Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.952
lachend, met de vlinder des doods reeds op de
lippen.
't Was een kleine page, aan mevrouw de her
togin brengende confituren, biscuits en verster
kende dranken op een zilveren schotel, namens
de koningin.
»Ach, h\j komt niet, zeide zij met verstervende
stem, hij zal niet komen ! Mariette, geef mij een
dezer bloemen, dat ik haar geur kan inademen
en haar kan kussen uit liefde tot hem !"
Toen lag mevrouw de Montbazon, de oogen
gesloten, onbewegelijk. Zij was van liefde gestor
ven, haar ziel uitademend in de geur van een
hyacint.
Bertrand was arm, en hier en daar aan kleine
bladen meewerkend versnipperde hij zijn talent.
Tot het voortbrengen van een groot werk
zijn vrienden verwachtten van hem een historische
roman, die zijn geliefd Bourgogne tot onderwerp
zou hebben kwam hij niet. Hij had de natuur
in zich van Gringoire, plotseling verdween hij en
geen zijner vrienden wist waar hij was.
Intusschen had hij een uitgever gevonden voor zijn
Gaspard de la Nuit. Eugène Renduel zou het
drukken, doch wachtte er mee, begeerend een
luxeuitgave met vignettes encadrementen,enz. Dat lange
wachten enerveerde Bertrand, zijn teere leven was
versleten. Door een borstziekte aangetast kwam
bij in 't hospitaal, nog eens herstelde hij doch
voor korten tp. Half-Maart 1841 kwam hij op
nieuw in de ziekenzaal, waar hij in Mei stierf op
de plaats waar ook Gilbert en Hégésippe Moreau
hadden gelegen. Alleen de beeldhouwer David
volgde zijn lijk. Het volgende jaar gaven
SainteBeuve en Victor Pavie zijn Gaspard de la Nuit uit.
Op Bertrand is volkomen van toepassing het
droevige woord, dat haast den grondtoon uit
maakt van Stello", Vigny's schoonste boek:
»Ces hommes sont les plus grands, dont les noms
aient téconservés, les Poètes, et si j'avais dit
les plus malheureux, se seraient eux aussi".
A. G. C. D. V.
iimimiiniiniiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiim
Klassieke scMjyers.
Plutos of Eerlijke Rijkdom. Blijspel van
ARISTOFANES. Van Looy & Gerlings.
Amsterdam, l Nr.
In bovengenoemde serie heeft de geheele
Herodotus naast verscheidene andere auteurs het
licht gezien, maar is slechts n Grieksch blijspel
niiiiiiuiiiiinii
iimitiiiiimiimimimiiiiiiiiitiiiiii
steld door Bernard de Saintes. De geheele
stad Vesoul, waar men vroeger rustig en met
inspanning van alle krachten werkte voor
het dagelijksch brood, was nu in de uiterste
bekommering. Vele hoofden van gezinnen
zuchtten in eene kerkercel, zich kwellend met
de gedachte, dat hunne vrouwen en kinderen
armoede leden; vele in hechtenis genomen
vrouwen weenden in hare gevangenis, omdat
hare kinderen de onmisbare moederzorgen
moesten derven.
Madame Humbert zag Henriëtte met een
smeekenden blik aan, en voegde er nog bij:
»0, citoyenne Robespierre! Voeg uwe
bede bij de onze we vragen alleen om
recht.... geene genade!"
Henriëtte glimlachte, en staarde met fieren
trots naar haar Augustin.
»Wees gerust, citoyenne Humbert! Mijn
Augustin is billijk en rechtvaardig!"
»En daarenboven ... een held ... een
Caesar!" voegde Charlotte er aan toe.
De oud-procureur Humbert knikte zeer
tevreden en zei met zekeren schroom:
»Wij weten wat Frankrijk aan hem ver
plicht is. Als gedeputeerde bij het leger van
Italiëheb ik hem met de meeste bewonde
ring gevolgd... maar, burger-representant! u
was toen met de volmacht der Conventie be
kleed, en in den brief van mijn broeder lees
ik, dat u nu vertrokken is met dezelfde vol
macht voor het departement des Alpes
Maritimes! Mag u als zoodanig ook in dit
departement optreden ?"
