Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 948
Hier nu interesseert ons slechts deze vorm
yan de navolging die op een zeker getal vooral
van de jongere beroepspublicisten den invloed
had dien wy zooeven hebben aangeduid.
III.
Welk verband is er tusschen hun zwak van
met geweld voor penkunstenaar te willen door
gaan, en de navolging van het proza (hier wordt
alleen van proza gesproken) van den Nieuwe Gids ?
De vroegere journalisten, schrijvers over
algemeene letterkundige en aanverwante onderwerpen;
zich zeer wel bewust geen artisten te zijn, had
den niet noodig geacht of zich onbekwaam ge
voeld, of zouden zich geschaamd hebben, aan
hunne schrifturen een lyrischen bijsmaak te ge
ven ; te doen alsof z\j niet enkel verhalende,
beschrijvende, beoordeelende of tilozofeerende
geesten waren, maar bovendien, elk voor zich en
ieder op zijne wijze, nog een aanmerkelijk po
tisch talent in z\jn boezem omdroeg. Voor een
groot gedeelte zal de reden van deze
pryzenswaardige zelfbeperking hierin gelegen hebben,
dat de dichtkunst toenmaals niet zoo populair
was dat het de moeite loonde ten onrechte den
schyn aan te nemen van haar te beoefenen.
Wanneer blond in de mode is, zullen de bru
netten een rossige paruik vertoonen; maar wan
neer zoowel het donkere als het lichte haar in
zwang gaat, heur eigene natuurlijke hoofdtooi
dragen.
De Nieuwe Gids nu streed niet zoo zeer voor
eene bepaalde soort van poëzie, als wel voor de
rechten der poëzie in 't gemeen. De verzenma
kers onder de navolgers schreven bjj voorkeur
sonnetten; maar het meer algemeene, en de ver
beelding van de groote massa der pennelikkers
aangenaam streelende feit, was het verval van het
oude litteraire gezag, het gebruik om bij de ge
nade van de muzen en zonder iemand anders
verlof te vragen, vrjjuit zijne meening te zeggen
over tijdgenoot en voorganger in hunnen dienst.
De gedweeheid in het volgen van toonaange
vende meeningen, het respect voor gevestigde
reputaties ; hieraan kwam een einde. Zooals men
het ook in de politiek ziet en daar op groote
schaal: in het gevolg van de dragers der nieuwe
denkbeelden, die het oude verwierpen niet om
het vermaak van het afbreken maar wijl zij iets
anders in de plaats wilden stellen ; in hun ge
volg kwam een aantal lieden voor wie het nieuwe
te hoog ging, en die van de geheele beweging
slechts dit begrepen en toejuichten dat zij
schijnbaar de vrijheid gaf om te schimpen op
de idealen van anderen. En aangezien de
reactie tegen de literatuur die tot om-,
streeks 1880 hier te lande voornamelijk van
jonge dichters uitging, die in hunne kritiek de
lyrische elementen mengden welke hunne eigen
poëtische superioriteit bewezen en op de lezers
een machtigeren indruk achterlieten dan enkel
causeerende of wel enkel betoogende, systematisch
ontledende kritiek zou hebben te weeg gebracht ?
kreeg voor den grooteren hoop van de
verschijnéilBe gemeente de strijdwijze van den Nieuwe
Gids al spoedig den schijn van te bestaan uit
scheldwoorden afgewisseld met opgeschroefden
OJIün' Rechtstreeks vindt men deze meening
flltgedrtlkt'in de kritiek van zijne tegenstanders;
indirekt in de imitatie door eenige van zijn
aanfiaiigérë: 'Gemeen en onbegrijpelijk, luidde het
eMël tan'dè'eersten; onbegrijpelijk en gemeen
we* veelal hét eigen werk van de laatsten.
