Historisch Archief 1877-1940
931
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
overigens, mij is 't goed, enz. Niet waar, hier
heeft de inspiratie geheel en al ontbroken ; er
is maar een en ander neergeschreven,
onnatuurlïjke correctheid en overge'evtrde familiariteit.
En deze volstrekte afwezigheid van de eigen
schappen die tezamen het artistieke uitmaken,
zoodat het geschrevene niet slechts geen kunst is,
maar nauwlijks leesbaar wordt, vinden w ij in geheele
tooneelen van dit werk. Deze gedeelten zijn
onbeschrijfelijk flauw, droog, vaal; een dialoog
zoo zeurig, tam en plat als ooit in de Hollandsche
dramatiek geschreven is. Een van de aangehaalde
critici moet gezegd hebben : »ik houd liever
een praatje met mijn hond," en ik kan hem geen
ongelijk geven. Al de tooneelen van gewone
conversatie, die ons inlichten omtrent het verle
den der hoofdpersonen en den toestand duideiijk
maken, waaruit zich het drama zal ontwikkelen.
zijn zonder eenige litterarische waarde. Een
schrijver van lagertn rang zou ongetwijfeld, be
halve onbeduidend, aanstootelijk zijn geweest
door in 't oog vallende smakeloosheden en bana
liteiten. Het_ behoeft bijna niet gezegd te wor
den, dat de heer Emants zich van dergelijke
uitersten vrij houdt maar niet altijd. Leelijke,
stijve ,en uit het gangbare tooneeljargon overge
plaatste wendingen zijn :
Hoe rijk ook ingericht ik zou dat ding
voor geen geld willen bewonen (bl. 2).
Z,t u hier op een droogjt ? Dina, laat de
Port eens aanrukktn. Onze reiz gers zullen ook
wel een haitsterkmg lusten (bl. 22).
Ik ben nooit een htüige geweest en voor een
Tdein gerucht je nog altijd niet vervaard (bl. 17.)
Wat een dwaasheid ! Kom, laten wi/j lievtr
eens uMvjkin of htt jorge paar al m hetg-zuht
is. (bl. 30).
Dit zijn citaten uit de bovenbedoelde, als in
leiding te beschouwen tafereelen. Het vijfde van
het eerste bedrijf vertoont ons de hoofdpersonen:
den schilder Gérard en zijn jonge vrouw,
Elizabeth. Gérard is zenuwachtig,»variabel".prikkelbaar,
anders dan andere menschen, het type van den mo
dernen artist zooals het leeft in de verbeelding van
het groote publiek. De schrijver begint direkt aan
de karakterteekening. »Ik zou 't onmogelijk
kunnen uithouden onder menschen, die me allen
onverschillig zijn. Langzamerhand ga je ze als
je persoonlijke vijanden beschouwen." Dit is het
eerste wat de artist zegt. Even later : »rustig
samen eten zonder het rumoer van zoo'n table
d'hötes en het toezicht van een leger gerokte
knechts! O, die kerels exaspereeren me!" »En
dan die groote hotels, die ongezellige kazernen,
waarin je een nummer krijgt en je naam zoo
goed als onbekend is." »0p reis word je dor,
ongemanierd en brutaal." »Wat een eigenaar
dige bekoring ligt er toch in, weer uit alle
monden je eigen taal te hooren ! In zoo'n vreemde
taal, hoe mooi ze ook mag wezen, voel je je
altijd als in een maskeradepak. Je bent je zelf
niet en dit wordt op den duur onuitstaanbaar!"
enz. enz. .. .
Men zegt wel dat op het tooneel met sterke
trekken moet worden geschilderd, omdat anders
de indruk te zwak is op het publiek. Hier echter
is van dit voorschrift misbruik gemaakt. De
karakterschets wordt u zoo vierkant tegen het
lijf gegooid dat alle bekoring verloren gaat. Deze
artist is niet maar buitengewoon, hij is, komende
van zijn huwelijksreis, onuitstaanbaar pedant en
onwellevend. Niet waar, het is de heer Emants
die in een oogenblik van depressie in welke zijn
stijl boven de praat aan de tafels van openbare
logementen niet uitmunt, de kleinere en grootere
onaangenaamheden van het mondaine reizen
misdeelt.
