Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 938
hindert hen, en zjj weten brieven der moeder
meester te worden, die bewijzen, dat zij tien jaar
geleden een «vriend" heeft gehad. De fabriekant
is woedend, de moeder ook; zy loochent eerst,
maar maakt ten slotte aan elk der kinderen een
scène, de vrede wordt hersteld, en men gaat
eendrachtig dejeaneeren. Zulke kleinigheden
vergeeft men elkander.
Hoewel een werk van groote belofte geacht,
schijnt het een weinig mank te gaan aan het
gebrek, dat b\jna alle stukken van Antoine's
répertoire aankleeft, en die van het onbegrijpelijk
publiek den naam van »comédie", ja zelfs
»vaudeville rosse'' hebben gekregen, de tooneelstukken
der realistische school.
Met het «Théatre Libre" gaat het trouwens,
trots de associatie van Antoine met een
Miecenas niet naar wensch. Het publiek is moe, zeggen
de eenen, Antoine zelf is moe de anderen, de
schryvers zijn moe, heet het ook. De zaak zal
wel zijn, dat het realisme op het tooneel zijn
dagen heeft gehad. Zijn machteloosheid is ge
bleken ; al valt het te betreuren dat een energiek,
belangloos en artistiek man als Antoine echec
l\jdt op den duur, het feit is niet te ontkennen.
In elk geval heeft hu de voldoening, aan het
régime van het boulevard-drama onder de drie
vuldigheid van Sardou, Meilhac en Duinas een
einde te hebben gemaakt, en den weg te hebben
gebaand voor het komende.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiin
Knust in ffl-»rlaii
JAMES E N s o n.
II. (SV).
Het valt niet zeer moeielijk, de
onsterfelijken" op te noemen, wier invloed James Ensor,
als schilder en als teekenaar, ondergaan heeft.
Ondanks de groote bewondering, welke hij te
allen tijde voor Rembrandt gevoelde, schijnt het
mij toch toe, dat hij veel, veel meer te danken
heeft aan Hals en weldra aan Manet dan aan
den genialen schepper van De Staalmeesters.
Dan komt de invloed van Boulenger, doch
vooral van Turner & Goya. Wat hem bij deze
beide laatsten aantrok, blijkt uit deze zinsnede
uit een brief van Ensor zelf:
Je fus charme de trouver deux maitres, pris
de lumière et de violence".
Lumière et Violence. Hebt gij al bemerkt,
lezer, hoe juist de over 't algemeen weinig be
spraakte schilders soms met een enkel paar woor
den volkomen juist en bevattelijk weten te zeggen
wat wij, die schrijven, niet dan met vele wooiden
kunnen verduidelijken ?
Met deze twee woorden geeft Ensor hier, beter
dan iemand het ooit deed, de twee hoofdkenmerken
te kennen van zijn toenmaligen schildersarbeid.
Om korrektheid van lijnen was het hem nooit
doch wel het allerminst in dien nu reeds verren
en wellicht »zijn besten" tijd te doen. In
tegendeel: juist daaraan had hij een hevigen
hekel. De korrekte lijn, zoo schrijft hij mij,
»ne peut in-pirer des sentiment; levés. EUe ne
demande aucun sacrifice, aucune combinaison
profonde. JSnnemie du génie, elle ne peut exprimer la
pas)ion, l'inquiétude, la lutte, la douleur,
l'enthousiasme, sentinents si beavx et si grands, ni aucun
grand parti-pris. Son triomphe est stupide; elle a
l'approbaüon des esprits superficiels et born/'s; elle
représente Ie féminin."
Ook met wat men den vorm heet, sprong Ensor
te allen tijde meer dan onachtzaam om. De cultus
van den vorm, beweert hij, brengt tot slenter,
naiiping; hij is de toevlucht der zwakken, der
verbeeldingloozen ; en dan, de antieken hebben
er immers alles mee gedaan, zooals zij er alles
aan te danken hebben!