BrutaaT'tëwezen op een lyrische wijze, werd voortaan
h'èl streven 'van de navolgers. Bij gebreke aan
direct roor déhand liggende modellen, had het
ottdere geslacht van beroeps auteurs met hun
eigen- taal téschrijven; Indien wij de eveneens
zéfcr aaiwtootelijfce imitatie van Multatuli uitzon
deren en: de school; van Busken Huet onder de
liwdewerkers aan de betere tijdschriften van die
periode, was er vóór het populair worden van
*«' Nieuwe G.ds t>jj de toen trouwens minder
drukke middelmatige schrijverij geen onmiddellijk
aanwijsbaar, algemeen aanstekelijk kopieeren in
zw-angV'. -. ? r; ? ;? ?
'J'-'ï)e vroeger* journalisten dus, van de
beroepsSdirijvei's : het grootste deel, zoo zij al
kopieerdtëtt1,; kopie» rden geeiïe vrijpostige lyriek om de
eenvoudige reden: dat zij <lie litteratuursoort
Onder de navolgenswaarde modellen niet aantrof
fen. 'D* tegenwoordige publicisten van professie
leggen zica'Mj voorkeur toe op dit genre, omdat
hét de manier is 'van een snel in aanzien
geRi'émmèn richting in de letterkundige kritiek.
.IV.
n,Ongelukkiger wijze evenwel is geen soort van
nro^a voor imitatie.door de twijfelachtige talenten
v.aa. de .dagelijksche pers minder geschikt dan
de^ mengeling, v.aai toorn en sarkasme, vaa
verru,kkin.g wegens de.nimiwgevonden idealen en de
zelfgeschapen kung$, Jgen ander element van dit
pr,oza^ .was d& persoonlijke noot. De Nieuwe Gids
waqi ,he,t orgaan, vaa. eenige personen, die een
geheele nieuwe litteratuur en .een nieuwe kritiek
te. vestigen hadden. Zij reageejden met hun indi
vidueel, inzicht en, iadividueelen smaak tegen de
slp9hte modellen in kritiek en litteratuur. Kloos,
Verwey, Van Eeden, Van Deyssel: ieder kwam
met zyn eigen meenig over litteraire eischen;
met z\jn eigen litteraire kunst. Onnoodig is het,
hier te vragen voor de eerste oorzaak van deze
merkwaardige beweging, welke aan Holland een
letterkundige kunst heeft gegeven, geëvenaard
wellicht maar niet overtroffen in zijne geschie
denis. Zooveel is zeker, dat zij naar den vorm
het geheel was van spontane, subjectieve uitingen.
Niet voor een bepaalde soort van litteratuur,
zeideil we, werd de strijd begonnen. De kunst
om de kunst, de eenheid van inhoud en vorm,
de voortreffelijkheid van zelfgevoelde, hartstocht
volle, sentimentrijke poëzie en proza boven de
konventioneele, gematigde, didaktische zaken
die voor hun optreden den lof van de kunstdich
ters en den bijval van het publiek geno
ten ; dit waren de algemeene leuzen welke
ieder van de jongeren op zijne bijzondere
wijze, theoretisch en in de praktijk van de let
teren, uitlegde en toepaste. Het kwam hier op
neer en had althans den schijn, dat eenige
gepassionneerde, zuiver en diep gevoelende menschen,
zich met n slag van de schoone litteratuur
meester maakten, haar vulden met hunne eigen,
betere werken in de plaats van den rommel van
stijllooze, makke verhalen zonder opmerking
en waarheid, welke de romans waren; van de in
een afgesproken dichterlijke taal geschreven ver
zen over vaderland, huisgezin en godsdienst,
zonder een artistiken toon in rythme of accent;
en van de kritiek die alles te pas bracht behalve
de eigenlijke technische kwesties van kunst of
geen kunst, vervat in het middelmatige proza
waarvan het kleurlooze, banale, onpersoonlijke
weefsel in onbeweeglijke plooien over onze let
teren lag gespreid.
