Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 954
twee tegelijk, allei afgrijselijkst verminkt. Maar
u begrijpt, daarom kunnen de Burgemeester
en Wethouders geen slapelooze nachten heb
ben. Duizenden hebben geadresseerd om de
stoomtram langzamer te laten rijden of door
een paardentram te vervangen. Geen stom
?woord is er op geantwoord door B. en W.
En u begrijpt, dat gaat ook niet. Stel, dat
mijn nicht uit Schiedam hier boodschappen
gedaan heeft, dan moet ze met eten toch op
tijd thuis kunnen zijn. Wat 't zwaarst is,
moet 't zwaarst wegen.
Maar waar ik nu eigenlijk op komen wou,
Ze zeggen altijd: Rotterdam is een
vuilesmerige stad en het gemeentebestuur doet niets
om 't wat aantrekkelijk te maken. Nu, dat
is allebei onwaar, en 't wordt tijd dat dat
eens in 't openbaar gezegd wordt.
In de eerste plaats, de stad mag dan niet
overal even mooi zijn, er zijn hier toch ver
scheidene merkwaardigheden, dingen, die je
in andere plaatsen zoo niet ziet. Bijvoor
beeld de trottoirs in de nieuwe wijken. Hebt
U dat wel eens meer gezien ? Die hellen alle
maal onder een hoek van vijf en veertig
graden, omdat de grond zoo verzakt en 't teveel
geld kost dat aldoor op tehoogen. Nu wordt
wel beweerd dat 't lastig loopen is, maar ik
vind dat je er gauw aan went en men kan
ook midden op straat loopen. En alle vreemde
lingen kijken er naar en lachen er om. En
't uitglijden van de menschen 's winters is een
heele vermakelijkheid, als je voor je raam zit.
Een andere aardigheid, waar ik vroeger
altijd geregeld met mijn logé's naar ging
kijken, is helaas dit jaar verdwenen, 't Is
jammer, want ieder moest erkennen, nooit
iets dergelijks gezien of ervan gehoord te
hebben. Ik bedoel »de schutting van Lamping",
onder dien naam was hij bekend. Dr. Lamping
u weet wel, de voorganger van Dr. Zaaijer
had een huis met een tuin er naast op den
Westercingel. Om nu te maken dat hij nooit
in zijn tuin gekeken zou worden, had hij een
servituut weten te krijgen, dat als er een huis
naast zijn tuin kwam, daar geen ramen in
zouden mogen wezen aan zijn kant. En nu
was er een huis gezet en er waren wel ramen
in gemaakt, wel maar n op elke verdieping
(ik geloof dat 't trapramen waren) maar 't
kwam toch niet te pas.
Dr. L liet daarom op l Meter afstand van
het nieuwe huis, in zijn tuin, een schutting
plaatsen, niet alleen vóór die ramen, maar
zoo groot als de heele zijgevel van zijn
buurman, een reusachtige schutting, met
schuine palen in zijn eigen tuin gestut en
met dwarshaken en stangen aan zijn huis
verbonden.
't Was een dwaas gezicht, zoo'n schutting
zonder meer.
Een eindje buiten de stad is iets dergelijks.
Aan den Kralingschendijk staat een groote
boterfabriek van een Rotterdammer en daar
naast een molen en waarover of die twee nu
ruzie gehad hebben, weet ik niet (sommigen
zeggen, dat de molenaar eens niet heeft willen
ophouden met malen toen ernaast een zieke
was), maar al jaren staat op 't fabriekserf
vlak tegen den molen aan een hekwerk van
boomstammen en dwarslatten, zoo hoog als
de molen zelf. En 't gevolg is, dat de mo
lenaar bij westelijke winden niet malen kan.
U ziet, wij Rotterdammers zijn geen gemak
kelijke lui om 't mee aan den stok te krijgen.
Binnenkort zullen we nu weer een andere
bijzondere inrichting rijk worden. Laatst had
ik een neef uit Arasterdam over, die hier nooit
geweest was, zooals zoovele Amsterdammers,
schande genoeg. Ik ga met hem naar het
Park en laat hem 't standbeeld van Tollens
zien. Hij trof 't bizonder, want Tollens was
net dien dag versierd, een oranje kokarde
op de borst en een krans, 't was zooveel jaar ge
leden dat hij was onthuld! Dat zal ik ze in Am
sterdam zeggen, zei mijn neef dadelijk, waarom
wordt dat met Thorbecke ook niet gedaan ?
