Historisch Archief 1877-1940
No. 923
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDEBLAND.
11
Een gevaarlijke wensch in dagen van reactie.
KEIZER WILHELM: »Mijn Pruisische adel moet de
klimop zijn die zich om den eik der Hohenzollern slingert."
KEIZER \V\LIIELM: »liad ik kunnen denken, dat
ik van die klimop zoo'n last zou hebben !"
unimiHtmiiiimiiiitiiiimiiiHiiiiiiiHiminuiMi
vrijd, maar zich wel eens laten zoenen door
een timBiermansknecht van wien zij, om de
waarheid te zeggen, niet hield, om wien ze
niet gaf. Prudence is de geest der voorzich
tigheid, die de oude jongejuffrouw bijstaat
?op elk, zelfs op het allergewichtigste
oogenblik haars levens, d. i. als er een aanzoek
tot haar komt om haar hand. Voorts, zoo
verhaalt de parab'eldichter, Matje, alias de
oude jonge juffrouw, dreef rustig den stroom
van den tijd af', goed doende zooveel in haar
vermogen was, maar zij vond het leven vrij
vervelend, en zij bemerkte dat zij mannen"
lastig begon te vinden" (!) Ook hield zij er
niets van gehaast te worden.'1 Verder
verriemen wij, dat zij Prudence heele lekkere
koekjes liet bakken, omdat de heeren daar
zoo van houden ; dat zij in een net huisje
woont, aardig gemeubileerd, met oude bor
duursels op de antimakassers, in n woord
alles even knus.
Wat gebeurt er nu met de oude
jongejufvrouw? Zij krijgt een huwelijksaanzoek van
een dokter, maar die dokter is een nurksche,
koele, onsympathieke man; hij veegt zijn
voeten niet als hij binnenkomt, een beetje
«en eigenwijze praatjesmaker. In zijn brief
schrijft hij: U is een lieve, beminnelijke vrouw
van een tamelijk melancholiek temperament,
ik daarentegen ben van een druk. rusteloos,
prikkelbaar gestel. Vindt U dus ook niet dat
?wii elkander zouden aanvullen? ('tis natuur
lijk Dr. Bronsyeld) U woont (laar nog al
eenzaam en 't is zooveel genoeglijker en aan
genamer een man in huis te hebben in geval
van dieven of brand." 't Is zoo, de syno
dale partij zou voor de oude jongejufïrouw een
heele steun wezen, beiden waren met elkaar
geholpen.
Maar..., Prudence had dien brief gelezen
en Prudence zou dan toch nog meer van den
timmermansknecht houden dan van dit heer
en terwijl de oude jonge juffrouw met haar
Prudence overleg pleegde en aan een oud, haast
niet te vergeten lief dacht, trad daar binnen....
Alphaeus Winterbottom, vrij vertaald
Alphaeua Lisvlakte, een naam die moet doen denken,
dat de binnen gekomeae 't zal later blijken
dat het Treub is een bij uitstek kil gemoed
heeft. De oude jonge juffrouw herkent in
dezen niet den vriend harer jeugd, die verre
zelfs over de zee gegaan was, naar zij dacht
om haar voor goed te verlaten, en hij maakt
zich niet dadelijk bekend.
Zij ontvangt hem echter allervriendelijkst,
schenkt hem kopjes thee met klontjes, pre
senteert hem gebakjes en was aanstonds zoo
goed met hem op dreef, dat toen dr. Slurke
(Ie briefschrijver alias dr. Bronsveld van
de Vaderlander binnentrad, en dit zag, hij
dadelijk alle hoop liet varen en weldra boos
wegliep, terecht begrijpende, dat hij en Win
terbottom, alias Treub, niet tegelijk de uitver
korene van een en dezelfde oude junge-jufirouw
konden zijn. Inmiddels kostte het de dame
ook eenige tranen. Zij liet de suikertang
vallen. »Het spijt mij zoo. U weet, het, was zoo'n
moeilijke vraag om te beantwoorden," zei ze
tot dr. Slurke, (Bronsveld) en ze zou in tranen
uitbarsten ...
Maar hier bij deze explosie van gemoede
lijkheid en gevoel onzer oude jongejuffrouw
begint een echt touchant stukje van het uit
nemend verzorgd verhaal.
Ik moet u verzoeken, over die zaak te
zwijgen in 't bijzijn van dezen heer," riep
de Doctor uit, gloeiend van drift.
