Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEBDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 955
Daarom is het, zoo jammer, dat de ontslagen
jongens, die toch zeker door hunne militaire
opvoeding geen slecht figuur in 't leger zouden
maken, bijna stelselmatig er uit geweerd
worden door de korps-commandanten. Al
weder het oude liedje: de smet, die eenmaal
op den gevangene rust, wascht het water der
zee niet af'.
Utrecht Mr. M. C. XIJLAXD.
In vredestjjd.
Gedurende den tyd van ongestoorden vrede,
dien -wij beleven, onderhoudt Rusland een leger
van 858.000 man. dat is op de duizend zielen
negen soldaten ; Duitschland's leger telt 580.000
koppen, dat is vyftien soldaten op duizend zie
len; Frankryk's troepenmacht is 512.000 man
sterk: tien soldaten op duizend inwoners; Oos
tenrijk 380.000 soldaten: negen op de duizend
zielen; Italië300000: tien op de duizend; in
Engeland en Spanje zyn maar O.G procent van
de burgers onder de wapens: een leger vormend
van 230.000 en 100.000 koppen, Belgiëbrengt
"het, met een troepenmacht van 31.000 man sterk,
tot 08 procent.
Een dure vrede!
Een paar belangrijke circulaires.
De Belgische minister van Arbeid want Belgi
heeft zoo'n functionaris! heeft een circulaire
gericht tot de inspecteurs van den arbeid, waarin
hjj hen aanschrijft, niet alleen nauwlettend toe
te zien op de richtige naleving van alle "bepalin
gen omtrent arbeidsduur, hygiëne en voorkoming
van ongelukken, maar ook hun naam en adres
door middel van een in elke fabriek opgehangen
kaart aan de arbeiders bekend te maken, opdat
zy hen zullen opzoeken, en hun persconlijk,
buiten het oog van patroons en anderen hun
grieven zullen mededeelen. De minister maakt
de opmerking, dat de werklieden zich dikwijls
door de tegenwoordigheid van hun bazen en
patroons laten weerhouden te zeggen wat hun op
het hart ligt. De inspecteur echter moet zich
zoo gedragen, dat de werkman de overtuiging
krijgt, bij hem voldoening van grieven te zullen
vinden.
Een tweede circulaire geeft aan de inspecteurs
het voorschrift, bovenal de kleinere werkplaatsen
te bezoeken, en vervolgens alle werkplaatsen waar
een gevaarlijke industrie wordt uitgeoefend. Zij
mogen naar bevind van zaken handelen, wanneer
hun een vergryp tegen de vastgestelde "maatregelen
wordt aangebracht. De bladen dergroote
industrieeelen oefenen scherpe kritiek op deze aanschrij
vingen. Er wordt voornamelijk beweerd, dat het
toezicht op de fabrieken op deze manier zal
ontaarden in een onafgebroken verdachtmaking
der werkgevers. Ook komt de minister naar hun
beweren, ermede in botsing met de arbeidswet.
Van andere zijde ontbreekt het niet aan warme
waardeering voor deze daad des ministers.
Grondbezit in Groot-Brittannie.
In het eigenlijke Engeland, Wales meegere
kend, is de grond, een oppervlakte beslaande
?van 33 millioen acres (l acre = + 40VB are)
in handen van 972,830 inwoners. De openbare
ins'ellingen bezitten daarvan 1,450,000 acres, de
inw<ners der steden 150,000 acres; 703,'289 lie
den bezitten minder dan een acre, zoodat voor
2,184 personen overblijven 5-0,680,421 acres. Of,
in ar dere rjjfers : twee derde gedeelten van En
geland en Wales behooren aan 10,207 personen;
twee derden van Schotland aan 330, en twee derden
van Ierland aan 1942 personen.
Brieyen uit Utrecht
door
G I E S K VAN I) E S D o M.