Zyn leus was en is: «een schilder moet geen
beeldhouwer wezen!" Man van fantazie, zijn
teekeningen en etsen bewijzen het is hij toch
met opzet slaaf van zijn zien, van de wijze,
waarop hij de dingen ziet. En nu kon het wel
moeilijk anders, of hij zou er zich vooral op toe
leggen, weer te geven wat hij zelf in een brief
heet: les déformations qu'elle (la lumière) fait siibir
a la ligne.
D;it was de tijd, toen Ensor, niet met het pen
seel, maar met het paletmes schilderde ; vingerdik
smeerde hij de verf op zijn doeken; ook mengde
hij de verven op de meest gewaagde wijze, een
pekelz onde, waarvoor hij later bitter geboet heeft:
verscheidene der aldus met gemengde verven
geschilderde stukken zijn zwart geworden.
Zijn Interieur (1881), verleden jaar te Antw.
geëxposeerd, zijn Chinoiseries, zijn Visscher, zijn
Lezer (1882), zijn Lampewjongen, nu in
'tlirusselsch Museum, geschilderd in 18<s;5; evenals zijn
Luizige, zijn Donkere Dame en zijn Boerenappels,
later nog zijn Stilleven van 1884, zijn Dronkelappen
en zijn Dame en détresse, alle toonen verspreid
sporen van de hooger vermelde invloeden, alle
beantwoorden volkomen aan de eischen welke de
artiest zich stelde.
Vergis ik mij niet, dan was het rond 1884
1885 dat Ensor's manier zich wijzigde.
Voortaan vervangt het penseel het paletmes.
En wat voor een penseel! Zóó fijn, zóó scherp- i
treffend, dat men het voor een etsnaald zou gaan j
houden. Vooral in eenige zijner kleinere stil- i
levens van dien tijd en later waardeeren wij een
nauwgezetheid en een uitvoerigheid, een sober
heid en intensiteit, die verbazen. Van zijn Mas
kers is hier natuurlijk geen spraak! Maar wel j
van schilderijen als Oesters, '< Goudvisehje, Vleezen,
van 1885, de Oestereter en Klaprozen van 1886.
Ik aarzel niet over 't algemeen de voorkeur te
geven aan de werken zijner eerste manier. Zijn
Lampenjongen, zijn Interieur, zijn Luizige, zijn
zooveel triomfen van koloriet, die men na
eenige tientallen van jaren noemen zal naast
het allerdegelijkste, dat ooit een Noord-of
Zuidnederlandsch meester onderteekende. Maar ook
zijn Oestereter, en, onder zijn werken van later,
zijn portret van Emile Verhaeren en vooral dat
van Theodore Hannon zijn eenvoudig superb.
En zijn Vleezen en Boerenappelen zijn, in een
heel andere gamma even soliede, en meester
lijke stukken als de beste stillevens van Eugeen
Joors of Verhaeren.
Na 1886 komt intusschen veel meer de fantas
tische teekenaar aan het woord dan de schilder. In
elk jaarsalon van De Twintigen zagen wij van
hem groote kompositiën in wit en zwart en eisen.
Tusschen 188(5 en 1894 zijn ontstaan ^Mystieke
Dood van een Godgeleerde", Christus'
ttralenkroon of de Teergevoeligheid des Lichts, Jezus'
Intocht in Jerusalem, Jezus door duivelen gekweld,
Jezus op het water ivandelend, de Tentatie van j
Antonius, de Sporenslug, de Soldaten Kes en Bruta
de stad Bise binnenrufckend, enz.
Enkele dezer teekeningen, o. a. de vier of vijf
laatste, waren tevens met pastei- of
waterverftonen verlevendigd.
In deze meeste fantazieön is alles absurd, dwaas,
onmogelijk. Dat heeft de droog-komische fan
tast gewild, en het heeft hem niet verhinderd,
meer dan ns wezenlijke kunst voort te brengen.