* *
*
De artist waarnaar het stuk is getiteld, heeft,
voor zijn trouwen, een liaison gehad, die, zoo
wordt ons te verstaan gegeven, van andere liaisons
hierin verschilde dat er niet van gezegd kon
worden, zij leven samen (bl. 26). De reden is,
dat Gérard eerst weten wil of zij van hem houdt,
dan wel, of het haar alleen te doen is om zijn
geld. Waarom, wordt in het midden gelaten,
maar «Marie heeft dat bewijs niet willen of
niet kunnen geven." (bl. 2G) Nu bemerkt hij, dat
Marie wel degelijk van hem hield, en, nauwelijks
van zijn reis terug, brengt hem die ontdekking
zoo van streek, dat hij zich laat overhalen den
eerstee oi tweeden nacht van zijn tehuiskomst bij
haar te blyven. Elisabeth begrijpt de wenschen
van zijn ongetrouwheid, en geeft het voorbeeld
dat onder fatsoenlijke menschen een groote waarde
heeft, van niet naar de daad, maar naar de mo
tieven te oordeelen. Het is zoo moeilijk in dezen
tijd, het huwelijk, een vereeniging van twee men
schen, niet te verwarren met het huwelijk, een
arrangement van twee beurzen, dat de plotselinge
indruk van toch met een vrouw te doen te
hebben die hem liefheeft en het niet wilde zeggen
toen zij hem krijgen kon, overweldigend was. Zie
hier een gegeven dat van platheid vrij is en een
aangename afleiding van den onbeduidender! in
houd der elkaar opvolgende tooneelen. Men moet
de bladzijden waarin het beschreven is, niet al
te nauwkeurig aanzien, want menigmaal behelpt
Emants zich met een stijl die aan de hoogte van
het onderwerp niet gemeten is. Maar het voor
Emants zeer slechte werk waaruit het geheel van
Artiest bestaat, wordt door een of twee vonden
in dit laatste gedeelte wel een weinig opgebeurd.
'S H. F. VAX DEK GOES.
Muziek in de Hoofdstad. i
i
Voor het laatst in dit seizoen kwamen de ge- i
trouwe bezoekers \an de Kamermuziek-soirées
van Toonkunst in het Concertgebouw bijeen, waar
de zevende soiree plaats had.
Met bijzondere belangstelling werd dit concert
gevolgd en voorzeker zal het eerste nummer aan
allen een weemoedigen indruk gegeven hebben.
Er werd toch uitgevoerd een Kwartet in E kl.
t. voor piano, viool, alt en violoncel, door Amanda
Röntgen betrekkelijk kort voor haar dood ge
componeerd.
Het zoo treurig afsterven van deze jonge en
hoogst sympathieke kunstenares ligt ieder nog
zeer in het geheugen en voorzeker heeft men
zich op dien avond nog levendiger de begaafde
vrouw in het geheugen teruggeroepen, nu haar
werk als eene stem van over het graf tot ons
kwam. Die stem sprak zoo aantrekkelijk; zij
sprak van levenslust, van geluk en zonneschijn, ;
doch zij sprak ook van groote begaafdheid. |
De vertolkers: do heeren Köntgen, Cramer, j
Hofmeester en Bosrnans droegen dit werk van haar, ;
die altijd zoo met hart en ziel medeleefde met j
deze uitvoeringen, op voortreffelijke wijze en met
groote piëteit voor.
Het moet voor den heer Röntgen een avond ge
weest zijn. waarop tal van gedachten hem bi'stormd
hebben, doch als een waar kunstenaar wist hij,
terwijl hij dit werk van wijlen zijne gade ver
tolkte, zich er geheel mede te vereenzelvigen,
zoodat hij met zijne partners den hoorders de
volle sympathie voor deze compositie wist in te
boezemen.
Ik zeide dat het kw trtet een zonnig werk is,
en dat is het ook in de hoogste mate.
Het eerste deel met de kernachtige inleiding,
gevolgd door het zangerige thema, bereidt u voor
op een zeer levendig Allegro waarmede het vol
gende Andnnte een zeer harmonisch pendant
vormt.
De hoofdgedachte van dit andante is een inte
ressant motief in den volkstoon.
Dat woord is op het geheele werk toe te passen,
want vaak, en vooral in het laatste deel, voert de
componiste ons naar het door haar zoo geliefd
Noorden.
