Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 911
Iemand had mjj voor mijn vertrek gezegd: de
Hollanders zijn koel en ongastvrij; gij zult door
hen niet aangetrokken worden, gij zult u van
die reis beklagen. Anderen nog hadden mij dit
gezegde herhaald en bevestigd, en zonder dat dit
mij van mijn plan had doen afwijken, toch moet
Ik bekennen dat ik in Amsterdam aankwam
zonder veel hoop, er op een vriendschappelijke!!
vertrouweljjken voet onthaald te worden. Ook,
wat een blijde verrassing, toen ik, nauwelijks in
het hotel afgestapt, een brief ontving van den
hoofdredacteur van een der beste Nederlandsche
letterkundige tijdschriften, waarin deze zoo vrien
delijke heer, aan wien ik in deze enkele woorden
al mjjn dank wensch te betuigen, mij uitnoodigde
om zonder ceremonie bij hem te gaan dineeren
en vervolgens den avond in den schouwburg door
te brengen.
Ik spreek natuurlijk enkel van mijn eigen on
dervinding, maar ik ben toch gelukkig te mogen
bevestigen, dat ik nooit ergens gulhartiger ont
haald werd en ik wil graag geiooven, dat zij die
mjj voor de koelheid en ongastvrijheid der Hol
landers een schrik poogden in te boezemen, het
Nederlandsche volk slechts oppervlakkig kenden.
Het is ook aan dien heer, dien ik mij zal ver
oorloven een vriend te noemen, dut ik een der
grootste kunstgenoegens verschuldigd ben, die het
mjj ooit gegeven werd te genieten: er viel mij
namelijk de goede kans te beurt met hem en
zijn lieve familie, in den beerlijken nieuwen
Stadsschouwburg, e:ne vertooning van Gringoire
en Cyprienne bij te wonen.
Het is geene geringe onderneming, ik zou bijna
zeggen het is een waagstuk, een meesterwerk
als Gringoire in vertaling aan te durven. Ik had
het stuk zien spelen met Coquelin en hier, reeds
vóór het gordijn opging, vroeg ik me met een
soort van spijt af, of ik geen groote en pijnlijke
teleurstelling zou beproeven. Maar ik hoefde niet
lang te wachten om volkomen gerustgesteld te
z\jn. De twee keeren, dat ik door Coquelin het
stuk had zien spelen, was de groote kunstenaar
bijgestaan door tooneelisten van vierden en vijfden
rang; hier was niet alleen Bouwmeester
voortretfelyk als Gringoire, bijna zoo voortreffelijk als
Coquelin zelf, maar ook al de andere artiesten,
die hem de repliek gaven, waren onberispelijk.
O, die Rooijaards, wat speelde hij toch heerlijk l
't Is hij, misschien, die mij het diepst ontroerd
heeft. Herhaalde malen heeft zijn spel en dit
van Bouwmeester mijn oogen doen vochtig wor
den en meer dan eens heb ik met de armen op
een vóór mij ledig gebleven zetel naar voren
geleund, in een soort va:'sche s< haamte om mijn
ontroering aan mijn vrienden te verberge . Doch
als ik even schuchter links of rechts omkeek,
zag ik ook wel meer andere oogen die -vochtig
waren ; en als 't gordijn gezonken is heb ik ge
juicht, en met de handen geklapt, zoo luid ik
kon, zoo lang ik dorst.
Cyprieni e, een vertaling van Sardou's
»Divorgons ' was niet minder voortreffelijk weergegeven.
De actrice, die de rol van Cyprienne vervulde,
was eenvoudig meesterlijk en ook al de andere
spelers hebben hun taak vervuld met dat geweten
en die bekwaamheid, welke genoeg bewijzen, dat
ieder van hen een artiest van talent is, die uit
al zijn krachten streeft om tot zoo verre moge
lijk de perfectie te bereiken in een kunst, die hij
bemint en eerbiedigt en die hij ons ook doet
eerbiedigen en beminnen.
't Was bijna middernacht toen de vertooning
eindigde en toch was het zonder een oogenblik
vermoeienis of verveling, maar wel met een ge
voel van spijt, van ware spijt omdat het reeds
gedaan was, dat ik met mijn vrienden den schouw
burg verliet.