De gryze bisschopstad, de stad van den Dom,
de stad van de theerandjes, de stijve stad, de
vrome stad, de goddelooze stad, weet ik wat
voor metr namen men de hoofdstad van 'c Sticht
nog waardig keurt; die stad aan Vecht en Rijn
gelegen we doen voor Amsterdam met zijn
Amstel en IJ niets onder doet veel van zich
spreken in den laatsten tijd. Nu, dat is niets
ongewoons ! Al bijna drie eeuwen lang is Utrecht,
zoo niet als de, dan toch als een bakermat der
wetenschap in de wereld vermaard geweest en
onder de portretten der professoren, die in dat
tijdsverloop aan onze universiteit geleeraard heb
hen, welke thans de wanden van de senaatskamer
in het gebouw der academie bedekken, telt men
verscheidene koppen, wier groote geleerdheid ge *
heel de beschaafde wereld heeft verbaasd doen
staan. En dat is niet alleen in den nieuweren
tijd zoo doorgegaan, maar dat gaat nog maar
altijd zoo door. Nog niet lang hangen daar in
die statige zaal de beeltenissen van eenllarting,
een Donders, een Salzer, en meer anderen die
wij nog gekend hebhen, of de zetels die zij aan
onze hooge school hebben ledig gelaten zijn reeds
weder ingonomen door mannen, die den roem
van onze stad en'ons land over de wereld ver
breiden: Engelmann, Snellen, Eiselsbergh ....
waar zou ik eindigen ? als ik ze allen wilde
opnoemen kwam ik misschien nog tot aan
professor d'AuInis de Bourrouil. En dezen te
noemen, al is het dan ook maar in een zeer
verwijderd verband met de portretten, die van
de overleden hoogleeraren eenmaal in de Senaats
kamer zullen prijken, gaat niet. Want het
conterfeitsel van dien man komt daar nooit te
hangen, dat is zoo goed als zeker! Kaar mensche
lijke berekening zal deze baron niet als Utrechtsen
hoogleeraar komen te sterven. Lang vóór dien
tijd wordt Hij nog eens Keizer, of beter gezegd,
Verlicht Despoot van Nederland.
Intusschen worden met belangstelling zijne
bokkesprongen op het slappe koord der politiek
hier gadegeslagen en vooral de strjd, dien hij nu
weei aangebonden heeft met mr. Levy over de
loonquaestie boeit ieders aandacht.
Het gevecht is begonnen met «geachte vriend",
voortgezet met «vriend" en ofschoon het nog niet
geëindigd is, zijn we al genaderd tot niemendal.
Blijkbaar is het den heeren weer minder om de
zaak te doen, dan om het maar van elkaar te
winnen. Ja, dio hoog- en zeer geleerde heeren
zullen de wereld wel brengen waar ze wezen
moet. . . maar men moet hun den tyd laten,
ooral niet haasten !
Behalve baron d'Aulnis de Bjurrouil hebben
e hier nog een muur men vergeve mij de
amenkoppeling van een professor in actieven dienst
n zoo'n onverzettelijken muur op welke de
Igemeene aandacht gevestigd is. Die muur staat
an de Oostzijde van mijnen toren en vormt den
uitenwand van een gedeelte van den beroemden
loostergang, die door dr. Cuijpers in zijn oude
iracht hersteld is. Hij vult ook aan de ruimte^
ie er is tusschen het nieuwe academiegebouw
at in meer modernen stijl is gebouwd en de
raaie Domkerk, die daar naar de Noordzijde hare
jud-gothische bogen verheft. Dat is nu wel het
eelijkste stuk muur dat men zich denken kan.
Iet heeft wel eenige overeenkomst met het stuk
an den ouden wal aan de Oostelijke buiten
gracht der stad, waarop het meteorologisch
bservatorium is gebouwd. Dat is ook
zorgvullig afgebikt en gevoegd, maar wat bij vergelijking
nog in het nadeel van den muur uitvalt is, dat
men in dezen een dichtgemetselden toog van een
'roegeren ingang aantreft met en benevens ander
apwerk, dat er in den loop der tijden door den
metselaar in aangebracht is.
Men verbaast zich nu al over de groote
hetwaamheid van dr. Cuijpers, die aan dezen hoog en
muur zoodanige verfraaiingen zal moeten brengen,
dat hij niet voor altijd een smet zal blijven op
iet grootsche werk als de restauratie van de
Domkerk, de kloostergang en de stichting van
iet nieuwe academiegebouw aan welke werken
de naam van dr. Cuijpers op zoo eervolle wijze
verbonden is.