Augustin zocht in den zijzak van zijne
lichtbruine houppelande, en bracht een offi
cieel stuk te voorschijn, dat hij zijn gastheer
overhandigde. De oude heer Humbert las:
»Het Comitéde Sahttpublic, ingevolge
informatiën ontvangen door de Sooietêpopulaire
(Jakobijnen) te Vesoul omtrent den toestand in
de departementen de la Haute-Saone, du Doubs
en du Jura, besluit dat de burger Robespierre
jeune, vertegenwoordiger des volks, gedu
rende zijn verblijf in gezegde departementen
de la Haute-Saone, du Doubs en du Jura zal
bekleed zijn met dezelfde macht als de andere
vertegenwoordigers des volks, die naar deze
departementen zijn afgevaardigd, en dat hij
in overeenstemming met dezen is geautori
seerd alle maatregelen van salut public te
nemen, die hij noodig zal achten, zullende
hij zich later naar zijne eerste bestemming,
het departement des Alpes Maritimes, moeten
begeven."
Dit stuk was gedagteekend: »Parijs 20
Nivose van het tweede jaar der eene en
ondeelbare Republiek" en voorzien van de
handteekeningen: Collot d'Herbois, Barère,
J. B. Saint-André, Robespierre,
BillaudVarenne. Boven aan, en marge, las men
opgenomen, nl. Plutos van Aristofanes, den
comicus bij uitnemendheid. De Nieuwe Groninger
besprak terstond na de verschijning met waar
deering dit werk van dr. A. Halberstadt. Terwijl
vroeger slechts een enkel meer wijsgeerig stuk
van Aristofanes in een onzer tijdschriften was
overgebracht, is door de uitgaaf van Plutos ieder
in de gelegenheid om kennis te maken met het
talent van een dichter, wiens werken
inAlexandriëen in Byzantium als de bron voor de kennis
van het Attisch Grieksch en van het blijspel
ijverig bestudeerd en bewerkt werden. Tot voor
weinige jaren werd van de elf behouden stukken
Plutos het geschiktst geacht om als inleiding tot
de kennis van Aristofanes te dienen; dit stuk,
dat de dichter op zijn ouden dag vervaardigd,
of hoogstwaarschijnlijk omgewerkt heeft, staat aan
onzen tijd nader dan een der anderen. Op die
gronden heeft dr. H. vermoedelijk besloten den
Plutos het eerst in de serie klassieke schrijvers
te brengen. Daar de vertaling in vloeiend metrum
is gebracht en de aanteekeningen slechts sober
zijn zou men ook vermoeden dat het boekje niet
bestemd is om gymnasiasten bij het huiswerk te
hulp te komen, al zal het ook daarbij vrij wat
dienst kunnen bewijzen.
De in de voorgaande jaren geleden rampen
hadden de staat der Atheners uitgeput; de bur
gerij was verarmd en menigeen had in troebel
water gevischt. Wie rijk verdiende te zijn was
arm, volksleiders maakten misbruik van de zwak
heid hunner medeburgers, door valsche aanklachten
verwierf zich menigeen een deel der verbeurd
verklaarde goederen, het vertrouwen in de goden
was geschokt, zucht naar verandering heerschte
alom, een omkeer in de maatschappij scheen on
vermijdelijk. Dien omkeer en zijn gevolgen heeft
Aristofanes op de planken gebracht, en met al den
humor, die hem tot op zijn ouden dag bijgebleven
was, de verandering zoo aan zijn toeschouwers
voorgesteld, dat dezen ten slotte het wenschelijk
achtten dat de God van den Rijkdom maar weer
een plaats vond in den tempel, van de Godin
van den Staat. Men zag met eigen oogen dat een
verwisseling van geldelijke vermogens wel een
enormen omkeer en groote verwarring zou te weeg
brengen, maar dat een eerlijke bedeeling van
goederen in een menschelijke maatschappij on
mogelijk is en het algemeen welzijn er niet door
bevorderd wordt. Het ligt niet aan den God, dat
de volksleider, de valsche aanklager, de baatzuch
tige vrijer zich in overvloed verheugen, maar aan
de onnoozelheid der lieden, die zich door dezen
laten overtuigen, dat door dat slag van menschen
de woorden: »Terhand gesteld aan den burger
Robespierre ainé."
De gastheer, die het stuk luid had voor
gelezen, riep vroolijk uit:
»De zaak is volmaakt in orde! De
burger Robespierre jeune heeft geheel dezelfde
autoriteit als Bernard en Bassal. Het zou
een uitmuntend effekt hebben, burger-repre
sentant ! indien u zelf dit stuk zou willen
mededeelen aan de leden onzer Sociétépopu
laire, die over een uur vergaderen in de stad
niet ver van hier!"
