Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.938
Een veel meer populair jubileum is dat van Iwan
Wasow, dat wordt voorbereid om zijn zilver
dichterfeest te vieren. In 1851 geboren, gaf Wasow
reeds op negentienjarigen leeftijd zijn eerste
werk uit. Langzamerhand werd hij de meest
gevierde dichter in Bulgarije, hy is de eenige
van zijn landgenooten, wiens gedichten ook in
vreemde talen werden verspreid: Pot Jgoto,
Onder het juk b\j voorbeeld verscheen in het
Duitscb.
Aan het feest van Wasow willen de Bulgaren
dat van Petko Mawejkow vastknoopen, een van
de aanzienlijkste en rumoerigste staatslieden van
vroeger t\jd, die meermalen minister is geweest,
maar sedert jaren door een ongeneeslijke ziekte
tot absolute werkeloosheid is veroordeeld. Het
is vyftig jaar geleden dat hij de eerste verzen in
het nieuw-bulgaarsch publiceerde.
Spaansche Lectuur.
Mevrouw Pardo Bazan, een van de beste
spaansche romancières schryft in de Rfime d*s Rtvues:
Het stuiversdagblad beeft in Spanje aan het
boek de ? nekslag gegeven. Tien jaar geleden
las men tenminste nog sommige romans. Thans
z\jn onze lezers geslonken tot een handjevol
burgers die zich boven de rest rekenen. Onze
werken komen uit in stilte; zelfs de eer van een
kritiek moeten zij bjj hu1 begrafenis missen; de
bladen weigeren de artikelen over romans, want
niemand stelt er belang in. Wij werken voor
den uitvoer naar Zuid-Amerika, en volstrekt niet
iedereen, die gaarne daar een publiek zou vinden,
t laag t erin.
Byna zouden wij naar Spanje verlangen. Wat
een idyllische toestand moet het daar zy'n!
BOEKBEOORDEELING.
Gestorven Lente van OSSIP SCHUBIN ; uit
het Duitseh door Pu. WIJSMAN; uitgave
Loman & Funke, 's-Gravenhage.
Dit boek is een zonderling mengsel van
romantisme en realiteit. Over het geheel schijnen
de karakters naar het leven geteekend, sommige
toestanden daarentegen pure fantasie te zijn;
vooral het slot is bijzonder melodramatisch
voorgesteld. Zeer eigenaardig is het, in een tijd,
waarin zooveel door en voor vrouwen wordt ge
streden, in dit boek te vinden, dat over het
algemeen een vrouw, die zich een levenstaak
voorstelt, belachelijk wordt gemaakt, terwijl een
mooi »büna" braaf, maar nutteloos Italiaansch
schildersmodel op ziekelijke wijze tot heldin
wordt verheven. Als men weet, dat de auteur
zelf een vrouw is (Luise Kirschner) wordt de
bevreemding grooter, dan de achting.
iiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii
tafel, en scheen het spel te besturen. Achter
de spelers stonden dames, allen jong en mooi,
allen in feesttoilet, allen druk sprekend en
lachend, of wenken gevend, als men haar raad
bij het spel scheen te vragen. Aan alle zijden
had men sofaas, fauteuils en divans geplaatst,
waarop andere jonge dames met tal van be
zoekers keuvelden, schertsten en fluisterden.
In een der wanden dezer zaal was een buf
fet aangebracht, waarvan de deur omhoog kon
geschoven worden. Er bevond zich daar een
geheel heirleger van glazen, kelken en
flesschen sorbets, champagne, brandewijn van
Orleans, crème de macaroni en rosolis de
Boulogne. Aan de speel taf el werd zeer luid
fesproken, de jonge dame in het rose gala
leed, M1Ie de Saint-Amaranthe, deed hare
heldere sopraanstem boven allen uitklinken.
Zij scheen een soort van bank te houden,
en moedigde de spelers telkens aan voort te
gaan. Voor haar op de groene tafel lagen
stapels assignaten en kleine hoopen goud
en zilvergeld, al de spelers tastten telkens
naar portefeuilles, die bol stonden van assig
naten. Augustin herkende enkelen, daar hij
hen gezien had in de vergadering der
Jakobynen: twee bankiers, een Hollander: Henri
de Koek, een Oostenrijker: Junius Frey.
Tevens zag hij twee leien der Conventie:
Herault de Séchelles en Chabofc.
Terwijl hij dus enkele oogeublikken in het
ronde keek, ontwaarde hij een der gasten,
die zich onderscheidde door verbazend lang
zwart hair, en een groot handlorgnet, waar
mee hij alles en allen beleefd buigend opnam.