Maar ik wezenlijk" begon juffrouw
Matje op 't punt orn in tranen uit te barsten.
Mr. Winterbottom kreeg medelijden met
juffrouw Matje's droefheid. Zal ik hem
zeggen, dat hij heen moet gaan?" vroeg hij,
de kat streelendc.
De Doctor vertrok, sprakeloos van woede.
Toen hij weg was, begon juffrouw Matje
zachtjes te schreien.
De vreemdeling xette de kat neer en naderde
de tafel en geleidde juffrouw Matje naar
den armstoel.
Zie zoo, ga nu eens zitten, juffrouw", zei
hij op zijn vriendelijkste!! toon. Nu is 't
mijn beurt eens, om u te bedienen. Een
klontje suiker, niet waar?"
Ja," zei juffrouw Matje, zich geheel over
gevende aan die ongekende weelde, zoo ver
troeteld te worden.
En de room? Wel, wat oen allerliefst
roomkannetje is dut!" Hij hanteerde het
theeservies met jaloersche zorg en deed zoo
zijn best, het juffrouw Matje gemakkelijk te
maken, dat zij volkomen gerust werd.
{ Zoo'n lieve dame als u moest niet geplaagd
worden door zoo'n sprinkhaan." zei de vreem
deling nadenkend, toen Prudence de tafel af
genomen had. »I:k geloof wel. dat hij het goed
j meent, maar hij kan niet praten. Zoo is het.
i i Opmerkelijk hoe hier de nadruk op het
nut van praten wordt gelegd !| Als u nu
kalm genoeg is, kunnen wij eens over zaken
praten of anders wil ik morgen wel
terug! komen."
Dank, Mr. Winterbottom.'' zei juffrouw
Matje op haar eenvoudige vriendelijke manier.
»Het was dwaas van mij, zoo ontsteld te zijn.
De Doctor is heel vriendelijk voor mij geweest."
,Dan zal ik hem niet in den vijver gooien,"
zei Mr. Winterbottom, vol bereidwilligheid
om haar genoegen te doen. »U lijkt op die
aardige anemonen in ons land. die voor alle
winden beschut moeten worden."
Juffrouw Matje glimlachte gelukkig. Zij
was nog nooit bij een anemoon vergeleken.
Nu haalde Mr. Winterbottom me/ '-..Ijne
geteone gedeeidcerdheid den brief uit zijn zak.
Neen, juffrouw", zei hij, ik zal hem u voor
lezen ; als ik het niet goed doe, moet u mij
maar verbeteren." "
Hetgeen nu volgt, kan men zich voorstellen.
Winterbottom houdt zich een pooa als had
de vriend der jeugd, dien de oude
jongejuffrouw maar niet had kunnen vergeten,
hem opgedragen haar mede te deelen, dat hij
weduwnaar en vader van vele kinderen, nu
om haar hand liet vragen. Maar terwijl de
oude jongejufïrouw, beleedigd en gegriefd,
gereed staat dezen voorslag verontwaardigd
af te wijzen, geeft het verhaal de volgende
ontknooping.
..Matje!" klonk het daar in eens in hare
ooren, .Matje, ken je mij niet meer? Ik ben
Keub! Ik ben nooit getrouwd ik heb nooit
iemand anders dan jou liefr/eJ/ad, en ik ben
gekomen om te blijven, om jou leven geluk
kig te maken, out je de jaren terug te. ijeren,
die je -zonder mij licht moeten doorbrengen, om
je lief te hebben met al de kracht mijner eer
lijke liefde, om je vergoeding te geven voor
al het geleden verdriet. Zie mij aan, lieve,
en zeg mij "
Zij zag op door een nevel van tranen, toen
hij haar aan zijn hart drukte. ,.Wat kan ik
u-zeggen?" fluisterde zij. O Keub, Keub, ik
heb zoo lang gewacht! Ik heb getwijfeld aan
Gods goedheid. En nu brengt Hij mij u terug ?"
Keub sloeg zijn arm om haar heen. -Lieve,
vergeef mij. Ik moe,*!, ireten of je, nog van me
Jiield. Ik kon niet terugkomen voordat ik geld
genoeg had om je een e betere positie te geven.
Rn nu zullen wij gelukkig zijn."