Ga nu eens mee, zeg ik, dan zal ik je een
allerprachtigst gezicht over de Maas laten
zien. Dat is hier vandaan eenig. En zoo k .-men
we 't Park uit en zien de Maas niet, de
schepen niet, de masten niet, ja niet eens
heel veel van de lucht! We staan voor een
kolossalen heuvel, een berg eigenlijk, en heel
in de hoogte daarboven op. zijn eenige manne
tjes bezig zand te kruien om 't ding nog hooger
te maken. Waar ben je nu met je Maas ?
vraagt mijn neef. Ja, zeg ik, die is daarachter
maar ik wist niet dat er hier gewerkt werd.
En wat maken ze daar dan voor een bult op
de aardkorst ?
Dat wist ik zelf niet, wa gaan naar een
werkman. »Dat moet nou zooveel als een
terras worden, licht hij ons in, waar de groote
heeren van de manege paardrijden kunnen."
Toen herinnerde ik mij, dat ik dat wel ge
lezen had, maar ik had niet gedacht dat 't
op zoo'n enorme schaal zou gemaakt worden.
Je ziet, zei ik tegen mijn neef, je m >et bij
onzen Directeur van Publieke Werken maar
komen, wat verfraaiing van de stad betreft ;
die brengt nog eens gro^tsche dingen tot
stand; een hoogte, zooah je er uren ver geen
vinden zult. Na ho3ven we niet nner naar
Scheveningen te gaan om hoog en laag te zie n'
In Amsterdam, zei mijn neef, wordt jullie
voorbeeld al gevolgd. Er is in den Raad
gezegd, dat de schoone kunsten evengoed als
in Rotterdam.onder gemeentewerken konden
ressorteeren en de eerste stap die daartoe
gedaan is, was den gemeente-architect zijn
congéte geven Alles goed en wel, zei ik,
maar een man als de Jongh is niet gemakkelijk
te krijgen. Zijn ideaal is om Rotterdam
Hamburg voorbij te doen streven. Daarbij
vraagt hij niet of Rotterdam leelijk is en
Hamburg mooi; of Hamburg zijn best doet
om de rijkere inwoners aan te trekken en
Rotterdam om ze weg te jagen. Ed of nu de
heeren Abram Muller en Hoyer hem al in de
Nieuwe Rotterdammer onder zijn neus gewreven
hebben, dat't in Hamburg allemaal eigen han
del is en hier andermanshandel, waar een
schijntje aan verdiend wordt, zoodat Rotterdam
een veel te hoogen toon aanneemt wat zijn han
delsbeweging betref t, daar vraagt hij ook al niet
naar. Maar waar vraagt hij dan in 's hemels
naam naar? zegt mijn neef. Ja. dat raadt
je in geen drieën, omdat je geen Rotterdammer
bent. Maar hier zal iedere jongen je dadelijk
zeggen, hij vraagt naar de tonnenmaat.
De tonnenmaat, weet je, die berekenen we,
en daar rekenen we alle vaartuigen bij mee.
Geweldige booten die hier een halven dag
komen om drie ton lading in te nemen rekenen
wel mee voor hun geheelen tonneninhoud.
En zoo wordt 't een cijfer, dat alle jaren
vooruit gaat. Al die herrie, die vrachtkarren,
die modder, dat oorverdoovend spektakel,
genieten we, niet omdat er zooveel geld mee
verdiend wordt want in Amsterdam ver
dienen ze alleen meer door het schrijven van
makelaars-briefjes maar omdat dat alles
is voor de tonnenmaat. En zoolang die nog
maar toeneemt, zoolang zal geen echte Rot
terdammer ontevreden zijn.
Wie dus, geachte redactie, eens de proef
wil nemen van den bezielenden invloed, die
er uit gaat van zoo'n simpel tonnenmaatcijfer,
hy vestige zich te Rotterdam. Elke week geefc
de Nieuwe, Rotterdammer een statistiek van
de in- en uitgeklaarde schepen, vergeleken
met dezelfde week van het vorig jaar ; een zeer
belangwekkende vergelijking. En als een
Rotterdammer eens een ontevreden bui heeft,
dan hoeft zijn oog maar op dat staatje te
vallen om alle zwartgalligheid te verjagen.
Geloof mij, er is geen hechter steunpilaar voor
de bestaande orde van zaken dan het
Rotterdamsche tonnenmaatcijfer.
Hoogachtend,
Uw dw. Dr.
J. J. K. L. H. BOL.
De zucht tot zwerven is ten allen tijde een
eigenschap van groote mannen geweest; van
de groote mannen onzer natie niet het minst.
