Historisch Archief 1877-1940
Bé. 941
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Met groot genoegen heb ik met dit opus in
twee heften (lees: deeltjes) uitgegeven, kennis
gemaakt. De frissche, kinderlijke eenvoud die in
deze liedjes te vinden is, toont Mej. van Rennes
weer van hare beste z\jde als componiste.
Het eerste deeltje is voor de kleinsten en het
tweede voor de grooteren bestemd. Vooral in het
bundeltje voor de kleinsten waarin ik o. a. Pottje,
De kleine Euiter en vooral Knorrig Liei-ken (een
speelliedje) als uitmuntend geslaagd noem, is de
kindertoon zeldzaam gelukkig getroffen. Zij zijn
gecomponeerd op gedichtjes van Viola, Agathe
Snellen, Trois-Etoiles en naar het Hoogduitsch.
Het tweede deeltje bevat gedichtjes van Titia
van der Tuuk, Jacoba, Anna van Harpen Kuyper
en Maleis. Deze liederen dragen een ernstiger
karakter, doch ook hier vindt men soberheid en
eenvoud. Het meest ingenomen ben ik met K o. 2
Flink aangepakt, ter wille van de kernachtige
rhythmiek en met No. 5 s' Avonds ter wille van
de expressie en kleur.
Deze liedjes hebben in den korten lijd van hun
gedrukt leven reeds een weg gevonden. Mogen
deze regelen er iets toe bijdragen ze nog in rui
mer kring te verspreiden, want bij alle kinderen
zullen ze welkom zijn.
Van dezelfde componiste heb ik Drei
Qitartette 2) für Frauenstimme mit Klavierbegleitung
(opus 24) aan te kondigen.
Ook deze drie koortjes Uralt, Ich schreite heim
en lek rcite hinaus in das Weite kan ik onder
het beste rangschikken wat deze componiste ons
heeft gegeven.
De eenvoudige, warme toon van het eerste koor.
waarmede het tweede met zijn donkere, zwaar
moedige kleur een zoo scherp contrast vormt,
doet dadelijk weldadig aan. Hooger van opvat
ting staat echter het tweede koor, waarin de
componiste m. i. zich zelf heeft overtroffen, want
vindt men in de compositiën van deze dame
altyd levenslust, bevalligheid of lieve uitdrukking,
in dit nummer heeft mij de diepte van uitdruk
king getroffen.
Het derde koor is zeer opgewekt; kernachtig
gerhythmeerd, het overmoedige is er gelukkig in
getroffen.
Thans is aan de beurt een werk: Cursus voor
tweestemmig gezang 3) bevattende: Inleiding,
100 Tweestemmige Oefeningen en 12 Vocalisen,
door J. H. Letzer. (2 deeltjes)
In dit deeltje zijn tal van tweestemmige oefe
ningen te vinden die over het geheel met vloeiende
stemvoering bewerkt zijn. In het voorbericht zegt
de schrijver dat eenige nummers ook als
vocalisen kunnen gezongen worden, welke nummers
h^j aangeeft. Hij zegt ook dat van sommige num
mers de stemmen kunnen worden omgekeerd.
Het ware wenschelijk geweest ook die oefeningen
aan te wijzen.
Voor de oefeningen als trefoefeningen kan ik
ze zeer aanbevelen, doch het spijt mij, dat de
schrijver zich tot zulke algemeenheden bepaald
heeft door alleen aan te wijzen dat sommige
oefeningen als Vocalisen kunnen gezongen worden,
zonder te vermelden op welke vocalen; en zonder
systematisch eerst de gesloten en vervolgens de open
vocalen te behandelen; ook bij de twaalf vocalisen
aan het slot blijkt die oppervlakkigheid. Bijna
uitsluitend is de vocaal a behandeld terwijl ieder
zangonderwijzer weet dat men daarmede niet be
ginnen moer, omdat de controle over den adem
daarbij het moeie ijkst is.