Zij legde hare hand in de zijne. O Keub."
zeide zij. hoe dikirijlx stelt o ir. r. Iro/n~i<di O/IK
tjelul; niet In den /erg en berooft ons ran onze
koxlliyre jurcn. Ik ben niet meer het meisje,
dat, je kende en liefhad ik ben nu eene
owle /.?rijx/rr."
Maar hij keek op in hare trouwe, lieve
oogen, blauw als liet blauw van den hemel,
en toen kuste hij haar.
..Ze zullen 't het huwelijk van eene oude
ci'ijxlcr noemen," fluisterde zij met een glimlach
om h;\re, lippen."
Dit aiies is zoo duidelijk, dat elke toelich
ting overbodig schijnt. Het verwijderd zijn,
en het elkander weêrvinden ; de vlam der zoo
lang onder de asch verborgen, maar nu op
eens uitslaande, liefde; het gevoel van spijt
dat er zooveel jaren zijn heengegaan, die veel
gelukkiger hadden kunnen wezen ; de onzeker
heid, waarin Keub verkeerde of zij hem wel
nog zou willen terugzien en kunnen vertrou
wen ; ook, dat hij had moeten wachten om haar
een betere positie te kunnen aanbieden, dit
alles kon niet anders zijn dan het hier wordt
beschreven, en doordien Winterbottom te ver
anderen in Reuben, vertrouwelijk Ileub,
zoodat er slechts n letter aan den waren naam
ontbreekt, is het verhaal dat symbolisch wil
zijn, wel tot de uiterste grens van realiteit
genaderd, welke bij dit genre kan worden
toegestaan.
Terwijl ik dus vol lof ben over de wijze,
waarop dit kunststukje is gemaakt, heb ik
toch op een paar moeielijkheden te wijzen.
die bij de lezing zijn overgebleven, en ook
een enkele bedenking te berde brengen. Van
niet alles is even zeker de ware beteekenis
aan te geven. Zoo is b. v. op buitengewone
wijze sprake van een kat. Zal ik hem (Brons
veld) zeggen, dat hij heen moet gaan ?" vroeg
hij (Treub) de kat streelende; even later:
»de vreemdeling zette de kat neer en naderde
de tafel" en hieraan was reeds voorafge
gaan : »Toen hij (Treub) daar pas zat, sprong
de kat op zijn knie en ging daar liggen
slapen. Juffrouw Matje zat tegenover het
raam en was geheel gerustgesteld. Zij geloofde
aan het instinkt van de kat, zooals aan de
wijsheid van Prudence. En de kat kende
geen jonge timmerlieden."
Met den jongen timmerman, die Matje-Pru
dence d. i. de Liberale partij, wel eens had
mogen zoenen, maar van wien zij toch eigen
lijk niet hield, zal Heldt bedeeld zijn. Maar
wie is die fameuse kat der oude jonge juffrouw ?
Had de auteur van een hond gesproken,
niemand zou in twijfel verkeeren. Maar zon
derling genoeg wordt in het geheele verhaal
de hond van de oude jonge juffrouw niet ge
noemd. Wie fungeert hier als de poes der libe
rale partij ?
Denk ik aan de zachte zoetheid, het stil
ingetogen genoeglijke, de zindelijkheid en
netheid, waardoor dit diertje, dat zich met
het fluweele pootje het snoetje wascht en zijn
knevels afveegt, zich onderscheidt, dan zou
ik haast meenen, dat met de poes de voor
zitter van onze Tweede Kamer wordt aange
duid, en dat te eer, omdat dezen ook ambts
halve is opgedragen de muizen te vangen ; hij
kan niet hooren ritselen of hij spitst de ooren,
schijnbaar soezende ontgaat hem niets, steeds
ligt hij op de loer. Maar dat men van
Gleichman zou kunnen schrijven (figuurlijk): hij
sprong op Treubs knie en ging daar liggen
slapen, vind ik te sterk. Na langdurige over
weging ben ik op het idee gekomen, dat met
de poes, die zulk een rol in dit verhaal speelt,
en die met evenveel vertrouwen bij de oude
jongejuffrouw op schoot als bij Treub op de
knie springt, de heer de Witt zal zijn aange
duid ; niet de heer de Wit van de Sport, maar
de heer de Witt secretaris van de Liberale
T'nie, en nu tevens sedert eenige weken com
mies-redacteur op het Amsterdamsch Stadhuis.
