Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 941
De legende der afsnijding ran den
Sdmttersmaaltijd
dat de samenstelling en figuur
schikking ook geheel voegde in
het doek.
Dubonrcq. Catalogus. Trippenhuis. 1858.
By al hetgeen' het documenteel onderzoek in
de laatste jaren over onze zeventiende eeuwsche
schilderschool aan het
licht heeft gebracht, kan
niet worden tegengespro
ken, dat men wel eens te
veel gewicht gaat toeken
nen aan dergelijke
bewy'sgronden en niet altijd
voldoende conclusies
zoekt te nemen uit den
geest van het werk.
Dat men bij onvolle
digheid dezer gegevens
soms tot een geheel ver
keerde gevolgtrekking
komt, daarvan is de
bewering van dr. Joh.
Dyserinck, als zoude van
het meest populaire onzer
schutterstukken een zeer
belangrijk bovenstuk zijn
afgesneden, een nieuw
voorbeeld.
Deze onvermoeide be
langstellende, die van de
reeds door anderen aan
geduide en door van
Dy'k gememoreerde verminking van de Nacht
wacht het juiste jaartal opduikelde, meende
ook bij de Schutteraraaaltyd een vruchtbaar veld
voor nieuw onderzoek te hebben gevonden en
publiceerde de resultaten daarvan in de Gids
(Juni '91) waaraan hvj (in
die van Dec. '94) een
naschrift en slotwoord
toevoegde.
Merkwaardig, en geen
bewy's voor de kracht
zyner argumentatie is, dat
hy in dit laatste een in
Oud Holland '93 II afl.
gepubliceerd kort en bon
dig feitelijk afdoend arti
kel van prof. Six, waarin
deze hetonwaarschynlyke
van deze onderstelling
aantoont, nagenoeg
doodzwy'gt.
Het sedert in De Gids
(Juni '95) opgenomen ar
tikel van de heer J. P.
Veth, bestrijdt op meer
aesthetische gronden de
bewering van den heer
Dyserinck en toont aan
welke onlogische gevolg
trekkingen uit de be
kende documenten zy'n
gemaakt.
Allerminst passend bij een quasi serieus betoog
als van den heer Dyserinck, is het feit dat hy
naast de afbeelding van Cats eene reproductie
geeft van het schildery' waaraan ontbreekt boven
de halve ruit en onder eenige centimeters voor
grond en daardoor zijne argumenten,
als vergelijking op deze kleine schaal
toch al weinig afdoende, 'nog boven
dien in gunstiger licht stelt, wat men
van iemand, die zooveel gewicht hecht
aan afsnijdingen, zeker niet zonder
nadrukkelyke vermelding van dit on
geluk had mogen verwachten.
Zelden is een zaak zoo verward en
gecompliceerd, want de heer Dyse
rinck wiens bevoegdheid als kunst
rechter men op principieele gronden
mag betwijfelen, handelt ook volstrekt
niet als kunstgeleerde, die objectief
oordeelt en onbevangen de doorhem
gevonden documenten naast elkaar
stelt, veeleer 'doet bij als een dillettant,
als een pluizer, die gelijk wil hebben
en steeds doordraaft op zijn eene
thema, want nu eenmaal van de
Nachtwacht en de Sebastiaans Doelen
wat af was moest primo worden aan
genomen, dat alle dergelijke doeken
zouden zy'n afgesneden.
Dat iemand zijn tijd wil besteden
aan het onderzoek of er van zulke
groote stukken soms betrekkelijk
smalle repen zy'n afgesneden, zal
niemand hinderen, maar
kunstgeschiedvorschen is nu eenmaal niet het
bedenken van onderstellingen en het
borduren van romans, maar het droog
en nuchter verzamelen van docu
menten.
Deze qnnestie is minder ingewik
keld en verward dan de heer Dyse
rinck ze ons opdischt.
We hebben uit te maken welke teekeningen
naar het schilderij vertrouwen verdienen door
hunne overeenkomst met het bestaande en of bij
afwijking de hoofdzaak in deze, de compositie,
gebleven is in het karakter en of ze werkely'k
ook den geest ademt van den schilder.
En verder in verband hiermede welke
schriftelijke of mondelinge getuigen als betrouwbaar
mogen worden toegelaten.
We hebben nu in dit geval:
De oudst bekende afbeelding van Pothoven.1762.
Hoewel de heer Dyserinck zegt te durven be
weren dat deze die zich in den Atlas van Amsterdam
van den heer R. W. P. de Vries bevindt, niet is
behoeven te betitelen: een »zoo gebrekkig mogelijke
kopie door een liefhebber."
Het is niet zeer duidelijk hoe de heer Dyse
rinck uit een los by'gevoegd velletje papier,
waarop de namen, de authenticiteit der teekening
zelve wil betwisten.
Daar we niet kunnen onderstellen dat iemand
als Ploos van Amstel in het bezit zoude zy'n
geweest van een onjuiste afbeelding der schilderij,
noch tevreden met een onbeholpen kopie van een
liefhebber, naar zijn tijdgenoot Pothoven, heeft
Naar het origineel, (abusievelyk weggelaten de halve ruit boven en wat voorgrond) uit De Gids. *)
een origineele [teekening maar eene »zeer onbe
holpen kopie" behoeven we aan deze verklaring
niet het minste gewicht te hechten.