En zoo kwamen zij veel te spreken over hunne
passie en hun sentiment en al het andere dat zij
opnieuw in de Hollandsche litteratuur brachten,
welke het zoo lang buiten de onmisbare dingen
had moeten stellen en slechts in schijn een litte
ratuur was geweest. Zoo moest krachtens de his
torische eischen van den tijd van hun optreden,
de toon zijn van het orgaan dat zij stichtten.
Maar ik twijfel of Van Deyssel zijne beroemde
periode: Kunst is passie ... niet zou hebben on
derdrukt, indien hij had kunnen weten dat zoo
spoedig daarna de meest ordinaire tijdschrift- en
krantenknulletjes om het andere woord van
«passie" zouden zijn gaan leuteren. Van Deyssel
wilde zeggen dat zijne kunst zijn hartstocht was;
en wat hij van zijne kunst zeide, was zooals hij
het zeide, zelve kunst.
Maar bitter dwaas en tot tranen van medelij
den roerende verblindheid is het, indien gezegde
knulletjes die aan hartstocht zoo vreemd zijn als
aan kunst, in plaats van hunne beroeps- of
uitspanningsbezigheden te vervullen op hunne, na
melijk middelmatige wijze, welke aan niemand
aanstoot zou geven, hun zeer klein talent onop
houdelijk forceeren om te doen gelooven dat zij
artisten zijn door druk te spreken van de
qualiteiten en .geneigdheden welke den kunstenaar
eigen zijn maar waarover het enkele spreken,
helaas, den kunstenaar niet maakt.
Van Deyssel sprak er van, wijl hij kunstenaar
was; maar hij was geen kunstenaar wijl hij er
van sprak. Dit is de groote vergissing van onze
ongelukkige modeheertjes in de letteren.
d. II.
V. d. G.
Renan en zon znster,
Wilt gij een geheel anderen Renan leereu kennen
dan den godloozeu theoloog, een geheel anderen
dan den romautischen vorsclier iu de heilige
schriftuur, neem dat kleine, preterit/ieuse deeltjen,
Ma soeur Henriet/.'', dat reeds voor meer dau dertig
jaren werd gedrukt., maar alleen voor haar vrienden,
waut ;
//Ma soeur tait si modeste, elle avait tant
d'aversion pour Ie bruit du mondp, que j'aurais
cru la voir, de son tombeau, m'adressaut des
reproches, si j'avais livréces pages au public....
Je ne dois pas exposer une mémoirc qui m'est
saiute aux jugemeuts rogues (jui fout partie du
droit qu'on acquiert sur uu livre eu l'achetant.''
Xa den dood van Reuaii zou het gedrukt mogen
worden; de zorg daarvoor droeg hij in zijn testa
ment op aan zijn vrouw. En nu ligt hier dat
boekje, van een gewild-eenvoudig uiterlijk, glad
als een door witte vrouwenvingereu bestikte zijden
lap, glad en gewild eenvoudig als de stijl van den
schrijver, ciseleerwerk vanpuurakademisclie traditie.
De druk en de prentjes doen mij denken aan
keurboekjes uit mijn grootmoeders werkmand, en
het is wel tot mijn verbazing, dat ik uit dit kleed,
dat zoo menigvuldig tot, lijkwade heeft, gediend,
warme levenadem tot mij voel komen, levensadem
uit het verleden. Het lezende heb ik eeu ontroe
ring gevoeld als die de lezing van .M/////"' mij
gaf, toen ik wist dat het de bekentenis was van
zijn leven. Het heden is zoo vol rumoer eu lawaai,
alles hotst en bonst tegen en door elkander, maar
Let verleden is zoo stil; er zijn eenige weinige
figuren die ons wat meer schijnen dau schimmen;
het geheel is een kerkhof waar wij meer of miuder
precies de wegen en de zerken kennen met hun
opschriften en jaartallen, gravers hebbeu de
knekelhuizen doorgeschommeld, en de skeletten weder i
ineengezet; doch zij hebben de dooden niet levend
kunnen maken, dan tot een danse maca'bre.
