Historisch Archief 1877-1940
No. 952
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
uitvoerders, zoowel als aan den ontwerper, den
architect C. B. Posthumus Meyes.
Het werk bestaat uit een koorhek en een over
heidsbank, die geheel en al het streng puritein
sche missen, dat onze Protestantsche kerken
gewoonly'k ontsiert.
Bank zoowel als koorhek herinneren ons aan
het schoonste tijdperk van de oud-Hollandsche
kunst.
De schoone lijnen en keurige détails, de
vriendelijke engelenkopjes, de typische oud-Holland
sche leeuwtjes van het koorhek, de slanke ko
lommen met hun schoone kapiteelen en ryke
versiering der schachten en het als het ware met
sterren bezaaide koepeldak der overheidsbank,
geven een goed denkbeeld van de wijze waarop
de overige meubelen bewerkt zullen worden. Het
geheel wordt blank in eikenhout uitgevoerd.
ItllllllllllHllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII'im
BuitenlanWe Mograpliie,
L. Bertrand. Gaspard de la Nuit. Paris. Mercure
de France.
Avez-vous lu Ie Gaspard de la Nuit d'Aloysius
Bertrand? Ce sont d'exquis poèmes en
prose rythmée."
J. M. DE HÉRÉDIA.
't Is een aanhanger, een medestrijder van het
romantisme, deze man, van wien, ruim vyftig
jaren na zyn dood, dit eenige werk herdrukt
wordt. En wel was 't noodig, want de exem
plaren der eerste druk zijn byna onvindbaar;
niemand kende het boekje meer, weinigen
hebben het ooit gekend. En Bertrand is een
stylist van den eersten rang.
In 1807 werd hy te Ceva in Piemont geboren;
zyn vader was kapitein van de gendarmerie,
zyn moeder een Italiaansche. Met den val van
het keizerryk kwam hy in Frankryk en de
familie vestigde zich te Dyon. Het verbluf
daar oefende grooten invloed uit op Bertrand.
De oude hoofdstad van Bourgogne trok hem aan,
het gothieke, ridderlyke Dyon met zy'n kronieken,
meer dan als land der wijnbergen. Hij wijdde
een ballade aan zijn woonstede:
O Dyon, la fille
Des glorieux ducs,
Qui portes béquille
Dans tes ans caducs.
met inhoud en rythme voldoende" om haar te
dateeren als product der romantische school.
Toen ter tijd verscheen te Dyon een blad Le
Provincial geredigeerd door Théophile Foisset
mi iiiiiiiiiiiiiimn
AÜ&ÜSTffl ROBESPIEBEE.
Eene novelle uit het tijdvak der Terreur
DOOR
Dr. JAN TEN BRINK.
XXII
DE GOUDEN TAK DES VEEDES.
Vesoul was in de eerste maanden van 1794
eene kleine bloeiende fabriekstad met ruim
vijf duizend inwoners. Vesoul telde onder de
voornaamste plaatsen van het departement
de la Haute- Saöne, mocht ook zijne welvaart
gedurende de laatste revolutionnaire jaren
aanmerkelijk verminderd zijn. De stad ligt
in eene vallei omringd van hooge heuvels
omstroomd door de haastig vooruitspoedende
donkere wateren van de Durgeon, die be
zuiden Vesoul zich in de Saöne uitstorten
Het geheele landschap rondom Vesoul is rijk
aan heuvelen en dalen, aan bosschen en
kleine meren. Des zomers was het er aller
liefst, daar de dalen en heuvelklingen zeer
ijverig bebouwd werden, en er zich overa
kersenboomgaarden uitstrekten, die reusach
tige hoeveelheden kersen opbrachten voor d
Kirch-in&ustrie.
Maar nu bij het vallen van den avonc
op 3 Pluviöse an II (22 Januari 1794) deden
de omstreken van Vesoul zich in minder
dichterlijken vorm voor aan de reizigers, die
met hunne gele berline en postpaarden langs
den straatweg van Jussey in flinken dra:
naderden. Vlak bij de stad bevond zich
een heerlijk bosch van eiken en olmen
de trots van Vesoul in den zomer. Een
steenen brug, met een breeden boog over de
Durgeon geworpen, bracht uit Vesoul naar
het bosch. Tegenover deze brug, bij den
ingang van het woud, aan den voet van een
lagen heuvel verrees eene soort van villa
twee verdiepingen hoog, geheel wit gepleisterd
Deze villa vertoonde zich als een lankwerpig
vierkant met acht vensters op de bovenver
dieping, en zes vensters benevens twee deuren
au rez de chaussée.
