Historisch Archief 1877-1940
No. 934
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Had Napoleon niet den veldtocht gemaakt naar
Egypte, en de rest, dan was Madame Sans-Oêne
nauwlyks meer dan dertigmaal opgevoerd. Had
echter Sardou dit drama niet geschreven, de
doode keizer zon niet in het einde dezer eeuw
een Parijsche beroemdheid zijn geworden als Yvette
Guilbert. Zoo helpt de een den ander in de
wereldhistorie. Het publiek blijft nu onvermoeid
naar Napoleon verlangen en onvermoeid schilde
ren de artisten Napoleon. Zy zullen het vermoe
delijk nog langer uithouden dan het publiek.
Natuurlijk is er groote concurrentie bij een zoo
dankbaar onderwerp. Daarom zijn de schilders
genoodzaakt ijverig de levensgeschiedenis van
den grooten man te bestudeeren, om groote mo
menten te vinden, waarvan zij kunnen veronder
stellen, dat even ijverige collega's nog niet hebben
vernomen. Zoo heeft een van hen uitgevonden,
dat Napoleon ook in Lithauen is geweest. Wie
weet wat van Lithauen ? Dat bestaat bijna in het
geheel niet. Hy schilderde dus ferm een Napo
leon in Lithauen, met veel sneeuw en groene
dragonders. Maar niet ieder heeft zich zoover
gewaagd. Vandaar doublures in den Salon. Meer
dan eens wint Napoleon er den slag bij de
pyramiden; ook staat h\j tweemaal op den
ondergesneeuwden Sint-Bernhardt, en imponeert twee
maal de Alpen, die zich bescheiden op den
achtergrond houden. Een schilder laat hem zien,
in Egypte bezig met het bekijken van een uit
gegraven mummie. Het tooneel is voor de afwis
seling weder eens levensgroot geschilderd. Het
oogenblik is gewichtig. Napoleon's gelaat moest
een diep-denkende uitdrukking hebben, maar dat
kan de dichter niet. Maar het is bekend, dat in
wereldhistorische momenten Napoleon de armen
over de borst kruiste, en dus laat de artiest hem
dat maar doen. Men ziet: het is gemakkelijk,
dat Napoleon schilderen.
Schilderen, neen, dat kan hem niemand. Het
meest heeft Raffet van hem terecht gebracht, het
sterke epische element ligt in iederen streek ; ook
baron Gros heeft hem in zijn dramatische groot
heid gevat, by Arcole en op nog een stuk of wat
andere plaatsen. David heeft weten uit te druk
ken wat van keizerlijken pronk aan en in
hem stak. Dat alles is in de eerste tien
tallen jaren onzer eeuw geschied. Van de mo
dernen heeft niemand meer den karakteristieken
Napoleon kunnen geven. Miesonnier heeft een
hand- en luxe-uitgave van Napoleon vervaardigd,
een bibelot voor Amerikaansche
millionairsvrouwen, en daarin zat nog veel fijnheid en geest.
Maar ook die ontbreken tegenwoordig: er wordt
een steek en een groene jas geschilderd;
geen knoop ontbreekt aan de uniform. Onver
schillig en correct, 'omdat het mode is. Maar
nooit heeft iemand van de schilders van nu
Napoleon begrepen. De «kleine korporaal" was
hun te groot.
Een schilderij zoek.
Jules Potrin, de Brusselsche schilder, zond in
Maart een schilderij, een groot doek, getiteld:
Sans travaü! naar den salon op het Champ de
Mars. Wij zijn nu half Mei, en nog is het stuk
Miniuiuimiiiiiiiwiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii
huis hebben, waar hij de talrijke bezoekers
en solliciteurs kan ontvangen .. .*'
»Je vergist je, Charlotte! Dat ik hier
woon, dat wij drieën hier wonen, is geen
schande, maar eene zeldzame eer! Meer dan
twee volle jaren woon ik bij de Duplays
en al dien tijd heb ik mij in de meest
belangelooze vriendschap en achting verheugd...."