Hier, in Ma soeur Henrielte nu, leeft Renan als ,
uw medgezel die naast u loopt; het is alsof gij
de hand hem legt tegen het hart, en een bonzen
bemerkt, dat u het patriarchaal voorkomen en
het rustig spreken van klaterendgladde woorden
niet hadden doen vermoeden. Ziehier den Renan
dien iedereen kent: Hij verhaalt van zijn vader,
wiens lijk werd aangespoeld op de kust van
Bretagne, dicht bij zijn woonplaats.
Quelle fut la cause de sa mort? Fut-il surpris
par un de ces accidents communs dans la vie de
l'homme de nier? S'oublia-t-il dans un de ces longs
réves d'iufini qui, chez les races bretonnes coufinent '
au sommeil saus-fiu? Crut-il avoir méritéIe repos?
Trouvant qu'il avait assez lutté, s'assit-il sur Ie
rocher en disant: Celle-ci sera la pierre de mon
repos pour l'éternité; ici je reposerai, car je l'ai
choisie ?" Xous ne Ie savons pas. On Ie déposa
dans Ie sable, oïi deux fois par jour les flots
viennent Ie visiter; je n'ai encore pu lever la une
pierre pour dire au passant ce que je lui
dois"Maar dezen? Zijn zuster en hij zijn beiden ziek;
hij heeft het bewustzijn verloren; zij sterft.
»0 Dieu ! qui m'e ut dit qu'un jour mou Henriette
expirerait a deux. pas de moi sans que je pusse
recueillir son dernier soupir! Oui, sans Ie fatal
vanouissement qui me prit Ie dimanche soir, je
crois que mes baisers, Ie sou de ma voix, cussent
retenu son ame quelques heures encore, assez,
peut-être, pour attendre Ie salut. Je ne puis me
persuader que la perte de la conscience chez-elle
fut si profonde que je ne l'eusse vaincue ! Deux ou
trois fois, dans les rêves de la fièvre, je me suis
pose un doute atroce : j'ai cru l'eiitendre m'appeler
du caveau oii son corps fut déposé! La présence
de médecins francais au moment de sa mort cart
sans doute cette horrible suppositiou. Mais qu'elle
ait tésoignée par d'autres que par moi, que des
mains serviles l'aient touchée, que je u'aie pas
conduit ses fuuérailles et attesté;\ la terre, pur
mes larmes, qu'elle fut ma soeur bien-aimée;
qu'elle n'ait pas vu mon vi~age, si un moment son
oeil s'est clairci encore pour Ie monde qu'elle
allait quitter, voila ce qui prsera ternellement
sur moi et empoisonnera toutes mes joics. Si elle
s'est vue mourir sans moi pivs d'elle, si elle a su
que j'étais a l'agome a, ses cö'és sans qu'elle ait
pu me soiguer, oh ! c'est l'eufer au coeur que
cette créature céleste a du expirer."
Voor de verhouding van Renan en zijn zuster,
geldt als eeu symbool bijna deze zin :
//Le soir en hiver, elle m'amenait ;\ i'église sous
son manteau ; c'était pour moi uiie grande joie
de fouler la neige aiusi abritc de toutes parts.'1
Hij doet er onmiddellijk op volgen :
Sans moi, elle eüt sans coutredit adoptéun tat
qui vu son instruction, ses dispositions picuses, son
manque de fortune et les coutumes du pays semblait
pour elle tout indiqué. C'était surtout vers Ie
couvcut de Sainte-Anne, a Lannion, joignant Ie
soin des malades a l'éducation des demoiselles,
que se tournaieut ses désirs. Helas ! peutêtre, si
elle eüt suivi cette pensee, eüt-elle mieux travaill
pour son repos ! Mais elle tait trop bonne iille
et trop tendre soeur pour pn'fcrer sou repos a ses
devoirs, même quand des préjuti'és rcligieux qu'elle
partageait encore devaient la rassurer. Drs lors,
elle s'envi^agait comme chargée de mon avenir."
