Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.948
lycopodii, verschillende bismuth-preparaten (o. a.
met salicyl en chloor), talk, krijt, albast,
magnesia, zinkoxyde en het beruchte loodwit. Het
spreekt van zelf, dat vooral de plantaardige
ongevaarlijk zjjn; de huid met albaststof en
metalen te bedekken kan, zelfs wanneer deze niet
op zich zelf vergiftig zyn, allicht slechte gevolgen
hebben. Onschadelük poeder echter heeft de
goede eigenschap, dat het de huid een weinig
isoleert van den invloed van stof, bacillen en
irritatie; wie gepoederd is, zal wel zorgen dat
zij niet aan haar gezicht wrijft of krabt, en dus
eene mogelijke irritatie niet verergeren. Wat
men gezegd heeft van het verstoppen der klieren
en poriën van de huid, is overdreven; geen
enkel poeder, noch die met ronden korrel (zooals
de plantaardige) noch die met platten korrel (talk
en salicylaat van bismuth) is zoo aanhangend
dat het de poriën verstopt.
Ieder ingrediënt heeft zijn bezwaren en zijn
deugden. In de hospitalen gebruikt men de
styfsel- en meelpoeders niet meer onvermengd,
omdat zij aan gisting onderhevig zijn. De
bismuth-poeders (salicyl-, nitras- of
chloruurverbindingen) hebben voor, dat ze fijn, goed aan
hangend en niet vergiftig zijn ; maar tegen, dat
ze te schitterend wit zyn ; men verzacht dat door
talk, die op zich zelf te dof van tint is.
Albast, marmer, krijt, zijn op zich zelf niet
schadelijk, maar hun poeder is zwaar, grof en
slecht aanhangend; er wordt veel goedkoop
poudre-de-riz mee vervalscht.
Magnesium carbonaat is heel licht, maar voor
veler huid te prikkelend; met andere stoffen
geeft het een goed mengsel.
Zinkoxyde is af te keuren; het is irriteerend,
' droogt de huid op en kan vergiftig worden, of
schoon op verre na niet in die mate als het
vreeselyke loodwit.
Van de stijfselpoeders is tarwemeel beter dan
rijst, omdat het meer aanhangt, beter dan
boonenof kastanjemeel, omdat het fijner is; alleen is de
kleur te wit, waarom de fabrikanten het
»precipiteeren" in wortelsap en er een weinig
karmijnpoeder doorstampen; lycopodiumpoeder is frisch
en absorbeerend, maar het hangt slecht aan en
is te geel.
Benige recepten zijn dus:
1. Meelstijfsel, '250 gram; pollen lycopodii,
100 gram; onderchlourre van bismuth, 00 gram ;
salol in poeder 20 gram.
2. Lycopodium, 250 gram; onderchlorure of
salicylaat van bismuth, 100 gram ; talk, 60 gram ;
salol, 20 gram.
3. Styfsel of lycopodium, 250 gram ; carbo
naat van magnesia, 100 gram; onderchlorure van
bismuth, GO gram ; salol, 20 gram.
Men kan parfumeeren met: 10 gram
cassiabloemen in poeder en 2 gram essence van
sanIHIIIIIIIIIIII11
daards vertoonen al de leden der Conven
tie zouden aan den optocht deelnemen,
omgolfd door een breed driekleurig lint, door
invalieden en kinderen vastgehouden.
Augustin mocht niet ontbreken, hij zou de held
van den dag zijn.
En telkens hoorde hij dit bericht herhaald
met kleine variatiën. In de zittingzaal der
Conventie wachtten hem weder nieuwe ovatiën,
zoodat hij eindelijk tot rust kwam, toen de
de zitting begon. Zijn hoofd en hart waren
niet bij de beraadslaging hij dacht aan
een klein briefje, dat hij dien morgen onder
vele officiëele stukken en gelukwenschingen
had gevonden een briefje van Henriëtte.
Hij had haar uit Lyon waar hij ter wille
van Charlotte gedurende den nacht rust had
gehouden geschreven, dat hij Vrijdag,
9 Nivoee, te Parijs zou zijn. Zij had geant
woord. ... hij tastte naar den borstzak van
den hemelsblauwen rok, en overtuigde zich,
dat hij het dierbaar blaadje had meegenomen.