Augustin had een paar schreden in de rich
ting der speeltafel afgelegd, toen hij bemerkte
dat het kijkglas van dien gast hem onaf
gebroken volgde. Hij wierp een onderzoe
kenden blik op dezen man, en kreeg den
indruk, dat hij dit sluwe gelaat en die toe
geknepen oogen meer had gezien. Toch
herkende hij hem niet. Terwijl hij den blik
afwendde, was de zonderlinge man verdwenen.
Op dit oogenblik kwam uit het derde salon
de man, welken hij zocht, Trial. Hij wenkte
hem naar een hoek, en zei fluisterend:
Citoyen Trial! Je hebt me gezegd, dat de
citoyenne Saint-Amaranthe met hart en ziel
ijverde voor de Revolutie, en nu blijkt juist
het tegendeel. Ik vind het niet nobel mij
dus om den tuin te leiden!"
Trial glimlachte zeer vroolijk.
-»Mon cher amil Ik heb je volkomen
oprecht de waarheid gezegd. Madame de
Tentoonstelling van Hotel- en Reist ezen,
HISTORISCHE AANTEEKENINGEN,
door
F. VAN DEE GOES.
VII.
Drie Zeventiende iLeuwsche Engelsclien in Holland.
("Vervolg van de Reizen van Sir John Reresby.)
Amsterdam is gelegen veel als Venetië, dicht
bij de zee, de straten gescheiden door verscheiden
grachten welke er door loopen, overbrugd met
hout op verschillende plaatsen; het gewone ver
voer geschiedt met schuiten in die grachten, op
andere plaatsen met kruiwagens of kleine karren
getrokken door een grooten hond, uit vrees dat
grootere wagens de fundeeringen zouden doen
schudden, die alle kunstmatig zijn, op palen tot
een groote lengte in den grond geslagen. Het
raadhuis, dat bijna af was toen ik er was, en
gebouwd voor publieke kosten, is zekeriijk, wegens
den gehouwen steen buitenop en het marmer van
binnen, het schoonste stuk van die soort in
Europa. De beurs lijkt op die van Londen in
de city, wat het model aangaat. Onder andere
fraaie kerken is de nieuwe de beste. In het
ko'>r is veel gesneden koperwerk, h"t orgel goed
en schoon, zooals men, schoon den naam hebbende
van erg nauwgezet, in alle protestante kerken toelaat
maar niet om te spelen eer de dienst over is,
en somtijds des avonds met oTitstoken kaarsen, als
de mensehen in de kerk komen om te luisteren.
De schouwburg is een flink gebouw, gebouwd
op stadskosten, waar de spelers twee keer per
week optreden; stadsambtenaren ontvangen het
geld, geven er een deel van aan de acteurs en
de rest is voor de armen.
Het nieuwe klokkenspel, twee jaar geleden
uitgevonden door een Hoog Duitscher en ergens
bij de beurs [Oude kerk], is zeer buitengemeen,
zijnde zoo ingericht, dat ze niet alleen verschei
dene wijzen duidelijk spelen uit zicii zelf, maar
er kan op gespeeld worden met toetsen als bij
orgels.
Na hier vier dagen verbleven te zijn, keerde
ik terug naar den Haag, vervolgens naar Delft
en zoo ging ik naar Leiden. Dit is de voormaamste
hoogeschool in Holland ; een mooie stad ; de ge
hoor- of collegezalen ruim en goed ingericht, zoo
ook de anatomische kamer, waar men allerlei
gedroogde preparaten van ontlede dieren ziet,
onder andere van een heelen walvisch. mummies
en andere natuurkundige merkwaardigheden. Van
Leiden ging ik per schuit naar Utrecht, met
riemen geroeid, en w.as zestien uur onderweg,
den geheelen nacht met sterken tegenwind. Dit
is de hoofdstad van de gelijkgenoemde provincie,
de hoogste en best gelegen stad wat de lucht
uimimiiiiiimiiii
Saint-Amaranthe zegent de Revolutie, want
ze zegent de vrijheid, die ze verkreeg haar
salon zóó in te richten, als zij het liefst
wenscht. Ze houdt van spelen en staat op
den besten voet met de politie. Ik heb zoo
even nog een olisermteur de l'esprit public
met een groot lorgnet gezien. Bevalt het je
hier niet, dan ga je heel stil a l'antjlnixe
heen. De mooie onbekende is in het derde
salon!"