In dat deel volgt na de inleiding statig en
expressief', die vooral door de harmonisatie een
zeer Noorsche kleur verkrijgt een bont ge
kleurd tafereel dat u aan een Noorsche bruiloft
doet denken.
Doch interessant vond ik vooral ook het derde
deel Prento con /uuco, dat met groote verve is ge
componeerd en ook werd uitgevoerd.
Na de pauze droegen de heeren Cramer en
Röntgen de viool-sonate van César Franck voor.
Het was niet de c erste maal dat dit werk door
hen werd uitgevoerd,doch ditmaal sprak uit de
vertolki>-g bijzondere glans. De loonontwikkeling
van den heer Cramer was bijzonder schoon en
tevens was de voordracht van beide heeren zeer
stijlvol. Wellicht zou hier en daar wat meer
lichtheid wenschelijk zijn geweest, doch dit was
volstrekt niet van invloed op den indruk van het
geheel. Het aanhooren van dit werk was een
groot genot. Veel genot verschalte ook de heer
M- sschaert aan zijne hoorders met de vertolking
van Schumann's Liederkreis. De voor hem onge
wone taak, n.l. de medewerking in verschillende
opera voorstellingen, bleek niet van invloed te zijn
geweest op zijne middelen en krachten. Hij zong
met den Ausdauer en met de medesleepende
voo! dracht die wij zoo goed kennen.
Met dit concert sloot de serie soirees in dit
seizoen. Het voegt dus thans een afscheid en
een tot wederziens aan de medewerkenden toe te
roepen.
Het is een heuchelijk feit, dat men dezen
winter een beslisten vooruitgang in het gehalte
van de uitvoeringen heeft kunnen waarnemen,
Daaruit blijkt dat de uitvoerenden steeds naar
iets beters en hoogers streven en zich niet
vergeroegen met het schoone standpunt dat hunne
uitvoeringen in de muzikale wereld reeds innamen.
Zoo moet het ook zijn ! Stilstand is reeds het
begin van achteruitgang on daarom zij met dank
baarheid de kunstenaars herdacht, die ons dezen
winter zooveel kunstgenot hebben bereid.
Kunnen wij op dramatisch gebied de toekomst
met eenigen hoop tegemoet zien of zal het eene
lijdensgeschiedenis zijn en blijven 'i
Die vraag drong zich aanhoudend bij mij op,
toen ik de derde opvoering van Loliengrin (de
beide eerste was ik verhinderd bij te wonen)
hoorde. Voor ik echter die vraag bespreek, wil
ik verklaren, dat wat de hoofdpartijen betreft,
eene vertolking was verkregen, die in vele op
zichten te prijzen was en dat na de slechte be
richten, die van koor en o.'kest tot mij kwa
men, het mij bleek, dat er nog eens duchtig
gestudeerd moest zijn, want zoo slecht als men
mij verhaald had, was het ditmaal niet.
Pauwels toonde als Lohenqnn zeer veel voor
uitgang bij vroeger, doch in den grooten twee
zang in de derde acte zou ik altijd nog hier en
daar een anderen stijl wenschen, want hier speelt
het traditioneele hem nu en dan parten.
Doch als geheel vond ik veel goeds in zijne ver
tolking. Mevr. Engelen-Sewing heeft mij zeer
voldaan in de tweede acte, doch schiet m. i.
in de derde acte tekort, ook vooral in spel.
Het is of zij daar den toestand niet goed gevoelt.
Mej. Kempees heeft als Ortntd den goeden in
druk een vorig ma,l gegeven bevestigd. Wel
beheerscht zij ook deze partij nog niet geheel, met
name de laatste scène, doch daartegenover staat
zooveel belofte voor deze rol dat ik met over
tuiging mijne vorige verklaring bevestig.
De heer Orelio hoeft als Telrumund eveneens
getoond zeer vooruit te zijn gegaan. Zijne dui
delijke en zekere wijze van zingen kwamen in
deze partij zeer uit. In spel zou ik gaarne nog
iets meer de wilde, ruwe, eerlijke kracht van
dezen krijgsheld getypeerd willen zien, dan zou
het nog meer uitkomen dat hij alleen door de
list van de slangachtige verleidster rtrud zoo
diep kon zinken. Doch vooral in de tweede acte
vond ik den grootsten vooruitgarg bij vroeger.