En menig trouw hart heeft bang geklopt om de
lange afwezigheid en het onbekende lot van wie
uittrok om anderer menschen steden te /Jen
en wezen te leeren kennen. Wij behoeven
maar te herinneren aan den goddelijken
Odyssens, aan de tocht naar Nova-Zernbla, door
onzen nationalen dichter Tollens zoo
deerniswekkend bezongen, aan Camille Saint-Saöns,
om ons te herinneren, dat zulk een heer
Jurriaan altijd een onbestorven weduwe, of
iets dergelijks, treurend in het vaderland of
het moederland, gelijk de lezer wil, achterlaat.
Helaas, ook de stedemaagd van Amsterdam
die onze lezers door de platen van Joh.
Braakensiek zoo wél kennen, treurt op het
oogenblik, en loopt gelijk een tweede Penelope,
in een hemd zonder mouwen: de beroemde
hoogleeraar in de scheikunde Van 't Hoft
ontbreekt haar, om dagelijks wevend de draden
der wetenschap, het kleed harer glorie te
voltooien. Zij gist vergeefs, welke Calypso
hem in haar grot houdt gevangen, zij staat
aan den Schreierstoren, en tuurt vér over de
donkere wateren .... Doch achter haar staan
studenten, die verlangen te worden onderwezen
in de scheikunde, gelijk huu door den series
lectioiium werd beloofd, toen zij hun tachtig
ronde rijksdaalders nederlcgden om de lessen
der hoogeschool te kunnen bezoeken Is die
series u niet gelijk een e_>re\vo >rd, o stede
maagd, en kunt gij niet een vrijer kiezen
ik zeg niet om in de rechten van den zwerver
te treden! maar om hem te doen zorgen, dat
aan de Amsterdamsche studenten de gelegen
heid W'.rdt gegeven, om onderwijs in de schei
kunde te ontvangen ?
R.
leze physicus en chemicus, toegerust met de
volheid der kennis van de methode der exacte
wetenschap, de rol der mikro organismen, der
kleinste levende wezens. De nauwgezetheid,
de scherpzinnigheid, de volharding waarmede
hij zijne onderzoekingen opzette en voltooide,
zijn wellicht in enkele gevallen geëvenaard,
maar zeker nooit overtroöen. Een schat van
kennis heeft hij vergaard, en die kennis
heeft hij medegedeeld in een vorm, welke
allen tvvijfel buitensloot en haar dadelijk
maakte tot het '>emeengoed van alle be
schaafden. Zonder Pasteur zou de weten
schap der bakteriologie, die thans zoo hooge
vlucht neemt, waarschijnlijk nog hare eerste
wankele schreden moeten doen.
Maar Pasteur deed meer dan dat. Als de
mannen der praktijk in zijn laboratorium
een blik hadden geworpen op zijn
proefglaasjes en kolfjes, als hij hun door zijn
mikroskoop nieuwe werelden van oneindig
kleinen had getoond, en als zij hem dan, met
een schamperen glimlach misschien, vroegen :
En waar is dit alles nu goed voor?'' dan
behoefde hij hun het antwoord niet schuldig
te blijven. Want in zeldzame mate bezat
Pasteur de gave, om zijne theoretisch be
langrijke ontdekkingen dienstbaar te maken
aan de praktijk van het dagelijksch leven ; zijn
zegenrijke invloed op de volkswelvaart en de
volksgezondheid laat zich onder cijfers
brengen, die in eene millioenenrede een goed
figuur zouden maken, en Huxl -v kon van
hem getuigen : »De ontdekkingen van Pasteur
zouden op zich zelven voldoende zijn om de
vijf milliarden der aan Duitschland betaalde
oorlogsschatting te dekken." Wanneer Pasteur
den sluier opheft, die vóór hem de gistings
verschijnselen bedekte, dan ontleent hij aan
zijne wetenschap practische voorschriften,
waarmede de wijnbouw en de bierbrouwerij
hun voordeel zullen doen. Wanneer hij na
langen, geduldigen arbeid, de mikroben van
het miltvuur heeft geïsoleerd, dan weet hij
u tevens te vertellen, wat ge doen moet om
uwe schapen voor die doodelijke ziekte te
behoeden. Wanneer hij de mikroskopische
organismen heeft opgespoord, die de zijde
wormen in massa's doen sterven, dan doet
hij dadelijk zijn landgenooten het middel aan
de hand, om ook die ziekte te bestrijden en
millioenen francs voor doezen tak van nijver
heid niet verloren te doen gaan. Wanneer
hij de rol heeft aangetoond, welke de kleinste
organismen spelen bij de infectieziekten, die
onder de menschen vele duizenden slachtoffers
maken, dan legt hij den wetenschappelijken
grondslag voor de antiseptische
wondbehandeling, die zoo velen het leven heeft gered.
