Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 914
OflTertnre Znr Wette fle Hanses."
(Lustige Blatter.)
VON HOHENLOHE (na de inwyding van het
nieuwe gebouw voor den Bijkadag): »0 wee, nog
gloednieuw en nu al ontstemd '."
Bruin en Smidt.
Bruin en Smidt, de twee dikke vrienden,
zooals ze in de wandeling genoemd werden, niet
tegenstaande alleen de eerste op die hoedanigheid
oanspraak kon maken, terwijl de tweede lang en
mager was, hadden op hun zomerreisje besloten
den Mont-Blanc te beklimmen. Zij waren daarom
naar Chamounix gespoord waar zij den lOen Au
gustus aankwamen, hadden hun intrek genomen
in het hotel Coutlêt en zouden den volgenden
dag den reuzenberg bestijgen.
»'t Ziet er nogal makkelijk uit," meende Smidt,
den afstand van onderen af met het oog metend.
»Dat zou je nog kunnen tegen vallen", ant
woordde Bruin; «ik ten minste heb nogal last van
kortademigheid, als ik trappen klim."
Zjj hadden een paar gidsen gehuurd en 's mor
gens van den Hen togen zij met mooi zonnig
?weer op weg. Zij vertrokken ten 7 uren van
het hotel, de gidsen beladen met bijlen en tou
wen, z\j gewapend met alpenstokken, ingebrand
met de namen van vele plaatsen, die zij niet
bezocht en vele bestijgingen waaraan zij nooit
zelfs gedacht hadden.
Manmoedig schreden zij vooiwaarts, Smidt aan
houdend bewerend dat de heele klimpartij kin
derspel was, Bruin hijgend en blazend en strui
kelend, maar vol energie, 't Kwam hun voor, alsof
zij by eiken stap twee teruggleden, maar toch vor
derden zij.
Zij moesten over eenige spleten springen, nauwe,
en zij sprongen er overheen. Toen kwamen zij
voor een wijdere. De gidsen maten den afstand
met geoefend oog en sprongen er over. Smidt
yolgde hen, maar Bruin bleef op den rand staan.
sSpring!" zei Smidt.
»Ik kan niet!" hijgde Bruin.
«Spring, mijnheer," beloofde de gids, »dan zal
ik tegelijk aan het touw trekken."
»Ik verdraai het!" verklaarde Bruin, en ging
in de sneeuw zitten.
»Nu, vaarwel dan, ouwe jongen!" riep Smidt
schertsend. »Welke boodschap zal ik aan je vrouw
overbrengen?"
Bruin kreunde erbarmelijk en rees van zijn
natte zitplaats op, nam vervolgens een loggen
aanloop en stond, eer hij het wist, veilig aan
den overkant.
Onveilig!
(Jitdge.)
»Zie je nu we], dat 't niets te beteekenen
heeft? Je moet niet zoo bang wezen, kerel l"
zeide Smidt hem op den rug kloppend. »Ik zal
aan je vrouw zeggen, wat een flinke reisgenoot
je bent, als we weer thuis zjjn."
«En ik zal zorgen dat juffrouw Berthan te
weten komt, hoe 'n gezellige kranige kerel
jij op reis bent," antwoordde Bruin gestreeld.
»Dan is Boomer's kans glad verkeken!"
Voetje voor voetje strompelden zij bergop
waarts naar de Grands Mulets. Vier andere
toeristen waren hun met hun gidsen vooruitge
gaan en Marie, het bedrijvig factotum in het
kleine chalet, was druk bezig met
toebereidselen voor het middagmaal.
Toen Bruin en Smidt vermoeid en hijgend de
eetzaal binnentraden, vonden zij vier Duitsche
studenten op de twee eenige rustbanken uit
gestrekt,
Het viertal sprong op om hen te verwelkomen.
«Goeden middag! Prachtig weer! De sneeuw
loopt gemakkelijk, vindt u niet? Gaat u ook naar
den top ? Al meer gedaan ? O ! een genot u
zult je de moeite niet beklagen. Gezonde oefe
ning uitstekend voor de longen.''
Toen kwam Marie met de soep binnen en
gingen zij aan tafel.
Er was soep, heerlijk brood, kalfscoteletten en
doperwten, gebak, pudding en fruit, tamelijk
drinkbare tafelwijn en een wonderlijke drank,
Mont-Blanc-cbampagne genaamd, die verbazend
sterk naar spuitwater met een scheutje slechten
brandewijn er in smaakte. Maar, er werd tien
francs de flesch voor gerekend, zoodat het on
getwijfeld iets extra's moest zijn. Bruin en Smidt
verklaarden dan ook eenstemmig, dat zij van hun
leven wel eens slechter hadden gedineerd.
Vervolgens stopten zij hun pijpen en gingen
naar buiten.
De sneeuw weerkaatste den purpergloed der J
ondergaande zon, die gouden zoomen boorde om
de blanke wollige nevelbanken om den top. Ook
de anderen kwamen buiten hun pijp of sigaar
rooken en het gesprek kwam natuurlijk op ber
gen en klimmen.