De verfraaiingen die er tot nog toe door den
doctor zijn aangebracht doen het moet gezegd
worden de leelijkheid van die groote muur
vlakte nog meer uitkomen.
Kaast de kerk is een smal en laag toegangetje
gemaakt dat door een ijzeren hekje kan worden
afgesloten, door hetwelk het publiek den zoolang
ontbeerden naasten weg" van het Domplein naar
liet postkantoor weer zal kunnen nemen. Die weg
loopt langs de onooglijke stovenhokken tegen de
kerk, die het kerkbestuur maar niet schijnt te kun
nen of te willen missen, over de binnenplaats van
het academiegebouw over hetwelk men door een
fraai hoog ijzeren hek een blik uit de verte in
den kloostergang kan werpen.
Aan de andere zijde van den muur, vlak naast
het nieuwe academiegebouw, is een poort gemaakt
dienende voor de begunstigden, die langs den
kloostergang het Groot-auditorium willen bereiken,
Boven de deuren van die poort prijkt fraai ge
beeldhouwd het bekende beeld van St. Maarten,
die daar te paard gezeten de helft van zijn
mantel aan een bedelaar geeft. En vóór die
poort is een door deskundigen hooggeprezen in
gotischen stijl ontworpen portiek gebouwd. In
den top van deze een paar meter vooruitsprin
gende portiek staat een wapen, het wapen van
St. Maarten, geloof ik.
En zie, dat trof my nu het meest en ik kan
niet zeggen: het aangenaamst. Daar op dat
gedenkwaardig Munsterkerkhof, boven den ingang
naar de zaal, waar eens de Unie van Utrecht
geteekend werd, achter het standbeeld van Jan
van Nassau, dat ter herinnering aan het historisch
feit daar werd opgericht, daar steekt nu tier een
helwit kruis op rood schild omhoog, alsof het
den volke wilde toeroepen: »Zie, wat baat uw
wroeten en werken van eeuwen '. Ondanks alle
strijd en verzet en hervormingen heb ik geze
gevierd: ik heb mijne plaats aan den ouden
Katholieken Dom van Utrecht heroverd !"
Men heeft wel eens beweerd dat eenige jolige
studenten aan een aantal novitii de taak hadden
opgedragen om dien bronzen Jan van Nassau zoo
lang te »kietelen" tot de graaf begon te glim
lachen. Doch als men gelooren mocht dat de
gelaatsuitdrukking van dat standbeeld nog ver
andering ondergaan kan, dan zou men eer geneigd
zijn aantenemen wat sommige pessimisten, beweren.
dat Graaf Jan sedert dat kruis daar achter hem
verrezen is min of meer ontevreden voor zich
uit kijkt.
aiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiii
iimiiiiiiiiiiiiimmiiMiiiiiiiiimii
Inhoud van verschillende bladen.
Het Handelsblad, 6 ct. Kiesdwang" (prof.
ruin).
8 Oct. Vermakelijk antipapisme" (mr. V. de Htuers
contra mr. J. E. Banck).
9 Oct. De Indische tariefwct".
10 Oct. Een werk over Sumatra's Westkust" (van
mr. J. van Bosse).
12 Out. Hoeveel kiezers?" (prof. de Geer's be
rekening).
De Standaard, T Oct. Het]
concurrentiestelsel", III.
9 Oct. Brief van Dr. Kuyper" (over het recht van
den biograaf om gebruik te maken van particuliere
brieven).
11 Oc*. Het correctief" (prof. Fruin's brojhure).
liet Centrum. 8 O^t. Protectie vjn land
bouw" (ingezonden).
9 Oct Teleurstelling". (Do Itesidentiebode over
minister van Houten).
10. Oct. Uit de Memorie van Antwoord in zake de
voorgestelde regeling van het personeel"
11. Sept. De kritiek op mr. van Houten". (Prof.
van Geer over de kieswet).
12 Oct. Geen politiek!" (politiek en sociale vraag
stukken).