Wanneer hij in mikroskopische ongenoode
gasten van ons lichaam de oorzaken eener
ziekte heeft aangewezen, dan weet hij ze als
het ware te temmen en hunne oorspronke
lijk hoogst giftige afscheidingen in gewijzigden
vorm dienstbaar te maken als voorbehoed
middel tegen dezelfde ziekte, welke zij zelven
onfeilbaar te weeg brachten. En bij dit alles
wordt niets aan het toeval overgelaten:
methodisch wordt het doel bereikt, geduldig,
stap voor stap, gelijk de veldheer zijne loop
graven steeds nader en nader bij de belegerde
vesting brengt.
Methodisch, geduldig, nauwgezet het
lijkt zoo eenvoudig. Maar die methode moet
telkens op vernuftige wijze worden gewijzigd;
dat geduld wordt op zoo zware proef ge
steld, juist door de schier eindelooze reeksen
van proefnemingen, die aan de wetenschap
pelijke zekerheid moeten voorafgaan; die
nauwgezetheid eischt zooveel zelfverlooche
ning, als men vooraf reeds van het resultaat
verzekerd meent te zijn.
Pasteur is een gelukkig man geweest.
Zijne reputatie als geleerde is over de geheele
wereld onbetwist, al heeft hij vroeger voor
de verdediging van zijne denkbeelden menigen
harden strijd moeten voeren. Zijn landgenooten
hebben hem op de handen gedragen; zij
waren trotsch op hem en stelden schatten te
zijner beschikking om in dienst van de
wetenschap en van de menschheid te worden
gebruikt.
En ten slotte: Pasteur heeft eene school
gevormd. In alle beschaafde landen rekenen
j geleerden het zich tot eene eer, zijne discipelen
te zijn geweest, hetzij in eigenlijken, hetzij
| uitsluitend in geestelijken zin, en beijveren zij
i zich om in de door hem aangegeven richting
i te blijven voortwerken. /oo behoort hij voor
zeker tot diegenen, die blijven leven, ook
nadat zij gestorven zijn.
Uit het verre Oosten.
Louis Pasteur, f
Zoo iemand, dan heeft de groote Fninsche
geleerde, wiens dood wij thans betreuren, de
waarheid bewezen van de leer: kennis is
macht.
Sedert meer dan veertig jaren bestudeerde
De Engelsche regeering heeft, naar
aani leiding van de moorden, gepleegd op de
j zendelingen in Se-Tsjoën en in Fo-lvien, aan
; de reiroering Ie Peking een ultimatum
gei zonden, waarin de eisch werd gesteld, dat de
i onderkoning der provincie Se-Tsjoën, op wiens
i aanstoken de aanslagen tegen de missiën
hadden plaats gehad, binnen veertien dagen
van zijne ambten en waardigheden zou wor
den ontzet. Om aan dien eisch kracht bij te
zetten, was eeu sterk Engclsch eskader ten
deele den Yang-tse-Kiang opgestoomd, ten
deele aan den mond van die rivier blijven
liggen.
In den regel worden eischen tot schadeloos
stelling en voldoening voor misdrijven, in
China tegen vreemdelingen gepleegd, met de
meeste welwillendheid ontvangen.De regeering
van het Hemelsche Rijk belooft een nauw
gezet onderzoek en strenge bestraffing der
schuldigen. Maar al spoedig komt zij
mededeelen, dat de schuldigen niet te vinden zijn.
Stelt de Europeesche mogendheid zich met
die al te doorzichtige uitvlucht niet tevreden,
dan worden een paar arme drommels, aan wie
niet veel gelegen is, gevangen genomen en
ter dood gebracht. Wat wil men nog meer?
Dezen keer heeft de Engelsche regeering
zich niet met dit kluitje in het riet laten
sturen. Zij zelve wees den schuldige aan in
den persoon van den onderkoning
L\oe-pinTchang, en zij steunde den eisch harer diplo
matie door met zeven kruisers, drie
kanonneerbooten en een adviesjacht Nanking te
bedreigen. Het resultaat was inderdaad ver
rassend. De Chineesche regeering had veertien
dagen bedenktijd, maar zelfs hiervan maakte
zij geen gebruik ; twee d^gen na de ontvangst
van het ultimatum bevatte de Chineesche
«Staatscourant" het besluit, waarbij
Lioe-pinTchang werd afgezet en gedegradeerd en tevens
onwaardig werd verklaard om ooit meer eene
betrekking bij het rijksbestuur te bekJeeden.
