale voordracht
bezit. Daarbij heeft hare wijze van spelen de na
tuurlijke gemakkelijkheid, die nooit den indruk van
inspanning geeft. Alleen moet ik er voor waar
schuwen, dat bij te sterke toon-outwikkeliug de
klank wel eens droog en hard wordt. Mevr. Mossel
behoeft die kracht niet, want haar aanslag stelt
.haar in staat ook op andere wijze kracht en klank
te ontwikkelen.
Eindelijk meld ik nog, dat de heer Phl. met veel
succes een drietal Frausche liederen voo-droeg,
waarvan hij in den laatsten tijd zijne specialiteit
maakt en waartoe zijn schooue tenorstem en wijze
van voordragen hem bijzonder geschikt maken.
Ik heb beide concerten door elkander besproken,
omdat het, voor een gedeelte dezelfde solisten
waren, doch ik zou ondankbaar zijn tegenover het
orkest van het Concertgebouw, wanneer ik niet
alle hulde bracht aan de wijze waarop het de
Jubeloaverture (alweer met het Wilhelmus tot slot)
van Weber, de Veuusberg-muiiek uit Taiuiliduxcf
en de ouverture S'/pphn van Goidmark vertolkte,
onder de beproefde leiding van den Heer Kes.
* *
Een van de kleinere zaugvereeuigingen die uit
voeringen op bescheiden schaal geeft, eu zich mag
verheugen in de belangü-ttlling van een groot,
publiek, is de verceniging .\[uxis Sf«'i't(/,i ouder
leiding van den lieer ILiuri F. R. lïrandts Buijp. D<;
vele kleinere koorwerken die niet een gehoelen
avond vullen en ook met klavierbegeleiding kun
nen worden uitgevoerd, zijn de aangewezen stukken
voor zulk eene vereeuiging, en daaraan houdt Miisis
Saci'Ui/t zich dau ook in den regel.
Ik woonde een gedeelte van een concert vau deze
vereeuiging bij en hoorde F.iilcöiiiijftoehter van Gade
uitvoeren. De lotgevallen van den ongelukk'gcu
Jlerr Olaf die hut zoo zwaar moet boeten, dat hij
vóór zijn huwelijk alleen in den maneschijn gaat
rijden en die, hoewel hij standvastig blijft, toch
de dupe van de historie wordt, (Ir.er wordt, de
deugd dus niet beloond) werden door de leden
vau Musis Sarrum eu d<; solisten de dames A.
Vlieger, J. v. E. D. eu den heer Th. llorsmau
op verdienstelijke wijze bezongen. II t koor zong
met nuanceering eu dus mag men den leidei', den
heer Braiidts tiuijs gelukwenscheii niet deze ge
slaagde uitvoering.
VAX MILLIGÏX.
De Dames-Zangvereeniging: van Milligen zal
op Zaterdag 15 December eene uitvoering geven
waarin koren van Richard Hol, L. A. van
Tetterode, J. Wagenaar, Scharwenka en Cósar Franck
zullen worden ten gehoore gebracht.
Als solisten hebben Mevrouw J. Franco
MendesCalisch (zang) en de Heer Joseph Cramer (vioolj
zich bereid verklaard mede te werken.
De uitvoering is alleen toegank lijk voor
kunstlievende leden. Ter verkrijging van bet
lidmaatschap kan men zich wenden tot Mevr.
II, Ileineken-Daum, Frederiksplein ~(>.
Het mooie gebouw der
LevensverzekeringMaatschappij op het Damrak, waarvan de bene
denverdieping zoo lang heeft leeggestaan, kreeg
eindelijk een bewoner. De tirma C. C. Bender,
te Leiden, vestigde daarin een tiliaal van haar
welbekend piano-magazijn. Deze tirma is hoofd
agent van de Amerikaansche pianofabriek der
heeren Mason and Hamlin te Boston; in het
magazijn heeft zij een groote sorteoring piano's
en orgels geëxposeerd.
uiiitiiiiiiiiMiiiiiiiiMuniiiMiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiMliiiiimnutiiMMMiiiiiiminiiii
Licht voor de Nachtwacht.