Ik hoop wel, dat ik er nog zal wederkomen.
(Wordt vervolgd). CÏMEL BUIJSSE.
itiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Sebastian Brant en zijn
Narrenschip.
SEBASTIANVS BRANDVS
lurifconfultus.
Tusschen de twee klassieke tijdvakken in de
duitsche litteratuur ligt een betrekkelijk ledig
tijdperk, waarin slechts Luther, benevens Hans
Sachs en Sebastian Brant in aanmerking komen.
Het voornaamste werk van dezen laatste, het
Narrenschip, is thans juist 400 jaar oud.
In 1458 werd Sebastian Brant te Straatsburg
geboren, waar zijn vader de herberg >De gouden
Leeuw" hield. Zijn vader verloor hij reeds in 14(58
en zijn moeder liet hem door bizondere on
derwijzers in de humaniora onderrichten. In
1475 bezocht hij de hoogeschool te Bazel; in
1484 kreeg hij verlof, onderricht te geven in de
rechtswetenschappen, en in 1489 werd hij doctor
in de beide rechten, terwijl hy in 1485 reeds
getrouwd was. Op verzoek der boekdrukkers van
Bazel gaf hij verschillende klassieke w. rken uit,
waaronder de latijnsche geschriften van Petrarca,
en bovendien latijnsche verzen die hij zelfgemaakt
had. Tegelijkertijd begon hij zich te oefenen in het
schriftelijk gebruik zijner moedertaal, die de ge
leerden uit dien tijd eerst weer moesten
aanleeren, omdat zij gewoon waren latijn te schrijven.
Tegenwoordig verwijt men den Duitschers uit
vroegeren tijd, als een ge rek aan vaderlands
liefde, dat zij in het latijn geschreven hebben;
doch men vergeet, dat toen het volk niet lezen of
schrijven kon. Behalve enkele gedichten, die altijd
nog m"er mondeling dan schriftelijk verspreid
werden, hielden de letterkundigen zich liever bij
het latijn, dat hun gemakkelijker afging, want
waarom zouden zij zich moeite geven voor het
volk. dat toch hun geschriften niet kon lezen ?
Eerst toen lezen en schrijven meer algemeen
werden, na de uitvinding der boekdrukkunst, werd
het noodig, zich ook op het duitsch proza toe
te leggen en Brant dat is zijn grootste ver
dienste behoort tot de mannen die de duitsche
schrijftaal in het leven hebben geroepen. Natuur
lijk begon hij met verzen ; eerst moest de dich
terlijke schrijftaal, die met de poëzie zelf verloren
was gegaan, weer in eere gebracht worden. Hij
vertaalde een paar van zijn eigen latijnsche ver
zen, kerkliederen, de disticha van Cato en
Moretus en de Thesmophagia (een aanwijzing hoe men
zich aan tafel behoort te gedragen). In 141)4
verscheen zijn voornaamste oorspronkelijk w,;rk,
het Narrent<chip, bij Johann Bergmann von Olpe
te Bazel in kwarto formaat, met uitmuntende
houtsneeprenten, die Simrock in zijn, in 187:2
uitgegeven bewerking heeft overgenomen, en die
van de ontwikkeling der duitsche houtsnijknnst
een hoog denkbeeld geven. Verschillende mees
ters hebben eraan gewerkt, doch daar Brarit zelf
ook teekende, houdt uien het er voor, dat althans
eenige ''er platen door hemzelf ontworpen zijn.
De platen die Schtible in zijn bloemlezing
"Het l&vo-fer" (Sttittgart 1845) bij het
^mri-i,nch'p en Murner gevoegd heeft, zijn van latereii
tijd en vertoonen een geheel ander karakter. De
oude houtsneeprenten geven waard" aan Simrock's
uitgave, waarvan de bewerking niet veel
beteekent. Beschaafde menschen andereu lezen
zoo iets toch niet zullen het Narrenschip al
tijd liever in de fraaie uitgave van (ioedike lezen.
waarin de onverstaanbare uitdrukkingen met een
paar woorden verklaard worden.