Augustin zweeg verbluft. Zooveel spottende
vermetelheid maakte hem machteloos.
Trial vertoonde zich even in het eerste
salon, waar mevrouw de Saint-Amaranthe
nog bezig was enkele bezoekers te ontvan
gen. Zij wenkte hem met een blik, en zoodra
ze vrij was, greep ze zijn arm en sprak bijna
onhoorbaar:
»Mijn God! Agéuor! hoe onvoorzichtig
dien rooden Jakobijn hier bij mij te brengen!
Je zult me in groote moeilijkheden wikke
len .... Ik begrijp je niet!"
-- »Wees gerust, Isabelle! De jonge Ro
bespierre heeft je van avond gezien in de
Opera en is getroffen door het mooie gezichtje
van een jong meisje, dat naast Constance
zat. Hij is heelemaal ingepakt! Hij wil die
mooie onbekende leeren kennen!"
»Henriëtte! Zonderling! Henriëtte is
van avond hier voor het eerst! /ij is niet
op haar gemak, j/aurre pet/te /"
»Wie is Henriëtte *"
»Henriè'tte is eene vico)>itcxne de Lauriac,
uit eene zeer oude Bretonsche familie. Zij
is wees, en woont zeer stil bij rf-liijieusex te
Passy. De bezittingen der familie zijn ver
beurd verklaard vader en moeder beiden
vermoord in de gevangenis La Force den
3en September 1792. Ik heb de familie zeer
goed gekend, en daarom op een brief van
Henriëtte, die mijne hulp noodig had, ge
antwoord door eene visite te Passy, door haar
aan te raden wat verstrooiing te zoeken,
daar groote melancholie haar ziek maakt.
Zij heeft mijne invitatie aangenomen, maar
zich niet gekleed. Ze zit heel stil in een
hoek, en houdt zich schuw op een afstand.
't Is jammer, ze zou een sieraad van mijn
salon kunnen worden.... maar het lieve
kind stelt geen belang meer in het leven!"
»Nu, de Jakobijn is fprix . .. maak er
staat op. Je kunt nu een goed werk doen,
Isabelle ! Breng de jongelui tot elkaar. Dat
zal het middel zijn, om de kleine ricomlense
wat handzamer te maken en je doet
aangaat in geheel Nederland, een hoogeschool,
maar niet erg bezocht. Ik bleef hier vier dagen
en nam toen afscheid van het statengebied, met
plan naar Antwerpen te reizen.
Van uit Antwerpen deed Reresby nog een uit
stapje naar Middelburg en Vlissingen, steden
waarvan hij de grootte, den rykdom en het ver
tier met enkele woorden vermeldt.
* *
*
De derde en laatste van het drietal is de
blijspeldichter George Farquhar. Van hem heb
ik maar een paar brieven gevonden, juist niet
overbelangrijk, maar die hier wel voor het eerst
worden meegedeeld, en overigens aardig genoeg
als een vluchiige indruk van het aspekt van het
land op den wereldschen en vernuftigen
Londenaar. De eerste brief is gedateerd: The Brilt,
August the lOth. 1700, de gewone plaats van
aankomst uit Engeland.
Heden om elf uur landden wij in den Briel,
en hier heb ik een voorsmaak van dit
gemeenebest, dat zooveel gerucht maakt in de wereld.
Mijne verbeelding is, wat verwachtingen aangaat,
in den regel zoo vruchtbaar geweest, dat het
liefste deel van mijn hoop menigmaal met teleur
stelling eindigde; en ik heb zelden de dingen
in overeenstemming bevonden met de gedachte,
welke ik van hunne voortreffelijkheid had op
gevat ; maar hier moet ik bekennen, dat de
werkelijkheid boven den weerschijn uitmunt, en
ik ben verheugd eenmaal in mijn leven iets te
vinden dat mij bij het genieten van het
dingzelf een waarachtig genoegen schenkt. Ik h> b
veel van deze plaats ge'ezen, nog meer er mij
van voorgesteld, maar alles blijft achter bij watik zie.