Het schijnt mij niet te onpas, op het
oogenblik : nu de eisch van een betere plaatsing voor de
Nachtwacht met algemoener instemming dan te
voren is gesteld, nu in meer dan een afdeeling
van onze voor kunstzaken anders zoo lauwe
IweedeKamtr deze kwestie ernstig werd besproken,
nu de deken der Nederlandsche schilders zelf
zich openlijk tot den betrokken Minister gewend
heeft, om voor zijn doorlucbtigen voorganger bet
recht te vragen wat zijner kunst toekomt, het
schijnt mij niet te onpas nu nog weder eens te wijzen
op de omstandigheid dat ten slotte de eigenlijke
verantwoordelijkheid voor den algemeen veroor
deelden s/atuft quo in deze bij het Amsterdamsche
Stadsbestuur blijft berusten.
De stad Amsterdam heeft vóór tien jaren de
Nachtwacht en de Staalmeesters ook voor het
nieuwe Rijksmuseum aan het Kijk in leen ge
laten, maar zij mag de zorg voor dit kostelijk
bezit niet uit handen blijven geven, wanneer
naar het algemeen oordeel die verzorging dermate
te wenschen overlaat. De stad heeft het recht,
de stad is er toe verplicht van hot Kijk verbe
tering te vragen. En het ligt er niet toe dat dit
vragen, als bij zoovele zaken van administratief
beheer, een klagen aan doovemans oor moet wor
den. Aan Amsterdam blijft, wanneer de Ilogeering
onwillig mocht blijken, de vijf en veertigduizend
gulden welke nog voor de voortzetting der wand
schilderingen van twijfelachtig gehalte moeten
worden uitgetrokken, liever aan een betere plaat
sing der Rembrandts te besteden, aan Am
sterdam blijft het in dat geval toebedeeld zelve
een betrekkelijke oplossing aan de kwestie te geven.
Het Stedelijk Museum aan de Van
Jiaerlestraat kan aanstaanden Mei gereed zijn, en er
zijn in dio ruime lokaliteit verscheidene zalen
waarvoor nog geen bestemming is aangewezen.
liet zou voor de hand liggen wanneer de stad
in dit Stedelijk Museum hare beste kunstschat
ten ging onder brengen. Waren Nachtwacht
en Staalmeesters nog in het Trippenhuis, me
dunkt, de opening van het nieuwe Museum zou
van zelf een wegvoeren dezer stukken naar de
betere gelegenheid hebben meegebracht. Welnu,
en met al de verdiensten van bet Rijksmuseum
en al de grootscheepsche bedoelingen van do
Ilembrandtzaal lijdt het geen twijfel of
Rembrandts werken waren in het oude huis op den
Kloveniersburgwal, strikt genomen, toch nog meer
naar den aard gehuisvest dan thans. De rol, die de
stad in deze aangelegenheden heeft te vervullen is
dus aangewezen. Kunnen Rembrandts twee voor
naamste werken wezenlijk te midden "an een schat
van voortbrengselen der oud-hoilandsche schilder
kunst naar waarde troonen, dan zal dit ook den
bezitter zelf van die stukken slechts vreugde
geven, en in zooverre blijft het exposeeren der
stads-schilderijen in het Rijks-museum altijd
verkieselijk. Maar wanneer de publieke meening,
dat de wijze van exposeeren van Nachtwacht
en Staalmeesters beslist onwaardig moet wor
den genoemd, door de uitspraak van niemand
minder dan een groot kunstenaar als Jozef Isracls
met nadruk is gesanctioneerd, dan waarlijk mag
het stadsbestuur van de hoofdstad niet langer
lijdelijk aanhooren. Men heeft thans zijn voor
waarden te stellen. Hecht de landsregeering er
wezenlijk aan in hare schilderijenverzameling de
heide kroonjuweelen der Hollandsehe kunst te
behouden, dan zal zij hare uiterste zorgen aan
deze ook niet mogen weigeren. Blijft zij daaren
tegen onverschillig de luide klachten aanhooren,
waarvan de gegrondheid nog door niemand is
bestreden, dan zal de stad zelf eindelijk handelend
moeten optreden. Het oogenblik is gunstig. De
localiteit biedt zich aan. Een uitgezochte
localiteit 'i Dit zou ik niet mogen beweren, manr
ik durf zeggen dat er in het Museum-Suasso
althans vertrekken zijn die tot dit doel beter
zullen voldoen dan de weidsche Rijksmuseum
zalen. De kabinetten aan de voorzijde, zou
den, althans voor de Nachtwacht waarschijnlijk
te klein blijken, maar al vindt men in. de
ruimer maar eveneens rustige kamers ook weder
bovenlicht, zoo is dit toch zeer in het voor
deel van dat licht dat het lang zoo ver niet
van de schilderijen af is als in het Rijksmuseum.