De heer Messchaert heeft als Koning een grooten
indruk gegeven. Vooral in de tweede acte waar,
door het spel, de Koning meest altijd in een
onjuist licht verschijnt n.l. als het vijfde rad aan
den wagen, wist Messchaert den Koning in zijn
volle waarde te geven. Als zanger gaf hij vooral
aan het kwintet in de eerste acte een bijzonder
relief.
Deze voorstelling, wat de solisten betreft in
veel opzichten te prijzen, liet al was er
naar verbeterii g gestreefd toch nog heel wat
te wenschen over, het koor bleef leelijk van klank
en in het orkest kwamen soms vergissingen voor
die alleen aan volkomen achteloosheid zijn toe
te schrijven. Hoe het anders te verklaren dat
in het motief in tis in het voorspel van de tweede
acte. voor engelsch hoorn en basclarinet geschre
ven, tui ttoeeiit'iut toe door een der partijen g in
plaats van /yi's blies. Ieder zal zich voor kunnen
stellen hoe dat klonk ! En dan de tempi ! Ook
aan de mise-en-scène doch daarover straks.
Ik geloof dat wanneer men op een toekomst wil
hopen, men hut zwaartepunt dient te verplaatsen
in dien zin dat l;oor in orkest den goeden bax-is
van een operagcselmhap moeten te zijn en nitt de
solisten.
Deugt die basis niet, dan kunnen de beroemd
ste solisten eene voorstelling niet tot oene dra
matische kunstuiting maken, daarom zij deze
jonge vereeniging in het waarachtig belang van
haar toekomst nog eens op het hart gedrukt:
verbeter uw orkest en arbeid er onvermoeid aan,
treedt met kracht op tegen het gebrek aan dis
cipline, dat dit jaar zoo ongunstig gewerkt heeft
op hetgeen het orkest presteerde; tracht het koor
begrip te doen krijgen van den inhoud van een
werk opdat het er in kan mede leven. Het
troepje automaten dat men te zien kreeg, getuigde
dat er in dit opzicht niets was gedaan. Dit gaf
tot vele belachelijkheden aanleiding o a. dat
het koor voortdurend een anderen kant uitkeek als
de handeling voorschreef. Doch in de mise en
scène was alles nagenoeg vermeden wat ditmaal het
tekstboekje zoo nauwkeurig aangaf hetgeen ik (even
als het feit dat de vertaling van f f en tlugo
Nolihenius heel wat beter was dan een vroegere)
zeer toejuich, doch dat nu even goed had kunnen
wegblijven.
De regie scheen mrer op te hebben met de
parodie die mr. Viotta in den Gids van vele
Lohengrin-opvoeringen vroeger eens gaf. Wat
de traditie al niet doet ! En toch was er alle
gelegenheid geweest, na hetgeen men nu van de
eischen weet, met veel te breken dat zonder
geldelijke opofferingen verbeterd had kunnen
worden.
Uit alles bleek mij dat. de vertaling met
bijzonderen zorg is bewerkt. De bewerkers van eene
vertaling staan voor tal van bezwaren. Wat men
in muzikaal opzicht van eene vertaling mag
eischen is dunkt mij hier betracht. Met inge
nomenheid ontwaarde ik dat ook zooveel mogelijk
er naar gestreefd was, de vocalen te behou.len.
Dat toch is het gevaarlijke punt. Het brengt
vaak het karakter van de muzikale declamatie
geheel in gevaar, wanneer gesloten vocalen den
plaats van open vocalen komen innemen, of om
gekeerd. Dat is natuurlijk nooit geheel te ver
mijden en maakt dat iedere vertaling van een
libretto min of meer uit den booze is. Doch
zooals ik zeide: Ieder heeft nu kunnen ontwaren,
hoe weldadig het is een tekst te hooren, waarbij
de muzikale eischen zijn in het oog gehouden
en die ons behoorlijke taal te hooren geeft.
Ook maak ik met ingenomenheid melding dat de
tekst van de traditioneel geworden cou
pures mede is opgenomen Daardoor is voor
den lezer het verband niet verbroken.
