Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 942
Professor Hniley t.
OWanratüBaenscL
De bouwmeester van bet Noord-Oostzeekanaal.
zooals je haar altijd noemde. Je vertelt haar,
natuurlijk, dat de zeelucht me al veel heeft opge
knapt, 't Is toch een hard gelag voor de arme
meid, hè? Ik har!, ronduit gezegd, nooit moeteu
trouwen ; en als ik vroeger geweten nad, waaraan
mijn vader is gestorven, zou ik liet zeker niet
gedaan hebben, 'k Zou iu elk geval geprobeerd
hebben het te laten, 't Is gelukkig, dat er geen
kinderen zijn; de kwaal sterft nu ten minste met
mij uit.
Een oopol yan zi atneid,
i.
Toen ik zijn brief las, ontzonk mij het hart en
ik besefte, zooals ik het, noo:t te voren had beseft,
welk een verachtelijk sujet ik was geweest.
Beste kerel," schreef hij, eindelijk ben ik
dan hier aangeland, in Adelaïde, waar ik je welkome
tijdingen vond... Ik vrees dat ik, wat mijn ge
zondheid betreft, niet veel geiuslstellends kan
melden, ('t Was een gek geval, zoo plotseling, hèr)
Mijn hoest wordt voortdurend erger en dat voor
spelt natuurlijk weinig goeds. Eens, op reis, dacht
ik wezenlijk, dat 't eindje er was. Maar vriend
Hein heeft me nog niet te pakken 'k geloof dat
ik nog zoowat drie-kwart long over heb. Enfin!
laat ik maar niet bluffen.... Wat vind ik het
heerlijk, dat je voor mijn Rieke zorgt... Ri-Ri,
Maar wat een geluk toch weer voor me, dat ik
een vriend heb als jij in waarheid een vriend;
als er ooit oprechte vriendschap heeft bestaan, heb
ik die van jou ondervonden. Je zult geen last
van Rieke hebben, daar ben 'k zeker van. Ze is
zoo gemakkelijk te leiden als een kind een ver
wend kindje (maar dat zou ik je liever niet raden,
haar te vertellen)... Zij is voor mij de ver
persoonlijking van alles wat edel, schoon en on
schuldig is, ofschoon ik weet, dat jij niet gelooft,
dat er zoo iets als een onschuldige vrouw op de
wereld beslaat, jij cynikus omdat je er toevallig
nog nooit een hebt aangetroffen.... Zal ik je
ooit kuanen vergelden, wat je al voor me hebt
gedaan? Nogmaals, hartelijk dank, beste kerel,
'k Zou graag een paar dagen willen geven van
de weinige, die mij resten, om je nog ns de
hand te drukken . .."
't Was ijselijk. Ieder woord was een vurige kool.
Era rrifi/f/, in icaurhtiil een criend ; alsooito].rech/e
vni'nt/t'rAffji bestond... Neen, dan niet; zekt r niet.
Vijf maanden geleden hadden de doctoren Theo
Walden een zeereis voorgeschreven, 't Was vlie
gende tering, zeiden zij ; een tr urig geval,
in-treurig. Hij was pas een jaar getrouwd, maar
zijn middelen veroorloofden hem niet, zijn vrouw
op zulk een lange, kostbare reis mee te nemen.
Ik was zijne intiemste vriend, wij hadden samen
gestudeerd en hij liet mij beloven, tijdens zijn
afwezigheid een oogje op zijn vrouw te zullen
houden. Ik moest zorgen dat zij niet ging treuren
en haar nu en dan mee naar de comedie nemen.
't Was dwaas, onverantwoordelijk van Theo, mij
zulk een opdracht te geven, maar 't was net iets
voor hem. Hij was veel te goed van vertrouwen.