Gelijk de zaken thans staan zou een overbrengen
van de Remb;andtstukken uit het Rijksmuseum
naar de Suasso zalen in elk geval een. stap nader
tot een voldoende plaatsing zijn.
Men versta mij wel : Natuurlijk is de uitbouw
van het Rijksmuseum zelf, zooals de heer Israels
die vraagt, en zooals die met de vooruit voorde
wandschilderingen bestemde som zeker wel te
voltrekken zijn zou, datgene wat vurig te wen
schen blijft. Maar Amsterdam, de bezitter van de
schilderijen, kan nu omtrent deze dingen een na
drukkelijk woord meespreken, zonder eenigc vrees
van den anderen kant in een ongewenscht mee
dragen van kosten betrokken te worden. Beter
dan ooit kan de stad thans vrijmoedig opkomen
voor het recht van de haar toevertrouwde kunst,
het uitstekende kan gevraagd worden omdat
het betrekkelijk betere althans te krijgen is.
En zoo meen ik nog eens te over te hebben
aangetoond dat het geen zeggen in de lucht ge
weest is wat hier den 25en Maart reeds werd
geschreven, dat: »een verbouwing van het cen
trum van hot Museum ter verkrijging van een
localiteit, waar de Nachtwacht naar eisch van dat
unieke werk een plaats mag vin (en, de klem
mende voorwaarde zal zijn, waarop nlleen Am
sterdam de Nachtwacht aan het Rijksmuseum
mag blijven afstaan."
De stad behoeft wat er ook gebcure, met de
schilderijen van Rembrandt niet verlegen te zit
ten, en kan zich bij een bestendigen van don
tegenwoordigen af keurenswaardigen toestand al
thans niet op een >bij gebrek aan beter'1 beroepen.
Zij vrago dus onverwijld en met klem de
maatregelen van zorg aan de llgksregeering voor
wat i u goeu ?, erirouwen aan deze ter leen werd
afgestaan, liet beste van onze nationale eer is er
mee gemoeid.
Of hebben wij het niet te gevoelen als een
schande over het land, dat onlangs nog een vreem
deling, van de plaatsing van dit meesterstuk van
denzeU'den man aan wien een metalen beeltenis
op een der Amsterdamsche pleinen openbare eer
heet te betoonon, hoe een vreemdeling van
kennis en smaak (1) van het etaleeren der
Nachtwacht onverholen dorst getuigen, dat Rem
brandt zelf, kon hij dit alles aanzien, in woede
ontsteken zou over zulke valsche veneratie'!
Mogen wij dan werkeloos blijven V
En past het ons allen niet tot het einde toe,
op Rembrandts waar ijk eerherstel te blijven
aandringen 'i
(i Dec. '!M. J. V.
neman, Mevr. Ronner-Knip, Rietstap, Springer,
Taanman en Verveer, van de jongere meesters.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui
23, zijn geëxposeerd twee schilderijen van Ed.
Karsen, »0ud Amsterdam" en »Avond".
(1) Arsène Alexandre.
Tentoonstelling.
In do kunstzaal Krasnuf/olfliy, Warmoesstraat,
zal onder directie der heeren C. F. Roos et Co.,
weder een tentoonstelling van moderne schilde
rijen worden gehouden. Onder de aanwezige
grootere stukken noemen wij: van F. van Groe
ningen een Pandora, die de tallooze booze geesten
gelegenheid tot ontsnappen geeft; van Porticlje
een Aan de. bron gezeten Ophelia, benevens een
kranig uitgevoerde BengaaUche Tijger, door prof.
G. Sturm. Onder de verdere werken, waarbij
ook eenige aquarellen, zijn, van de vreemde
meesters, nog te noemen : Agrestie, lleijermans,
Landelle, Luna, Marchetti, Robie, Rochenoire,
Schultzo, Wagner, en van de Ilollandsche mees
ters: David Bles, J. M. ton Kate Mzn.. Kever,
Willom Maris, Oppenoorth, Oyons, Roelofs. Sadée,
Springer, Verveer, Wijsmuller.