»Je hebt er voor betaald en wij be
talen ..."
»Zwijg, Charlotte! Het is nu mijne
beurt om te spreken. Louter belangstelling
en edelmoedigheid bewogen Duplay mij in
1791 eene veilige verblijfplaats in zijn huis
aan te bieden. Hij en zijne vrouw zijn als
een vader en moeder voor me! Elêonore zal
mijne vrouw worden, zoodra de Republiek
een eervollen vrede zal verworven hebben,
en we de toekomst met gerustheid kunnen
tegemoet gaan. Dat ik hier eenvoudig woon,
is mijne eigen verkiezing. Ik wensch niet
anders te wonen, waar ook gevestigd. Ik wil
door mijn voorbeeld toonen, dat de ware
patriot geene weelde noodig heeft, om gelukkig
te zijn. Ik heb herhaaldelijk tot de Jakobijnen
en in de Conventie gezegd, dat de Spartanen
en Romeinen, toen zij den hoogsten roem
hunner Republiek hadden bereikt, ook het
voorbeeld gaven van den hoogsten eenvoud.
Zonder deugd en eenvoud kan onze Repu
bliek niet groot worden!"
Charlotte bracht haar zakdoek voor de
oogen, en schreide zacht.
»0ch, Maximilien!" riep zij met
trillende stem. »Ik heb je zoo lief! Ik
ben zoo trotsch op je! Ik wou zoo graag
alleen voor je zorgen! Er is hier over op
den hoek van de rue Saint-Florentin een
alleraardigst kwartier voor ons au premier.
Daar zouden we heel veel beter zijn dan hier.
Je zoudt eene ruime lichte kamer hebben en
geen donker hol, als dit, waar je den heelen
dag niets hoort dan hameren en zagen!"
Op dit oogenblik werd aan de deur getikt.
Simon Duplay kwam naar binnen, en vroeg,
of het geen tijd werd, om verder te arbeiden.
Robespierre knikte toestemmend. Hij reikte
de hand aan Charlotte, en zei zacht ver
manend :
»Ma petite soeur! We zullen er later
over spreken! Ik zal over je plan nadenken!
Ik kan je nog niets beloven! Maar nu moet
ik aan mijn werk Simon wacht!"
Charlotte stond op, en hield zich groot.
Voor Duplay a la jambe de bois wilde zij
niet toonen, dat zij teleurgesteld was. Zij zag
haar hoog vereerden broeder met een ernstigen
blik aan, en verliet zwijgend de kamer.
Simon Duplay overhandigde Robespierre
niet ontvangen niet alleen maar, niemand weet
ook waar het gebleven is.
Bij den heer A. Preyer, lokaal »Pictura", is
is geëxposeerd een aquarel van Albert Neuhuijs,
»Aardappelen schillen".
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co.,
Spui 23 zijn tentoongesteld drie schilderijen van
Ed. Karsen, «Oud Amsterdam" en «Tuintje".
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiitiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiinri
Jonter Jan Yan der Noot.
Egmond was in den slag bij St. Quentin als
een goed aanvoerder de zijnen bij den aanval
voorgegaan, en zoo diep in de Fransche gelederen
doorgedrongen, dat hij zich dadelijk van alle
kanten door vijanden omringd zag. Alleen
Jaspar van der Noot, Heer van Carloo, had hem
kunnen volgen. Als leeuwen weren zich beiden,
totdat Egmonds paard valt. Vergeefs sommeeren
hem de Franschen zich over te geven; Van der
Noot springt van zijn paard en biedt het zyn
chef aan, hy zelf windt den staart om z\jn ge
wonden linkerarm, de rechterhand blijft het
zwaard zwaaien en als een stormwind, die door
een boomgaard giert en rechts en links vruchten
afslaat, zoo slaan zich de beide officieren met
groote snelheid door de vijandelijke overmacht
heen, menigen Franschman vellende, en komen
weer bij de hunnen.