Hij kende de wereld, de mensclien niet. Hij had
een veel te goeden dunk van hen, anders zou hij
het gevaar er wel van ingezien hebben. Ofschoon,
wat dat betreft, zag ik het in ? Als Rieke niet
zoo'n hef, aanvallig schepseltje was geweest, zou
het natuurlijk heel anders zijn geloopen.
In de eerste weken was zij verschrikkelijk
neerslachtig. Evenals alle levendige naturen, was
zij spoedig terueergedrukt en het kostte mij de
grootste moeite, haar wat op ie beuren. Eindelijk
echter slaagde ik er ir, haar over te halen, naar
den schouwburg te gaan en na de voorstelling,
onderweg naar huis, stortte zij haar hart voor mij uit.
Ze klaagde, dat zij het zoo eenzaam, zoo vreeselijk
eenzaam vond, met nooit een woord van Theo
niet niemand om voor haar te dei ken en voor
haar te zorgen. Het was hard, nu zij juist het
leven begon te genieten (zij had geen gelukkige
jeugd gehad) dat de vreugdebeker plotseling van
haar lippen weggeslagen en verbrijzeld moest
worden. In dien geest spiak zij den geheelen weg
over met zulk onbischrijfelijk aandoenlijk
klaaglijken toon in haar stem, dat ik meermalen op het
punt stond haar in mijn armen te sluiten en het
verdriet van haar weg te kussen. Maar zij was
Theo's vrouw.
Een paar dagen later bezocht ik haar weer. Ik
zag aau haar oogen dat zij geschreid had. Wat
is er nu gaande?" vroeg ik. Och, niets," ant
woordde zij. .Zoo, vertel het me daii eens gauw.''
Och, neen, wezenlijk niets?alleen alleen "
Alleen wat':" Dat er nu niemand meer is om
mij lief te hebben!" En /ij barstte in tranen uit.
Ik kon het iiitt aanzien. Ik geloof dat iedereen
zou gedaan hebben, wat ik deed of weggeloopeu
zou zijn. Ik kuste haar. En dat was het begin
van het einde.
En nu die brief! o, God !
Mijn eerste ingeving ik nam zelfs ecu pen op
om het te doen, was op staanden voet aau Theo
terug te schrijven en te bekennen welk een schurk
ik was geweest. Maar ik bezon mij en dacht:
waarom zal ik hem noodeloos verdriet aandoen?
Waarom zal ik hem er iets van zeggen? 't Is
nergei'S goed voor. Veel beter is 't morgen een
voudig naar Rieke te gaan en haar te zeggen dat
het uit moet wezen. Dat zou 't beste zijn.
En toen ik mij dien nacht met dat besluit ter
ruste legde voelde ik mij een gelukkiger, beter man.
II.
, Ik was den volgenden morgen vroeg op en snelde
l naar Rkke. Zij zat te ontbijten. Mijn stem hoorend
sprong zij op.
Nein, maar! wat een veirassiug!" riep zij.
.Dat, vind ik smxperig van je, Wim/'
Ik kuste haar op het voorhoofd.
Neen, geef me een goeie," pruilde zij.
] k aarzelde een oogeublik en gaf haar toen een goeie.
Daarna hield ze mij op armr.lengte van zich-af
en keek naar me op.
EindeU m een opluchting!
(Moonshine i.
Doe pauw dat nare, strakke, ernstige gezicht
weg of je- gaat nog iets akeligs zeggen."
Je hebt goed geraden, Ri-Ri. Ik heb iets
akeligs te zeggen."
Zoo? Zeg het dan niet."
Ri lieveling ik moet daarom kom ik
expres hier.''
Wacht dan ten minste nog even. Je hebt nog
niet eens wat gemerkt, kijk eens goid! kijk!
O! jou domme man! /.ie je niets ben je blind
'k Heb mijn nieuwe (xhtendjupon aan ?"'
O, ja heel lief."
, ff eet lief? Heel lij':' De vorige was lief, maar
deze is om te stelen. Heel lief! Nare vent, ik
laat je nooit weer mijn nieuwe spullen zien."