Hij zou haar nog dien dag mogen spreken.
Des namiddags, kwart vóór drieën, had
Augustin zich van alles weten los te maken.
Hij voelde zijn borst van hooge blijdschap
zwellen. Omdat hij zijn plicht gedaan had, werd
hem door ieder boven verdienste hulde bewezen.
Het meest verheugde hem dit, omdat zijn
ernstige broeder Maximilien zooveel opge
wekte vreugde toonde, omdat heel het gezin
der Duplays hem op de handen scheen te
dragen. Dicht gehuld in zijn dikken militairen
mantel van Toulon, liep hij met snellen tred
door den tuin der Tuilerieën, waar de
grond met eene dunne laag sneeuw bedekt
was, en de ontbladerde kastanjes bij iedere
windvlaag een fijnen stofregen van sneeuwige
witte sterretjes in het ronde spreidden. De
vele aandoeningen der laatste dagen hadden
hem geenszins zijne gewone en gezonde kalmte
ontroofd hij liep met flinken tred zonder
den schijn te hebben, alsof hij zich haastte.
Hij had zijne sleepsabel en zijne steek met
driekleurige pluimen thuis gelaten, en droeg
zijn gewonen ronden hoed met breede ran
den en hooge laarzen. Hij glimlachte telkens
bij herinneringen aan het volbrengen zijner
taak in het Zuiden, aan zijne uitvoerige cor
respondentie met Henriëtte, waarin hij haar
had ingewijd in zijn leven, waarin hij niets had
verzwegen, waarin hij haar had geopenbaard
hoe het er bij hem in hoofd en binnenborst
uitzag. Hij wist nu, dat Henriëtte, ook bij
volkomen verschil van meening in alle be
langen van hemel en aarde, toch zijne over
tuiging eerbiedigde, en geloofde, dat een
Jacobijn, als hij, een volkomen
achtenswaardig man kon zijn. Maar toch begon hij zich
over ne vraag te beangstigen. Hoe zou Hen
riëtte zijn laatsten brief uit het hoofdkwartier
hebben opgevat? In het korte briefje van
dien morgen las hij niets bijzonders alleen,
dat zij hem zou ontmoeten, zoo hij even over
delhout; 10 gram cassia en 2 gram kruidnagels;
10 gram gedroogde rozenbladeren met 2 gram
rozenolie; 5 gram essence van bergamot oi
verbena of stukjes iriswortel.
Alle poeders houden beter, als men vóór het
gebruik het gezicht bet met het volgende
waschmiddel:
Rozenwater 250 gram; oranjebloesemwater 250
gram ; glycerine 50 gram; borax 10 gram.
Voor het poederen gebruikt men het gewone
kwastje of een dotje watten; dan strijkt men glad
met een heel zacht borsteltje of een hazepootje.
' * *
*
In De Gruyter's Stores heeft men onder de
nieuwigheden een toestel om eieren te koken,
dat waarschuwt wanneer ze gekookt zijn.
Het toestel bestaat uit een gedecoreerd kastje
van blik. Aan den bovenkant is eene gleuf,
waaronder men vier holten kan waarnemen.
Naast iedere holte staat op het kastje een
der woorden: zacht, middel, half hard of hard.
Wil men nu zijne eieren halfzacht gekookt heb
ben, dan legt men het looden balletje, dat zich
bij ieder toestel bevindt, in de holte met het
bijschrift »zacht", terwijl men de eieren in het
kokende water doet. Na verloop van een paar
minuten hoort men een schelletje en het is tijd
om de eieren er uit te nemen. Het mechaniek
is zeer eenvoudig en daarbij verstelbaar, zoodat
zij, die omtrent het begrip halfzacht met den
uitvinder van opinie mochten verschillen, liet
toestelletje naar eigen smaak kunnen reguleeren.
E?e.
IIIIIIIIIIIIIIIMIIMIllllIlltlllilillllllllllllllllllllllllIUIUIIIIIIIIIIIItlll
'navzon
iiiiiiiiimiiiimiimniiüiiiimiiii
Een algemeen belang.
