Historisch Archief 1877-1940
No. 938
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
naamwoorden, de oudere onderscheiding van een
mannelik en vrouwelik taalkundig geslacht bij
substantieven, die niet bepaald een man(netje)
of vronw(tje) noemen, verloren gegaan.
»De kunstmatige (en daarom op zich zelf al
te veroordelen) poging om, met verkrachting van
het eigenaardig karakter van onze tegenwoordige
taal, in 't geschreven woord de oude onderschei
ding te handhaven, veroorzaakt zowel taalkundigen
als leken veel onnodige en overbodige last en
doet bij 't onderwijs een massa njd verspillen.
»Hierom schrijve men een in de 3de of 4de
naam v. enk. staand de, die (aan wy zend en
betrekkelik), deze, zwarte, gelcke, enz., steeds zon
der n en vermijde zoveel mogelik het gebruik
van de archaïstische genitieven diens, des, der,
dier, enz. (in plaats van van die enz.)
«Daardoor ontwjjkt men de nuttelooze
ongeriefelikheid om verzonnen geslachtsregels van
buiten te Ieren, en elk ogenblik naar een
woordelvjstje te moeten grypen.
»Voorts regele men zich in 't schrijven van W/
(-ie), hem ('em), ze en zijn, Haar ('er, der), naar
't beschaafde spraakgebruik.
«Opmerking. In vaste en staande uitdruk
kingen, waar men verbuigingsvormen uit vroeger
tjjd nog uitspreekt of algemeen hoort, worden
die geschreven. Dus: ten behoeve, denoods, uiter
mate, grotendeels enz."
Niemand make er zich af met een »die dingen
gaan mjj niet aan." 't Is een kwestie van alge
meen belang; iedereen die schrijft t), kan van
de vereenvoudiging gemak hebben, en ieders
voorbeeld en invloed kan er toe bijdragen om
de toepassing er van meer algemeen te maken
en de algemeene invoering b\j 't onderwijs te
bespoedigen.
J. L. C. A. MEIJER.
f) Behalve de analphabeten dus bijna iedereen.
Mlllllll Illlllllll IIIIIIIIIIIIHIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM
Bnitenlandsclie BMioppliie.
(*uy de Maupassant, Bel Ami.
illustrations de Bac.
Avee
Hoewel afwijkend van het kader, dat deze ru
briek aanwijst tot een resumévan nieuw ver
schenen werken, kan ik mij niet het genoegen
ontzeggen, de gelegenheid, nu die zich biedt,
aan te grijpen, iets te zeggen over een gelief
koosd schrijver, te meer daar ik tevens kans zie
van twee anderen te spreken, die evenzeer op
een dadelijk-te- bereiken plank mijner boekenkast
hun plaats hebben.
Bel -Ami is de tweede van Maupassant's romans,
eigenlijk nog een meer uitgebreide novelle. Het
heeft grooten opgang gemaakt en is door
Bruneière geprezen als een echt naturalistisch boek.
iiiiiiiiiiiiillliiliiiiiiiiiililMiillniiiliiiiiiitii
IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlUJUIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllll
AÜ&ÜSTIN ROBESPIERBE.
Eene novelle uit het tijdvak der Terreur
DOOR
Dr. JAN TEN BRINK.
VIII.
BIJ DE SAINT-AMARANTHES.
Ongeveer te half tien uur des avonds van
denzelfden dag traden Augustin Robespierre
en Trial door de passage du Perron in den
tuin van het Palais-Royal, en drongen door
de bonte menigte in de galeries de bois, om
zich naar het Cafédu Cave.au te begeven.
Dit was het gewone koffiehuis der artisten
van de Opera en van het Théatre des
Italiens; aan de wanden prijkten vier busten
van componisten: Glück, Sacchini, Piccini
en Grétry. Zij zetten zich bij een venster,
om den stroom der voorbijgangers waar te
nemen. Trial deed twee bavaroises thee
met capillaire stroop inplaats van suiker
komen. De beide vrienden zwegen eene poos.
»Ik ben nog ontroerd!" zei Augustin
met zijne klankvolle stem. »Men moest in
alle theaters van de geheele Republiek zulke
voorstellingen geven van de Marseillaise,
geen beter middel om het hart der patriotten
te stelen!"
»Het gebeurt ook hier en daar!"
antwoordde Trial. »Zelfs Franconi geeft
l? Qffrande in zijn klein paardenspel van den
boulevard du Temple !"