Deze dus erkent zoowel in Matje als in Treub
zijn chef, beiden dienende is hij met beiden
vertrouwd, en vormt alzoo naar het zinrijk
verhaal, een band tusschen de Liberale Unie
en Treub op het Prinsenhof. Een onderstelling
die nog bevestigd wordt door de opmerking:
En de kat kende geen jonge timmerlieden."
Dit toch kan van den heer de Witt zeker ge
zegd worden.
Een andere viaag is: wat zijn de gebakjes,
die Matje aan haar bezoekers presenteert ?
..Denk er om, dat ge heele lekkere koekjes
bakt, daar houden de heeren van.''
Prudence kwam binnen met een schaal
vol geurige gebakjes."
Prudence," zei juffrouw Matje, maak er
nog wat." Zeker juftr." zei de vreemdeling,
die koekjes zien er zoo lekker uit, dat ik
geloof, dat ik de heele schaal wel alleen
opeten kan."
Voor deze gebakjes van de oude jonge
juffrouw, die de vreemdeling" wel alle alleen
zou kunnen opeten, weet ik niets anders te vin
den dan Tweede Kamer-candidaturen Inder
daad dat is een gerecht, dat nieu zich niet gauw
tegen eet,
Dan komt nog de quaestie: wat wilde de
auteur te kennen geven met: De vreemdeling
geleidde juffrouw Matje naar den armstoe].
Nu is het mijn beurt eens om l" te bedienen.
Een klontje suiker niet waar! En de room!"
Moet men aan de hier genoemde voorwerpen
elk een bijzondere beteekenis geven, of slechts
in het algemeen er in herinnerd zien, dat de
vreemdeling de oude jonge juftr. te gemoet
is gekomen en haar een dienst heeft bewezen
nog eer zij hem daarom vroeg?
En indien ik een bedenking mag maken:
zoo zou ik willen vragen, hoe uitstekend
uitgewerkt, deze symbolische voorstelling van
Treubs huwelijk niet de oude jonge juffromv
ook moge zijn, is zij niet wat voorbarig, in
elk geval onbescheiden ? Vooral nu zij publiek
wordt gemaakt door de ^ederlnuder, Treubs
bondgenoot. Die heeren zijn anders nogal
tactisch, maar is het wel goede tactiek den
lieer Treub op deze wijs te willen aanmoedigen ?
Dat uit het Engelsch" tot voltooiing der
mystificatie er boven gezet, eenvoudig
beteekent, «niet geheel oorspronkelijk" en het eigen
lijk is, >vrij naar een teekening van
Braakensiek" valt in het oog, maar het zou mij wat,
waard zijn te weten aan wien wij dit let
terkundig schetsje te danken hebben.
Kerdijk houdt niet van een grapje, Veegens
ook niet; Hartogh heeft het te druk roet zijn
proces-recht, v. Gilse schrijft niet zoo los, en
bovenal niet zoo vurig indien het dus van
een der medewerkers moet zijn. zal hel van
Goeman Borgesius wezen, of?en hij vergeve
het mij, dat ik daar het laatst aan denk
het is een juweeltje uit de pen van den redac
teur, den lieer J. Ho gendijk. Maar van
wien dan ook. deze introductie van de sym
boliek in de politiek, een juweeltje is het
Hoezeer wij eerbied hebben voor de scherp
zinnigheid van onzen medewerker, zoo dikwijls
en ook thans betoond, wij verschillen
grootelijks met hem in opvatting van vliet Huwe
lijk rflier oude jonije/it/f route'. Ontegenzegge
lijk het ft het schijnbaar onschuldig vertel
sel tje met zijn vcelbetf-ekenenden titel, nu dit
werd opgenomen in de Nederlander van de
heeren Goeman Borgesius c. s. een politieke
lenden?., doch het gaat niet aan tot in bijzon
derheden voor personen en zaken, daarin ge
noemd, eene verklaring te zoeken. Naar het
ons toeschijnt doet men op deze wijs het lief
verhaal geweld aan, en leidt de aandacht van
de hoofdzaak af', in plaats van deze tot haar
recht te doen komen. Ook achten wij het
geenszins een gelukkig pogen de symboliek
in de politiek te willen binnenleiden. Ons
dunkt, voorloopig hebben wij aan haar in de.
letteren en de kunst ruimschoots genoeg.
KED.