Toen ongeveer ,'K) jaar geleden de «Nieuwe
Spelling" van De Vries en Te Winkel verscheen,
ontstond er alom in den lande eene groote bewe
ging. In allerlei kringen, geletterde, maar zelfs
ook minder geletterde, werden die voorstellen be
sproken. Er vormde zich een leger van warme
voorstanders, maar evenzeer een van vurige tegen
standers; vooral deze laatsten deden zich luide
en soms zeer vermakelijk hooren. Doch door
goed en kwaad gerucht, had zich de Nieuwe
Spelling ongeveer 20 jaren na haar ontstaan een
plaats in ons land veroverd, en kon men het
heugelijk nieuws in de bladen lezen, dat zij in
de ministeriëele bureaus was aangenomen.
Maar, terwijl hier pas tot invoering besloten
?UinilllllllllllHIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIillillllllulllllllllllllll
drieën aanwezig was in de laan genaamd Cours
de, la Eeine op den hoek der rne des
Blandtiseuses (de straat bestemd om gedurende
het tweede keizerrijk plaats te maken voor
de breede Avenue de l'Empénur.) Augustin
trachtte zich te troosten met de gedachte,
dat zij niet zou komen, zoo zij verstoord ware
over de, in een oogenblik van groote zorg
hem ontsnapte, belijdenis zijner liefde ! Doch
misschien stond zij hem die bijeenkomst alleen
toe, omdat ze hem noodig had voor haar
neef, den gevangen markies.
Zoo met zich zelf worstelend, bereikte hij
snel de Champs Elysées in hun winterkleed
doorloopend het hoekhuis der rue r/ex
Blanclwseuses. Snel zag hij in het ronde. Op
weinig afstands wandelde in de laan Cours
de la Reine een jong meisje, met den rug
naar hem toegewend. Zij schreed zeer lang
zaam vooruit. Zij droeg een hoed van wit vilt
met breede randen en witte veeren, eene
pékrine van zwart bont, een zwart kleedje
en zwarte handschoenen. Zij stond stil.
Augustins hart begon luid te kloppen. Henriëtte
moest het zijn -- anders niemand...
Ijlings snelt hij naar haar toe. Zij wendt
zich om ? een lichte blos overdekt hare
wangen. De opslag harcr donkerbruine oogen,
de verlegen glimlach om hare roode lippen
alles verraadt hare diepe aandoening, en alles
doet tevens haar er nog oneindig bekoorlijker
uitzien, dan ooit te voren. Augustin grijpt
de beide in verwarring uitgestoken handen,
en zegt:
»Hoe heerlijk, dat je gekomen bent,
Henriëtte!''
Hij denkt er niet aan, dat hij haar tu
toyeert, hij kan niet anders.
Henriëtte slaat de oogen neer, zoodat de
lange, donkere wimpers eene lichte schaduw
over de nu weer bleeke wangen verspreiden.
»O, meneer de Robespierre!"
Hare handen beven in de zijne, zoodal
Augustin, die haar bijna onmerkbaar
nieetroont door de met dorre blaren en sneeuw
bedekte laan, niets anders kan uitbrengen,
dan, half aarzelend :
»Zou ik om eene groote gunst mogen
vragen ... Henriëtte noem mij nooit weer :
meneer de Robespierre ..."
Henriëtte zwijgt, en ademt sneller door
het zwoegen van haar boezem. Ze slaat de
oogen weer op. Zacht glimlachend zegt /e,
zonder op zijne vraag te antwoorden.
»Ik zou niet hebben kunnen komen,
als Madame la Supérieure het niet had goed
gekeurd. Zij weet alles... onze kennisma
king... onze briefwisseling... zij stond mij
toe naar deze plek te komen... en dit is
heel, heel veel!"