Evenmin als de r de alleen de aandacht ver
dienende, medeklinker is, evenmin is dit het geval
met de vocaal a.
Nu zal de schrijver mij misschien toeroepen :
Ja, maar mijn boek is vooral berekend voor
zangonderwijs op de scholen: doch zooals ik
vroeger zeide ware het beter geen zangonderwijs
op de school te geven tenzij men aan de sternvor
ming behoorlijk aandacht kan wijden, anders doet
het meer kwaad dan goed.
Het boekje van den heer Letzer nu geeft niet
wat dat ten g<ede kan komen. Daarom had ik
het of uitsluitend in den geest van trefoefeningen
behandeld willen zien of dat het ook voor
stemvorming een geleidelijken leergang vormde. j
Als oefening in den tweestemmigen zang is dit
boekje aan te bevelen, doch dan zorge de
onderwijzer ervoor flat op andere wijze voorzien
wordtin goede oefeningen voor de stemvorming. !
Een Nederlandsch werkje in den geest van
enkele Chorschulen in Duitschland verschenen,
waarin heide eigenschappen vereenigd zijn, be
zitten wij nog altijd niet, zoover mij bekend is.
Van Worp's Practit-che Orgel>cltor>], herzien en
uitgebreid door M. II. van 't Kruijs is thans
het tweede deel geschreven.
Dit deeltje bevat 12 Technische studicin i.'waarin
ook voor het pedaal uitstekend gezorgd is); <J ge
figureerde koralen, 1:1 -jeningcn, verder:
iJntjelijkicfie ftnïngen voor toonladders en akkoorden,
eene Fug i, van Bach gearrangeerd door J. Worp;
6 Pü'ilmnielodiiën stieng in den ouderen kerkstijl
gecomponeerd (o. a. in dorischen, phrygischen
en mixolydischen toonaard) een kort T n» van
Fr. Schneider, Tivaal/ Voorspelen in de oudere
kerktoonaarden, Drie Grootere Voor- of N< spelen
in vlijen at ij l benevens een Sonate in F. gr. t.
Dit zeer degeKjke werk is beslist aan te bevelen.
De aspirant-organisten kunnen hier een goeden
en betiouwbaren gids vinden, die hen in het
practische orgelspel op goede paden zal houden
en leiden.
Deze uitgave is door den heer Van 't Kruijs
herzien en belangrijk uitgebreid.
Ik kan mij noj slechts flauw herinneren hoe
Worp's Orgelschool was samengesteld en dus
is het mij niet mogelijk in détail aan te geven
in welk opzicht dit werk de meeste uitbreiding
heeft gekregen.
Het dus in het midden latende waarin de
arbeid van den heer Worp en waarin die van
den heer Van 't Kruijs bestaat, beveel ik het
boek, zooals het thans verschenen is, met de
meeste warmte aan.
Deze school draagt tot titel Practixch en daar
om mag men er geen aanmerking op maken dat
de theoretische, wenken voor organisten ontbreken.
Toch zou ik het zeer wenschelijk vinden in
dien in een aanhangsel (of afzonderlijk uitgegeven
werkje) den aackomenden organisten er eens op
gewezen werd wat zij behalve hun spel moeten
leeren om op den naam van eenen goeden or
ganist aanspraak te kunnen maken.
Niet alleen op kleinere plaatsen en dorpen
doch ook in de kleinere kerken in grootere
plaatsen hoort men organisten soms zulke
»haarstraubende" dingen doen, dat dit waarlijk niet
overbodig mag heeten.
Nog meer dan voor den Protestantschen orga
nist is dit noodig voor den katholieken organist,
sedert de Gregoriaansche zang weer meer en
meer in eere hersteld wordt. Er zijn nog zeer
vele organisten die nog niet het begrip hebben
wat verlangd wordt om een kerkgezang in de
oudere toonaarden goed te harmoniseeren.
(Soms moduleeren zij in een kort tijdsbestek
door vier en twintig toonaarden) !