Toen de gele berline uit het bosch te voor
schijn kwam, deed de courrier een luie
horengeschal weerklinken en bracht hi
het rijtuig voor den hoofdingang der villa
Terstond verscheen op de stoep een oudacb
tig man, opmerkelijk door zijne witte
staartpruik en zijne bruingrijze redingote met groote
m Charles Brugnot; de eerste, biograaf van den
irésident de Brosses, de tweede, dichter van
alent. In dit blad plaatste Bertrand zijn eerste
proeven, ballades in proza en een enkele maal
3en vers als »La Chanson du Pélerin qui heurte
pendant la nuit sombre et pluvieuse a Thuis d'un
chatel" opgedragen »au gentil et gracieux trouvère
de Lutèce Victor Hugo.
Typisch romantisch is dit gedicht alweer; trou
wens de titel zegt al genoeg:
Comte, en qui j'espère,
Soient au nom du Père
Et du Fils
Par tes vaillants reitres
Les félons et trattres
Déconfits!
Hugo antwoordde hem: Ik lees uwe verzen
mijnen vrienden voor, zooals ik die van Chénier,
Lamartine en Vigny lees. Onmogelijk is 't in
hoogere mate de geheimen van den vorm en den
versbouw kundig te zijn.
Toen Le Provincial werd opgeheven kwam
Bertrand te Parijs, waar hij de salons van Nodier,
Hugo, Sainte-Beuve. Chateaubriand bezocht.
Sainte-Beuve teekent hem op dien leeftijd als een
lange, magere jonge man van n-en-twintig jaar,
met geelbruin gelaat, waarin kleine levendige
zwarte oogen, een uiterlijk, spottend en geestig
zonder twyfel, een beetje schraal misschien, met
stillen lach. By Nodier reciteerde hy enkele
van zijne gedichten in proza, later in Gaspard
de la Nuit uitgegeven.
Met de kunst van een goudsmid, met de taaie
oplettendheid van een boekbinder, die reliure
a petits fers vervaardigt, ciseleerde hij zy'n zin
nen , zette hy de woorden naast elkaar, ry' aan
rij. Als door een zeef had hij eerst de heele taal
gezift, alle gemeenplaatsen latende vallen, alle
afgesleten uitdrukkingen gingen door de mazen,
slechts de teekenachtige, de muzikale woorden
bleven over. Daarmee schreef hij zijn
verrukkely'ke prozastukjes. Alles is door een loupe ge
zien, zy'n beelden zy'n als daguerréotypen
door het opbrengen van de kleur vervolmaakt,
zegt Sainte-Beuve. Het kleine .boekje,
ruim 200 pagina's groot, in 12o. is als een ver
zameling van de kostelykste 17e en 18e-eeuwsche
etsen en gravures, afgewisseld door beelden
van de middeleeuwen als 't ware in de schaduw
gezien door rood en groen Bengaalsch licht.
't Is een boek om altijd naast zich te heb
ben om er een langen winteravond mee door te
droomen. Niet voor niets heet het »Fantaisies a
iiiiiiiiimiiiiiniiiiiiiiiiiii
stalen knoopen, gevolgd door een knecht, die
zich haastte het portier der berline te openen.
Allereerst sprong te voorschijn Augustin
Robespierre, die terstond de hand uitstrekte,
om eerst Henriette, dan Charlotte, bij het
uitstappen behulpzaam te zijn.
De oude heer met de witte pruik boog
op ouderwetsche wijze voor ieder, die uit het
rijtuig kwam, en zei op deftigen toon:
?»Oitoyen Robespierre! Citoyennes! Weest
welkom in mijn landelijk woonhuis! Al wat ik
bezit, staat u geheel ten dienste!"
Augustin werd verrast door de statige,
maar toch hartelijke wijze, waarop zijn gast
heer sprak, in alles verradend, dat hij zich
niet schaamde een man van den ouden stem
pel te zijn. Inderdaad de oud-procureur
George Humbert van Vesoul stond in
revolutionnairen ijver ver achter bij zijn broeder
Jacques Humbert te Parijs, nu hoofdambte
naar bij het Ministerie van Buiten l andsche
Zaken, vroeger hospes van Maximilien, aan
wien hij gedurende twee jaren kamers ver
huurd had in de rue Saintonge, au Marais.