't Is Jonker Jan Van der Noot, die niet wilde
dat ook van de mooie daad van zijn bloedverwant,
den Heer van Carloo, gelden zou:
»Wat de menschen bedrijven
Van loffelycke daden
In strijden of in raden,
Het moet vergheten blijven,
Den tijt verwinnet al"
en die ze daarom in een Ode bezong. Maar al
beweerde de dichter met zelfvertrouwen:
»En lek singh oock, nu, medt verblijden,
In ons Brabantsche sprake soet
(Bat dan men hier songh in veurtijden)
Verscheiden veerschen schoon en goedt:
Soo dat ick, snijdende mijn eere
Diep in der Famen tempel sterck,
Bekendt sal zyn tot allen keere
Over 't gants' eerdtrijck, deur mijn werck."
het heeft er toch wel naar gestaan, alsof »den
tyt" ook zyn werk al verwinnen zou. Want
Jonker Jan van der Noot werd in de officieele
letterkunde gewoonlijk maar terloops genoemd
en van zijn gedichten was niet veel bekend.
Dr. Kalff heeft wat breedvoeriger over hem ge
handeld en nu geeft ons de dichter Albert Verwey
lllllniilli i iniiiiii ui iiiiiniii iiiiiimriliniimniii»
een brief, dien hij gevonden had onder de
twee-en-veertig, welke hij bestudeeren moest.
Robespierre aanvaardde het papier, ging naar
het venster, daar er al schemering in het
vertrek heerschte, en las:
»Georges Antoine Fontaine,citoyen van Parijs,
aldaar wonende rue Fromenteau, nummer
38, section des gardes franpaises, verklaart
aan het Comitéde Salut public, dat in spijt
der ordonnantiën, die verbieden, dat er
hazardspelen gespeeld worden, zooals
trenie-etun en biribi, en ondanks de straffen, die
tegen het houden van speelhuizen zijn gesteld,
er wederom twee nieuwe speelhuizen zijn ge
opend; te weten, een, waar trente-et-un ge
speeld wordt, gehouden door de citoyenne
Saint-Amaranthe, galerie du Palais-Royfil,
numero 50, en een waar biribi gespeeld
wordt, gehouden door den citoycn Le blanc,
rue de Beaujolloy, tegenover het Caféde
Chartres.
«Verklaart daarenboven, dat deze speelhui
zen getolereerd worden door de sectie de la
Butte des moulins, en begunstigd door vier
ambtenaren dezer sektie, die daarvoor ont
vangen acht louis dagelijks van de citoyenne
Saint Amaranthe, en twee louis dagelijks van
den citoyen Leblanc."
Robespierre bleef een oogenblik nadenken.
Toen sprak hij, als voor zichzelven alleen:
»De geheime speelhuizen hebben soms
hun nut. Samenzweerders, intriganten,
royalisten en arristokraten komen er nacht op
nacht! Uitmuntend, om den draad in
handen te krijgen "
Zich tot Simon Duplay wendend, zei hij
luide:
»Simon, schrijf een kort bevel namens
het Comitéaan den observateur de l'esprit
public, Sénar, dat hij zich naar beide speel
huizen begeve, en nauwkeurig verslag doe van
alles. Hij rapporteere de namen der spelers,
en beproeve te ontdekken, of er geen com
plotten gesmeed worden. Zijn verslag moet
ingezonden worden aan de beide Comité's
omdat Sênar is aangesteld door het Comit
de Suretégénérale....''
Duplay d la jambe de bois bevond zich
in zonderlinge verlegenheid. Hij keek met
inspanning naar den vloer en scheen niet
meer op te letten.