Wij herinneren nog, dat de kunstzaal ook des
avonds geopend is tot 10 uur, bij electrische
verlichting.
Bij de te l'arijs gehouden veiling der schilde
rijen vau llenri Garnier werden de volgende
hooge prijzen besteed : Corot. l'Enfant jirclieur,
17,01)0 l'rs.; dezelfde, 8-jurenir, 1;!,00() frs. :
Daubigny, l'Uite a Triel, 25,500 frs. ; dezelfde, Les
litnd* de i'Oisc, 20,000 frs.; dezelfde, Laceitses,
50,01)0 frs.; David, Portrt'M* de femmes, 12,000
frs.; Diuz, La Foret de Font'rineb'eau, 15,000
frs.; Jules Dupré, Le Pccheur, 20,000 frs.:
Eugène Fromentin, La ('hasse au faueon, 15,000
frs. ; Ingres, Portrait de Bartolin', 13,000 frs. ;
Meissonier, Charles I, 11,000 frs.; dezelfde, Le
Ihtn'e, 14,000 frs.; Millet, Les Oie?, 38,200 frs.;
dezelfde, Moutons dans un sentier, 35,500 frs.;
dezelfde, L't Ilersc, 75,000 frs.; Ronsseau,
Paysage, 12,100 frs.; Zicra, La Cannebière, 15,100 frs.
Dinsdag 11 December zal de tirma Frederik
Muller & Co een veiling houden van oude en
moderne schilderijen, afkomstig uit do nalaten
schap van Mevrouw de Weduwe A. L. Braskamp,
geboren van Beckenratk-Glusenkamp. In den
catalogus komen voor de namen Quieringh van
Brekelenkam, Ilackaert, Janson, Jelgerhuis, Motzu,
Mieris, Bonaventura Peeters, Jan Steen, Ter Borch,
van Vries, van de ouderen; en Cunaeus, Destrée,
Elzer, Eversen, Hilverdink, van Hove, van der
Keilen, de Koekkoek's, Kruseman, van Os,
PieIndrukken van een Belg in
Nederland.
Er zijn maar weinig Belgen, die in Nederland
eene pleizierreis ondernemen. Men zou zeggen
dat het Noorden heu afschrikt, terwijl het Zuiden,
integendeel, hen zeer sterk aantrekt. Parijs is
d;'uir, een machtig' aanloksel en verder zijn
het Zwitserland, Italië, al de bekoorlijke streken
van zonneschijn eu blauwen hemel. Trouwens, ik
geloof ook wel dat hetzelfde verschijnsel in nagenoeg
al de landen van onze geographiscue breedte vast
gesteld wordt: het Zuiden heeft voor ons eene aan
trekkingskracht, die bijna onweerstaanbaar is.
\Vat mij betreft, ik verlangde zeer Ne,Ierland
te bezoeken. Het weinige, dat ik er van gezien
had, verleden jaar, tijdens het coi.gres van
Arnhem, waaraan ik vooral medewerkte door
lange wandelingen te maken in de zoo -schilder
achtige omstreken der stad, had bij ir.ij de grootste
begeerte verwekt er wel meer van te kennen; en,
na lange en herhaalde uitstellen, bevond ik mij
toch eindelijk een goeden morgen op weg naar Am
sterdam, gemakkelijk gezeten in den halfcoupévan
9en Ilollaiidschen trein, rechts en links door de raam
pjes naar het snel vluchtende landschap kijkend.
Zoodra ik mij ergens in onbekende oorden op
reis begeef, doet zich bij mij een spontaan en
almachtig verschijnsel voor, een dat ook plaats
grijpt, denk ik, bij het meerencleol der reizigers:
ik vergelijk wat ik waarneem met hetgeen ik
elders reeds gezien heb. Aldus, terwijl de snel
trein met zijn eentoonig gebrom door de vlakke
velden van Noord-Brabant vliegt, denk ik, dat
wij in Vlaanderen ook zulke velden hebben, maar
mooiere, omdat zij bij ons meer bevolkt on woud
achtiger zijn. Op de brug van den Moerdijk
herinner ik me dadelijk de kolossaal stoute en
reusachtige bruggen, waarover ik in Amerika ge
reisd heb, de brug van den Wallkill Valley
Railroad te Poughkeepsie b.v., die met n worp,
zoo hoog als de loodrechte rotsen der oevers
over de driehonderd meters breedte van de
lludsonriver springt, zoodanig hoog en verkleind door
den afstand, dat men er een trein moet zien over
rijden, klein en nietig als een kinderspeeltuig, om
te kunnen gelooven dat het een spoorwegbrug is.