Het Nieuws van den Dag. 7 Oct. Orer
denzelfden kam".
8 Oct. De oorlogsbegrooting voor 1895" door Ares,
I; 9 Oct. II (slot).
10 Oct. Eene vacature", door K. K. (het
hoofdcommissariaat van politie te Amsterdam).
D e T ij d. 4 Oct. Vereenigingen van patroons en
gezePen", I; 10 Oct, II (slot)
5 Oct. Benige cijfers" (De Jn'in'ijfers over de
bevolking).
8 Out, ? ..Nog eens het ..gematigd" protest", (van
de Stiiniliini'il tegen den statenroof).
9 Oct. De Siaatsbegrootiug voor Binnenlandsche
Zaken".
10 Oct. Een ongewone cijfermethode" (ingezonden
door S.)
De Maasbode, 3 Oct. Van Kttholiek stand
punt".
4 Oct. Het feestvierende Rome".
G Oct. ..De Duivelvereeriog en de Vrijmetselarij",
IV, door Laicus.
N. Rotterd. C r t. i Oct. Het verslag der Eerste
Kamer over hat Wetsvoorstel van den heer Hartogh,"
I, (i Oct. II (slot).
9 Oct. Het licht op het Noorderhoofd van den
Fiottenlamschen waterweg".
De(antiiev) Nederlander. 7 Oct. De Ethiek
en het concurrentiestelsel".
9 Oct. Een zonderlinge conclusie" (prof. de Geer's
l erekeningen).
Het Vaderland. 6/7 Oct. De goede weg?"
Haagsch Dagblad 4 Oct. De Tarief kwestie".
C'7 Oct. Een nieuwe tactiek". De volkspartij en
de kieswet).
9 Oct. Nogmaals: do Stemdwang", ca. het
llniuMslihnl.
10 Oct. 0/erbrenging van 's Rps Ethnogi-aphiseh
Museum van L"iden naar 's Gravenhage", door J. K.
W. Quarles van L'fford.
U t r e c h t s c h Dagblad. 6 Out. Kiesplicht".
A. r n h. C r t. 7 Oct. Iiandbouw-beLaugen", (Mr.
Sickosz.)
M i d del b. C r t. 5 Ojt. Minimutn-loon".
Pro v. G r on. C r t 7 Oct. Van verschillende
kanten? ' (Des ministers voorstel omtrent onderwijs".
N. Win BC h. C t, 6 Oct. Nog eens kiesilwang"',
(prof ruin's brochure).
Z a a n I. C o u r a n t, 5 Oct. Voor jongens en
meisjes" (de voorstellen van mr. van Houten >
L i m b. Koerier. 5 Oct. Verplichte stemming",
(prof. F'-ïtm)
Sociaal weekblad. 5 Oct. Voorbeelden ter
navolging II" (musue social).
De Nederlander (Weekblad). 5 Oct. De or
ganisatie dei' arbeidsinspectie". De successie be
lasting". Het kiesrecht", (becijfering van:Prof. van
Geer).
V e n l o o s c h Weekblad. 5 Oct. Onze handels
politiek in actie", (adres van steonfab'ikanten in de
llijnprovincie en van de K. v. K. te Tegelen.)
l! e c h t voor Allen. 8 en !) Oct.
Arbeidscongressen in Frankrijk."
10 en 11 Oct, ..Prof. d'Aulnis de Bonrouill en mr.
J. A. Levy" (in de vergadering van Staathnishoud
kunde en statistiek).
De Volksbanier. (11. K. Volksbond) 10 Oct.
De politiek en de sociale vraagstukken".
De Wachter. (Sou. Dem. Volsblad). 5 Oct. Weg
met de b'oedwet!" (militairisme).
Het Schoolblad. 3 Oct. Gelijke salarieering?"
De Handwerksman, maandblad Oct.. Nieuw
jaar' (politiek). Kiesdwang." De staking der dia
mantwerkers."
De W e r k m a n s b o d e. Oct. Neutrale of
nietneutrale vakvereenigingen.'"