Dat is over te komen, maar..."
Kom, wies nu niet, flauw... Is 't zóó ernstig,
steek d; n maar van wal, ofschoon ik erg veellust
heb mijn ooren toe te stoppen; je verdient heusch
niet, dat ik naar je luister. Maar wacht nog even,
dat ik een praline neem zoo gauw uu maar,
of ik schiet in een lach."
Zij ging op ecu stoof aan mijn voeten zitten.
'k Had haast, den moed niet te beginnen.
Hieke," zei ik 'k heb gisteren een brief van
Theo gekregen en wij moeten scheiden."
Wat?"
Haar oogen werden onnatuurlijk groot en ze
zag doodelijk bleek.
Wat ?"
't Moet tusschen ons uit zijn, Ri."
Ze schoof een weinig van mij af een kleine
pauze en toen :
O! .. en waarom?"
Ze nam het heel anders op, dan ik mij had
voorgesteld.
Omdat ik het aan Theo verplicht ben," ant
woordde ik. ,,'k Heb valscb jegens hem gehandeld ;
ik heb zijn vertrouwen geschonden,"
Bewaar ons! wat groote woorden! 't Is erg
plotseling, hè? dat ontwaken tot plichtsgevoel
vin je niet ?"
Zij stond op en liep naar het venster.
Ri, lieveling, 't moet. We zijn beiden zwak
geweest, ergtr misschien ; maar mijn besluit staat
vast."
O! 't is best. Je zult zeker genoeg van me
De sroole pliMe-coniuinatie troep,
\l
Sa'isbury (de Hercules), lialfour, Hertog van
Devonsbire en Joe Cbainberlain (bet
klimmende knaapje.)
Jules Lemaitre.
Hare Majesteit: »\een, we zullen je koffers niet nakijken: maar pak dat Xtw'astlc-program weer
?aneê; het ligt er nog net zoo als je het hebt meegebracht.
hebben, 'k geloof dat ik weet wie die andere is.
Adieu."
Wat hielp het, met haar te redeiiccren, nu zij
in zoo'u stemming was?
Leef wel, Ri," antwoordde ik naar de deur
gaande. Toen had ik moeten doorzetten en heen
gaan, maar ik weifelde, 't, Was niet aardig haar
zoo te verlaten. Nu schreide zij ; 't bevreemdde
mij, dat zij niet eerder be;oin;en was.
Laat ons niet als kwade vrienden scheiden,
Ri," smeekte ik ; zeg dat je dat laatste niet hebt
gemeend; je meent het ook niet."
Ik trad'naast haar. Toe. lieveling, zeg dat je
't niet meent."
Zij snikte hartstochtelijk.
Ik streelde haar hand: Lieveling! Rieke!"
Zij rukte haar hand los en in het volgende
oogenblik had zij lx iile armen om mijn hals gesla
gen en bedekte mijn gelaat met wilde kussen,
(ia niet heen, Wim; je moogt niet gaan !" riep
zij. .v.Ii; hebt' er geen recht toe. Je bent, mijn
je behoort mij! Je praat, van je plicht tegenover
Theo: maar is er dan niemand anders meer die
recht, op je heeft. ISedenk je dan niet dat je even
goed plichten hebt tegen over mij r Want Theo
wordt toch i.-ooit \\cer beter, alle dokters hebben
't, gezegd, 't Is zoo hard voor me zoo
onzettuul hard: e<T>1, nemen ze Theo van me weg
eu uu wil jij heengaan, eu wat moet ik dan be
ginnen? Wart ik kan niet leven zonder hofdc,
Wim; ik kan 't niet onmogelijk O', als ik nog
denk aan die vci>clnkke!ijke dagen, toen Tlieo weg
was. Je weet niet hoe vreeselijk ze waren
totdat, jij me kuste, Wim. Ik heb behoefte aau
liefde. Als je heengaat. Wim weet ik niet wat,
ik beginnen zal 'k weet, waarachtig niet wat er
dan van me worden moet.