Augustin haastte zich de beide vrouwen
aan zijn gastheer voor te stellen.
»Mijne echtgenoot! Mijne zuster
Charlotte."
De oud-procureur verdubbelde in hoffelijke
buigingen, en bood Henriette zijn arm aan,
terwijl hij zijne gasten naar een ruim portaal
leidde. Aanstonds kwam eene oude dame
met eene ongemeen hooge gazen muts,
versierd door lichtblauw lint en tal van ge
pijpte strooken, op hen af. Deze, Madame
Humbert, verwelkomde met de vriendelijkste
voorkomendheid de jonge vrouwen, die ze
met een kus begroette in haar huis en
den weg wees naar een zeer ruim salon met
zeer oude, maar zeer stevige, meubelen.
De oud-procureur Humbert had uit zijne
correspondentie met zijn Parijschen broeder,
en met Maximilien vernomen, dat Augustin
en zijne zuster Charlotte zouden komen. Het
verraste hem, dat hij nog eene derde gaste
voor zich zag. Augustin's echtgenoote, maar
hij toonde niet de minste verbazing, in de
eerste plaats uit hoogen eerbied voor den
Commissaris der Conventie, van wien hij
groote verwachtingen had, en in de tweede
plaats, omdat hij, als het hem lustte, wel
twintig gasten kon herbergen.
Het gezelschap bleef maar korten tijd in
het salon. De knecht trad met zekere plech
tigheid binnen, en verkondigde, luid: t La
citoyenne est seroie". Augustin bood der door
en door beminnelijke en innig goedhartige
Madame Humbert zijn arm. De gastheer
volgde met Henriette en Charlotte.
De gastvrouw had begrepen, dat de jonge
lieden ook zij rekende maar op twee,
la maniere de Rembrandt et de Callot op den
titel en in zy'n voorwoord verbreedt Bertrand dit
door te zeggen:
L'art a toujours deux faces antithétiques, me
daille dont, par exemple un cötéaccuserait la
ressemblance de Rembrandt et Ie revers celle de
Callot Rembrandt est Ie philosophe a barbe
alanche qu s'encolimafonne en son reduit, qui
absorbe sa pensee dans la méditation et dans la
prière, qui ferme les yeux pour se recueillir,
qui s'entretient avec des esprits de beauté, de
science, de sagesse et d'amour et qui se
consume a pénétrer les mystérieux symboles de la
nature. Callot, au contraire, est Ie lansquenet
fanfaron et grivois, qui se pavane sur la place,
qui fait du bruit dans la taverne qui caresse les
fllles de bohémiens, qui ne jure que par sa
rapiére et par son escopette et qui n'a d'autre
inquiétude que de cirer sa moustache. Or,
Tauteur de ce livre a envisagél'art sous cette doubl
personnification; mais il n'a point tëtrop
exclusif, et voici, outre des fantaisies a la maniere
de Rembrandt et de Callot, des tudes sur Van
Eyck, Lucas de Leyde, Albert Durer, Peeter
Neef, Breughel de Velours, Breughel d'Enfer,
Van Ostade, Gérard Dow, Salvator Rosa, Murillo
Fusely et plusieurs autres maitres de dift'érentes,
coles."
BU nauwkeurige bestudeering en by genoeg
zame kennis van 't eigene der schilders, boven
genoemd, valt het niet moeilijk boven elk der
fantaisies den naam te plaatsen van den artist in
wiens toon zij gehouden is.
Moeilijk valt het iets te kiezen uit dezen
bundel, daar alles mooi, veel voortreffelijk is.
Toch wil ik iets meedeelen om een staaltje te
geven van Bertrand's eigenaardigen schrijftrant.
't Is willekeurig genomen, een der kleinsten,
daardoor gemakkelijker in te voegen :
L'office du soir.
Trente moines, pluchant feuillet par feuillet
des psautiers aussi crasseux que leurs barbes>
louaient Dieu et chantaient pouilles au diable.
«Madame, vos paules sont une touffe de lys
et de roses." Et comme Ie cavalier se penchait,
il borgna son valet du bout de son pée.
»Moqueur! minauda-t-elle, vous jouez-vous a me
distraire ? Est-ce l'Imitation de Jésus que
vous lisez, Madame ? Non c'est Ie Brelan
d'Amour et Galanterie."