»Maximilien moet het hooren.... en de
Duplays!" sprak Augustin, als in gedach
ten verzonken, terwijl hij voor zich uit
staarde.
Trial stond even op, om een kameraad te
begroeten. Augustin zag oogenblikkelijk weer
het betooverend jonge meisje, dat hem dien
avond naast de Saint-Amaranthes in de Opera
verschenen was. Hij juichte er in stilte over,
dat hij haar zou terugzien, maar eene zekere
beklemdheid maakte zich van hem meester.
Madame de Saiiit-Amaranthe was eene adel
lijke dame .... doch ook madame de C'halabre
heette vroeger barones, en Maximilien had
Lemaltre heeft het vergeleken bij de kristal
heldere romans der XVIIIe eeuw. Het is een
moderne »moyen de parvenir", de historie van
een »homme k femmes", »un jolihomme deproie".
Als zoodanig zou de roman overal kunnen spe
len, Zola heeft in zijn Octave Mouret een
dergelijke type gegeven, die door zijn handigheid
chef van »Au bonheur des dames" wordt; de
jonge heer Jupillon in Germinie Lacerteux weet
er op dezelfde w\jze een winkel uit te halen,
zyn »maison de Ganterie". Maupassant echter
laat zijn roman spelen in de journalisten we
reld, wat mij hem deed vergelijken met de
vroeger-verschenen romans hierover handelend:
Un grand-homme de Province a Paris van Balzac
en Charles Demailly van de gebroeders De
Goncourt.
Zij geven drie verschillende typen van den
journalist.
Geörge Duroy (Bel-Ami) is iemand, totaal
van edele gevoelens ontbloot, iemand die er
wil komen, hoe, kan hem niet schelen. Zon
der eenig talent wordt hij door de omstandig
heden tot een redelyke positie verheven, door
zijn onbeschaamdheid bereikt hij een schitterende.
Van den eenvoudigen reporter Duroy brengt hij
het tot baron Du Koy de Cantel redacteur en
chef van de »Vie Franchise", door enkel handig
heid en geheel gemis aan moraliteit. Volgens
een verklaring van Maupassant zelf is het een
studie naar het leven, doch tot een vierde ver
kleind ; had hij zijn model gephotographeerd, men
zou het als onwaarschijnlijk verworpen hebben.
Lucien de Rubempré. de held van Balzac's
roman 'oezit dezelfde vrouwen-verleidende schoon
heid doch mist de brutaliteit, de gewetenloosheid
van Bel-Ami en heeft bovendien de voor een
journalist-lastige eigenschap, talent.
Na een korten tijd van beroemdheid en weelde,
waarin hij de volle maat van zijn talent geeft,
valt bij door den naijver van zijn collega's, en
zijn grenzenlooze ydelheid waardoor hij zich door
iedereen in de luren laat leggen.
Charles Demailly is de nobele, talentvolle auteur,
het beeld wat de Goncourt's van zich zelf hebben
gegeven. Doordat hij zich verwijdert van het
journalisme en zich rustig zet tot schrijven,
zonder de moeite te nemen de critici gunstig
te stemmen, door zijn liefde voor een onwaardige
hartelooze echtgenoote, die hij niet in haar ware
natuur beschouwt, alleen omdat hij haar met het
profiel van de ingénue ziet die hij zich droomt voor
zijn tooneelstuk, wordt hij krankzinnig, vermoord
door een gemeene journalistenstreek.
Elk van de drie romans heeft een verschillend
karakter en een ander doel. Bij Maupassant is
het de roman van den gelukzoeker, hij komt
er door het journalisme, evengoed had hij er
als speculant kunnen komen. Onverschillig weg
mtiiinmimtiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiniiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiii
toch gaarne hare uitnoodigingen aangenomen.
Het was een salon voor artisten, had Trial
gezegd
Juist kwam deze hem wenken.
»Het is tijd !" zei deze. »De
SaintAmaranthes ontvangen tegen tien uur!1'
Augustin keek hem met zijne groote blauwe
oogen eene poos ernstig aan.
»Citoyen Trial!" zei hij. »Ik heb
nog eene eenvoudige vraag. Ontvangt de
dtoyenne Saint-Amaranthe alleen artisten ?''
Trial trok al de rimpels van zijn geel ge
zicht tot een koddigen glimlach saam.
»Ja, de meesten zijn artisten ! De jonge
citoyennes, die je zult ontmoeten, zijn zeer
artistiek ontwikkeld, wat haar toilet betreft.