Hoe zij voor die toekomst heeft gezorgd, den
zwaren eu ondankbaren arbeid verrichtende van
onderwijzeres in een meisjespensionnaat, het leer
geld vau haar broeder betalende en de schulden
vau haar vader ; hoe zij, om haar doel te bereiken
vrijwillig iu ballingschap gins uaar Polen, lang
zaam brekend met haar geloof, zoodat haar strijd
was volstredou toen haar broeder tot haar kwam
met zijn gemoedshezwareu, e u zij hem steunde eu
voortstuwde op zijn weg, tot eindelijk hun
sameuwonen haar de helderste levensblijheid sehouk die
zij heeft genoten
//Nous primes un petit appartement au fond
d'iui jardin, prrs du Val-de-Grace. Xotrc solitude
V tait absolup. Elle n'avait pas de relations et
113 chercha gurre a en former. NOS feurtrcs
douuaieut sur Ie jardin des Carmélites de la rue de
l'Enfer. La vie de ces recluses, pendant les longues
heures que je pas^ais a la Bibliothrque, réglait eu
que'qtie sorte la sienne et faisait sou unique
distraction. Son respect pour mon travail tait extreme.
Je l'ai vue, Ie soir, duraut des heures a, cöt
de moi, respiraut a, peine pour ne pas
m'interrompre; elle vouluit cepeudant me voir, et
toujours la porte qui séparait nos deux
chanibres tait ouverte. Sou amour tait arrivéa
quelque chose de si discret et de si mnr que la
comummon secréte de nos pensees lui suflisait.
Elle, si exigcaiitc de coeur, si jalouse, se
conteutait de quelques miuutes par jour pourvu qu'elle
fut assurée dY-tre seule aimée. Grace a. sa
rigoureuse economie, elle me fit, avec des ressourccs
siugulirremeut, limitées, uue maisou oii rien ue
maiiqua jamais, et qui nième avait son charme
austérc. Nos pensees taient si parfaitemcut a
l'unisson que nous avious a, pciue besoiu de nous
les communiquer. Nos vues générales sur Ie monde
et sur Dicu taient identiques. Il u'y avait
nuance si delicate daus les théories que je
niurissais a cette poque qu'elle ne comprit. Sur
beaucoup de poiuts d'histoire moderne, qu'elle avait
tudiée aux sources, elle me devancait. Le plan
général de ma carrière, Ie dcssein de siucérit
inflexible que je formais tait si bien Ie produit
combine de nos deux consciences que, si j'eusse
tétentéd'y manquer, elle se fut trouvée pres de
moi, comme une autre partie de moi-mêine pour
me rappeler mon devoir".
dit alles leest gij het best in het boekje zelf.
Z. Z. Z.
Een standbeeld voor Byron.
Waarom willen de Grieken een standbeeld voor
Byron oprichten ? Voor Byron den poëet ? Neen,
voor Byron den bevrijder van Griekenland. Maar
iedereen weet toch, dat Byron's aandeel aan
Griekenland's bevrijding zeer gering is geweest:
hij heeft een troep Soulioten onderhouden, die
aan het muiten sloegen zoodra hij hen niet meer
betaalde, en stierf, nog geen jaar na zijn
aanksmst, niets feitelijks gepresteerd hebbende.
Toch, zegt Figaro, moeten de Grieken de
nagedachtenis van Byron niet verwaarloozen.
Hij heeft het philhellenisme in de mode gebracht,
en de philhellenen hebben de gouvernementen
van Europa geïnstigeerd om geld aan degrieken
te leenen, wat hun veroorloofd heeft, verscheidene
malen baiikroet te maken.
Byron heeft dus zijn standbeeld wél verdiend !
De nieuwe roman van Wagenvoort.
Vormeer de Spie, alias Maurits Wagenvoort,
zal bij den uitgever Van Looy een roman, »Felicia
Beveridgju" publiceeren, een tragedie van passie.
Dat liefde lijden is, ziedaar niet destrekking
maar de filosofie van dit werk.
Vondels werken.