Ik heb hiermede geen schaduw willen werpen
op de Orgekchool die ik zoo gunstig besprak,
doch even willen aanstippen hoeveel er in het
belang van den aspirant-organist in ons land nog
te doen valt.
In kleinere kerken moet het orgelspel toch
evengoed stichtend werken als in de grootere en
hoe uitgebreider en vollediger leermateriaal de
aankomende organist kan vinden, hoemeer kans
er is vele goede organisten te verkrijgen. Vooral
voor hen die niet in de gelegenheid zijn, van
een uitstekenden onderwijzer les te kiijgen, is het
van groot belang dat zij althans op de hoogte
komen wat er vereischt wordt voor hunne studie.
Uit den grooten vooraad werken die tegen
woordig ter aankondiging worden toegezonden
is de heuchelijke conclusie te trekken, dat wij
steeds vooruitgaan.
Vooral ook op paedagogisch gebied wordt heel
wat gepresteerd. Wie de verschillende versla
gen nagaat zal bespeurd hebben dat al schuilt
er ook nog al eens kaf onder het koren, veel
goeds kan worden geconstateerd.
Dat is een verblijdend verschijnsel voor ons
land, hetgeen ik met vreugde constateer. Ieder
nieuw goed werk toch moet met vreugde begroet
worden.
Ik weet wel dat den kritikus vaak verweten
wordt (vooral door personen wier arbeid min
gunstig beoordeeld is) dat hij er op uit is ge
breken na te snuffelen en die met zekere inge
nomenheid releveert, doch geen ernstig kritikus
zal dit doen.
Hij zou echter een slechten tuinier in onzen
muzikalen hof zijn indien hij het onkruid niet uit
trok waar hij dit naar zijne overtuiging vond.
Dat dit op den duur heilzaam werkt, wordt van
tijd tot tijd ook door componisten erkent, die
eerlijk genoeg waren later te zeggen. .Ik heb mij
na uw afkeurende kritiek onder degelijke leiding
gesteld en nu zie ik in dat het in mijn belang
is geweest dat ik toen niet gespaard ben.''
Zulke verklaringen stellen de kritikus voor
alle mogelijke boosheden en hoosheidjes die hij
vaak opmerkt, ruimschoots schadeloos.
VAN Mii.i.KU'.x.
1) Uitgegeven te Utrecht bij J. A. II. Wagenaar.
2) Uitgegeven te Amsterdam bij deAlgerueene
Miniekhandel (Stumptïen Koning).
3) Uitgegeven te Ticl bij D. Mijs.
?1) Uitgegeven te Groningen bij J. B. Wolters.
(België) bestaande uit ongeveer 100 uitvoerenden
^mijnwerkers in costuum). concerten op het Ten
toonstellingsterrein alhier des avonds te acht uur.
Willem van Zuylen te Berlijn.
De Hollandsche tooneelspelers hebben te Berlijn
een door rnenigen landgenoot niet verwacht succes
gehad. Willem van Zuylen vooral. Hij is bij
niemand minder dan Mitterwurzer vergeleken !
Een »urechte Künstlernatur mit einem weit
umgreuzten Talente" heet hij elders. Dut heeft van
Znyien n<et koud gelaten, on er wordt gezegd,
dat hij in het najaar met oen duitschen troep
duitsch zal spelen. IIij zoekt een duitschen
meester. Het spreekt van zelf, dat wij den
populairen acteur gaarne allen roem gunnen, die
hem to beurt valt, maar daarom juist: is dit
wol verstandig ? Z. Z. Z.
De verschillende aanvragen, in den laatsten
tijil tot mej 0. E-iser gekomen, voor on ierwij s
in vakken mér verwant aan de dramatische dan
aan de muzikale kunst, hebben haar doen beslui
ten tegen J September a. s. hot onderwijs int te
breiden, door bijvoeging eeuer dramatische klasse,
onder leiding van C. I'h. J. Clous, lid van
de Ivonii klijke Vereeniging Tiet Nederlandsen
Tooneel."