Vele jonge citoyenx beoefenen op artistieke
wijze de edele kunst van trente-ef-un. En
de vrouw des huizes met hare mooie dochter
heeft eene hooge artisticiteit bereikt in het
levendig houden der conversatie!"
Augustin schudde het hoofd.
»Ik meen het ernstig, mon vlier Trial!
Worden daar ook royalisten of
contra-revolutionnairen ontvangen ?"
»Hoor eens, tnon cher Augustin! Als
je mee wilt gaan naar de Saint-Amaranthes,
moet je de politiek thuis laten. We hebben
ons nu al een kleine vijf jaar met de politiek
geamuseerd op straat, in de salons, in de
wetgevende vergadering, in de Commune,
in de comitéK révolutionnaires der acht
enveertig sektiën, bij de Jakobijnen, bij de
Cordeliers.... overal! Het is voor mij eene
verademing een enkelen avond buiten de
politiek te blijven! Bij de Saint-Amaranthes
geen politiek! Bekoort je dit niet, dan ga ik
alleen \"
Augustin zweeg. Een avond zich te ont
spannen, niets liever maar de toon, waarop
Trial van de politiek sprak, mishaagde hem.
->Nu," ging deze voort »hoe is
het? Wil je de mooie onbekende niet meer
terugzien?"
Augustin sprong levendig getroffen op.
Zwijgend volgde hij zijn geleider. Zij drongen
door de dichte drommen van mannen en
vrouwen in de galerie Montjxnxier, en bleven
staan bij nummer 50 voor eene onaanzien
lijke deur. Het scheen, dat Trial er zeer
bekend was, want door eene lichte drukking
van zijne hand ging de deur open, en ston
den zij in een klein portaaltjc, waar een
statig bediende onmiddellijk vóór hen ver
scheen, om hoeden en rottingen in bewaring
beeft Maupassant dat waargenomen zonder harts
tocht of eenige sympathie of antipathie, George's
leven is een serie van voorvallen door 't lot
beschikt. Het zijn zuivere »documents humains"
zonder eenige andere bedoeling dan een roman
te schrijven, tot een geheel geschikt.
Met zijn «Histoire d'un grand homme de
province a Paris", echter had Balzac nog een ne
venbedoeling, een persoonlijke kwestie. Door geen
kritiek was de auteur der «comédie humaine" ge
spaard, steeds verscheurd, door 't slijk gehaald.
't Was dan ook niet te verwonderen dat hij ein
delijk zich verweerde en in een schitterende
studie het »petit Journal" aan de kaak stelde.
Het is curieus het artikel van J. Janin, de
Etienne Lousteau uit den roman, zoo al geon
schurk, toch iemand met een ruim geweten en
weinig principe's te lezen dat hij aan den
roman wijdde in de Revue de Paris 1830. Hij
noemt het »un livre sans style, sans mérite, sans
talent, un de ces romans, qu'on n'a nul regret
de ne pas lire, qui paraissent anjourd'hui pour
disparattre Ie lendemain dans un immense oubli".
Hij kende het dagblad wel door Balzac aange
vallen, wel zeker, het was wel eens wreed, maar
altijd ter goeder trouw. De jongelui die er in
schreven, deden het alleen om 't plezier gedrukt
te worden. Zij schreven zooals de, vogeltjes zin
gen, zonder te weten waarom. Hoe Janin dit
vrolijke aardige blaadje herkent in het gemeene
schendblad, door Balzac geteekend, is mij duister
gebleven. Dit artikel is een aardig voorbeeld van
de aanvallen waaraan Balzac bloot stond. Janin
totaal vergeten, zonder eenig spoor achter te
laten, tegenover Balzac, nog steeds in volle
grootte, het is het beste antwoord op dergelijke
kritiek.
Door dit tendenz-achtige van den roman is
Lucien de Rubempréten onder gegaan. Aan
vankelijk ziet hij al de schitterende zijden van
het journalisme, hij heeft geld, zijn roman wordt
gedrukt, een actrice is zijn maitresse, doch die
weelde is te zwaar voor den jongen, hij verliest
alle karakter, alle gevoel van eer, van de libe
ralen loopt hij over naar de conservatieven, zijn
vroegere collega's en vrienden vernielen hem in
hun blaadjes, arm en veracht moet hij tenslotte
zijn geboorteplaats weer opzoeken. Balzac spaart
hem niets, geen schande en geen rampen, want
in hem vat hij het journalisme bij den kop : »In
diesem Werk hat Balzac die Unparteilichkeit
des Naturforschers aufgegeben und mit Skorpionen
gezüchtigt" zegt Brandes er van.