»Wij allen gaan mee"! - riep Char
lotte.
Henriëtte stond op, en fluisterde Augustin
iets in 't oor.
Het geheele gezelschap verliet de tafel.
Augustin wendde zich tot gastheer en gast
vrouw :
»Ik ben gaarne bereid te doen, wat u
verlangt, en tevens nadere opheldering te
geven over mijne voornemens, maar ik moet
daartoe mijn costuum van Gedeputeerde
aandoen! U zal mij wel voor eenige
oogenblikken verontschuldigen."
De gastheer ontstak eene kaars, om den
burger-representant naar zijne kamer te ver
gezellen. Henriëtte had haar arm in dien
van Augustin gelegd. Ze wilde hem bijstaan,
nu hij een zoo gewichtigen arbeid als het
ontpakken van zijn koffer ging ondernemen.
De oud-procureur Humbert bracht beiden
langs een breeden wenteltrap naar eene groote
logeerkamer, even als het salon beneden voor
zien van ouderwetsche, maar zeer soliede,
meubels. Met zekere plechtigheid bracht hij
beiden binnen, en stak terstond de vier
kaarsen van een luster op den schoorsteen
mantel aan.
Toen hij de deur achter zich sloot, keken
de jonggehuwden elkander zwijgend aan. Ze
spraken het niet uit, maar beiden herin
nerden zich plotseling, dat zij dien
geheelen langen dag nog geen enkel oogenblik
alleen hadden doorgebracht. Augustin naderde
Henriëtte haastig, en klemde haar met zachte
jubelkreten aan zijne borst. Hij keek haar
telkens in de zonnige, donkere oogen, en
kuste den kleinen rooden mond, die hem
trouw beloofd had voor het leven in de kleine
kapel te Passy. En Henriëtte hield de armen
om zijn hals geslagen en zuchtte zacht van
zalige voldoening. Augustus hield het mooie
kopje in zijn beide handen gevangen, en be
wonderde zwijgend de hem zoo dierbare trek
ken. Zacht trok Henriëtte zich terug
»O, booze Augustin!" zei ze zacht,
als vreesde ze, dat iemand hare woorden zou
verstaan. »O, onhandige Augustin! je hebt
heel mijn kapsel los gemaakt!"
En terwijl ze de hand aan het hoofd bracht,
hunne belangen uitstekend behartigd worden.
Is trouwens armoede niet de bron van het ware
geluk, van wezenlijke welvaart ? Men leze en
men herleest dien aardig opgezetten dialoog in
de Plutos dan zeker het betoog van Penia, de
godin der armoede. Het »arbeid adelt" staat
daarin tusschen de regels; wie zich ooit beklaagt
over zijn arbeid om den broode, zal door deze
redeneering der godin met zijn toestand ver
zoend raken.
In den tempel van Asklepius wordt Plutos van
zijn blindheid genezen een geestige scène,
die ons de eigenlijke incubatie, ook al een soort
van suggestie, doet kennen; maar nu houdt hem
een zeer gewoon burgerman in zijn huis opge
sloten, zoodat de brave god evenmin als vroeger
hen bezoeken kan, die zijner waardig zijn. Toen
die zaak eenmaal ruchtbaar geworden was, bleef
geen oude vrouw aan het spinnewiel, geen pries
ter wilde meer den eeredienst verrichten. Hermes
zelf , den slimmert , die van alle markten thuis
is, verliet den hemel; allen staken den arbeid en
bestormen de woning van den man, die de Rijk
dom huisvestte. Om kort te gaan, de nieuwe
toestand is nog ondragelijker dan de vroegere.
Grappige zetten en kwinkslagen kruiden deze be
langrijke kwestie, elk oogenblik herinnert men
zich het : »niets nieuw onder de zon", of »tout
comme chez nous". De koren in anapaesten, de
liederen, de mise-en-scène, enz. doen
onsgelooven, dat een opvoering van de Plutos in steden
van ons land , ten minste waar een akademie of
een gymnasium gevestigd is, zeer loonend zal zijn :
een aanbeveling tot kennismaking met dit boekje
is zeker gerechtvaardigd.
M.
iiitiiiiiiiiiitiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiHiintiiiiiiiiiiiiitiiiitiiiiiii
eens de spelling! estie.
