Historisch Archief 1877-1940
No. 957
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
eer herstelt en de 19de eeuw hun werken zoo
menigmaal openslaat om op de naïve schoonheden
er van te wijzen, de Sapho lyonnaise1' zoo ge
heel vergeten schijnt. En toch zijn hare verzen ons
zoo nabij, toch is hare inspiratie zoo gelijk aan die
van Hugo, van Lamartine, van Musset, omdat
het inuige, diepe lijden van het individu er uit
spreekt, de groote smart van liefde en leven, die
ook onze jongeren zoo goed kennen en doorgronden,
en waaraan zij zoo'n eenvoudige, wegslepende uit
drukking wist te geven, dat niettegenstaande de
archaïsmen der taal, wij haar angst en wanhoop,
haar mijmeringen vol zoete melancholie medeleven,
en den triomf van haar liefde over haar geheele
wezen beklagen en ..'. verontschuldigen.
Haar drie elegieën, te lang om ze hier over te
nemen, zijn teeder en gepassionneerd, evenals hare
sonnetten, zonder eenige affectatie of jacht op
effect; haar hart alleen spreekt in de naïve volheid
van haar leed. Scheidingswee, energieke uitingen
van eeuwige trouw, droeve klachten over
onverbreekbare ketenen, ziedaar de motieven dezer on
geëvenaarde poëzie:
D'un tel vouloir Ie serf point ne désire
La liberté, ou son port Ie navire,
Comme j'attends, belas, de jour en jour
De toi ami, Ie gracieux retour.
Dan daagt plotseling het schrikbeeld voor haar
op dat hij haar wellicht voor een ander vergeten
heeft; maar, neen, zij voelt dat er n liefde is
wier banden onverbreekbaar zijn en zij heeft die
liefde gekend en ze mag niet twijfelen:
"Ores je crois, vu notre araour passce 1)
Qu' impossible est que tu m'aies laissée.
Et de nouvel 2) ta foi je me fiance
Et plus qu' humaine es time ta constance.
Et crois qu'ailleurs n'en auras ane telle
Je ne dis pas qu'elle ne soit plus belle,
Mais que jamais femme ne t'aimera
Ni plus que moi d'honueur te portera.
Tu es tout seul tout mon mal et mon bien
Avec toi tout et sans toi je n'ai rien.
Het sonnet, nit Italiëin Frankrijk ingevoerd
door Mellin de Saint-Gelais of misschien zooals
Guillaume Colletet beweert (Traite du sonnet 1658)
weder in gebruik gekomen, daar hij meent dat de
eer van de uitvinding aan de Franschen toekomt»
die zich reeds vóór de elfde eeuw van dezen vers
vorm zouden bediend hebben, was vooral bij de
renaissance-dichters zeer in aanzien en in korten
tijd hebben zij het tot groote volmaking weten te
brengen. Du Bellay heeft hiertoe het meest bij
gedragen door zijn 50 sonnetten aan Olive (1549)
en van dit oogenblik af heeft men dien vorm in
Frankrijk niet weer vergeten.
Die van Louise Labézijn alle in verzen van 10
syllaben en regelmatig wat betreft het aantal verzen,
de verdeeling der stancen in 2 quatrains en 2
tercetten, en het rijm; doch de afwisseling der
/Crimes masculines et féminines" vindt men niet
overal ; men weet dat, hoewel reeds zeer gebruike
lijk, deze wijze van versifleeren eerst sedert
Malherbe wet geworden is.
Ziehier eenige der schoonste en meest moderne:
Mimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIII l
imiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiii
AüGüSTffl ROBESF1RBE.
Eene novelle uit het tijdvak der Terreur
DOOE
Dr. JAN TEN BRINK.
XXVI.
(Slot.)
EPILOOG.
Veertig jaren later, in het begin van Mei
1834, zaten te Parijs, rue de V Uhiversité, 103,
in de eetzaal der tweede verdieping, een
viertal personen aan tafel. Eene zeventigjarige,
eerwaardige dame, die eene ouderwetsene muts
droeg over weelderig zilvergrijs hair, geheel
in het /.wart, was de gastvrouw. Als meisje
heette zij Elisabeth Duplay, jongste dochter
van Maurice Duplay, Mr. Menuisier, in de
rue Saint Honoré, 366. Zij huwde 2 6 Augus
tus 1793 met Philippe Le Bas, advokaat en
lid der nationale Conventie; zij schonk in
het begin van Juli 1794 het leven aan een
zoon, ook Philippe Le Bas geheeten, en ver
loor 27 Juli (9 Thermidor) haar vurig ge
liefden echtgenoot, die vóór Robespierre stierf,
door zich met een pistoolschot het leven te
benemen, daar hij niet op last der overwin
nende Thermidorianen naar de guillotine wilde
gezonden worden.