Is dit reeds eenigermate een roman a clef, in
Charles Demailly, als »Les hommes de lettres" in
18(50 verschenen, brengen de Goncourt's al hun
vrienden te samen. Het zonderlinge van dit boek is,
dat het een soort profetie schijnt. Charles Demailly
de drager van alle kunstideeön, van de geheele
te nemen. Trial steeg eene smalle trap op,
gevolgd door Augustin. Er stroomde veel
licht in het corridon boven. Een gerucht
van vroolijke stemmen klonk hun in de ooren.
Trial voerde zijn gast naar eene deuropening,
die alleen met zware rood damasten gordij
nen werd gesloten. Een tweede statige be
diende, even als de eerste voorzien van eene
sneeuwwitte pruik, hief het gordijn op, en
gaf beiden gelegenheid binnen te treden.
Zij kwamen in een schitterend verlicht
salon, dat toegang gaf' tot andere even over
vloedig verlichte kamers. Rondom eene dame,
gezeten op een antieken leunstoel, was eene
groep jonge lieden verzameld, die luid schert
sten eu lachten. Trial leidde Augustin naar
deze dame, die zich haastte op te staan, en
hem hare hand te reiken.
»Madame!" begon Trial »Ik breng
u hier een mijner jonge vrienden, Augustin
Robespierre, broeder van onzen beroemden
Maximilien!" en zich tot Augustin wendend:
«Madame de Saint-Amaranthe, geboren
SaintSimon d'Arpajon!"
De beide personen, die daar aan elkander
werden voorgesteld schenen met heldenmoed
hunne aandoeningen te beheerschen. Madame
de Saint-Amaranthe was eene zeer indruk
wekkende vrouw, in het oogvallend bekoorlijk,
even over de veertig jaren oud. Zij droeg
een deftig wit gepoeierd kapsel, als de hof
dames van Marie-Antoinette, en evenals deze
rampzalige koningin witte struisveeren met
een agraaf van diamanten en breede, wit
fiuweelen linten aan het kapsel bevestigd.
Zij had voor deze soiree gekozen een grijs
moirc satijnen baljapon, buitengemeen laag
uitgesneden, waardoor de rozige schouders,
hals en boezem zich in den krachtigsten
bloei hunner volle rijpheid konden vertoonen.
Hare fijne vingeren speelden met een waaier,
waarop Watteau zijne verrukkelijkste engelen
kopjes scheen te hebben geschilderd. Achter
haar ruischte een wolk van grijs satijn.
Toen zij den naam Robespierre hoorde,
verbleekte zij, en bracht zij haar waaier voor
het ontsteld gelaat, maar een wenk, dien
Trial haar schier onmerkbaar wist te geven,
stelde haar oogenblikkelijk gerust. Zij reikte
met benijdenswaardige gratie hare hand aan
Augustin, die buigend en blozend haar groet
beantwoordde. Trial had hem verzekerd, dat
de gastvrouw met hart en ziel partij had ge
trokken voor het beginsel der Revolutie, en
nu getuigde alles in haar voorkomen en
werkmethode der beide broeders, wordt niet ge
apprecieerd, evenals het met de Goucourts het
geval is geweest, wat echter hen toen nog on
mogelijk was, als zeker mee te deelen, daar»Les
hommes de lettres" hun tweede roman was en
de eerste »En 18.." op een allerongelukkigst
tijdstip verscheen, den dag van de Coup d'état
December 1851. In Charles Demailly gaven zij
geheel zichzelf, zooals Edmond hen kenschetste
in zijn brief aan Zola: Toute notre oeuvre...
repose sur la maladie nerveuse; ces peintures
de la maladie nous les avons tirées de
nousmêmes. Het eind, de ondergang van Charles is
nagenoeg die van Jules, hoewel verschikkelyker.
Wat zij op p. 72?74 van Charles zeggen slaat precies
op henzelf, men zou het zoo kunnen overnemen ter
kenschetsing van hun talent. Bourget teekent
hem zoo: Celui-la (Charles) se tient devant la
vie, comme Ie Saint-Sébastien des vieilles
fresques, liéau poteau et offrant sa chair a qui
conque veut y enfoncer une flèche. Tout ce
qu'il a en lui d'existence sert d'occasion a des
douleurs. Sur ce délicat, Ie moindre
attouchement brutal fait blessure, et l'intelligence qui lui
montre la misère de son martyre augmente ce
martyre au lieu de Ie soulager." Slaat dit niet
woordelijk op de Goncourt's met name op Jules'
sterfbed ?