Robespierre bemerkte het, en vroeg plot
seling:
»Wat scheelt er aan, Simon? Luister
je niet meerï"
De jonkman hief nu vastbesloten het hoofd
op, en zei hoogblozende:
»Ik geloof, cher maïtre! dat ik het ver
slag evengoed zal kunnen geven als Sénar!"
een bloemlezing uit Van der Noot's poëtische
werken 1), die eigenlijk bestemd was voor de
reeks Nederlandsehe dichters behalve Vondel, maar
om bijzondere redenen afzonderlijk en bij een
anderen uitgever verschijnt 2). Zal die bloem
lezing den verongelijkten Brabander brengen op
de plaats, die hem toekomt ? De heer Verwey
verwacht er niet veel van; ten minste, zijns
inziens is het van een uitgever niet te vergen
«met eenige kostbaarheid een dichter te doen
uitkomen, waarvan het waarschijnlijk is, dat nie
mand hem leest." Ook met het beperkende
waarschijnlijk is dat niemand wel wat sterk; er
is nog belangstelling genoeg in de geschiedenis
onzer letterkunde en in litteraire kunst.
De heer Verwey ziet in Van der Noot den
eersten Nederlandschen Jamben-dichter van
beteekenis niet alleen, maar ook den
onmiskenharen wegbereider voor Hooft en voor Vondel,
welke laatste ook, zonder hem, niet zoo kom
pleet" geweest zou zijn, niet «dat gezag over zijn
jamben-taal" zou gehad hebben. En «als zóó de
gang van onze dichtkunst was: van Ronsard,
over Van der Noot naar Vondel, dan is naar
Zuid-Nederland de lijn verleid die tot nu toe in
Noord-Nederland bij Spieghel en Coornhert bleef."
Jonckbloet geeft ongeveer deze opeenvolging:
Ronsard, van Mander, Jan van Hout, Spieghel,
Hooft en Vondel; Van der Noot wordt alleen
vermeld om te bewijzen dat »de nieuwe rhythmus
in de lucht (zat)", dat ook in Brabant »de betere
versificatie in practijk gebracht" werd. Die betere
versificatie sloeg, naar Jonckbloets voorstelling,
over naar Zeeland en werd door Daniël Heins
waarschijnlijk, door Jacob Cats zeker onder
Brabantschen invloed, toegepast, 't Is dus wel wat
sterk uitgedrukt: «de geschiedenis onzer renais
sance is a faire n door aanwinst van stof n
door verandering van verloop". Dat Van der
Noot meer invloed heeft gehad dan o.a. Jonck
bloet hem toekent, valt m.i. niet te betwijfelen ;
evenmin dat hij dus recht heeft op een plaats
onder de voorbereiders van den 17en eeuwschen
bloeitijd; een geheel nieuwe geschiedenis onzer
renaissance behoeft intusschen, als we Van der
Noot beter kennen, en alleen daarom, nog niet
geschreven te worden. 3)
Maar beter gekend te worden verdient Van
der Noot zeker. Den rederijker heeft hij nog niet
geheel in zich overwonnen; met wat mythologie
moeten we, zooals trouwens bij zooveel latere
renaissance-mannen nog vrede hebben en tegen
het allegorische niet opzien, maar er is zooveel
in de door Verwey meegedeelde gedichten dat
gevoeld en gezien is, en geuit in jamben zonder
affectatie. Niet alles is mooi in dit boekje, maar
»Wat wil-je daarmee zeggen?"
»Dat ik een avond bij de citoyennes
Saint-Amaranthe heb doorgebracht, en heel
wat bezoekers heb herkend!"
Robespierre zweeg. Hij keek Simon met
de uiterste verbazing aan. Eindelijk vroeg
hij zeer misnoegd:
En dat zeg jij ... jij, die een neef bent
van Maurice Duplay, den eerlijksten patriot
van heel Frankrijk... jij, die dagelijks met
mij omgaat, die weet hoe ik gruw van alle
liederlijkheid en gemeenheid. Een Duplay
in een geheim speelhuis met fatsoenlijke
lichtekooien, royalisten en ci-devants! Hoe
is het mogelijk ?"