»De Mont-Blanc is maar een peulschilletje"
snoefde een der studenten. »Ik heb hem meer
malen bestegen. Maar als u van wezenlijk klim
men houdt, neem dan den Matterhorn. Dat's
nog eens klauteren !"
»Poeh! poeh! niets aan!" pochte Smidt pedant
en Bruin stemde bij : »'t zou wat, daar draaien
wij geen hand voor om !"
De student glimlachte. »Toch zijn hier heel wat
ongelukken gebeurd", zeide hij. »en op het kleine
kerkhof te Zermatt kunt u meer dan n graf
schrift lezen, dat u treurig zal stemmen. Nutte
loos verspeelde menschenlevens! Er is ook nog
een gedenkteeken voor een jongen man, wiens
lijk tot den huldigen dag niet is teruggevonden.
Hij en twee anderen verloren het leven, zegt
men, doordat de gids het touw doorsneed."
Het touw door sneed!" riepen Smidt en
Bruin ontsteld. »Doen de gidsen dat meer?"
sO, neen", antwoordde de student lachend.
«Dit is het eenige geval van dien aard en som
migen twijfelen sterk, of het wel eens waar is.
Maar een feit is het, dat drie touristen ver
ongelukten, en dat het touw toen het gevonden
werd, sporen vertoonde van aan het eene einde
te zijn doorgesneden."
«Schandelijk! Laag! Gemeen!" riep Smidt
verontwaardigd.
»En ik schoot er liever honderdmaal zelf het
leven bij in, dan dat ik het op zulk een manier
zou behouden .'" verklaarde Bruin.
Tegen acht uren gingen alle reizigers naar bed
en werden omstreeks middernacht door de gidsen
gewekt. Zij kleedden zich en ontbeten in de keu
ken, waar groote bedrijvigheid heerschte.
Het Japsciïe
(Punch.)
Kleine
?Jap", voor een Europeesch gehoor praktische strategie doceerend.
Cleveland's democratische trein na de laatste verkiezingen.
Te ongeveer n uur togen de \ier studenten
met hun gidsen op weg en een half uur later
stonden ook Smidt on Bruin reisvaardig, stevig
aan hun gidsen vastgebomien.
De maan scheen zóó helder, dat zij er bij
hadden kunnen lezen en de sneeuw glinsterde
rondom, liet was een tooverachtig schouwspel,
maar de harten van liruiu en Smidt waren be
zwaard door mtil A- montagix'. een kwaal die nog
erger is dan mal de m er. Zij stegen langs den
Döme du Goutéen keken elk oogenblik naar
den top, die aldoor dichtbij scheen maar onbe
reikbaar bleef.
Maar met moed en volharding gingen zij voort
en eindelijk tegen den middag " stonden zij op
het hoogste punt van Europa, 't "Was een heer
lijke Augustus dag, maar hun eenige gedachte
was aan eten !
Plotseling betrok de lucht en begon het te
sneeuwen.
s Allons, messienrs, desccmlons !" zeiden de gid
sen, en de terugtocht werd aangevangen. Omlaag
langs de bijna loodrechte Basse du Dromedaire,
met gelijkmatigen zwaai hunner alpenstokken,
droefgeestige gezichten en sombere voorgevoelens.
Toen zij het plateau bereikt hadden, konden
zij bijna geen hand voor oogen zien en de gidsen
bekenden, dat zij het spoor bijster waren.
->Messieurs moeten hier blijven," zeide de gids.
»Ik zal rechts gaan. mijn makker zal links zoe
ken, u moet mij beloven hier te blijven. U moet
in beweging blijven en in de handen slaan, maar
in geen geval gaan zitten, of u zoudt in slaap
vallen, om nooit weer te ontwaken. Wij zullen
roepen en u moet antwoorden en zoodra wij het
pad hebben gevonden zullen wij terngkeeren en
u veilig naar de Grands Mulets brengen."
Daarna vertrokken zij en gedurende eenigen
tijd vernamen en beantwoordden do vrienden hun
roep; maar het duurde niet lang, of een vreemde
slaperigheid begon zich van Smidt en Bruin
meester te maken.
Bruin ging in de sneeuw zitten en sloot de
oogen.
«Sta op !" zei Smidt.
«Dank je !" antwoordde Bruin kortaf.
i,l e moet!" hield Smidt aan.
«Loop naar den drommel", was ruins antwoord.
«Als je in slaap valt is 't gedaan" vervolgde
Smidt; >je stoffelijk overschot zal hier te midden
der eeuwige sneeuw blijven liggen, ten prooi
voor de gieren; do winden zullen loeien door
je verbleekt geraamte, waaraan nog renige lompen
fladderen, terwijl je vrouw thuis...."
«Houd o])'." riep Bruin overeind strompelend.
»Loop maar voort ik volg- je".