In Bel-Ami treft als in al de Maupassant's
romans en novellen het klare, mooie fransch,
onder Flaubert's leiding gevormd. Dan de fraaie
personenteekening, die met sobere juistheid in
enkele lijnen, hier en daar verspreid, een beeld
van een Madame de Marelle, van een Madame
Walter geeft. Vooral de laatste is zeer fraai
geschilderd, de vrouw die met »l'immense douleur
de vieillir" de liefde van haar verleider in koel
heid en eindelijk in spottende verachting, in
haat ziet overgaan, eene figuur door hem in Fort
comme la mort uitgewerkt.
Zoo ik al niet met bewondering vervuld ben
zelfs niet met matige voor deze nieuwe
uitgave, de prentjes van Bac zijn zonder
uitzondering zeer leelijk toch ben ik dank
baar voor deze gelegenheid, iets te zeggen over
den zoo jong gestorven schrijver, er tevens
aanleiding in vindend de subtiele kunst van den
grooten lettre (volgens van Deyssel) en de robuuste
kracht en ontzaglijke kennis van Balzac in mijn
geheugen op te roepen.
A. G. C. d. V.
Bulgaarsche jubilea in de letterkunde.
Hebben de Bulgaren een letterkunde ? Natuur
lijk, zoo lang zij een taal hebben! Verleden
jaar werd zelfs een letterkundig jubileum gevierd:
van Fotinow, den stichter van Bulgarije's perio
dieke pers. Maar van Fotinow was weinig meer
te verhalen, dan dat hij het was, die toevallig
het eerste bulgaarsche tijdschrift had uitgegeven.
iiiiiiiuiiiiiiiniiiiiiiHiiimiiii
iniiillliiiitiiiiliiii
manieren van het tegendeel. Zelfs de gewone
taal der patriotten werd door Trial versmaad,
hij sprak als een ci-devant op eene receptie
te Trianon. Zeer geërgerd en verbolgen moest
hij een goed gelaat toonen, doch nam zich
voor Trial ernstig de waarheid te zegden.
Mevrouw de Saint-Amaranthe keek Augus
tin oplettend aan, en sprak met eene stem
die zong als muziek:
»Ik ben zeer vereerd den broeder van
een groot en beroemd staatsman in mijne
salons te mogen ontvangen, meneer de Robes
pierre! maar ik moet u vooraf waarschu
wen .... bij mij wordt niet aan politiek gedaan.
Wij erkennen met dankbaarheid de zegeningen
der tegenwoordige revolutie, en gebruiken
de nieuw verworven vrijheid, om in allen
eenvoud van eene kleine ontspanning te ge
nieten. Wij keuvelen, we maken muziek of
een partijtje we eerbiedigen de vrijheid
in alles. Indien u zich hiermee kunt ver
eenigen, dan heet ik u van harte welkom!"
Augustin begreep, dat deze beleefde woor
den, op allerminzaamste wijze uitgesproken,
een antwoord verdienden. Al wat ridderlijk
in hem was, dwong hem terstond te zeggen:
»Zeker, mevrouw! Het recht tot ont
spanning is ook een recht. Ik maakte er
gebruik van door van avond naar de Opera
te gaan, waar mij het genoegen te beurt
viel u even van verre te mogen zien ... ."
»Juist. Ik meen u naast onzen vriend
Trial te hebben opgemerkt...."
Mevrouw de Saint-Amaranthe hield op,
want nieuw aangekomen gasten vorderden
hare aandacht. Een jongmensch met een rok
van zeemleerkleurige zijde, en eene
wonderbreede, wit gazen das, eindigend in een
prétentieusen knoop, vatte hare hand, die
hij eerbiedig aan zijne lippen bracht.
Augustin trok zich terug. Hij was zeer
ontevreden op Trial en op zichzelven. Hij
naderde de deur van het tweede vertrek en
wierp een blik naar binnen. Eene woelige
menigte viel daar waar te nemen. In het
midden der ruime kamer zag hij eene groote
ronde tafel, met groen laken bekleed. Tal
van welgekleedc mannen zat aan die tafel
inet de kaarten in de hand. Eene jonge dame,
treffend gelijkend op de gastvrouw, maar veel
jonger en bevalliger, met witgepoeierd hair
en witte veeren, in een schitterend galakleed
van roze zijde, dat schouders en boezem met
onbekrompen gulheid aan de bewondering
der gasten prijs gaf, zat aan het hoofd der