Waar het hem in de meeste zijner fantazieën
zit, dat is in de zonderlinge, maar tevens hoogst
treffende karakteristiek der personages: hier vooral
is de naneef van Grillray en Uowlandson
erkenbaar ! Wat drukken zijn dikwangige, rondbuikige,
machtig gesnorde en op alle zoomen vergulde j
of bemedaliede krijgertjes de zelfgenoegzaamheid, j
de brutale domheid uit van eilaas! meer dan
n wereldveroveraar in 't groot en vooral in 't
klein en heel kleine; wat parodieert hij
onnavolgbaar pleizierig de legerparades en blijde
inkomsten en andere grootsche vaderlandsche
betoogingen.
In zijn mystieken Dood van den Godgeleerde
zijn de bisschoppen en andere
waardigheidbekleeders der Kerk aan de beurt. Hier spreekt
uit tronie bij tronie heerschzucht, hoogmoed,
afgunst, ijdelheid, en vooral een grenzelooze
betweterij.
In andere weer, zoo in Antonius' lentatie en
in Christus door duivelen gekweld wordt de satyre
niet Breugeliaansch of waardig van Jeroen Bosch
maar volop macabre. Niet zonder reden noem
ik Bosch ! Het eigenaardigste, zonderlingste, meest
dolhuisachtige, dat van hem bekend is, haalt het
niet bij de excentriciteit van dezen
negentiendeeuwer.
In Christus gekweld toont ons James Ensor, neer
gehurkt aan den voet van of omkrioelend rond het
kruis, de afschuwelijkste duivelen, den bleeken,
ontvleesden, in doodstrijd reutelenden Martelaar
folterend, zedelijk en lichamelijk beide; deze rijt
hem zijden of dijen open, gene toont hem de
gemeenste . . . dingen. liet landschap zelf is
n naar- en somberheid . . . Doch in de verte
begint het te dagen, en enkele monsters kijken
met beangste blikken het wordend licht tegemoet.
Zijn Mystiek: Dood is een meesterstuk. Uit
stekend beoordeelde het de Molder:
: Ce dessin," schrijft hij, ^s'etale en une glise
dans un decor il la lïembrandt, haut et vague et
comme ouvert sur Ie ciel. Le dessin en est sp
cial, je dirais volontiers matelassé: il semble que
les reliëfs soient obtenus au moven de plis et
de courbcs ondulantes et insistantes. Les lignes
droites sont quasi absentes. Tout se bombe, se
complique et quelquefois se boursourle comme si
Ie dessin lui-mème prétendait se contournor et
s'arrondir autant que Ie ventre de l'évêque offici
ant et l'allure matronesque de la Vierge. Seul Ie
Christ jai.lit sauvage et fou sur sa croix, au long
d'une colonne dressant l pouvante par au delii
de ses monstruosités sacerdotales. Cette page est
vraiment superbe."
Verbazend is Ensor's kracht in het vinden van
architecturale motieven. In zijn -Kes en Bruta",
b.v., verrijst een kathedraal, die wel tot het zon
derlingste behoort, dat men zich denken kan. Zuo
ook in de Sporensliig, de Slag bij Wnterloo en
de Inneming ecner zonderlinge Stad. teekeningen,
waarvoor men, later, op de veilingen vechten zal.
Eindelijk en hiermede besluit ik deze korte
karakterschets van dezen zeer aantrekkeüjken
moderne, is Ensor een onzer allerbesten
etsers. Niet al zijn sterkwaterplaten ovenwei ge
ven hen recht op dezen titel ; meer dan n is
slordig, met zichtbare overhaa.-ting, afgeraffeld ;
dan zijn de plans niet in evenwicht, de horizon
springt vooruit tot op den voorgrond, de hemel
is te zwaar voor de aarde, enz. . . . Toch zijn
eenige zijner etsen, een tiental, ware parelen.
Onder deze bekleeden de Schaatscnrijders, Maria
kerken, Gestrande Booten en vooral De Kathe
draal de eerste plaats.