In 1T08 en 150!) gaf Mrant nog uit den
'h're//daiik en Tengte.rx l.cikenspicf/i'.t, een handleiding
in verzen voor rechters en rechtzoekenden. De
gedichten, die hij in de laatste jaren zijns levens
gemaakt heeft, zijn meest van staatkundigen inhoud,
en verscheidene daarvan zijn aan keizer
Maximiliaan opgedragen.
In gloeiend'1 en vaderlandslievende taal heeft
bij het verzoek ondersteund om een rijksiieri-onning,
die enkele edele mannen van dezen keizer trachtten
te verkrijgen. Door tusschenkoinst van zijn vriend,
den proost Geiler van Kaisersberg die zooals
bekend is, een cyclus van predik.'itiën over bet
Narretmthip heeft gehouden, werd Brant in 15iM)
als rechtsconsulent te Straatsburg beroepen en
in 15o;l tot s'adsschrijver of kanselier benoemd-,
Maximiliaan verleende hem de waardigheid van
Raadsheer, en later den titel van l'altsgraaf. Hij
stond aan het hoofd van het gezantschap.dat in IÖL'D
te Gent aan den nieuwgekozfii k ei/.er Ka rel Y
de hulde der Straatshurgers moest overbrengen,
en de bevestiging hunner rechten en privilegiën
verzoeken. In een zwaarmoedige, sombere stem
ming, veroorzaakt door den toenmaligen toestand
van rijk en kerk, overleed de wakkere, door zijn
tijdgenooten vereerde man, op den !()'?" Mei 1.YJ1.
Xijn vaderstad was zeer veel aan hem verschul
digd, en de humanisten betreurden in hem een
hunner uitnemendste voorgangers.
Weinig poëtische werken hebben zulk een
succes gehad als het Nnr>e><*chii>. In het ge
leerde aanhangsel, dat Xarncke gevoegd heeft bij
zijn uitgave (Leipzig 1851) kan men de bingo
reeks drukken, nadrukken en vertalingen vinden
die het beleefd heeft. Alle dichters die den
eersten tijd daarna opstonden, voornamelijk
Marner, Hans Sachs en Kischart, richtten zich er
naar in hun schrijftaal. Wimpholing wilde het
boek als grondslag bij het onderwijs op school
gebruiken; bet werd tot in den hemel verheven,
en vergeleken met Dante's G-oiJdelijke ttumcilir.
Thans denkt niemand er meer aan, Brant gelijk
te stellen met den grooten Elorentijn ; maar de
vergelijking geeft een juist idee van de grenzen,
waarin zijn talent zich bewoog. Beide zijn schep
pers der taal geweest, maar het fraaie Italiaansch
van Dante, is nog heden de schrijftaal van
zij i volk, terwijl het Hoogduitsch van Brant nog
groote veranderingen moest ondergaan, eer het
ons tegenwoordig Duitsch was. Beide waren ge
leerde dichters en beider voornaamste werken
getuigen van hun ijver. Brant's gedicht is eigen
lijk een mozaiekwerk van voorbeelden, aan den
bijbel en de latijnsche klassieken ontleend; in
de latijnsche vertaling van het Narrenschip, door
zijn vereerder Jakob Locher vervaardigd, teekent
deze de plaatsen aan, waaraan Brant zijn talrijke
citaten heeft ontnomen. Beide dichters verhalen ,'
gebeurtenissen, deels aan boeken, deels aan hun j
eigen levenservaring ontleend; doch terwijl Dante
episoden schept vol onvergankelijke schoonheid,
zooals die van Francesca di Kimini of den
hongertoren van Ugolino, doet Brant niets anders dan
bijeenvoegen zonder zelfs een poging aantewenden tot
een zelfstandige schildering van personen en
zaken; en juist die verzameling van voorbeelden
(zooals in het l'2e hoofdstuk, waar Adam, Jonathan,
keizer Julius, Nikanor en Azaul na elkander ten
tooneele verschijnen) heeft voor den
hedendaagschen lezer niet de minste waarde.