Voor het oogenblik zal dit besluit zeker
een gunstigen invloed hebben op de veilig
heid der Europeanen in China, maar de
spreekwoordelijke inertie van het Hemelsche
Rijk zal ook dit voor den trots van China
zoo pijnlijke incident even spoedig doen ver
geten als de in den oorlog met Japan ge
leden nederlagen. De Times wijst er op,
dat Europa zelf voor een goed deel de schuld
draagt van deze houding der Chineezen.
Want na den oorlog wedijveren de Euro
peanen in het verschaffen van geld aan een
rijk, dat zij zelven voor machteloos en on
vatbaar voor eenige verbetering verklaren.
»Gij zegt ons," zeide dezer dagen een
hooggeplaatst Chineesch ambtenaar tot den
Times correspondent »dat wij aan den
rand van den ondergang staan en slechts
door ingrijpende hervormingen kunnen worden
gered; maar met of zonder hervormingen
zijt gij steeds bereid om ons met uw
millioenen bij te springen. Eene leening, die
men een stervenden man opdringt, omdat
men haar als eene voordeelige zaak beschouwt,
getuigt minder voor de gezondheid van hem,
die haar verstrekt, dan voor het crediet van
den schuldenaar. En deze opvatting draagt
niet weinig bij, om bij ons te lande de over
tuiging van onze eigene volkomenheid te
bevestigen. Men geeft wel toe, dat het leger
en de vloot jammerlijk geslagen zijn, maar
wat doet dat er toe? Is dat ook niet over
komen aan andere natiën, die desniettemin
groeien en bloeien? En waarom werden de
Chineezen geslagen ? De legende is ree-ls aan
het werk, om hiervoor redenen pasklaar te
maken. Het keizerlijk edict, waarin het
sluiten van den vrede officieel wordt mede
gedeeld, beweert, dat die reden eene onver
mijdelijke en volkomen natuurlijke was. Een
groote stormvloed heeft al de versterkingen
aan de Chineesche kust verwoest, zoodat de
vijand vrij spel had. En een oud Chineesch
generaal, een groot schriftgeleerde, vindt eene
tweede reden in de omstandigheid, dat men
bij het leger is afgeweken van de
traditioneele, door de vaderen hoog in eere gehouden
gebruiken en methoden, en overgegaan is
tot de onbruikbare modern-Europeesche leger
organisatie. Hoe dwaas die voorstelling ook
schijnen moge, feitelijk zijn alle
smidswerkplaatscn in China bezig met het vervaar
digen van ouderwetsche lontgeweren en oefent
de jeugd te Peking zich weer ijverig in het
gebruik van pijl en boog."
liet keizerlijk edict schrijft de nederlagen
toe aan de woede der elementen, maar geeft
voor het sluiten van dien vrede nog een
andere reden. De Zoon des Hemels verklaart,
dat, de nederlagen van leger en vloot hem
i slapelooze nachten hebben bezorgd. Indien
j hij niet heeft beproefd, de krijgskans te doen
i koeren, dan werd hij daartoe gedwongen door
zijn eerbied voor zijne moeder, de
keizerinregentes. De eerwaardige oude dame zou uit
| de* hoofdstad hebben moeten vluchten en zich
, hebben moeten blootstellen aan de
vermoeie! nissen eener reis. Om dit te verhinderen, had
i de keizer zijne toestemming tot den vrede
gegeven.
| '" I )e gevoelige les heeft geen indruk gemaakt ;
i de Japansche kanonnen hebben den
af'geletfdon reus slechts even uit, zijn slaap doen
| opschrikken; hij is nu vermoeider en trager
j dan ooit. >-Vroeger" zeide een geestig
l Kranselmian '-sliep China op noor',
i iijn-i.f In i/iicrrr dl'' '/';/'/ *"/' !<'>> dru.i' wrillfn."
\ Wie dus aan de snelle uitwerking van het
'? Engelsen ultimatum eene blijvende «aarde
J wil toekennen, zal zich hoogstwaarschijnlijk
j /.eer vergissen. Te meer, omdat, zonals men
i thans verneemt, de booze ouderkoning een
jaar geleden ook reeds is afgezet, maar /.'ch
'aan de keizerlijke ongenade niet heeft ge
stoord en rustig is gebleven waar hij was.