Madame Le Bas droeg heel haar leven
rouw over haar nobelen man. In een door haar
nagelaten handschrift verklaarde zij, negen
en zeventig jaar oud, van haar echtgenoot:
vil a su mourir pour sa. patrie, il ne deva
mourir qu'avec les martyrs de la liberté(de
beide Robespierres, Saint-Just en Couthon.)
Il m*a laissée veuve et mère d vingt-et-un ans
et demi; je bénis Ie Ciel de me Vavoir oi
ce jour-la, il ne m'en est que plus cher. On
m'a tramée de prison en prison avec mon
jeune fils de cinq semaines; il n'est pas de
souffrances que ne m'aient fait endurer ces
de 16de eeuwsche spelling heb ik zooveel mogelijk
gewijzigd.
Claire Venus, qui erres par les eicux,
Eutends ma voix qui enplein chantera,
Tant que ta face au haut du ciel luira,
Spn long travail 11) et souei ennuyeux.
Mon oeil veillant s'attendrira bien inieux,
Et plus de pleurs te voyant jettera.
Mieux mon lit mol de larmes baignera,
De ses travaux 11) voyant témoin tes yeux.
Donc des humaius sont les lassés esprits
De doux repos et de sommeil pris.
J'endure mal taut que Ie soleil luit:
Et qand je suis quasi toute cassée,
Et que me suis mise en mon lit lassée,
Crier me faut mou mal toute la nuit.
Tant que mes yenx pourrout larmes répandre,
Pour l'heur 3) passéavec toi regretter:
Et qu'aux sanglots et soupirs résister
Pourra ma voix, et un peu faire entendre-,
Tant que ma mam pourra les cordes tendrc
Du inignard 4) Luth, pour tes grfices chanter:
Tant que l'esprit se voudra content er
De ne vouloir riens fors que toi comprendrc:
Je ne souhaite point encore mourir.
Mais quand tnes yenx je sentirai tarir,
Ma voix cassée, et ma main impuissante,
Et mon esprit en ce mortel séjour
Ne pouvanl plus monteer signe d'aiuante:
Prierai la mort noircir mon plus clair jour.
Las! 5) que me sert, que si parfaitcmcnt
Louas jadis et ma trcsse dorée,
Et de mes yeux la beauté, comparée
A deux soleils, dont Amour finement.
Tira les traits causes de ton tourment?
Ou tcs-vous, pleurs de peu de durée?
Et mort par qui devait tre bonorée
Ta ferme amour et itéré) serment?
Donques, e'était Ie but de ta malice
De m'asservir sous ornbre de service
Pardonne-moi, Ami, a cette fois,
tltanl outrée et de dcpit et d'ire 7):
Mais je m'assure, quelque part que tu sois 8),
que moi tu soujfres de martyre.
Tout aussitöt que je eommeuce a prendre
Dans Ie mol lit Ie repos désiré,
Mon triste esprit hors de moi retir
S'eu va vers toi ineontincüt se rendre.
Lors m'est avis que dedans mou sein temlre
Je tieus Ie bieu, oüj'ai tant aspiré,
El pour lequel j'ai si liaut soupiré,
Que de sanglots ai souvent cuidé!)) feudre.
O doux sommeil, o nuit a moi houreuse!
Plaisant 10) repos, pleiu de tranquillité,
Coutinuez toutes les nuits.mon songe:
Et si jamais ma pauvre Tune amoureuse
Ne doit avoir de bien en vérit
Faites au moins qu'elle en ait eu meusonge.
Gaarne zou ik nog verscheidene sonnetten
copieeren, ze zijn alle mooi, te mooi om niet een
herdruk van de zeldzame exemplaren te doen
wenschen.
miiiiiiiiiiitiiiiiiiiniiiiii
monstres, croyant m'intimider. Je leur ai fait
voir Ie contraire; plus ils m'en faisaient,plus
féiais heureuse de souffrir pour eux. Comme
eux, faime la liberté; Ie sang qui coule dans
mes veines a soixante-dix-neuf ans est Ie
sang de républieains."