Mais l'office etait psalmodié. Elle ferma son
livre et se leva de sa chaise . «Allons-nous-en,
dit elle; assez priépour aujourd'hui !"
Et moi pélerin agenouillë& Técart sous les
IIMIMIII iiitiiiinii iiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiniiiiiinii
doch nam zich zeer in acht dit te doen uit
komen na zooveel rijdens gedurende vier
lange dagen wel gaarne aan een flinken
maaltijd zouden deelnemen. Inderdaad kwam
een gevoel van rust en voldoening over de
drie reizigers, toen zij in de ruime salie d
manger aan de tafel plaats namen. Alles
verried de soliede welgegoedheid van het
echtpaar Humbert. Zilver, kristal en
tafellinnen lachten met hun glans en blankheid
den gasten toe. De spijzen waren in ruimen
voorraad aanwezig het was geen Parijsche
maaltijd met afgepaste porties brood en
vleesch. Al aanstonds heerschte er een aan
gename, oprecht hartelijke toon. Gastheer
en gastvrouw spraken over de lange reis.
Charlotte was onuitputtelijk in het vertellen
van vele bijzonderheden, sedert vier dagen
ondervonden. Henriette zweeg, maar wis
selde stille blikken van verstandhouding
met Augustin, die op de eereplaats tusschen
den oud-procureur en zijne echtgenoote
zat. Henriette wist alleen maar eene
enkele waarheid. Zij had Augustin heel haar
hart gegeven en Augustin was haar wet
tige echtgenoot. Het huwelijk in de kapel
te Passy gesloten, had voor haar dubbele
heiligheid, omdat de chanoine Gérard een
geestelijke was, die zich nooit door een eed
aan het gezag eener constitutie had onder
worpen. Zij luisterde maar naar ne stem
de stem van haar hart. Daar bloeide stil,
in het verborgen, de purperbloem der liefde, en
daarom was dat jonge, reine hart voor heel
haar leven het eigendom van Augustin.
Met bijzondere onderscheiding en waar
deering klonk ieder woord, dat de gastheer
tot den Commissaris der Conventie richtte.
»Het Comitéde Salut public heeft mij in
zonderheid opgedragen" zei Augustin,
nadat de maaltijd afgeloopen was, »om
te onderzoeken, hoe het met de stemming
der bevolking in dit departement gelegen is.
Er komen gestaag klachten in ..."
De gastheer zag even zijne vrouw aan, en
beiden schudden het hoofd met groote be
kommering.
«Burger-représentant!" sprak hij
zeer ernstig »We hebben duizend re
denen tot klagen. In dit departement heeft
men h Terreur d Vordre du jour gesteld.
Twee Commissarissen der Conventie, Bernard
de Saintes en Bassal, hebben onze arme stad
in de diepste verslagenheid gedompeld. Ze
zetelen nu te Besangon maar Vesoul zal
hun bezoek nooit vergeten. ledere dag trof
ons ramp op ramp. Honderden en honder
den van onze burgers, van onze boeren in
den omtrek, mannen, vrouwen, meisjes, kin
deren, werden op hun bevel gevangen ge
nomen "
orgues, il me semblait ouir les anges descendre
du ciel mélodieusement. Je recueillais de loin
quelques parfums de l'encensoir, et Dieu
permettait que je glanasse l'épi du pauvre derriére
sa riche moisson.
Komt in dit kleine stukje met die enkele
woorden niet helder voor den dag die eeuw van
galanterie en ongodsdienstigheid, waarin men de
kerk gebruikte om een dame het hof te maken,
waarin het leven en lijden van een bediende
niets gold ? En tegenover die frivoliteit het beeld
van den armen geloovige in mystieke verrukking
geknield.
Als pendant en voor de curiositeit schry'f ik
een gedeelte af van een gedichtje uit het begin
der 16e eeuw, getiteld »der Vrouwen Pater Noster",
dat almede een beeld geeft van de lichtzinnig
heid der vrouwen, die te midden van het opzeg
gen harer gebeden niet vergeten kritiek uit te
oefenen op hare vriendinnen en de wereldsche
belangen lang niet achterstellen bij heur geeste
lijk heil:
Pater Noster, qui es in celis,
Ondanc moet hebben Beatris,
Dat sy heeft soo goede kleederen an;
Waar myn man, als menich ander man,
Hy soudese my ooek wel doen maken,
Maer ick en kander niet aen gheraken;
Hierom blyf ick also dom
Sanctificetur nomen tuum.