Beide gedichten rusten op symbolischen grond
slag. Maar welk een onderscheid van symbolen
en uitwerking! Als verheven geest, heeft Dante
het verhevenste aller symbolen gekozen : den
wereldbouw; Brant, de eerzame burger, wiens
degelijke, doch volstrekt niet hoogvliegende geest
geen pogingen aanwendde om de grenzen van
h» t gewone burgerlijke leven te overschrijden, kiest
tot symbool een carnavals-optocht. Dante heeft
zijn gedicht met zooveel kunst en stoute fantasie
ingekleed, dat wij gehee! te huis zijn in hel en
vagevuur (meer dan in den hemel) en zoolang
wij hem lezen, bijna gelooven aan het land, waar
hij ons brengt ; doch geen lezer van Brant zal
zich verplaatst gevoelen in een schip, of neemt
deel aan de Nairenvaart.
(Slot to'gl)
Buitinlandsche Bibliografie.
M-U'üicH BAHHF.S. Dn Sang, de la Volnptéet
tic ?(( muit.
Xoodra dit boek uitkwam, heb ik er aan ge
dacht het te bespreken, maar 't heeft laag ge
duurd eer 't zoover kwam. Ik durfde niet. Barrës
schijnt een groot man te zijn, bij wordt door
talrijke jongelui in r'rankrijk en in 't buitenland
hoog geschat (was 't niet zelfs de heer Buhr die
zijn boek aan hem opdroeg...?) en dan staat
't zoo gek, als men betuigen moet van die voor
treffelijkheid niets te begrijpen. Niet* is te veel
gezegd; een heel klein beetje, een heil klein
beetje, zooveel als besloten ligt in een soort
bewondere de beduiisdheid over zoovee) c/iia,
l'arijsachtig duwen en origineele pretentieusheid.
Kr is, ter inleiding van 1/hoinme libre", mi en
ik. een hoog-koel woord van Barrës, waarin hij
zegt (-enigszins medelijden te hebben met (ld
jeunes collégiens" van thans, die blijkbaar niet
zeer gelukkig zijn op de Kransche aarde, getuige
de vele zelfmoorden...
Voor hen vooral heeft hij dat hoek >L'llomrne
libre'' geschreven, dat bun leeren zal 't leven
vooral niet au sërieux te nemen, en hoe men 't
behandelen moet tot tevredenheid van zich zelf
en anderen.
Als nu die collégiens het boek gekocht hebben,
en 't is hun gegaan zooals mij. dan zijn ze
eenigszins knorrig geworden op M. Barrës, evenals of
hij hun met vriendelijk-welwillend wenken een
boek in 't oud-G' thisch had thuisgestuurd.
',Wees op een gegeven moment . tcndre et
passioniuV' en 't zal u wel gaan'', luidt de vriende
lijke raad van M. Man es, die voor zich zelf
van meening was , dat 't hem wel zou gaan,
indien bij députéwerd. en in die hoedanigheid
een tooneelspel schreef, dat bedenkelijk veel op
een schandaalstuk geleek.
Of... hel» een ame delicate et p-.ssionnéo, '
en gij zijt ook geholpen,'' klinkt oenigszins amlers
de levensraad der sceptische wijsheid. .l.\, heb
eens zoo'n ame''! Wordt toch eens -passioiiiié,"
zoo 's morgens tusschen 11 en 11... Ach (lad!
is 't dat niet waarom wij juist dagelijks biddin.
dat onze holle zielen vervuld mogen worden met
frisch vlammende passie*, zoodat we ons meege
trokken voelen buiten de mistgrauwheid van het
dag-aan-dagbestaan ! . . .
Nu komt de beer Barrës en zegt.: weet je wat ?
X'.o'n beetje geestdrift, die moest je je eens
aanschatfen. die is wel pleizierig om onder te leven....
Ik weet niet of na de verschijning van ?; L'hoinme
libro" onder de l'arij.-clx! collégiens, de zelfmoor
den verminderd zijn. Ik (lonk 't niet.
.Misschien is ook rui de verkiezing van Marrès
in de Kamer en na de verschijning van dat vare
stuk. hun vertrouwen zeer verminderd, als ze
bedachten boe anders een leven deze scepticus
leidde in de werkelijkheid, dan hij beschreef in
zijn boeken. Xoo'n levenswijsheid moei toch wel
een beetje door den uitvinder zeil' beproefd zijn,.
zal Y,I' eenige gebruikswaarde h"bhen voor anderen.