»O, cher maïtre.' Het was een toeval!
Nu vijf weken geleden ontmoette ik 's avonds
in de opera, toen de Marseillaise door een
monsterkoor zou gezongen worden, onzen
vriend, den acteur Michot, den sociétaire der
Coinédie francaise. We gingen samen naar
huis en liepen door la maison Egalité, om
even in het caféCorazza uit te rusten.
Michot verhaalde mij toen van madame
Saint-Amaranthe, die eenige deuren verder,
nummer 50, een prachtig salon houdt voor
citoyennes en citoijens. Ik liet me bewegen
even mee te gaan, en heb veel gezien!"
»Michot is een slecht vriend! Ik hoop,
dat je nooit meer met hem zult omgaan!
Het is een schande voor dit huis, dat een
Duplay zich in een speelhol waagt! Dat
mag niet meer gebeuren, Simon! als je ten
minste op het behoud van mijne vriendschap
prijs stelt!''
»Het zal niet meer gebeuren! Ik zweer
het!"
Robespierre zette zich weer bij zijne schrijf
tafel, kruiste weer de armen over de borst
en bleef peinzen. Langzaam daalde de sche
mering in het studeervertrek, mocht buiten
nog het daglicht schijnen. Eindelijk begon
Robespierre:
»Simon! Ik reken op je woord. De
brief aau Sénar moet toch geschreven wor
den, maar nu voeg je er bij, dat hij zich
eene ijverige studie getrooste van het salon
der Saint-Amaranthes. Hij moet daar het
vertrouwen weten te winnen hij moet mij
op de hoogte brengen van de dagelijksche
bezoekers. Het zou niet veel moeite kosten
alle speelhuizen te sluiten, maar deze maat
regel zou van weinig doorzicht getuigen.
Het is juist daar, dat de geheime politie
op het spoor komt van
contra-revolutionnaire complotten zij moeten dus geduld
worden. Je hebt gesproken, Simon! met
Michot over de Saint-Amaranthes ... .je hebt
het salon gezien! Je kunt al vast beginnen
niets is onbelangrijk en er is stof voor kunstgenot.
Ter vergelijking is naast enkele vertaalde ge
dichten het oorspronkelijke van Ronsard geplaatst.
De vorm mag by Ronsard kunstiger zijn, de
rythmenzang eleganter, door de vergelijking ver
liest Van der Noot's navolging niet, omdat na
volgen by hem reproduceeren, opnieuw voort
brengen was, en een vertaling dus zoo goed als
een oorspronkelijk gedicht. Heel sterk komt dat
uit in de bewerking van Ronsard's »A Cassandre"
met de algemeen bekende regels:
«O vrayment marastre Nature,
Puisqu'une telle fleur ne dure
Que du matin jusques au soir".
Wie hier vergelijkt zal het moeten toestem
men : «Ronsard heeft daar al zijn schittering, al
zijn onfeilbaarheid van enkel-woord-artiest, maar
er schuilt meer wezenlijke aanleg in het naïve
de dingen zelf voelende, het geheele geval
dramatiseerende stukje van Van der Noot."
Daar is veel dat ik zou willen aanhalen om te
bewijzen dat er veel goeds is in het werk van
dezen Brabantschen «heraut van prinses Renais
sance" : het mooie in een gedicht kar. alleen aan
getoond, voelbaar gemaakt worden met de verzen
zelf; met er over te praten kan men niemand
doen gevoelen wat het gedicht beteekent, want
daar een vers uit woorden bestaat, zegt Güthe,
heft het eene woord het andere op.
Maar voor iedereen is er nu een gemakkelijke
en weinig kostbare weg om in Van der Noot's
poëtische werken ingeleid te worden.