Ik. sidderde. Ja, wat zon zij beginnen wat
moest, er van haar worden? Jk kende haar natuur.
Ik wist aan welke verzoekingen ze zou zijn bloot
gesteld. Zou zij sterk genoeg zijn, om ze te weer
staan? Die gedachte was onverdnigelijk.
En O! Wim, je weet niet hoe Hef ik je heb
je kunt het mei, weten, anders zou je niet hier
komen en /.eggen: ik ga heen, alsof 't, daarmee
uit was en ik er heek maal niets mee te maken
had. Dat was niet aardig, vin je zelf wel? 'k
Vond het wreid, Wim zeg, en jij?'
,/IIm!"
De jongst verkozen Aoadémicien.
,/Neeu zeg dat 't wreed was.''
Ja, 't was wreed."
Dus je blijft, lic Wim ? Ik laat je niet gaan;
want ik houd zoo innig veel van je, Wim meer
meer dan van iets ter wereld.
Nog meer dan van roompralines? vroeg ik.
Ali! je blijft!" riep zij door liaar tranen heen
lachend. Ik wist het wel."
Wat kon ik anders doen ? De zachte armen waren
zoo vertrouwelijk om mijn hals gestrengeld en
hielden me gevangen,
III.
Ri en ik zijn nu getrouwd, want de arme
Theo stierf twee maanden !ater. Ach l was ik die
twee enkele maanden maar van haar weggebleven'
Had ik dat gedaan, dan zou ik nu misschien
's nachts niet zoo dikwijls wakker liggen en bang
zijn voor de eenzaamheid. Want Theo, ik ben er
van overtuigd, zou me hebben vergeven. Mijn
geweten doet het niet.
imjiiiijjiiiinmiiiiiiiiijiiiijiiiiiiiimiiiiiiiifiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiijmï*
Hygiëne in den Chineesch-Japanschen
oorlog.
De medische vakbladen verbalen, dat in den
Chineesch-Japanschen oorlog de dokters 4 pCt.
van het aantal dooden en gewonden uitmaken.
Dit hooge cijfer is een gevolg van de draag
kracht der nieuwe geweren, waardoor de ambu
lances en verban d plaatsen onveilig zijn geworden.
Toch is het onmogelijk voor de dokters, nog
verder achter het front der gevechtstelling terug
te gaan, wil bun hulp iets beteekenen. Dr.
Dugals Christic, die ingedeeld was bij het
veldhospitaal van het Uoode Kruis te Irnkden, deelt
mede dat in bet Chineesche leger noch chirurgen
noch hospitalen waren. De gewonden bleven dus
overgelaten aan hun lot. indien zij niet een dorp
wisten te bereiken, of hun kameraden, door
medelijden of hoop op belooning ben ergens onder
dak brachten, stierven zij een ellendigen dood.
De hoop trouwens der gewonden, om bij de art
sen der dorpen hulp te vinden, was zeer gering,
daar dezen, zonder eenige chirurgische kennis.
hun wonden met harspleisters beplakten. Som
migen goten kwik in de schotwonden, om de
kogels op te lossen ; anderen gebruikten ratten
tot stof verbrand. In de Japansche armee daaren
tegen waren 380 dokters en apothekers, 7U
hospitaalsoldaten en bovendien l;is artsen en helpers
van het Uoode Kruis. Op talrijke plaatsen richtten
zij hulphospitalen op.
Van de gewonde Japanners stierven maar 4
pCt, van de zieken ',> pCt., hoewel de troepen
op Korea van typhus, dyssenterie en klimaat
koortsen veel hadden te .ijden.
JOHN lïu.i. : O! dokter ik voel me zoo ziek,
DK DUKTKI:: Ja, je hebt een kras geneesmiddel
noodig : hier zijn twee kameraden, die klaar staan
oni het je toe te dienen.