A. s. Zondag en Maandag 7 en s Juli geeft
de i'ociétéRoyale de l'Harmonie uit Frameries
E.7TERJ.N
Willem fitsen-Tentoonstelling
bij E. J. VAN WISSELINI.
Co.
Willem Witsen is een zeer eigenaardig figuur
onder onze jongere artiesten.
Niet misschien reeds volkomen compleet in de
verschillende uitingen van zijn talent, maar com
pleet zeker als karakter, in zijn zoeken met een
zeldzaam geconcentreerde wilskracht.
Wanneer wij ons herinneren wat Witsen op
verschillend gebied heeft te zien gegeven sedert
een aantal jaren, dan blijken zijne etsen in de
eerste plaats een blijvenden inrtruk te hebben
nagelaten, en ik geloof, het volmaakste zijn
streven te hebben uitgesproken.
Deze etsen, die van Engeland in de eerste
plaats, openbaren een zelfstandige persoonlijkheid,
die een bizondere plaats neemt in onze moderne
kunst. Grootsch van opvatting en bouw. origineel
van vinding, onberispelijk van uitvoering geven
die etsen een zeer eigenaardig visioen, een aan
grijpend en intens gevoeld beeld van Londen.
Niemand gaf van Londen indrukken zoo juist
en zoo doorwerkt. De eenige schilder die dit
trachtte was de te vroeg gestorven de Nittis, die
met veel smaak gekozen, maar te oppervlakkig
uitgevoerde motieven tentoonstelde.
Door een zeer groote kennis der procédés van
het etsen weet Witsen in deze sterk gevoelde
impressies de kleur en den toon weer te geven
van die geheimzinnige lichteft'ekten die in gele
nevels Londen zoo vreemd doet schitteren en
' glanzen; van die bruggen als reusachtige mon
sters over de Thames gestrekt, of van die Squares
met monumenten die door zijn keuze grootsch
worden in hunne eenzaamheid.
Daarnaast zag men soms een enkele maal een
portret in krijt of houtskool, als dat van Kloos
(op een tentoonstelling van de Ned. Etsclub),
merkwaardig om dezelfde kwaliteiten van inten
siteit. Meer dan menig portret van specialisten
op dit gebied gaven zij een psychieschen indruk
van den persoon, een indruk verkregen door die
iH.o-Uringende, borende wilskracht, Witsén zoo
eigen.
Later verscheen nog een serie (> etsen uit
Braband", van een ander karakter, uitvoerig en
knap naar de natuur gedaan, bouwvallige schuren
en boerderijen met hoornen, karren en kippen,
geteekend met een merkwaardige vastheid, als
een gewild en teer kantwerk.
Zelden zag men echter schilderijen van hem,
en hierom is deze tentoonstelling bij van
Wisselingh, waar een groot gedeelte van zijn oeuvre"
vereenigd is, zoo belangwekkend in haar geheel.
Witsen's groote wilskracht, zijn energiek zoeken
naar een robuste realiteit zijn hier in deze schil
derijen van den laatsten tijd aan\v< zig. De meesten
zijn eenigszins fragmentair, stukken natuur, land
schappen en vluchtige ii drukken van een
oogenblik, rnaar zeer persoonlijk gezien au travers
d'un temperament''.
Dit temperament van Witsen heb ik getracht
begrijpelijk te maken door de macht van zijn talent
en zijn ongewone kracht van realiteit te noemen.
Onder deze schilderijen zijn enkelen uit Londen
die dezelfde aangrijpende eigenschappen hebben
als zijne etsen van daar, even als een paar aqua
rellen, dampig, geheimzinnig, gloomy, foggy",
desolaat, merkwaardiger misschien nog dan die
van ernstig bestudeerde winterlandschappen, wo
ningen in de sneeuw, met uiterste aandacht ge
noteerd in subtiele toontegenstellingcn,
bleekrose luchten en blank-blauwe sneeuw.