Genoemde teekening, waarvan nevengaande
reproductie, is wel degely'k bly'kens de
authendeze teekening waarborgen van betrouwbaarheid,
die \ve bij de zeventien jaar later gedateerde
van Cats niet aantreffen.
Jacob Cats vervaardigde deze waarschijnlijk als
een pendant voor zy'ne teekening van de
NachtNaar POTIIOVHX 17G'2. Eigendom van den lieer K. W. P. UK
tieke kenteekenen : het opzet papier met vergulde
bies en het handschrift van Ploos van Amstel,
degene die voorkomt in den catalogus van diens
collectie en welke in 1800 werd verkocht.
Dit wordt dan ook erkend door de in deze
wacht en daar op een zoo kleine afmeting de
langwerpige compositie minder geschikt was, had
hij reden om het bekende formaat aan te nemen.
We zien nu in het boven aangebrachte stuk
een kruisstijl en bovenraam, met opgenomen
schuifNaar CATS 1770. Eigendom Dr. WUHFÜAIN. Uit De Gids. *)
meest bevoegde autoriteit, al wil de heer Dyse
rinck het tegendeel doen voorkomen.
En al is het mogelyk dat er van Potlioven
beter werk te vinden is, zal men dit in geen geval
gordijn, van de zoldering zijn de karbeelen zicht
baar, links een gedeelte van het fronton van het
poortje, verder twee groote kale vlakken muur.
De aanduiding van meerdere versregels op den
trommel is voor den heer Dyserinck [reden om
aan te nemen, dat de twee laatste regels door
Vos alleen in zijn dichtwerken vermeld, later
zouden zy'n verwyderd.
Ook dit is weder een vergissing.
Uit de schildering bly'kt deze plaats en het
onderschrift Jan Vos geheel ongerept, maar ook
volgens de beschrijving van J. van Dijk, 1758,
hebben ze er nooit gestaan.
Wijkt hierin wat het schildery' zelf betreft in
detail Cats af,( nog] sterker is dit in het raam.
Maar hier is het niet
een onwillekeurige
afwyking. Ze is wel degelijk
gemotiveerd en juist hier
uit bly'kt, dat we het
bijgevoegde bovenstuk als
even weinig authentiek
hebben te beschouwen.
Want de vulling van het
benedenraam, zooals v. d.
Helst die schilderde, vol
deed volkomen aan de
eischen van compositie en
er was op zich zelf geen
reden hier af te wijken
Bij Cats echter moest het
bovenraam gevuld; de
rechtsche boom werd dus
voller gemaakt en de
linksche rees om de een
tonigheid der vierkante
ruiten te breken.
En wel verre van de
oordeelkundige schikking
van het benedenraam hier
terug te vinden, zien
we] links het '[ongebroken traliewerk der ruiten,
alleen in het rechtsche vak vinden we een boom.
Hierboven hangt een opgenomen schuifgordijn,
gedrapeerd volgens achttiende eeuwsche smaak,
en zooals men ([nooit omstreeks 1650 op schil
deryen zal aantreffen,
en wat betreft de beide
groote leege vakken links
en rechts, men denke
die eens geschilderd op
de grootte van het stuk
zelve.
Wat nu de meerdere
diepte betreft deze
hangt geenszins samen
met meerdere hoogte,
maar is alleen verkregen
door dat Cats de fond
achter de koppen plaat
selijk donkerder maakte.
Maar het sterkst bly'kt
wel dat Cats het boven
stuk geheel fantaseerde
daaruit, dat op zijn for
maat de ordonnantie en
hoofdlijn der compositie
van de groep schutters
volkomen daarbuiten valt
en dit op het schilderij
daarentegen geheel past
in het kader, zooals we
het kennen, dat alleen
wat voorgrond mist.
En niet alleen past ze niet in dit formaat,
maar ze past evenmin in het werk van van der
Helst. Deze, die steeds zocht naar een verstan
dige schikking en smaakvolle vulling van het
vierkant van zijn doek, zou nooit
zoo volkomen ongemotiveerde leege
vakken hebben gelaten, maar zijn
meerdere hoogte hebben gebruikt om
door het hoog heffen van het vaan
del en het plaatsen der personen,
niet allen op hetzelfde niveau, deze
ruimte voor de hoofdgroep te be
nutten en niet deze, door het
predomineerenvan een nietszeggend fond,
minder importance te geven. Want
laat de heer Dyserinck zelf niet ver
klaren, dat men de portretten steeds
als hoofdzaak heeft beschouwd.
En behalve dat aan hunne belang
rijkheid aldus niet weinig afbreuk
zou worden gedaan, de evenmatig
verlichte groep zoude zeker niet rus
tiger doen met die groote stille ruimte
er boven, noch daardoor als compo
sitie een beter aspect verkrijgen.
Evenmin is het feit dat de
vaandelpunt thans in de ly'st eindigt, iets
wat noodzakelijk op meerdere hoogte
moet duiden, want zooals de heer
Veth aantoont, dit komt voor op
fresco's die (och evenmin als
houtsneden of gravures met marge afge
sneden kunnen zijn.
Bovendien al ware zij ten volle er
op geweest dan was dit een quaestie
van een voet meerdere hoogte, maar
niet van 1.73 meter.
Dat men over het algemeen het stuk,
nu het tegen een te hoogen wand is ge
plaatst en vooral als men het van te
dicht bij beschouwt, minder langwerpig zoude
wenschen, is nog geen reden om aan te nemen
dat het vroeger meer vierkant was.
Prof. Six vond trouwens nog een documenteel