Deze kloeke oude dame had op gemelden Mei
morgen van 1834 twee gasten te dejeuneeren.
Zij bestuurde nog altijd het huishouden van
haar zoon, den tweeden Philippe Le Bas, nu
membre de TInsiitui en hoogleeraar in de ge
schiedenis aan de Ecole Normale. Deze zelf zat
aan hare rechterzijde, en richtte het woord tot
eene kleine, kaarsrechte, oude vrouw, die zich
onderscheidde door een zeer ouderwetsch
kostuum. Zij droeg eene muts en eene ficliu
van wit batist, even als men ze in den tijd
van het Consulaat gedragen had. Zij was
zeer druk, zeer beweeglijk, sprak zeer vlug,
maar met zekere deftigheid. Zij scheen goed
te weten, dat zij eene belangrijke persoon
was, en liet zich de oplettendheden van
gastheer en gastvrouw met zekere goed
aardige kalmte welgevallen. Zij was opdat
oogenblik vier-en-zeventig jaar oud, woonde
te Parijs op kamers, rue de la Fontaine ?>,
faubotirg Saint-Harccatt. Haar naam was
Marie Marguerite Charlotte Robespierre.
De tweede gast was een jonkman, lève de
première annêe d l'Ecole Normale,, die bij zijn
hoogleeraar in de geschiedenis dejeuneerde,
omdat hij zoo gaarne kennis wilde maken
met de bejaarde zuster der beide Robespierres.
De naam van dezen student was toen nog
geheel onbekend, maar zou later door geheel
beschaafd Europa genoemd worden want
hij heette Jules Simon. Voor eenige jaren
verscheen in Ie Temps een zijner artikelen,
waarin hij deze ontmoeting met Charlotte
Robespierre en Madame Le Bas-Duplay
beschreef.
De beroemde staatsman heeft van het
onderhoud gedurende het dejeuner maar
weinig meegedeeld. Hij teekende Charlotte
als »wne vieille démoiselle bien conserv'e, se
tenant tres droite, vétue, a peu pres comme
sous Ie Directoire, sans ancun luxe, mats
d'une propretérecherchée."
Het is zeer moeielijk te gissen hoe
CharLaat ik eindigen met het liefelijke slotsonnet,
waarin ze zoo aandoenlijk zacht en bescheiden
smeekt niet veroordeeld te worden omdat ze zoo
innig heeft lief gehad en zoo diep rampzalig is
geweest.
Ne reprenez, Dames si j'ai aimé:
Si j'ai senti mille torches ardentes,
Mille travaux 11) mille doulenrs mordautcs:
Si eu pleuraut j'ai mon temps consumé,
L:is, que mon nom n'en soit par vous blanié.
Si j'ai failli, les peines sont présentes,
N'aigrissez point leurs pointes violentes:
Mais estimez qu' Amour, a point nominé,
Sans votre ardeur d'un Vulcan cxcnscr 12)
Sans la beautéd'Adonis accuser,
Pourra, s'il veut, plus vous reudre amoureuses:
Eu iiyaut moins que moi d'occasion,
Et plus d'étrange et forte passion.
Et gardez vous d'être plus malheurenses.
CAEOUNA BKELOO.
1) amour was woeker vrouwelijk.
2) nouvel zz. nouveau.
3) beur bouheur.
4) mignui'd ~ doux.
5) Las ~ Hélas.
6) lléré=i répété.
7) ire r= colère.
8) syllabe te veel.
0) cuidé^. cru.
10) Plaisant hier délicieux.
11) travail ~ tourment
12) d. \v. z. zouder dat gij tot excuus kunt voorwenden
een Vulcaau (hier in de bcteekcnis van iemand
met repoussant uiterlijk) tot echtgenoot te hebbeu
en u beroepen op de buitengewone schoonheid van
uwen Adonis.
Gustave Droz. t
Gustave Droz is dood, een figuur, die in de
laatste jaren zelden meer in het licht stond.