Ik mag de kwestie niet meer onvermeld laten
(die trouwens reeds is gereleveerd), dat het de
aandacht trok, dat de heer Orelio alleen naarde
vroegere vertaling zong. Daar ik begreep dat dit
niet uit ingenomenheid met de terecht afgedankte
vertaling voort kon komen, heb ik informatiën
ingewonnen en vernam ik, dat de heer Orelio
bezwaar had gemaakt de V/r<'»um</-partij op
zich te nemen volgens de nieuwe vertaling, om
dat de tijd voor voorbereiding hem geheel ont
broken had. Daarom had de directie er in toe
gestemd, dat bij naar de oude vertaling zong om
de opvoering mogelijk te maken.
liet is dus gelukkig geen maatregel die
blijvend zal zijn.
Het zal een volgend jaar moeten blijken of wij
de hoop mogen koesteren dat onze opera een
toekomst heeft. Ik hoop dat de opgedave erva
ringen ook keringen zijn geweest en ik wensen
der directie moed en kracht toe, om de schoone
taak die haar is opgedragen met ernst en succes
te volbrengen. Zij geve ons voortaan niet te veel
doch met zuig voorbereide noviteiten.
VAN MILLIUKX.
De souffleur bezongen.
In den schouwburg, zoo schrijft Camillo
Walzel, is de soullleur van al het onontbeerlijke het
onontheerlijkste. Op zijn teeken wachten de on- j
zichtbare machten achter de coulissen ; hij weet i
precies, wanneer het tijd wordt, dat de geschie
denis een anderen draai krijgt. Op zijn bevel
verandert het paradijs tot woestijn, de kerk tot
speelhol, het voorhuis in een achterhuis. De
souffleur is de ziel, de geest uit de diepte, de
reddende engel bij ieder tooneel; hij is de pro
feet, want hij zegt alles vooruit; hij fluistert in !
de ooren, en is toch geen intrigant; hij zegt tal
van onwaarheden, en is geen leugenaar. Hij
weet, nog voor zij binnenkomen, wat de lieden
zullen zeggen, hij kent de vaste uitdrukkingen
van professionals in de liefde en weet wat geslepen
salondames daarop zullen antwoorden. Hij fluis
tert tot kuische jonkvrouwen gewaagde woorden,
die zij niet over haar kant mogen laten gaan,
zeer achtbare vrouwen mag hij gemeenheden
zeggen, zonder dat zij erover blozen. Hij heeft,
wanneer hij zijn beurijt' goed verstaat, den
meesten toeloop, en toch is er niemand in de schouw
burgwereld, die hem niet iets na te roepen heeft.
Zijn beroep dwingt hem, steeds voorbarig, en
toch bescheiden te zijn. Hij is de voorspraak ]
van alle tooneelspelers; allen moeten naar hem j
luisteren; wie hem niet volgt, is verloren, wie j
zich op hem verlaat, kan zich er op verlaten, j
niet verlaten te zijn. Hij moedigt helden aan,
steunt de rijkste vaders, weet moeders op de
been te helpen, behoedt de naïeven voor een
zekeren val, en vindt voor minnaars het rechte
woord op de rechte plaats. Zijn meening over de
menschheid is geen goede, want hij verkeert bijna
alleen met lieden die veel geleerd en veel ver
geten hebben. Maar van het publiek verlangt hij
niet ar der s en dat heeft hij met mooie vrou
wen gemeen, dan dat men zegt: »De beste souf
fleur is dien men het minst hoort."
Het tconeel te Berlijn.
Ver. chilloi'ilötoon"el_>Pzelsrh.'pp-'n te lierlijn
onttrekken zich aan de censuur, door zich als
vereeniging te constitueeren en bij hun voor
stellingen alleen leden en introducé" s toe te laten.
Do comm'ssaris van politie te Herlijn heeft met
dit »societeitswezen" kort recht gemaakt, en aan
de directeuren medegedeeld, dat, op grond van
de opgedane ervaring, hun schouwburgen niet
anders dan publieke plaatsen ?zijn, wat dan
ook inderdaad het geval i<, en de door hen ten
tooneeio gebrachte stukken, als alle andere, aan
de oeriMiur zijn onderworpen. Den 18den April
werd deze kennisgeving uitgevaardigd, en tege
lijkertijd werden de tegen den "Jlsten dezer
aangekondigde voorstellingen verboden. Al is
de > Uiusturzvorlage'' dan ook nog niet van kracht
en ai zal zij het in haar tegenwoordigen vorm
wel niet worden ook tegen den Uinsturz wordt
druk gearbeid !