Augustin ziet haar aan met een blik vol
weemoedige adoratie. Hij vraagt met onzekere
stem:
-?»Heeft men je niet scherp gegispt, om
dat jo vriendschap sloot met eeu man van
werd, ging men elders reeds gebogen onder de
moeilijkheden, die het stelsel meebracht. Wie
het eenmaal bestudeerd had, vond het niet zoo erg
moeilijk, maar toch, hoe dikwijls moest, en moet
nog altijd, het woordenboek er bij ! Hoeveel ver
zuchtingen zijn er niet geslaakt in de studeer
kamer der geleerden en dichters, of op het bureau
van den koopman! Ieder oogenblik vergat men
weer, dat geruifch heel anders eindigde dan ge
druis ; welk een fijn onderscheid er was tusschen
fonkelen en vonkelen; dat paars en schaarsch,
hoewel beide bijvoegelijke naamwoorden, toch
verschillende uitgangen hadden, en nog wel hon.
derd moeilijkheden meer, zoodat men al spoedig
tot de ontdekking kwam, dat de Nieuwe Spelling
alweer een warwinkel, een doolhof was.
Dit deed zich vooral gevoelen in de lagere
school, waar de tijd die aan dit onderwijs kon
besteed worden veel te kort bleek om alles te
behandelen en er in te krijgen.
Over het algemeen zijn dan ook de resultaten
van het onderwijs in de spelling treurig. En dit
kan ook niet anders. De kunst is zoo lang en de
leertijd zoo kort. De stof is zoo diepzinnig, en de
leerling zoo oppervlakkig. En wat nog het meest
verdriet berokkent, als men geroepen is de kin
deren door al die bezwaren heen te brengen naar
het einddoel, meestal zoo schroomvallig mogelijk
genoemd: «zonder grove fouten te kunnen schrij
ven", dat is de telkens weerkeerende gedachte, die
zich oplost in de droeve vraag: Waartoe, waartoe
al die moeite ? Welk nut levert dat leeren van
al die regels met hunne uitzonderingen op, ook
zelfs al bereikt men dat einddoel ? Als het te
doen is om nuttige kundigheden aan te brengen,
is de onderwijzer altijd vol ijver. Hij gevoelt
het, de verklaring van dit of dat vraagstuk leert
het kind denken; de bespreking van eenig werk
tuig geeft practische kennis ; aardrijkskunde of
geschiedenis zijn middelen tot ontwikkeling. Door
dit alles wordt de leerling rijker aan denkbeelden.
Maar wat geeft hem de wetenschap, dat mensch
met sch, lens met s, wonen met o. maar Itoonen
met oo. weten met e, maar heeten met ee ge
schreven moeten worden V Waarom niet de zoo
gemakkelijk toe te passen regel ingevoerd : gelijke
uitspraak, gelijke spelling 'i Alles is in deze
toch slechts eene kwestie van afspraak. De thans
bestaande spelling berust op de vier volgende
grondslagen: de beschaafde uitspraak, de gelijk
vormigheid der woorden, de afleiding en de
overeenkomst. Uit het streven om aan deze vier
machten te gehoorzamen, volgt het ingewikkeld
spellingssysteem, dat wij hebben.
De prijzenswaardige begeerte om het
Nederlandsche volk van dat dwangjuk te verlossen,
heeft eene vereeniging doen ontstaan, welke thans
vereenvoudigingen voorstelt en tracht in te voeren.
Hoe zou het komen, dat er voor deze
VooriiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiimimiiiiHimiiiiiimtiimiiiiiiiiiiiniiiMiiiil
mijn naam en mijne beginselen ?"
»Mlle de Husséheeft mij als eene
teeder liefhebbende moeder lang onderhou
den, ondervraagd en gewaarschuwd, maar ze
heeft toegegeven, dat uw naam, en uwe be
ginselen u niet als misdrijf kunnen aangere
kend worden. Ik heb eerlijk alles gezegd,
wat ik van u wist, en dit pleitte bij haar
in uw voordeel!"
»Ik ben in de laatste dagen dikwijls
geprezen, om 't geen ik bij de belegering van
Toulon heb kunnen doen maar deze wei
nige woorden, o mijne heerlijke Henriëtte!
zijn mij oneindig lieflijker, dan de hoogste
lof van wie ook."
Mlle de Lauriac sloeg op nieuw de oogen
neer. Maar Augustin op eens dapper aan
ziende, gebruikte zij snel een kunstgreep der
vrouwelijke diplomatie, en bracht het gesprek
op een nieuw onderwerp.