.Probeer het eens! I!:, heb me er goed bij be
vonden". . . dat is de eenvoudige en Ionische
vorm. waaronder men zoo iets voor kan dienen;
als bedacht verhaaltje van wat vel aardig wezen
zou. boErrijp ik niet dat't wat waard kan zijn. .Maar
ik begrijp zooveel niet in die boeken .... Mijn
vertrouwen in Barros was nog vormind M-d i.a
l'ne journét' p:.rlementaire" meende ik daar
straks. Maar mijn vertrouwen ten opzichte van
wat eigenlijk ?
Ik kan er niet bij, 't gaat alles buiten mij
om ... Daar zijn dan die gele ioekjes. met
onaangenaam groote letter zeer gespatieerd ge
drukt. Kr wordt in gesproken over Da \inci.
die 't leven zóó begreep, dat al zijn portretten
raadselachtig glimlachen van listig leveii:.weten.
over de ziel van Venetië''', die overeen schijnt
te komen met die van Barrës, of tenminste van
L'homme libre, over het jonggestorven lliissisch
meisje Marie Baskirtsef. die ook zoo fataal goed
begrepen hal, dat men hier op de wereld maar
»ardente'' moet zijn; dan komt alles in orde....
O ja! maar wat moet dat nou ! . . . . In der tijd
heb ik geteld hoeveel maal op die bladzijden de
woorden »ame", »passionné", »ardent", »flèvreux"
en »délicat" voorkwamen. Ik weet niet meer
hoeveel 't was, 't maakte me ook niet wijzer, dat
't zooveel was, en 't deed me niets.
Dat vind ik wel een groote grief tegen Barrès,
dat hij van al die hevige dingen zoo weinig
suggestief en weinig expressief spreekt. Als hij
't niet de moeite waard acht, laat hij 't dan
vóór zich houden, maar zoo hij anderen wil
meedeelen, ware 't gevvenscht, dat zijn eigen enthou
siasme hem etns tot andere termen verleidde
dan die der zuiverste banaliteit.
Bovendien zijn die boeken ondragelijk preten
tieus geschreven. De schreeuwleelijk Bahr is niets
bij deze kalmte, dit indolent afwenken van eenige
verheffing, deze physionomie van »wij-kennen-dat."
«Amateur d'ames," noemt hij 't eerste verhaal
van dezen laatsten bundel en dat klinkt wel
echt-Barrès.... »Men neme de ziel en knijpe
er in, dan geeft-i geluid en dat is aardig." Maar
hoe ter wereld dat nu toegaat blijft duister.
Dat is hatelijk. Daar is nu een die beweert
't te weten en hij wil 't niet zeggen.
Xou hij 't misschien tóch niet weten 'l
Van summige dingen uit dezen bundel heb ik
echter wel eenige impressie ontvangen en dat is
juist 't lastige en verwarrende, want 't belet met
gerust geweien te zeggen: dit is niets.
»Les deux femmes du bourgeois de Bruges,"
heet zoo'n stukje, waaruit ik wel iets tot mij
komen voelde. Ik moest er bij aan fijn oud por
selein denken of beter nog: aan mooi verbleekte
zeer oude Gobelins van kwijnend uitgewischte
kleur. Een rijke burger van het oude Brugge,
dien de engheid van het leven drukt in het arme
Noordsche land, reist naar Italië, waar hij weelde
en levenswijsheid vindt bij een hoog intelligente
vrouw, die de maitresse was van Laurent de
Medicis. Xij leidt hem in de volheid van een
bestaan, dat rijker begrip, en verfijnder behoeften
kunnen geven en ais bij weer terug gaat naar
zijn land, haalt hij haar over met hem te trekken.
En daar in Vlaanderen leeft hij dan zijn leven
verder, in do rustigheid van een materieel onbe
zorgd bestaan, tusschen die twee vrouwen, zijn
echtgenoote en zijn maitresse, die hij als zijn be
keerling den volke heeft voorgesteld. Maar zijn
vrouw, die nooit meer heeft willen zijn dan zijn
dienstmaagd, begrijpt dut haar niet een plaats
toekomt, gelijk aan die der hoogvoelende vreem
delinge, en dient hen beiden en hindert hen
niet, als hun melancholieke gedachten vaak nog
teruggaan naar die gelukkiger jaren, onder een
mildere zon in 't Italiaansche land doorleefd....