Sans-Gëne" te Berlijn.
Heusch, het is twee honderdmaal te Berlijn.
opgevoerd, Snns-Gène. Het mag d%n ook voor
sommige Duitschers een genoegen zijn, Frankrijks
grootste figuur te zien verhaspelen door een
Franschman. Een geestig Duitscher echter, de
Duitschers noemen zich wel met recht het volk
der denkers en dichters ; heeft bij de tweehon
derdste voorstelling deze poëzie gemaakt:
So oft schon konnte man
Die Wiischerin erspiih'n ?
Hangt ihr den Titel an :
Madame deux cents- Gêne.
Het uiteinde van een tooncelspeler.
Een tooneelspeler, die eenmaal recht heeft
gegeven op de beste verwachtingen, is te
Weenen overleden. Hij heette Karl Bassen, en was
een man van buitengewoon schitterenden aanleg.
Maar de bohème in hem was zóó sterk, dat hij
geen ernst heeft gemaakt met zijn kunst. Zijn
dwaze streken, de dolle manier waarop hij enga
gementen sloot en de nog dollere waarop hij ze
brak, vullen een deel van de kor'fiehuisgesprekken.
In den beginne speelde hij in het Burgtheater,
later in mindere, later in nog mindere, eindelijk
werd bij portier. Na een ellendig 'ijden heeft hij
een einde aan zijn leven gemaakt.
Kunstenaar-vagabond. ook dat wordt een
»M;irchen aus alttn Zeiten" !
IIIII1HIIIIII1I1IIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIMIIIIII
en kunstkritiek,
Den hecre Jan Veth.
Wat mag toch wel de reden zijn, mijn waarde
heer ! dat mij steeds bevangt een dolle lust om
u in het vaarwater te zitten en een beetje te
plagen, telkens wanneer ik maar hot puntje van
uwen neus om den hoek van eene straat zie
komen; . die neus, die toch zoo onbeschrijfelijk
veel goediger is, dan de lezers van Amsterdam
mer en Kroniek wel kunnen vermoeden. Ik geloof
eigenlijk, dat het uw eigene schuld is, omdat er
in u steekt zulk een overmaat van jeugdige bal
dadigheid, dat gij de atmosfeer om u heen daar
mede besmet. Hoe het zij, nu ik u daar zoo
bijzonder uitdagend op de bres zie staan tegenover
dien ongelukkigen heer Niermeijer, wordt het mij te
machtig. Ik heb er eene geheele week lang tegen
gestreden, want ik weet eigenlijk niet, of u wel
heel goed tegen plagen kunt ; ja ik vrees zelfs,
dat u het een beetje ongepast zult vinden, dat
men u, Ie bouillant Achille van de
Nederlandsche kunst, zoo maar ongegeneerd en familiaar
een beetje komt kriebelen. Maar heusch, c'est
plus fort que moi: u hebt het ditmaal al te bont
gemaakt en het geval is mij te verleidelijk !
Niet, dat ik nu zoo heel veel gevoel voor
den heer Niermeyer ; ik vind niet, dat <>de
groeizame voorjaarsregen, waarmede u hem mildelijk
zegendet", bij hem bijzonder smakelijke vruchten
heeft doen ontkiemen. Zijn het dan de belangen
der door u gehoonde wetenschap, die mij ten
strijde roepen 'i Och kom, wel neen ! Wel zijn
wij hier te Utrecht natuurlijk allerijsselijkst bang
geworden, toen wij uw artikel gelezen hadden.
De ethnographie scheen het te zullen besterven
en de professoren keken elkaar met benauwde
gezichten aan, alsof ze zeggen wilden : Wie van
ons zal nu aan de beurt komen ? Maar wij zijn
nu al wat bekomen van den eersten schrik ; wij
hebben dadelijk een aparten privaat-docent in de
ethnographie ontboden, die de volgende week al
zijne intrede zal doen en die de allerspeciaalste
opdracht heeft, om goed op u letten en de be
dreigde veste tegen uwe aanvallen te verdedigen.
Nu zal het wel weder een poosje gaan met onze
wetenschap, hopen wij, en wij heradem en dus.
Maar toch vind ik in uwe artikels nog altijd