Bij mijn eerste aankomst in deze stad, deed
ik een ontdekking die ik meen dat tot heden
aan de meeste reizigers ontsnapt is, namelijk,
dat de Hollanders de grootste Beaux van de
wereld zijn [benaming sedert het herstel van de
monarchie, waarmede Fransche modes in Engeland
inheemsch werden, gegeven aan de leden van
mondaine gezelschappen in Londen, de deftige
zeebadplaatsen, enz.], slechts met dit verschil
van de heeren van White [Londensch koffiehuis]
dat hunne fraaiigheid veel voornamer ensolieder
is. Nimmer zag ik de schoonste, fijnste paruik
alierkeurigst gepast op het mooiste hoofd in een
operalogo, er half zoo heerlijk uitzien als een
Hollandsche vaart met een statige rei van weel
derige hoornen aan weerskanten, en een stuk of
twintig sierlijke bruggen er over heen geleid, op
niet meer dan een zestig, zeventig pas afstand
van elkaar. Ik heb nooit een kamerdienaar en
een barbier met scheermessen, brandijzers,
reukstoffen en waschwateren half zoo ingespannen
zien arbeiden aan het gelaat van een edelman, die
op een bruiloftsfeest eene overwinning beraamde,
als ik een lustige Hollandsche vrouw met een
«iiiniiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiniiiHHiniii
daarenboven een grooten dienst aan Augustin,
die niet nalaten zal je zijne dankbaarheid
te betoonen. Ik zal een oog op hem houden!
Je kunt volkomen gerust zijn ik zou hem
anders niet hebben meegebracht. Ik denk
altijd in de eerste plaats aan je belangen,
Isabelle!"
Mevrouw de Saint-Amaranthe keek Trial
veelbeteekenend aan; zij wisselden zwijgend
een langen handdruk.
Intusschen naderde Augustin de speeltafel,
en keek uit verveling, zeer misnoegd over
zijne onvoorzichtigheid, naar den gang van
het /rente-et-uu. Hij kende er den loop van,
en bemerkte, dat Mlle de Saint-Amaranthe
met heel veel behendigheid voor bankier
fungeerde, en heel wat assignaten van hon
derd en vijfhonderd francs (lieren) inpalmde.
De jonkman met den zeemleerkleurigen zijden
rok kwam plotseling op de groep der spelers
toeloopen. Mlle de Saint-Amaranthe wenkte
hem, en riep zeer luid:
sMeneer Rénaudin, er is nog plaats.
Daar naast meneer de Herault de Séchelles !
U is ons nog rcvancJic. schuldig!"
Brutus Rénaudin boog zich hoffelijk, greep
de blanke hand der jonge vrouw, en kuste
die met groote ingenomenheid.
:>Ik kwam juist met dit doel hier,
madenioixellcl Ik geef u revanche heel mijn leven
lang, als mij het groote voorrecht maar te
beurt valt een enkelen blik uit uwe
betooveronde oogen te mogen opvangen!"
Mlle de Saint-Amarante glimlachte zeer
welwillend en zeer veelbelovend. Zij wees
hem eene plaats aan. De spelers knikten
hem toe als oude kennissen, en weldra was
Brutus Rénaudin in de kansen van het
trcute-ct-un verdiept. Op dit oogenblik ver
scheen de man met de lange zwarte hairen
en het handlorgnet achter Augustin, zoodat
deze hem niet zien kon, en nam den nieuwen
speler opmerkzaam waar. De jonge dames,
die rondom de spelende gasten op en neer
wipten, zorgden er voor, dat deze ruimschoots
voorzien werden van schuimende bekers
champagne. Soms bogen ze vertrouwelijk
over hunne schouders, en fluisterden zeer
zacht met hen. Augustin bemerkte, dat men
geene republikeinsche kaarten gebruikte.
Men sprak van rota, dame» en valets, in
plaats van yenies, libertés en agalités. In
plaats van het Jacobijnsche loi de trèfle,
hoorde men het royalistische as de trèfle
noemen niemand scheen zich te herinneren
boender en een emmer heetwater de drempels en de
steenen zag schrobben, tot zy ze blinkender had
geschuurd dan de flsionomie van eenigen fat in
het heelal. Geen eerste klasse beau ten onzent,
getrokken door zes paarden en zes lakeien ach
terop, heerlijk liggende in zijn koets, schijnt half
zoo kostelyk, als een vroolijke schipper op de
plecht van zijn schuit, met een bonten muts als
een stralenkrans op zy'n hoofd, de roerpen in
zijn hand, en zyn pijp in zijn mond, vrijheid ter
linker, welvaart ter rechterzijde zetelende in zijn
baard, en zoo prachtig uitgedoscht, den tocht
makende van een half dozijn schoone steden op
een dag, zonder een idee van spleen of een spoor
van jicht. Zoo iemand beschouw ik als een beau
van de eerste grootte, die het versmaadde door
beesten te worden getrokken als naar de galg in
Tyburn [Londensche aloude executie-plaats], die
den wind en de wateren voor zijn kar spant,
de werken der Voorzienigheid verbetert, de
algemeene elementen (lucht en water) onderwerpt
aan zijne vinding tot vermaak en voordeel, de
wind in zijn zeilen ziet arbeiden en met zijne
wimpels spelen, al hetgeen hen grooter en zui
verder genot moet verschaffen dan het hinneken
van een paard of het kraken van een zweep.