Deze Kathedraal uiterst fijn gedaan, is
een waar gedicht! De virtuoziteit, o neen ! dat
niet, maar de eenvoudige oprecht- en zekerheid,
waarmede elk détailletje hier is weergegeven,
grenst aan tooverij.
In een paar dezer etsen is weer de fantast
aan het woord, zoo o. a. in een uiterst eigen
aardige satyre, De Winden getiteld, een stout
gedachte illustratie van een Itabelaisiaansche
gedachte. Dit is humor van een ander allooi
dan bij den wel wat zoetgezouten Robida. . .!
Een sabbath van winden, winden van alle
geur en kleur, winden van alle kracht en
macht, winden en windjes, zefyrs en hozen,
lispelkooltjes en orkaanwinden. Van alle
hemelstreken komen zij aanvliegen, aanbuitelen,
aanwentelen, deze snor-snorrend ombuitelend in de
lucht, halsoverkop, achterste voor; een ander
brombrommend voortwiekend op een bezemstok; een
derde liggend op zijn rug in de ruimte als een die
zwemt;... allen en allen, grooten en kleinen,
winden en windjes, zefyr en hozen,
wabberwindjes en wervelbuien, lispelkoeltjes en orkaan
winden, van alle geur en kleur en macht en
kracht; het uitademend, uitblazend, uitproestend,
uitsnorrend, uitbrommend, uittrompetterend en
uitbazuinend, het uitkannonnend, uitdonderend ...
langs beide kanten tegelijk !
Ziedaar, in zijn onderscheiden incarnaties, dezen
zeer interessanten en veelzijdig begaafden artiest,
miskend door de meesten, overschat door enkelen,
maar wat men ook moge denken van som
mige zijner pochades, geteekende dan of geschil
derde ? alles in allem een waar en groot kun
stenaar.
POL UK MUNT.
Guardi : Landschap : 40 fl. ;
Tintoretto : Boetende Magdalena : 200 fl.
Zoo hadden de heeren een verzameling van
ongeveer 250.000 florijnen waarde, teruggebracht
tot 4875 florijnen. De rechter heeft echter tusschen
hun manier van doen een stokje gestoken.
De Bosboom, Israëls, Maris en Mauve Ten
toonstelling in Pulchri Studio t? 's Hage, zal nog
slechts tot een week, Zondag 23 Juni geopend
zijn. De firma A. Preijer, Amsterdam, heeft de
opdracht ontvangen, het bizonder fraaie schilde
rijen-kabinet van den lloogwelgeb. Heer Baron
Steengracht van Moyland nog dit jaar in pu
blieke veiling te brengen. In hun vitrine, l!)
Wolvenstraat, zal a. s. week een schilderij van
Geo Poggenbeek geëxposeerd zijn.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co.. Spui 215,
is tentoongesteld een schilderij van G. Courbet,
»appels".
Jaffécontra Bode.
t
Het brochuretje van den heer Jafféheeft de i
aandacht getrokken. Ook de wijze de Wijzewa, j
alwetend als altijd, geeft zijne meening ten beste.
liet heeft hem altijd verbaasd, dat dr. Bode
270.000 mark heeft betaald voor een
zoogenaamden Kubens, die volgens alle critici niet
het honderdste deel van dien prijs waard is. Ik
ken dien gewaanden Ilubens, zegt hij, en ik
verwonder mij tot op den huidigen oogenblik
er over, dat de Berlijnsche directie den naam
van den Antwerpschen meester blijft geven aan
«cette grande machine des plus médiocres."