Naar aanleiding van het artiekel van dr. Ch. M.
van Deventer, opgenomen in het Weekblad van
l Sept. jl., zou ik wel graag een paar opmerkin
gen willen maken :
Vooreerst dat het me telkens en telkens
weer treft, hoe onvolledig bijna ieder, die de voor
gestelde vereenvoudigingen bestrijdt, op de hoogte
is van de bedoelingen van de voorstellers. Ook
hier weer.
De heer v. D. verwijt »de heer Kollewijn en zijn
vrienden" dat zij de geschreven taal als de botte
nabootsing van de gesprokene beschouwen en
niet inzien dat het »onwijsgeerig (is) de vrijhe
den der gesproken taal met huid en haar in de
voelde ze plotseling, hoe een stroom van los
gaande haargolven haar om de schouders en
over den rug vloeide. Augustin zag met
schitterende oogen de ongemeene pracht van
dit koninlijke, fluweelzachte hair, waarop het
kaarslichteen regen van gouden vonken wierp.
En wederom klemde hij haar in zijne armen.
Maar Henriëtte weerde hem af, en zei plagend:
Gauw den koffer openmaken, citoyen
representant! Gauw je kostuum aandoen ?
het zal wel tien minuten duren vóór ik mijn
kapsel weer in orde heb."
Toen ze een kwartier later in het salon
verschenen, werd Madame Humbert levendig
getroffen door de schoonheid van beide
jongelieden. Augustin's gestalte kwam in den
lichtblauwen rok met purperen revers op 't
voordeeligst uit. Henriette's fonkelende oogen
schenen van een hoogeren gloed te stralen.
Terstond kwam de goede oude vrouw naar
haar toe, legde de hand om hare leest, en
fluisterde in haar oor:
»Je bent een engel!"
Henriëtte bloosde, maar zij wist niet, dat
de babbelzieke Charlotte in de tusschenpooze
bijna hare geheele geschiedenis aan madame
Humbert onder het zegel der strikste geheim
houding had medegedeeld. De gastheer trad
binnen met een knecht, die eene brandende
lantaarn droeg, omdat de straatverlichting
van Vesoul nog zeer veel te wenschen over
liet. Snel werden mantels en pélisses over
de schouders geworpen, en weldra voerde de
oud-procureur de drie jongelieden naar het
groote plein van Vesoul, waar ze het gebouw
der Socii'tépopulaire binnentraden. De
Jakobijnen van Vesoul hielden hunne zittin
gen in de gelagkamer van het grootste hotel
der stad, waarin een spreekgestoelte voor
redenaars geplaatst was, en eene kleine tafel
voor het bestuur. Achter het gestoelte van
den redenaar bevond zich de tribune
van het publiek ettelijke rijen stoelen, dik
werf' ledig, omdat men te Vesoul niet met
den waren ijver voor staatkundige
redekavelingen bezield was. Er waren maar weinig
echte Jakobijnen Vesoul bestond meest
uit zeer gematigde republikeinen, waaronder
zich nog enkele heimlijke koningsgezinden
verborgen.
Toen de burger Humbert met Augustin
en de beide citoyeiiiiex binnentrad, was een
honderdtal leden aanwezig, en vertoonden
zich een twintigtal bezoekers in de tribune.
Humbert was voorzitter der club, en begon,
terwijl alle aanwezigen opstonden, met Au
gustin als Commissaris der Conventie voor
te stellen. De beide Parijsche citoi/enncs wer
den tot de honneurs de la sfance toegelaten
en kregen stoelen naast den fauteuil van
den voorzitter. Hierop verscheen Augustin in
geschrevene te willen overbrengen."
Voor de zoveelste keer verklaar ik plechtig
dat ik die snode bedoeling nooit heb gehad.
Integendeel. In het Handelsblad van de 30ste
April 1893 (om maar eens een voorbeeld te
noemen) kom ik op tegen die «beschuldiging,
die men al tot vervelens toe heeft uitgebazuind
en die toch volkomen ongegrond is," als zouden
de »vereenvoudigers" slordig willen schrijven
en plat. En ik liet er o. a. op volgen: »De
schrijver, die over de constructie van zijn zinnen,
over de keuze van het juiste woord meer kan
nadenken, die kan veranderen en verbeteren,
heeft in dit opzicht boven de spreker vóór."
De heer v. D. is verder van mening dat het
niet-schrijven van de buigingsuitgangen die de
spreektaal niet meer kent, onduidelikheid zou
veroorzaken. Dit punt, en vooral het verband
tussen een vaste woordorde en 't verdwijnen van
buigingsuitgangen, zal ik uitvoerig behandelen
in een der volgende aflev. van Taal en Letteren.