»Müe de Hussé, en ik zelve.... wij
gevoelen ons zoo bekommerd over den Mar
kies de Blanchelande. ... Ik reken op u,
iiion umi \"
Augustin gevoelde zich pijnlijk getroffen.
Het was of zijn keel werd toegeschroefd.
Hij antwoordde met doffe stem :
-- »Ik heb mijn best gedaan! Ik sprak
met mijii vriend Le Bas van het Comitéde
ureté.... We zullen trachten het proces
van den markies zoolang mogelijk uit te stel
len! Eu morgen bij hel groote feest voor
Toulon, zal ik David, den schilder, die alles
heeft beschikt voor deze plechtigheid, en die
ook in het Comitéde ISurc.b' zit, hetzelfde
vragen. Morgen zal men mij niets kunnen
weigeren !;'
Henriëtte gevoelde, dat zij Augustiu leed
had gedaan, want, zijne stem drukte
diepe neerslachtigheid uit. En ook hare stern
daalde, terwijl zij antwoordde:
»In de laatste dagen wordt mijne familie
zwaar beproefd! Mijn oom, vader van den
markies, heeft om zijn leven te redden na
Ie laatste nederlagen in de Vendée, zicli aan
boord van eeu Engelsch korvet begeven.
Mijne tante en mijne nichten zijn met een
visscherspink uit (^uimper het Kanaal over
gestoken, met moeile haar leven reddend.
t\\ hunne bezittingen zijn verbeurd verklaard.
Ik sla nu geheel alleen.... zonder eenige
liulp.... alleen mijne moederlijke vriendin,
Mlle de Hussé.... zal mij niet verlaten!"
HenriëUe weende. Augustin keek in het
rond. Zij waren genoegzaam alleen in Ie
''tirs de ia llcine. Hij legde even de hand
op haar schouder, en sprak klankloos, bevend:
>En ben ik niet je voogd, je teederste
irriend, ik, Augustin Robespierre ? Henriëtte,
we leven in een zeer vreemden, zonderlin
gen tijd ! Van alle zijden woedt de storm
om ons heen ! Alles wordt gesloopt alles
wogt nieuwe levensvormen aan te nemen.
Niemand onzer is zeker, dal hij den
volgenuen dag nog ouder de levenden zal
meetelstellen niet zooveel belangstelling is, als voor
die van De Vries en Te Winkel nu 30 jaar
geleden ? Eene vereenvoudigde spelling is toch
waarlijk wel een algemeen belang.
Ik geloof, dat men vreest van het eene
diensthuis in het andere over te gaan. En bij eene
aandachtige beschouwing van die voorstellen be
staat daartoe alle vrees. Wat mij betreft, ik kan
een gevoel van teleurstelling niet onderdrukken,
telkens als ik die voorstellen inzie. Na al de
moeite; die men zich schijnt gegeven te hebben,
hadden wij, dunkt me, met recht iets beters, iets
meer radicaals mogen verwachten.
Om niet al te breedvoerig te worden, zal ik
beginnen met de bespreking van voorstel I. De
vereeniging noodigt ons uit om voortaan de o
evenals a en M op het eind van een letter
greep nergens te verdubbelen, en de e niet op
het eind van een lettergreep, behalve op het eind
van een woord en in eenlettergrepige woorden,
met de afleidingen en samenstellingen.
Het komt mij voor, dat wij, als dit voorstel
algemeen ingang vond, een heel eind achteruit
zouden zijn. Ik geloof namelijk, dat de invoering
van de dubbele vocaalspelling, in woorden waarin
een lange klank geboord wordt, slechts een
kwestie van tijd is. Alles wijst er op, dat die
eenig practische, eenig mooie wijze van spelling
eenmaal zal aangenomen worden. Nu hadden
De Vries en Te Winkel ons al heel wat dubbele
ee's en oo's toegestaan, en thans neemt de Ver
eeniging die allen weer af. Wij waren al zulk
een mooi eind op weg. Willen eenige geleerde
beeren] om hfm bekende redenen, een spelling
hebben es gebruiken, die vol uitzonderingen is,
dat staat hun vrij. Maar het is in onze dagen de
dure plicht van hen, die de spelling regelen,
voor het groote publiek een gemakkelijk, op de
beschaafde uitspraak gegrond stelsel te bedenken
met niet meer uitzonderingen dan door de aller
grootste noodzakelijkheid geëiscbt worden.