Hij is overigens niet blind voor de reclamemakerij
van den heer Jafté, maar hij geeft dezen gelijk,
waar hij opkomt tegen het opzettelijk negeeren
door dr. Bode van wat door vroegere critici is
vastgesteld, en het misbruik maken van zijn macht
tot een terrorisme over de museumdirecteuren
en verzamelaars der gansche wereld. Men heeft
er geen begrip van, welk een gezag de heer Bode
heeft in de kunst van alle landen, niet alleen
in Europa, maar ook in Amerika. In 'üo heeft hij
daarheen een reis gemaakt, en sedert zweren alle
verzamelaars alleen bij hem. Hij is in
kunstzaken een baarlijke dictator geworden; en in
plaats dat deze hooge positie een einde heeft
gemaakt aan de zonderling paradoxale manier
van doen, die bij altijd heeft gehad, is hij koppiger
dan ooit geworden, en heeft bij van het eene
einde van Europa tot het andere alle onde
meeningen het onderste boven geworpen. Wat
van Kaphaël heette is zoodra hij er bij komt
maar van Garofalo of van Cesare de Sesto en
omgekeerd. Hij is een geweldenaar, de Attila
der musea. En aan den heer Jaffémoet hiervoor
dank worden gebracht, dat hij is durven opkomen
tegen de verbeeldingsvrijheden van dezen auto
craat, al is hij tegelijk met een autocraat een
der merkwaardigste mannen van Duitschland, een
man van een werkkracht, een kennis en een
belangeloosheid waarvoor ik mijn hoed afneem,
een man die, ondersteld al dat hij van het
Berlijnsch museum niet het eerste museum der
wereld heeft gemaakt, doch het talent heeft ge
had, om de wereld dat te doen gelooven.
Een Hollandsch autoriteit deelt ons over het
geval mede, dat de heer Jaft'éeen der door
dr. Bode teleurgestelden is het schijnt dat
J.'s schilderijen niet allen zulke parelen zijn als
hij zelf gelooft en die nu op deze wijze meent
wraak te moeten oefenen. Hij schijnt eeht-.-r geen
groot kunstenaar te zijn, want juist de door hem
zoo ongunstig beoordeelde Prediking van Johannes
den Dooper van Kembrandt is eene der meest
complete, grootscbe en belangrijke composities
als 't ware een pendant van het beroemde 100
guldenblad, maar een geschilderd, dus uniek
exemplaar.' Het ZDU ons verwonderen als dr. Bode
zich verwaardigde op zulk een pamtlet te ant
woorden.
Taxatie van Murillo's.
Ken Titiaan geldt in den handel minstens
/' 25.000; zelfs ?' ">0.( 00 is een niet ongewoone
prijs. De Murillo's zijn misschien nog meer waard,
en Leouardo da Vinci's zijn bijna niet te koop.
Maar een paar experts, die een verzameling
moesten taxeeren ten behoeve van een
kunstkooper, die er 55 000 ilo'ijnen op had voorge
schoten aan een bekenden schilder te Wennen,
en haar, daar deze niet afbetaalde, in veiling
wilde brengen, taxeerden aldus :
Titiaan: De boodschap aan Maria: 2oi) 11. :
Murilto : De aanbidding van Jezus: 20 11.;
Lionardo da Vind: De heilige familie: looil. ;
l'aul Veronefe: Christus en de Snniaritaansche
vrouw : 150 tl. ;
Sakator lïoxa : Een landschap: loo fl. ;
Morone : Portret van een diplomaat: 5()o tl.;
Tintoi'etto: I'ortret van een senator: :loo 11,;
Antoneilo da Messina : Christuskop : 5o tl.;
Poussin: Mozes in den Nijl: 200 11.;
Een algemeen belang,
Dat was een goedgekozen uitdrukking: «on
wetenschappelijk geknoei'' ; zoo'n dooddoener.
Nu behoefde niemand zich meer moeilijk te ma
ken over die spelling-vereenvoudiging. "Want
wie wil er nu meedoen aan onwetenschappelijk
knoeien V
Wie wil helpen zijn mooie moedertaal »geweld
aan te doen". De onverschilligheid was nu ge
dekt tegen het verwijt van gebrek aan belang
stelling ; de tegenstanders hadden plezier van het
gekozen wapen.
Maar de «Vereniging" verloor den moed niet
en bleef werken en onderzoeken; de resultaten
van den arbeid van 't bestuur zijn nu in negen
artikelen geformuleerd en aan de goedkeuring
der leden onderworpen. Die negen «voorstellen
tot vereenvoudiging van onze schrijftaal'' zijn
natuurlijk onderteekend door het bestuur der
«Vereeniging" waaronder ook professor van Kelten.