De bourgeois sterft, de Italiaansche trekt zich
terug in een klooster der Kedemptoristen, de
wettige vrouw se rutire dans Ie béguinage' ....
en dan is 't uit.
Uit verhaal is ook in den G-d iïas illu^lréver
schenen en deed daar zonderling tusschen al 't
andere. Een heel flauwe, bijna onmerkbare geur
vau weemoed komt er uit te voren, dien ik niet
verder weet te detinieeren. Ik waardeer het
zeker anders, dan het gewaardeerd moet worden;
ik voel er in bet klein-lijne, voderlichte,
porseleinhroo/.e van een meuscbenleven, van bovenaf
gezien, ineens, van zijn begin tot zijn einde.
i loc weinig 't dan omvat, hoe kleine ruimte er
is voor wat emotie en wat handeling, hoe o; be
merkt eu snel en ijl als rook 't vergaat .... en
aan 't einde is de heimwee naar zooveel dingen
K/e; g noten, naar zooveel ruimte met.
doorschreden. en zooveel tij-t mtt geleefd. Om ons lokt
het groot- onbegrepene, waartoe wij niet naderen
kunnen omdat wij klein en beperkt zijn, en torst
aan 't einde weten we dit in een wijdgevoelen
van smartelijk verlangen.
Ik hoef wel niet te zeggen dat ik over dit
boek van Barrës geen totaalindruk heb. Mijn
appreciatie van hem is nog lang niet rijp mis
schien. Met de jaren hoop ik er nog eens ach
ter te komen wat bij eigenlijk wil.
F. C. .Ju. A II. v. h. B.
Zobi is weder eens candidaat geweest voor de
Acin!i''iii:e /'i'iihi'ii^c, en is weder gevallen voor
de vijftiende maal. Thans ging Henri lious.saye,
de zoon van den bekenden romancier Arsëno
lloiiss;iv<) hem voor. De nieuwe onsterfelijke heeft
zich vooral bekend gemaakt door zijn studiën
over de drieksche oudheid. Hij behoort tot de
vaste medewerkers van de Heciwdt:* IJcii.c Moii^ef.
vo
A M E- S
Vllll'll'. Ml'fliH. Il<lll<hljll>,::ll ".
A IIH'' it.'CUiSC/t': /.'(''t '.'t H ?
Do ntodekleur is voorloopig tiet violine ', liet
wonderlijke rood, op mauve, karmijn en 1-raiicois
Ier gelijkend, en dat. tegen alle vei waclii uur,
met de mei -t versch'Hende kleuren harmonieert.
In tluiveel en zwaar satijn of dania>f do"t iiet
het best: een combinatie die prachtig v.a^ en
toch oji bet eerste gehoor vreemd lijkt, i^:
l>aleostuum va ontrodonx van kant en vort-du-Nil
zijden UIL. met korte mouwen van vioiine ll.i .irel.
Maai' ook met lichtgeel, niet lichtblauw, mei li.
l.tgrijs, zelfs met sommige tinten van rose kan ie.'t
gebruikt worden, omdat hei ze alle zouzoer u.
rheei'schi. dat ze er alle bleek bij schijnen en ,!us
geen enkele schreeuwend wordt.
De moffen worden, als ze van bont zijn. gaarne
in het ganiituui1 van de japen en mantel genomen,
maar noodig is het niet. Men voert ze met ge
kleurd mij i of ook wel : de mof is van ia 0:1 of
satijn en met bont gevoerd, met een sabelsiiuitje
er boven o;>. Ook aan den nu.f brengt men wel
mooie agraf u, gespen, knoopen met kleine
oilelgesteenten aan.
Een mof voor sconcert-matinées'1 was van
cbantiliv kant, waaronder vieux-rose pompadour
satijn, en daarop een bouquet van verschillende
kleuren van chrysanthemums met strik van
zilverlint.
Steeds meer mode worden de boas en niches