De Volkstribnnn (Soe.-Dem. volksblad voor
Brabant en Limburg) 5 Oct. Werkstakingen"
Patrimonium. 12 Oct. Confederatie.
Vakvereenigingen."
HllllltllHIIIIIIIIIIHIfl
IIIIIIIIIIIIIIII1IHIIIIIIIIIIIIIIII
TOONLLLTaMVZiLK
Moed yan liet Hollandscli tooiieel
on het Dnitsck
Niet het eerste het beste boek is dr. Julius
Schwering's »Zur geschichte des Niederliindischen
und Spanischen Dramas in Deutschland", al
erkent men dat uitspraken over Vondel, Coster,
enz. bombastisch zijn, klinkklank, en niets
eigens hebben. Dat zijn nageschreven, niet
goed begrepen plaatsen. Doch daar schuilt het
belang van het boek niet, dat is het zwakke, het
eigentlijke bijwerk. Dr. Julius Schwering's be
doeling blijkt te zijn bijeen te brengen wat ver
spreid lag en nieuwe ontdekkingen op te teeke
nen. Het hrstorische alzoo hoofdzaak. Op Vondei's
verhouding tot Duitschland werd reeds gewezen. Ia
geen enkele Hollandsche historia litteraria was en
is er ooit melding van gemaakt. \Yat over
sprooksprekers en rederijkers gezegd wordt, zal voor
Duitschers belangwekkender zijn dan voor Neder
landers. Dat de groote handel op de Oostzee, de
Rijnvaart, enz. Hollandsche liederen, drama's ge
bruiken, enz. naar Duitschland overbracht en omge
keerd Duitsche naar Holland, spreekt van zelf.
Schwering haalt als bewijs voor de levendige be
trekkingen met de steden aan de Oostzee onder
anderen het liedje: :Naar Oostland willen wij
reyden" aan. Dr. Kalll' heeft dit in zijn verschrikkelijk
dik en van aparte vlijt getuigend boek over »IIet
lied" trachten te bestrijden. Doch al moge
onverdeeld geloof ik het niet dr. G. Kaltïgelijk
hebben, daar kan nog heel wat ontdekt worden
over Holland in de steden aan en in de niet ver
van de Oostzee gelegene, aangaande invloed
van handel, nijverheid en kunst der Hollanders.
liet dezer dagen uitgekomen werk van dr. A.
Franz : »Ost-Friesland und die N iederlande zur
Zeit der Regentschaft Alba's, 15G7 bis 157:5,
Embden. W. Schalken," is daar weer een belang
rijke bijdrage voor. AVie weet wat onderzoek in
plaatsen als Husum, Koningsbergen, Dantzig, Kiga
enz. zoude opleveren. En wat zou men misschien
niet ontdekken in plaatsjes als »Holland" aan
den Weichsel. Want als Vondel in Gysbreght
den engel laat zeggen, dat Gysbreght trekken
moet naar het vette land van Pruisen, om aan
de boorden van den Weichsel een stad
NieuwHolland te stichten, kan dat geen hoofdelooze
praat geweest zijn, maar waarheid, te meer daar
alles wat in Gysbreght staat van ernstig onder
zoek getuigt.
Maar om op het boek van den geleerden heer
S;hwering tsrug te komen en den invloed
van Hollandsche en Vlaamsche op Duitsche let
teren, worden enkelen zijner aanteekeningen ver
meld.
In 13(!1 zijn Vlaamsche zeggers in Keulen en
Kleef. In 13f>8 is de beroemde Nederlandsche
sprookspreker Augustyncken van Dordt in de
oude keizerstad Aken.
In ]412 trekken de gezellen van Diest te wagen
en te peerde Aken binnen en vertoonen er het
abele spel van Lancelot (Historie van Lanslot
und van die schone Sandrijn).
Ook de Wedenioopers hebben Hollandschen
invloed doen gelden. In de »Geschichte der
Wieder! iui'er zu Munster in Wesphalen nebst
einer Beschreibung der Ilauptstadt dieses Linies.