Zoo ook te Rotterdam, waar de trein de gansene
stad doorkruist, rijdend aan de hoogte der eerste
of tweede verdieping der huizen, waarvan men,
dwars door de heldere vensters, als ineen vlugge
aaneenschakeling van onophoudend geopende en
geslotene trekladen het inwendig leven kan be
speuren, heb ik geen moeite om mij in te beelden
dat ik een deel van New-Vork doortrek, op een
der Elevated railroads. En overal is het zoo voort.
Bijna overal, in al mijn reizen, is het de gelij
kenis der dingen, meer dan hun verscheidenheid,
die mij getroffen heeft. Het is alsof eene geheime
kracht de natuur zoowel als den niensch er toe
dwong, met dezelfde organieke elemen en, in
identieke omstandigheden producten voort te
brengen, die, onder hun oppervlakkige of schijn
bare verscheidenheid van uiterlijke vormen, den
onmiskenbaren stempel van hun gelijksoortige!!,
primitieven oorsprong dragen.
* *
Nooit heb ik, zonder een zonderlinge emotie,
en een beetje hartklopping, het doel eener reis,
hoe klein ook in den vreemde kunnen
bereiken. En wanneer mijne bestemmingsplaats
een groote stad is als Londen, als New-Vork
of Amsterdam, dan krijgt deze ontroering eene
schier kwellende scherpheid. Onweerstaanbaar
naarmate ik tot hot doel nader, vraag ik mij af
hoe ik daar in die groote onbekende stad ont
haald zal worden, wat al genoegen of
onttoovering mij wacht. Het maakt op mij den indruk
alsof alles wat ik zie en hoor: de voorstad waar
de trein fluitend doorheen snelt, de dreunende
bruggen waarover hij holt, de bedrijvigheid van
vaar- en rijtuigen in en langs de haven, de
plechtige onbewegelijkheid der torens in de verte
een overweldigende macht bezaten, de macht van
eenen maalstroom, die mij weerloos in zijn reus
achtige evolutie medesleept.
Het is genoeg bekennen, dat die eerste impressie
van een drukke stad, welke ik voor de eerste
maal bezoek, voor mij gewoonlijk schier onaan
genaam is; en ondanks al de sympathie die mij
tot Amst'rdarn aantrok, was ik niet machtig dien
eersten indruk gansch te overwinnen, terwijl ik,
in mijn verlangen om dadelijk een gezicht van de
stad te nemen, rechts en links naar de ge
bouwen en de beweging in de straten kijkend,
te voet den loopjongen van 't station volgde, die
mijn valies naar het hotel droeg.
Lange, smalle, bochtige straten vol leven en
beweging, hooge, sombere, vaak als om elkander
aan te kijken naar elkaar overhellende
ouderwetsche huizen; breede, stillere, in halven cirkel
loopende grachten, bczoomd met heerlijke hoornen
en statige, ruime, van aloude pracht en weelde
getuigende gebouwen ; is 't zoo dat ik mij Am
sterdam had voorgesteld 'l Ja, omtrent zoo: maar
wat mij vooral treft en aangrijpt is het contrast
van die antieke stad uit wier gansch uiterlijke
zoo innig de bespiegeling, het geheugen en de
droeve stilheid der verleden eeuwen schijnt te
spreken, en wier hedendaagsche leven een der
woeligste en meest moderne van den aardbol is.
O, oude, donkere, prachtige, in uwe sluimering
verzonkene gebouwen van de grachten, als ik u
soms aanschouw verre, half verborgen achter de
naakte, zwarte kruinen uwer oude boomen, aan
den oever van uw stille water, dat een glans van
gepolijst metaal heeft, komt het me voor alsof
uw edele, gestrenge gevels zich met een sluier
van hoogmoedige melancholie bedekten, en of uit
uw antieke vensters als uit oogen een
gebelgddroevigen blik viel op die rinkelende trams en
rijtuigen, op die bedrijvige voorbijgangers, op dat
gansche woelig en moderne leven, dat de sereniteit
uwer droomen en herinneringen van 't verledene
komt storen.
* *
*