De uitgave van Sijthoff, van Vondels gezamen
lijke werken, waarvan de bezorging, na den dood
van Mr. J. A Alberdingk Thijm, geschiedt door
den heer J. II. D. Unger, is thans tot op de
zes en twintigste aflevering gevorderd. Hiermede
is het zesde deel: 11)48 1(155 voltooid.
De nummers GS, 07 en 08 van Waremlorf's
Novel'enb'blitjtheek bevatten respectievelijk :
»0ngenoodigde gasten", door Cato Henstedt, »Een
krijgsraadzaak", door Conrad van de Liede, en
»Trotsche harten'', door Fokko Bos.
MIIIMIimiMIIIIIII
On Herwijs-Idealen,
V. f Slot).
Wat nu eischt ons ideaal van den onderwijzer 't
Allereersf, een helder inzicht in zijne taak, een
eisch, die zeker niet meer behoeft toegelicht te
worden, een eisch, die o. i. van zelf spreekt;
de onderwijzer moet, wanneer hij als zelfstandige
werkkracht in school treedt, voldoende kennis
van psychologie, paedagogiek (methodiek) be
zitten, om te weten, wat hij doen moet; kan dit
redelijkerwijze verwacht worden van den IHjarigen
jongeling? Dit voert ons tot eene betere oplei
ding, eene opleiding, geheel andera dan de
tegenwoordige, eene opleiding, zooals zij thans
niet kan gegeven worden, zelfs niet aan de
kweekscholen, eene opleiding, die ons in staat
stelt, ons geheel aan de school te geven, iet%
wat verwezenlijking van ons ideaal eischt.
Immers, een leerplan voor een leertijd van H
jaar zal wel slech's bij uitzondering zonder eenige
stoornis afgewerkt kunnen worden, zonder dat
eenige verandering noodig is, maar . .. elke ver
andering, hoe klein ook, brengt, bij concentratie,
tal van andere wijzigingen met zich; concentratie
eischt dus voortdurend toezien, voortdurende
werkzaamheid. Daarenboven eischt elke les in
school hare voorbereiding thuis, haar nauwkeurig
overwegen, of en hoe ver de kinderen van het
gemiddelde staan, in hoeverre de methodiek in
elk bijzonder geval gewijzigd moet worden, op
welke wijze de kennis het veelzijdigst toegepast
wordt, enz. Mogen deze eischen aan den onder
wijzer van heden gesteld worden 'i Mag de
school hem thans geheel in beslag nemen, waar
hij, om volledig bevoegd te zijn, na schooltijd
voor examens moet studeeren, waar hij, om inzicht
in zijne taak te krijgen (een eerste eisch toch.'),
vaak, al te vaak zelf de hand aan den ploeg moet
slaan, zelf moet nemen, wat de opleiding niet ot'
onvoldoende gaf'? En nu moge deze kennis, als
door hem zelf' verworven, eene zeer hooge waarde
bezitten en op zijn later werken van invloed
zijn, de tijd, voor vak- en examenstudie besteed,
had het kind ten goede moeten komen ; de
onderwijzer moet voldoende beroepskennis hebben,
viiór hij die toepast, dat zal ieder toch wel met
ons eens zijn ! Daarom mogen slechts volledig
bevoegden als zelfstandige werkkracht in de school
toegelaten worden, daarom moet onze opleiding
duren, tot die volledige bevoegdheid verkregen is.
Ook thans echter verkrijgt de onderwijzer, althans
in normale omstandigheden, na korter of langer
blokken, de volledige bevoegdheid; kan hij zich
dan geheel aan de school wijden? . . . Ja, lezers;
dat zou kunnen, als ons na schooltijd niet een
nieuwe strijd wachtte, een strijd om het bestaan
slechts al te dikwijls. Onze salarissen zijn n.l.
van dien aard, dat wij elk middel moeten aan
grijpen, om die te verhoogen, dat wij, in plaats
van voortgezette vakstudie, van degelijke
voor