Munster 1771" leest men over de zendbolen der
Wederdoopers, die uit Holland hunne boien
zonden naar Munster enz. Onder hen was Jan
Bockelsohn (Bockold) uit Leiden, kleerenmaker
van ambacht, later herbergier, een jonkman mdt
gunstig uiterlijk en gladde tong. Van der jeugl
af aan had hij alle moeite gedaan om verzen ts
maken, waarom men hem de verzenmaker noemde.
Ook heeft bij een school voor dichtkunst gesticht.
Allen, die bij hem ter schole kwamen, heeft hij
zoo ver gebracht, dat zij even snel en vlug verzen
konden fabriceeren als hij zelf. Hij heeft boven
dien tooneelstukken gemaakt, waar een grof
zinnelijk komisch element in valt op te merken.
Hij had zulk eene welsprekendheid dat ieder
onder de macht zijner taal en voordracht kwam.
Als Koning van Sion verloochende hij tijdens de
bloedige tragi-komedie zijner heerschappij, die
24 Juni 1535 met zulk eene schrikkelijke
katastrophe eindigde, het karakter van
pronkzuchtigen rederijker niet. Hij maakte van het
tooneelspel als invloedrijk middel gebruik om
het hongerende volk in de belegerde stad in
goede luim te houden. Zoo liet hij o. a. in
den Dom te Munster de parabel van den lïijken
man en den armen Lazarus vertoonen. Als be
kwaam regisseur, die zijn publiek kende, zocht
hij het effckt op enkele plaatsen door
muziekbegeleiding te verhoogen. Ook zorgde hij voor
het komisch element, n het slottooneel liet hij
duivels verschijnen en gaf hun een komische rol.
De beschrijving dezer vertooning in het bele
gerde Munster is intressant om te lezen. Zij is
te vinden in de »Geschiehtsquellen des Bistums
Munster", en luidt: »Xu hebben sie noch widder
angeschlagen und hebben grote frewde bedrewen,
np dat sie in io die tiet hin brechten. So heft der
Koningk dat gemein volk in den Doem laten dagen.
So iss al dat gemein volk in den doem khomen von
man und frowen, behalver die die wacke moisteri
verwaren up den wellen, umb die grote frewde tho
sehen und dat wunder, dat in dem doem solde
geschehn. So heft der Koningk laten macken eine
stellinge, mit gardinen urnbher behangen, up dat
Chor in den Doem, dair dat hoge altair steit, dat
ein ieder umbher tho sach. Do spilden sie dat
spil von dem Itieken man und von Latzarus. So
hebben sie dat spil angohaven und hebben
gespielt und hebben die Sprucke tegen einanderen
gedain. Wan der rieke man ein spruck gedain
hadde mit Latzarus, so stunden beneden der
stellinge dry pipers mit werspipen und spielden
ein stuck mit dren stimmen. Dan so sprack der
rieke man wieder an, und dan so spielden die
pipers wieder an. So duerde dat spiel wente to
dem ende tho. Tho den lesten sind dair duvels
gekhomen und hebbet den rieken man geholet
mit lief und mit seel, voirden den rieken man ach
ter dat gardin. Dair was ein groit lachen in dem
doem, dair sagen sie grote frewde. Och wie blint
hadden sie die arme leut gemacket. Datselve
spiel was ein deil lueden ir gesaden und gebra
den. So hadden ein deil viel lieber wat gegetten,
hedden sie wat gehat.Mehr die duwels en namen
den rieken man nit al enwech. Der rieke man
wolde sick noch bekert hebben, hadde hei tho
gnaden khomen konnen. So wolde der rieke man
hebben uth der stat gefallen. Das woert der
koningk gewair und liet den rieken man an
einem boem hangen op den doemliof. Dies? selve
rieke man was der koningkinnen lackei gewest
und was ein Brabander, und was in die stat
geloupen.
Kene andere opgave van Nederlandsche
tooneelisten in het buitenland vindt men in de
stadsrekeningen van Weenen. Bij het jaar l ":<;?_;
staat er opgeteekend:
»Een tooneelspel vertoond door Nederlanders
in het Raadhuis. Den speellieden betaald voor
brood en wijn 22 Kr.
Nederlanders komen in de zestiende eeuw
in Weenen meermalen voor. In de rekeningen