De vereeniging zou veel kans gehad hebben op
grooten bijval en nagenoeg algemeene instemming,
indien haar eerste voorstel ongeveer aldus ge
luid had.
->In alle Nederlandscbe woorden worden op het
einde van eene lettergreep en van een woord de
klinkers verdubbeld.
Woorden, die uit vreemde talen ontstaan zijn,
behouden de spelling van die talen".
De volgende voorbeelden doen zien, tot welke
vormen deze regel leidt: vaader, meeter, lieter.
booter, muuren; ik gaa, wij beveelen, zy schreeven,
wij schooven, zij tuuren; weemoed, deemoed,
kasteelen, Chineezen, enz.
Amerika, Europa, Sicilië, machine, sociaale, enz.
In een enkel uur kan men alles weten, wat
betreft de enkele en dubbele vocaalspelling. Aan
alle moeilijkheden, welke de spelling van De Vries
tllllmiiiiiiilllliliiiliiiillHl
llilllilllllllllllll
len ! Alles begeeft ons, nergens schijnt iets
blijvends geboren te worden. Uit dezen chaos
zal misschien een betere dageraad voor ons
dierbaar Frankrijk aan de kimmen rijzen....
Het is mijn plicht die toekomst zelfs met
opoffering van mijn leven voor te bereiden.
Henriëtte! wij moeten kinderen zijn van
onzen tijd! Wij moeten durven, en als het
noodig is, vooroordeelen opofferen. In elk
geval behooren \ve nu met volkomen oprecht
heid ronduit te zeggen, wat er op den grond
van ons hart ligt! O, geef me je volle ver
trouwen, en beloof me, dat je me geheel
onbevreesd zult antwoorden op ne vraag....
de vraag uit mijn laatsten brief....''
Henriëtte zag hem met hare groote donkere
oogen angstig aan.
»Eene vraag...." stamelde zij. »Ik
hoopte, dat er over dit laatste briefje nooit
meer gesproken zou worden!"
Zij wandelde met op de borst gezonken
hoofd zachtkens verder. Beide jongelieden
traden een der zijlanen van de ontbladerde
('Ittwipfi-Hlystcx in. Augustin was zijne aan
doeningen nauwelijks meester.
»Nict spreken over mijn laatste briefje
uit het hoofdkwartier! Denk eens, divine
Henriëtte, hoe ik gestemd was? Ik had groote
kans den volgenden morgen onder de ge
sneuvelden of vermisten te worden opgeno
men. Ik moest je alles zeggen.... alles ! Ik
moest overwinnen of sterven en dus welde
mij naar de keel, wat op den diepsten bodem
van mijn hart verborgen was. Ik zeide daar
juist, dat alles rondom ons kookt en bruist
als in een chaos! Zal er nieuw licht uit ge
boren worden ? We weten het niet we
mogen alleen maar hopen! Maar n schat
blijft ons de liefde, die ons hart doet
kloppen die nooit vergaat, wat ook ge
schiedde.... het kleinood, dat niemand ons kan
ontnemen, zelfs niet, als de geliefde vrouw
onze hand afstoot, onze bede versmaadt!"
Henriëtte stond diep bewogen stil. Ze had
uit den toon van Augustin's stem den pijn
lijken angst verstaan, die zijn hart ver
scheurde. n in het hare deed zich eensklaps
eene toovermacht gelden, die de purperbloem
der liefde in vollen rijkdom ontplooide. Plot
seling hief ze de armen op, legde ze om zijn
hals, en fluisterde:
»O, Augustin, Augustiu!"
De overwinnaar van Toulon sidderde van
gadelooze verrukking. Hij klemde haar
krachtig aan zijne borst, en raakte met zijne
lippen even de satijnzachte krulletjes op haar
voorhoofd aan.
Het was hem te moede, of de gouden
poorten van Eden voor hem ontsloten
werden....
(Wordt vervolgd).