In zyn voorrede noemt de heer Verwey het
onvermijdbaar dat Van der Noot's gedichten uit
gegeven worden naar de uitgaaf van 1594, en wel
gefacsimileerd om het bijzonder karakter van het
geheel, met portret en vignetten. Voor een uit
gever is zulk een onderneming te kostbaar; hij zou
daarom wenschen dat een of meer letterkundige
of historische genootschappen zich er mee belas
ten. Eer het zoover komt moet er »eenige geest
drift voor den dichter opgewekt" worden, en het
nu uitgegeven bundeltje is een poging daartoe;
een poging, die wel kans van slagen heeft als
het boekje gekocht en gelezen wordt.
J. L. C. A. METJEB.
i; Gedichten van Jonker Jan van der Noot.
Met inleiding en aanteekeningen van Albert
Verwey. Amsterdam, Scheltema en van Holkema's
boekhandel.
2) Zie over het waarom ? Voorrede I en II.
o) Iets anders is het, of we niet verlangen
naar een nieuwe geschiedenis onzer letterkunde,
iets anders dan een geschiedenis van documenten
met kritische en aesthetische beschouwingen, en
of de tijd daarvoor niet gekomen is.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii
met aan mij te rapporteeren, welke verdachte
personen en zaken je hebt opgemerkt!"
De jonge sekretaris, die nu wat beter in
staat was te spreken, zei snel:
»Van Michot vernam ik, dat de citoyenne
Saint-Amaranthe eene ci-devanle was, dat haar
man, een vicomte en capitaine d'escadron, haar
vermogen heeft verkwist dat hij haar
moedwillig verliet, en alleen liet met eene
dochter nu jaren geleden. De moeder is
ongeveer veertig jaar, maar indrukwekkend
mooi en buitengewoon voorkomend; de doch
ter kan even achttien jaar zijn en overtreft
hare moeder in bekoorlijkheid. Zij is voort
durend omringd door eene luid lachende bende
van allerlei mannen...."
»Zeer goed! Wie heb je er gezien ?
Biecht op!"
Simon aarzelde, maar durfde niet zwijgen.
Hij fluisterde:
-sCher maitrel Ik vindt het zoo laag
voor verklikker te spelen!"
? »Het komt niet in me op je die rol te
geven! Wat hier gesproken wordt, blijft hier!
Alleen uit de rapporten van Sênar zal de
officieele waarheid blijken. Wees gerust!"
»O, dan is het goed! Ik zag Chabot...,"
»Een ellendige knoeier toch lid der
Conventie!"
»Proly, Desfieux, Danton...."
«Helaas ook Danton, zulk een goed
patriot. Proly is een Oostenrijker, natuurlijke
zoon van den Prins van Kaunitz en Des
fieux een verloopen diplomaat beide
gewetenlooze schurken!"
Ik zag nog te midden van eene menigte
anderen, die ik niet kende, Hêrault-S
chelles...."
»0, Hérault! Dat spreekt van zelf....
een parfumeur.1"
»Dan veel zwierig gekleede jongelui.
Een heb ik herkend het was Brutus R
naudin, zoon van den luthier uit de rue des
Capucines /''
»Arme vader! Als Sénar hem er weer
vindt, zal ik mijn vriend Rénaudin waar
schuwen !"
??»Er werd zeer hoog gespeeld. Mij geheel
onbekende jonge citoyennes, in prachtige
costumes, richtten dikwijls het woord tot mij.
Men was zeer gastvrij het was eene re
ceptie. Alles ging op grooten voet! Aan den
wand hingen twee miniatuur-portretten, die
ik eerst niet opmerkte. Later zag ik duidelijk,
dat ze Louis XVI en Marie Antoinette voor
stelden!"
«Genoeg, Simon! Meer dan genoeg! Laat
mij alleen! Ik moet nadenken!"
(Wordt vervolgd).
.