Andere do» ken geven indrukken v;m ruimte,
van uitgestrekte velden, als «bouwlanden" en de
«roggevelden", door een heldere zon beschenen,
sappig gischilderd met vaste kleuren in 't een
tonige en sterke groen van 't jonge koren, dat
slechts verbroken wordt door plekken bruinrood e
aarde.
Zijn --zoomen van la-t bosch", statige grauwe
stammen als dichte zuilen, met een enkel
lichtstipje in de verte, gebroken door het straffe
groen van sparren, of dooi- het goudhrons van
niijaari-bladon.
Ken andere serie is die zijner
>zonsondergangon;', bijna oranje luchten, met do zwoegend e
silhouet van een landbouwer die zich donker
teekent tegen het zware groen der velden en
nog even zwaar uitkomt togen het licht van de :
lucht, dezelfde onrustbarende silhouet die op
zijne andere etsen reeds voorkomt, en wier pas
sieve opvatting onwillekeurig doet denken aan
La Torre".
* #
*
In dezelfde zaal bij Van Wisselingh X- Co.
trok zeer mijne aandacht hot scherm door
Deijsselhof geheel op inaloische wij/e gebatikt, waar
van de drie slagen een fantaisistieseh landschap
voorstellen, met in stijl behandelde parelhoenders,
in een dof blauw-, elegant groen- en
grijs-harmonie, heerlijk teer van exquise kleuren en ge
voelige teekening. De achterkant vertoont een
Breughel-achtige fantaisie met spookachtige fla
mingo's, speelsche vossen, kalme witte zwanen
in een sneeuwlandschap, een compositie vol fijnen
humor, in een witblauw en zwarte gamma, hier
j en daar gebroken door de burine vlek van een
i ironische apen-tronie of vaneendeftigenmarabout.
' Als geheel is dit scherm een zeer merkwaar
I dig werk, uiterst gedistingeerd, van een zeer
i bizoïideren decorateur in den hoogsten zin des
l woords. Pu. Z.
Pan.'
Voor ons ligt de eers'e aflevering van Pan,
j een riieuwo tweercaandelijksche Kunst-revue,
uitgegeven door het genootschap Pnn te Berlijn.
met een kapitaal van honderdduizend mark.
Het merkwaardigste is misschien de broeder
lijke toenader ng van Frankrijk en Duitschland,
die zich hier vertoont op kunstgebied, door de
rnedewerkii g van Mallarmé, Kops, Verlaine,
Val'? loton, Chapu, Roty, naast Nietzsche, Max
Klin1 ger, Bodf, enz.
Ptr se is deze eerste sfteving niet homogeen.
j Immers de titel Pan geeft aan dat dit het
streI ven niet kan zijn. Alles wat verdienstelijk is ia
alle kunsttn wordt opgenomen in dit werk dat
zeer merkwaardig belooft te worden. Zoo zien
wij er ook alle denkbare procédés samengaan.
Die veelzijdigheid van Pan verhoogt het belang
van deze uitgave: zal het niet ongemeen inte
ressant zijn in de volgende afleveringen o.a. een
keuze van prenten te zien als deze eerste aanbiedt ?
j Naast photogravures naar Boecklin en etsen
i van Liebermann, een vernis-mou" van Uops te
mogen genieten, of em decoratieve teekening in
kleuren, naast zincografische clichés naar schil
derijen van artiesten als Whistler en Khnopft';
naar beeldhouwwerken van den genialen Klinger,
naar Diïrer, Iloty, en origineele houtsneden van
Vallotton en anderen 'i
Met uiterste zorg, op uitmuntend papier, is
alles voortreffelijk uitgevoerd. Wat de
buitenden-tekst-platen betreft, deze worden zooveel
mogelijk gedrukt onder toezicht van elk artiest,
bij den specialist, aangewezen voor deze taak,
als b. v. de plaat van Hops bij Nijs te Parijs,
die van Liebermann bij Angerer te Berlijn, de
helio-gravuren door de «l'hotograrische Union"
te Munchen, enz. enz., wat een uitmuntende
uitvoering waarborgt.