En behalve door het bestuur zijn de voorstellen
ook onderteekend door de professoren: Dr. H.
Logeman, Dr. J. S. Speyer en Dr. B. Syrnons,
terwijl professor Moltzer, die de spelling van
sommige bastaardwoorden anders wenscht, alleen
om die reden geen lid van het bestuur werd,
maar lid van de «Vereniging" is, en professor
Gosijn met het streven der Vereniging" en met
de meeste voorstellen verklaarde intestemmen.
Hoe die onwetenschappelijke knoeiers er toch in
geslaagd zijn, zooveel hoogleeraren voor de zaak
te winnen '!
Mij dunkt, de knoeierij zal nu voor 't groote
publiek toch wel min of meer een wetenschap
pelijk tintje krijgen; en de heeren, die do taai
beweging zoo mooi gedoopt hebben, mogen er wel
eens over denken, of ze ook te haastig zijn ge
weest en geoordeeld hebben over iets, dat ze
wellicht niet recht begrepen. Hadden wij gelijk,
dan zag het er treurig uit met de literarische
faculteit aan de Nederlandsche hoogescholen.
De namen der hoogleeraren, die de taaibewe
ging steunen, zijn een krachtig argument tegen
over hen, die zich in slaap lieten praten en
werkelijk meenden dat men te doen had met een
sturm in een glas water. En 't is wenschelijk
dat velen, vooral ook van hen, die buiten 't
onderwijs staan, zich nu nog eens een oogenblik
met de vereenvoudigingskwestie bezig houden
en zich afvragen of het niet goed zou zijn, als
men voor het taalonderwijs (er wordt geklaagd
over slecht lezen en stellen, en spreken ook) wat
tijd kon winnen voor liet afschaften van
onnoodig3 spel- en spraakkunstregels, en of het niet
aanbevelingswaardig is uit een paedagogisch,
uit een ethisch oogpunt de jongeren te leereri
w;iiir te zijn in hun taal, óók als ze schrijven *).
,IuUt van hen, die buiten 't onderwijs staan, die
tenminste zelf geen onderwijzers zijn, is in dezen
veel voor het onderwijs te wachten ; de onder
wijzer heeft rekening te houden met eischen van
autoriteiten en van allerlei examens. In de
laatste algemeene vergadering der ;?? Vereniging"
werd medegedeeld, dat reeds meer dan n
schoolopziener weinig of geen bezwaar heeft om
op do volksschool de verbuigingsuitgangen te
laten voor wat ze zijn, en dat er examinatoren
zijn, die een candidaat niet willen afgewezen
hebben om 't gebruik van de vereenvoudigde
spelling, mits ze consequent is toegepast. Als
zulke feiten meer voorkomen, als ouders voor
hun kinderen de vereenvoudiging wenschen en
vragen, als autoriteiten in gemeentebestuur,
schooltoezicht enz. toetreden, dan komt er uit
zicht op het vrijlaten van den onderwijzer in de
spellingkwestie, op den langen duur zelfs op het
oflicieel invoeren van de vereenvoudiging.
In hoofdzaak zijn de voorstellen tot wijziging
der spelling gelijk aan die, welke indertijd ook
in dit blad meegedeeld werden. De
verbuigingsvoor tellen waren in 't eerste ontwerp minder
gemakkelijk te overzien; nu zijn ze als volgt
geformuleerd :
-In het beschaafd gesproken Nederlands is
tengevolge van het regelmatig gebruik van een,
geen, mijn enz., voor eene, eenen enz., en door
het verdwijnen van de slot-w in de
buigingsuitgangen van bijvoegl. naamwoorden, lid- en
voor
*) Hierover is vél te zeugen ; in deze aan
kondiging is geen plaats voor een toelichting van
hetgeen, in dit verband, misschien niet iederén
duidelijk is.