En aan het eind:
Nu zegent hy ons allen,
Laet ons nu op onse knien vallen
Wy zijn nu wel ghezegent,
Ghevader, en weet gy niet oft regent ?
Ick en hebbe geen ommekleedt....
En dan het bekoorlijke Madame de Montbazon,
dat ik zal trachten vertaald weer te geven, zoo
goed mogelyk. Het illustreert een plaats uit Saint
Simon: Madame de Montbazon was een zeer
schoone vrouw uit de vorige eeuw, die van liefde
stierf, in den letterleken zin, voor den ridder
de la Rue, die haar niet beminde.
Mevrouw de Montbazon.
Het kamermeisje schikte op de tafel een vaas
met bloemen naast kandelaars, waskaarsen dragend,
welker schy'n de blauwzyden gordynen aan het
hoofdkussen van de zieke rood en geel streepte.
«Mariette, denkt ge dat hy zal komen ?
Och, tracht toch wat te slapen, mevrouw!
Ja, weldra zal ik slapen om te droomen van
hem in der eeuwigheid."
Men hoorde iemand de trap opkomen. »Ach,
als hy' het eens ware!" murmelde de zieke
glim
«niiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii
»0ch!" riep Madame Humbert mei een
diepen zucht «Zwijg er van, mon ami!
Het zou onzen heelen avond bederven!''
Augustin wendde zich tot de gastvrouw:
»Veroorloof mij u tegen te spreken,
citoyenne! Ik ben gekomen met
uitdrukkelijken last om alle onrecht te verhinderen
om aan de geweldenarijen der Hebertisten paal
en perk te stellen. Het geheele Comité, mijn
broer Maximilien aan de spits, zal niet lan
ger dulden, dat men Frankrijk en de
Repupliek belachlijk maakt! Houdt u overtuigd,
dat wat voor een paar maanden te Parijs
voorviel in de Notre-Dame de diepste veront
waardiging bij de groote meerderheid der
eerlijke patriotten heeft opgewekt! Wees er
zeker van de tyrannie van mijne collegaas,
Bernard de Saintes en Bassal, is voorbij! Ik
zal door daden toonen, dat er een nieuw
tijdvak is aangebroken een tijdvak van
vrede en verdraagzaamheid!"
Met groote verwonderde oogen en een blijden
glimlach om de lippen staarde de oud-pro
cureur Humbert naar Augustin. Hij beijverde
zich plotseling de glazen te vullen met zijii
ouden, geurigen Chambertin. Toen hief hij het
glas op, en sprak op indrukwekkenden,
ernstigen toon:
»Ik zegen het oog nblik, burger-repre
sentant ! dat mijn drempel door u betreden
werd! Ons arm, verdrukt Vesoul zal recht
geschieden!"
Augustin reikte zijn gastheer de hand, en
sprak met zijne heldere, hoogklinkende stem :
»Dat beloof ik u, burger Humbert!"
En nu was het ijs gebroken. De oude
procureur en zijne echtgenoote deden lange
verhalen over al de geweldenarijen, waaraan
Vesoul had blootgestaan. Bernard de Saintes
deed ieder gevangen nemen, die zich des
Zondags als een goed catholiek christen ge
droeg. Voor hem waren er geene Zondagen,
was er geene catholieke kerk. Het bijwonen
der mis was hoogverraad. Tallooze geheel
onschuldige vrouwen en meisjes zuchtten nu
al maanden en maanden in den kerker. Te
Vesoul kwam localiteit te kort voor al de
gevangenen. Het verlaten klooster der
Soeurs Ursulines was allereerst tot staatkun
dige gevangenis ingericht daarna nog
twee andere kloosters. Geen gezin te Vesoul
of uit den omtrek, waarvan niet een of ander
lid in hechtenis genomen was, omdat men
ter kerk was gaan bidden, of de mis had
hooren opdragen, of wel, omdat men door
woorden weinig sympathie had getoond voor
de Republiek en hare regenten. En al deze
gekerkerden brachten elk uur in den
nijpendsten zielsangst door. Ieder oogenblik kon
bevel komen tot opzending naar Besan9on,
waar een tribunal revolutionnaire was
inge