-Die kerels moeten ons maar naloopen", zeide
Smidt; we kunnen hier niet den boelen dag op
hen blijven wachten", en zij vervolgden hun weg
bergaf.
Xa gernirnen tijd te hebben voortgeloopen
kwamen zij aan een lagen rotswand.
-Die herinner ik mij niet bij 't naar boven
gaan gezien te hebben; jij V" vroeg Smidt.
-Ik herinner mij niets meer ', was Bruin's
moedeloos antwoord.
:Ik zal er eerst overklimmen", zeide Smidt.
«Blijf hier staan, dan trek ik je er straks even
over heen.''
Dapper klauterde hij tegen de oneffen rots op
en aan den anderen kant naar beneden. liet
was een gevaarlijk baantje en bij had moeite om
tusschen de verspreid liggende rotsblokken staande
te blijven.
Eindelijk was bet touw uitgeloopon zoodat hij
niet venier kun.
>-Kom Bruin, ik ben er al !" schreeuwde hij.
sKlim jij. dan zal ik aan het touw trekken".
Ik kan niet!" antwoordde een slaperige stem.
Je moet!"
»lk verdraai het!"
Denk aan je vrouw !"
»Dat doe ik!" klonk het droefgeestig terug.
Xu, klim dar!" riep Smidt ongeduldig.
Ja-a; wacht eventjes," was het antwoord, nog
slaperigi r.
Smidt wachto en eensklaps doortrilde hem de
gedachte aan zijn Bertlia.
Hij zag haar. in al haar schoonheid in de ge
zellige huiskamer harer ouderlijke woning zitten,
het ponnyhaar koket gekroesd, haar slanke leest
omgord door het lederen ceintuur dat bij haar
voor baar laatste st. Xicolaas bad gegeven. Er
werd aan de voordeur gescheld en de gehate
Boomer werd binnengelaten en kuste haar
haar, zijn Bertha !
Smidt werd razend.
»En dat gebeurt zeker, als ik hier omkom !"
prevelde hij.
Daar blies zijn booze geest hem een leelijke
gedachte in.
IJ ij haalde zijn zakmes te voorschijn en opende
het.
«Het touw zal nog tegen do scherpe rotskanten
doorslijten, als je niet voortmaakt !" waarschuwde
hij, het mes ophitl'end.
»Ja, stuk gaat het zeker", antwoordde een zal
vende stem van de andere zijde.
Smidt liet het mes neerkomen en was vrij.
Hij waadde door de sneeuw, sprong over
rotsblokken en spleten en landde puur toevallig
voor het vallen van den nacht bij de Grands
Mulets aan.
Op zijn schreeuwen kwamen twee gidsen toe
snellen, clio hem tegen de zwarte rotsen op in
het kleine chalet trokken, waar Lij uitgeput op
een bed zonk.
De studenten kwamen belangstellend om hem
heen staan en vroegen naar zijn reisgenoot.
^Verloren! helaas!" zuchtte hij, zijn gelaat
naar den muur keerend, en medelijdend lieten
zij hem alleen met zijn smart.
Een uur later was er groote opschudding in
liet chalet; kreten en uitroepen van gidsen, on
derbroken door een zacht slaperig gekreun.
Smidt ging recht overeind zitten en zijn haren
rezen te berge.
Twee gidsen traden de kamer binnen, het
lichaam van Bruin tusschen hen in zeulend. Hij
stribbelde flauw tegen en riep aldoor maar om
boete grog en nog meer wollen dekens.
Zij verzorgden hem en legden hem te bed,
waar bij dadelijk in een kahnen slaap viel.
«Waar heb jelui hem gevonden ?" vroeg een
der studenten.
«Mot zijn rug tegen de rots, op het punt voor
goed in slaap te vallen", antwoordde de gids.
»En het touw dan?" vorschte de student verder.
;Ah!" zei de gids en keek zijn makker aan,
en deze zei ook :>Ah!" en beiden keken naar
Smidt.
Daarna stak de gids langzaam zijn hand in
den zak en haalde een stuk touw te voorschijn.
»Dit vonden wij over de rotskam heen hangen",
zeide hij.
Do student nam het en keek er naar, met een
zonderlingen glimlach op de lippen, liet touiv
ivaa aan weir^zyden afgesneden.
Smidt en Bruin keerden elk op zijn eigen
gelegenheid naar huis terug; ofschoon zij elkaar
nu en dan ontmoeten, spreken zij elkander nooit
aan maar laten het wederzijds bij een erg stijve
en formeele buiging.
De menschen fluisteren elkaar geheimzinnig
toe, dat zij eens, op reis, ongenoegen gehad bobben
en dat de vriendschapsband, die htn eertijds
verbond, ruw en plotseling werd afgesneden.
Een lief land,
(Forain in den I'iyaro.)
KOETSIER (die een getuige heeft gereden, tot
schildwacht) : »Pardon, meneer, mijn vrachtje is
al zes uur binnen; is hij soms gearresteerd?"