Hier alleen dit: Wij onderscheiden (in de
spreektaal en in de schrijftaal zoals wij die
wensen) de en het. Het Engels heeft alleen the,
in alle naamvallen. Is het Engels nu
onduidelik ? Of minder geschikt voor artistieke be
handeling ?
Voor het Nederlands kan ik verwijzen naar
Marcellus Emants' Hen Nagelaten Bekentenis en
Brandt van Doorne's Huiselilc Leed, waarin met
de oude sleur gebroken is, zonder dat de
duidelikheid er ook maar eenigszins door heeft
geleden.
Dr. van Deventer's hoofdbezwaar tegen de
voorgestelde vereenvoudiging is echter van an
deren aard: »Het behoud der uitgangen... ver
meerdert ook het materiaal der artistieke
uitdrukking, de stylistische uitdrukking van
aandoening... De artisten gevoelen zelf(s ?)
behoefte aan middelen van uitdrukking, die menig
beschaafd man als stijf en gedwongen afkeurt."
Ik wil grif aannemen dat dit allemaal waar is.
Welnu, als onze artiesten behoefte gevoelen
aan een bepaald middel van uitdrukking, zullen
ze er ook zeker wel gebruik van maken. Een
artiest weet wat hij doet en handelt als artiest
op z'n eigen verantwoordelikheid.
Maar moet nu een middel waar een artiest
gebruik van kan maken, dag in dag uit worden
gebezigd door honderdduizenden niet-artiesten ?
Moet dat middel geleerd worden aan alle
nederlandse kinderen, alsof het een onmisbaar
bestanddeel uitmaakte van de gewone taal ? Als
ieder, die beschaafd Nederlands spreekt, zeggen
IHIIII iiiiiiiiiiimiiniiiiii iiiiiiiiiiiiminiiiii
het spreekgestoelte.
xdtoyens-frêres!" sprak hij.?? »Het
heeft der Conventie en het Comitéde Salut
public behaagd mij als buitengewoon Com
missaris voor uw departement te benoemen.
Ik heb mijne volmacht in handen van uw
voorzitter gesteld, en verzoek, dat de inhoud
aan u worde meegedeeld!"
Humbert las met luider stem de aanstel
ling van Augustin voor. Terstond deed zich
een luid gejuich onder de aanwezigen hooren.
Men begreep, dat men met den jongsten
Robespierre den held van Toulon te doen
had. Augustin begon nu te midden van aan
dachtige stilte te spreken.
»Citoyens ! De klachten van uwe soci
teit over hetgeen er te Vesoul geschied is,
hebben de leden van het Comitéde Salut
public bewogen mij hierheen te zenden. Denk
niet, dat al wat in naam der Conventie wordt
bevolen de goedkeuring der Conventie weg
draagt ! (Daverende bijval). Men betreurt het
te Parijs, dat sommige ondoordachte maat
regelen van onze volksvertegenwoordigers de
bevolking in de departementen tegen de
revolutionnaire regeering innemen. De Con
ventie en het Comitébeoogen het welzijn van
alle Fransche staatsburgers. Men is er van
overtuigd, dat geweld en onverdraagzaam
heid door geen enkel goed patriot mogen
worden geduld.1' (Langdurige toejuiching).
»Men heeft u om den tuin geleid met de bewe
ring, dat de regeering dezer eene en ondeel
bare Republiek zich verheugt in de vervol
ging van hen, die trouw bleven aan de be
lijdenis der christelijk katholieke kerk,"
(Onbeschrijfelijke geestdrift.) »De regeering
ziet met leede oogen dat door onverdraag
zame vervolging van rustige burgers onze
Republiek in de oogen, van geheel Europa
wordt onteerd. Stel u gerust, patriotten van
Vesoul. Ik ben niet gezonden, om strijd en
verdeelheid aan te wakkeren ik breng u
den gouden palmtak des vredes!"
Het is niet uit te drukken met welk een
onstuimigen bijval deze woorden werden be
groet. Allen waren van hunne stoelen
opgegerezen. Allen riepen uit n mond: »Vive
la R''puhlique,\ Vice Jiobespierre jeune!" En
terwijl onder onafgebroken toejuiching de
voorzitter Humbert den Commissaris der Con
ventie dankt met l'accolade fratcnielle, parelt
er een traan van hemelsche verrukking in
Henriette's oogen, ruischt in haar hart de
zegezang der triomfeerende liefde.
(Wordt vervolgd).