Philippe Gill geeft in den Figaro eenige harte
lijke woorden aan den overleden vriend, die er
zoo goedsmoeds uitzag, die zoo kon schater
lachen, dien men zou versleten hebben voor een
altijd naar de zon gekeerd gemoed, voor een
dergenen die veilig gaan waar anderen zich angstig
gevoelen. Het was inderdaad zoo heel anders :
«wanneer gy een oogenblik met hem had gepraat,
wist gij, dat de verachting voor de menschen in
dat hoofd woonde, waar zooveel heerlijke ge
dachten waren ontkiemd en wortel hadden ge
schoten, dat zelfs de politiek er was binnen
getrokken, met haar nasleep van ontgoocheling,
rancune en haat. Droz had een oprechten afkeer
van het republikeinsch régime; het algemeen
stemrecht scheen hem een van de grootste dwaas
heden, door het menschelijk brein uitgedacht.
»Daaraan zullen wij te gronde gaan; dat zal ons
land den dood doen", zeide hij de laatste maal
dat ik hem ontmoette. Men ziet dat de
misanthropie zijn oordeel niet had beneveld."
Droz was door zijn vader, een bekend
muntsmjder, den man die de eerste Napoléons ver
vaardigde, een eerste klasse werkman, naar de
Ecole Polytechnique gebracht, maar hij wilde
schilder worden, en nam les b\j Picot. Hij schil
derde o.a. mede aan sommige gedeelten der
Tuilerien, en keizerin Bugénie door zijn
vroolijkheid aangetrokken, zocht dikwijls een voorwendsel
om een praatje met hem te maken. In dezen
tijd stelde hij met zijn vrienden Granger, Vernier,
lotte Robespierre op de vragen van den
student heeft geantwoord maar wat zij
zou kunnen hebben zeggen, laat zich met veel
waarschijnlijkheid vermoeden. Charlotte was
op haar 74ste jaar nog een vlug, opgewekt
oud dametje. Ze zag er in haar ouderwetsch
kostuum, met haar groote witte fichu en
zwart zijden mitaines hoogst eigenaardig uit.
Ze was er trotsch op Robespierre te heeten
en vertelde zeer gaarne uit de verschrik
kelijke, maar voor haar toch zoo dierbare
jaren 1793 en 1794. Ze kon niet zwijgen
van Augustin, dien ze in stilte nog meer had
liefgehad dan Maxmilien. Ze beschreef
met geestdrift hoe ze Augustin had be
wonderd in December 1793, toen hij in het
hoofdkwartier van den generaal Dugommier
te La Seyne met zooveel geestkracht deelnam
aan de herovering van oulon. Ze weidde
lang uit over haar verblijf te Vesoul in de
eerste maanden van 1794, toen over de heer
lijke zomerdagen te Nizza in Mei en Juni
1794, en eindelijk had ze een lang verhaal
over hare treurige reis van Nizza naar Vesoul,
waar men Augustin's jonge echtgenoote bij
den oud-procureur Humbert moest achter
laten.
Uitvoerig was ze vooral in hare
mededeelingen over den toestand te Parijs in Juli
1794, toen de beide Robespierres duidelijk
zagen, dat, hunne intrigeerende vijanden het
op hun val toelegden. De dag van den 10
Thermidor was de verschrikkelijkste van heel
haar loven. Na in hartverscheurende ang
sten de gebeurtenissen van den 9 Thermidor
te hebben gevolgd, telkens op nieuw hopend,
dat Maximilien en Augustin met de Com
mune, van Parijs zouden triomfeeren, had ze,
toen de laatste hoop verloren was, in niet
W beschrijven wanhoop zich naar de
Coneiergerie begeven, waar beide broeders, zwaar
gekwetst, werden bewaard voor de guillotine.
Een gendarme had in de overrompeling van
het stadhuis door de nationale garden onder
Barras, op Maximilien geschoten, en hem de
rechterwang verbrijzeld. Augustin had zich
uit een venster van het stadhuis geworpen,
en was stervende opgenomen. Charlotte
vertolde met tranen in de oogen, hoe ze voor
Léon Paillant en tal van anderen den Manuel
du sow-prefet samen. Een paar staaltjes er uit:
Vraag: Oüen est l'enthousiasme des populations?
Antwoord: A son comble!
Qui est-ce qui tait de la fête?
Le soleil!
De quoi en quoi marchent Leurs Majestés?
De surprise en surprise.
Marcellin verbond hem aan de Vie Parisienne.