In het kort, waarde Vriend, ik ben niet zoo
verslaafd aan inheemsche zeden, om niet te prij
zen wat hier te bewonderen valt; en gij zult mij
ten goede houden dat ik het vooroordeel van
mijne geboorte van mij geworpen heb tegelijk
met het ossevleesch en den pudding toen ik hier
heen kwam. Geen klein deel van mijne verbazing
bestaat hierin, weshalve wij de Hollanders een
druilerig en slofferig volk kunnen noemen, want
voor het oog, dat immers hierin te bepalen heeft,
zijn zij veel schitterender dan de n?tie welke
wij zoo zeer bewonderen en navolgen; en met
dit voordeel dat zij opgeruimd zonder licht
zinnigheid, en keurig zonder affektatie zijn.
Waarom wij de Hollanders met minachting, en
de Franschen met lof vermelden, is een ernstige
grief tegen het Engelsche oordeel. Meer nieuws
heb ik op dit oogenblik niet te berichten, dan
dat ik juist naar Rotterdam vertrek, en een
Schotsch logement hier verlaten heb, waar niets
van dien landaard te vinden is als de waard, want
de kamers zijn een paradijs van zindelijkheid,
maar de waard is een schelm in het rekenen.
Ik heb znlk een hoop zilver voor een pistol
in ruil gekregen, als waarmee een bankier zijn
krediet zou kunnen ophouden, en ik verzeker
u, dat zoolang ik van dat muntstuk nog een
zijner broederen over heb, gij niet zult aan
schouwen,
Uw triend en dienaar.
Verbetering. In art. VI, Weekbl. v. '20 Mei,
bl. 6, eerste kolom, staat: Bonil [Buren]; moet
zijn: [Bommel].
I1I1I1H1IIIIIIIIIIIIII1IHIIIIIIIIIUIIIIIIIIMI1IIII
dat er te Parijs, rue Nicaise, nummer 11,
eene fabriek van speelkaarten der citoyens
Jaume en Ducourc bestond, die echte patriot
tische kaarten leverde, die voor de azen lois,
voor de heeren gcnies met roode mutsen,
voor de vrouwen libertés, voor de boeren
eyalités in de plaats stelde kaarten alleen
gangbaar in Jacobijnsche kringen.
Augustin voelde een licht tikje op zijn arm.
Hij wendde zich om, en zag mevrouw de
Saint-Amaranthe met een allerinnemendste!!
glimlach zich tot hem richten. De gastvrouw
gevoelde niet veel sympathie voor Jacobijnen,
maar deze knappe jonkman met zijn open
gelaat, en groote oprechte donkerblauwe
oogen mishaagde haar niet.
«Meneer de Robespierre!" vroeg ze.
»gevoelt u geen lust een partijtje te
maken ?"
»Ik vraag u exkuus, mevrouw. Ik speel
hoogst zelden mijne avonden zijn zeer
bezet!"
Met een wenk had madame de
SaintAmaranthe eene zeer knappe jonge Héb
gewaarschuwd, en terwijl deze hem eene ge
vulde kelk met champagne aanbood, zei de
eerste:
»Vergun mij ten minste u een glas wijn
te mogen schenken, dat u zeker niet zal
weigeren, nu het u door eene zoo bevallige
hand wordt gebracht."
Augustin kon niet weigeren. Hij boog zeer
beleefd, nam het glas aan, en verklaarde
het ter eere der gastvrouw te zullen ledigen.
Deze ging voort tot hem het woord te
richten, en wandelde met hem naar het
derde salon.
»Daar u niet speelt, meneer de Robespierre!
geloof ik toch te mogen vermoeden, dat u
van muziek houdt. We zagen van avond
elkaar in de Opera, niet waar? Onze muzi
kale vrienden vereenigen zich meestal in dit
salon, om solozang of voordrachten op het
klavier en de harp te hooren. Mag ik u
voorgaan ?"
Augustin vernam te midden der luide uit
roepingen der spelers, eenige zwakke
harpakkoorden uit het aangrenzend salon. Hij
volgde zijne gastvrouw als in een droom.
Het scheen hem, of hij onder de macht eener
geheimzinnige betoovering gekomen was.
(Wordt vervolgd).