Ik geloof niet dat met meer zorg en toewijding
eene uitgave van dezen aard werd begonnen, en
als de keus der bij Iragen zeer streng blijft, dan
zal Pan een der hoogst belangrijke uitgaven van
onzen tijd worden, vooral nu t'A,-t, dat goede
jaren had, heeft opgehouden te bestaan. P.
Bij den heer A. l'reyer, Wolvenstraat l i), is
geëxposeerd een schilderij van F. l', ter Meulen,
«Koeien bij i.'e stal".
Het FonWaarlöte en de jeugd,
In de Amsterdammer van 8 Juni jl. beweert
de heer Gittée, dat het Nederlandsche onderwijs
en de Neclerhmdsche onderwijzers »het er steeds
op aanleggen, alle verbeelding bij het kind te
smoren." Waarom dat vonnis ? Och, de heer
Gittée schreef een warme aanbeveling voor de
sprookjes van de Gebr. Grimm, ten minste, dit
was zijne bedoeling, maar hij maakte er van een
pleidooi voor het sprookje in het algemeen, en
stelde het voor. alsof het sprookje door ons. Ne
derlandsche onderwijzers, met mistrouwen ont
vangen, slechts oogluikend in de school toege
laten wordt. Vermakelijke overdrijving, indien
zij niet zoo treurig ware, treur.'g, omdat hij ons
zoodoende beschuldigt, van ons niet om het voor
schrift der wet te bekommeren (Art. .->;! eischt:
«ontwikkeling van de verstandelijke vermogens"),
omdat zij een sombere schaduw werpt op den
geest van ons tegenwoordig onderwijs. Om beide
redenen gevoelden wij ons verplicht, tegen enkele
zinsneden uit die aanbeveling, met kracht 'e
protesteeren, en zullen dus die zinsneden aan
eene i auwkeurige bespreking onderwerpen, zonder
te veel in details af (e dalen. Welke waarde
clan sommige uitspraken bezitten, mogen onze
lezers beslisser;. Ter zake dus !
Zoo lezen wij: Tot groi t voordeel onzer
jeugd durf ik wel bijvoegen, trots Jtet Brute
JleH(inkt<c/tt'{/>', dut nog zoo z<er het Ivger onder
w (/'s (iiiHk'ce, t." Deze laatste uitspraak grondt de
heer G. zeker op zijne kennis van de series
leesen verteiboeken, die op onze scholen gebruikt
worden; aangenaam zal het ons zijn, te weten,
welke der meest gebruikte 1) hem aanleiding
gaven tot dit verwijt. Zeker, moraal wordt er in
gevonden en moraal /.al er ir, blijven, zoolang
ons onderwijs opvoedend is, zoolang het ideaal
dtr opvoeding is : een volmaakt, zedelijk karakter:
't is maar de vraag, hoe en welk 'l En dan «komt
het ons voor, dat we --leohts het aantal ervarin
gen van goede daden moeten vermeerderen, zonder
al te veel in het redeneereii over die daden, te
vervallen. We willen moraal, geen gemoraliseer . ..
We wenschen den kinderen slechts
kinderdeugden voor oogen te stellen.... Een enkel woord
nog over de moraal in verband met de zelf
werkzaamheid. Deze eisch maakt hot geven van
moraal overbodig. Waar de moraal niet in het
oog spring1", waar de leerlingen niet reeds uit
zich zelven gevoelen waarom 't lesje of 't versje
is geschreven, daar achten wij 't beter, de mo
raal te laten zoeken.'' iDoura.i, Handboek bij de
Methodiek der Leervakken, biz. 10:? v. v.).
Ons dunkt, waar zóó in een veel gebruikt (2)
handboek over moraal wordt geschreven, waar m