Plotseling was de schrijver in hem ontdekt. Onder
den naam Gustave Z... sprak hij over de meest
gewaagde verhoudingen in onberispelijke taal.
Daarna schreef hy zyn bekende werken, Monsieur,
Madame et Bébê, Le cahier bleu de Mlle Cibot,
Entre Nous, Autour d'une Source, Les Etanqs,
Une femme gênante, Le Paquet de Lettres, Tristesses
et Sourires, en zooveel andere. Het succes van
zijn werken trok de aandacht van de Académie
tot hem, en toen About stierf, en men naar een
geestig man uitzag, om dezen geestige te ver
vangen, dacht men aan Droz. Hijzelf had er
weinig ooren naar, maar men preste, en preste
hem en ten slotte stelde hu zich kandidaat.
Toen schijnt een van zyn vijanden, een anonymus,
de académiciens op de hoogte te hebben gebracht
van zedekwetsend werk dat op den naam van
Droz werd geschoven. Hy protesteerde, en trok
zich terug, en hoe men ook bjj hem heeft aan
gehouden, hij heeft zich nimmer voor de tweede
maal kandidaat willen stellen.
Van dat oogenbük af is hy somber geworden
en trok hij zich meer en meer terug te midden
van zijn zeldzame collectie medailles, erfenis van
zijn vader en grootvader. Hy verdween langza
merhand geheel uit den gezichtskring van
»toutParis"; waarschijnlijk echter is het, dat hij in
zijn eenzaamheid zijn letterkundig werk heeft
voortgezet. »Met Droz", zegt Gille, »gaat een van
de vertegenwoordigers van de geestesvlugheid
henen, die alles kan aanraken, een meester in
de kunst om alles te zeggen zonder ooit te veel
te zeggen ; een van de schrijvers die den stempel
dragen van hun tijd, indien althans zij dien niet
aan hun tijd hebben ingedrukt.
De ware koning.
Dit is de titel van het jongste werk van Karl
Bleibtreu, een werk waarvan lüj' voorloopig weinig
pleizier beleeft. De fransche pers zegt rondweg,
dat het is Le Vicomte de Sragelonne, losjes
gearrangeerd, gelijk Caliban zou zeggen, naar de
behoefte der omstandigheden. Een journalist te
Stuttgart, waar de première van het drama plaats
vond, deed de ontdekking, dat het sprekend
geleek op den roman van Dumas; alleen de
plaats der handeling was van Frankrijk naar
Spanje verlegd; Louis XIV was Alphonso ge
worden, Anna van Oostenrijk Donna Bianca en
de Vicomte de Bragelonne don Pedro de
Mendoza. Het kasteel Fouquet is herdoopt in het
kasteel Miralgo, en zoo vervolgens. De meeste
tooneelen vinden hun «pendant" in den roman,
bijv. de gevangenisscène en de ontmoeting der
broeders voor het Hof. Bleibtreu ontkent de
verwantschap van zijn werk met dat van Dumas
niet; hij beweert echter een geheel zelfstandigen
arbeid te hebben geleverd op het gegeven thema
en bovendien den schouwburgdirecteur te
hebben verzocht, de bron te noemen op de
affiches. Het Stuttgarter theater werpt echter
die bewering ver van zich er wordt druk
gepolemiseerd, en de veeren van Bleibtreu vliegen
door de lucht.
IIIIIIHIIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiiilllllllllHiiinililllin
den cipier van de Conciergerie op de knieën
had gebeden, om hare lijdende broeders te
mogen verzorgen. Men had haar op ruwe
manier geantwoord, zij was van ellende en
angst in zwijm gevallen. Toen ze de oogen
opende, zat ze in eene cel.
Over dezen dag had Madame Le Bas
Duplay niet minder interessante bijzonder
heden kunnen verhalen. Zij had haar echt
genoot het laatst gezien op vrije voeten des
avonds te negen uur van 9 Thermidor. Ze was
nauwelijks hersteld na hare bevalling, en had
bij de tijding, dat Le Bas gevangen was geno
men, terstond al hare geestkracht verzameld,
en zoo veel mogelijk beddegoed in een rijtuig
gepakt, om zijn lijden te verlichten. Zij reed
met dit rijtuig naar de Conciergerie, maar vond
Le Bas met eenige vrienden in vrijheid, op
weg naar het stadhuis, waar de Commune
een opstand organiseerde tegen de Conventie.
Le Bas had zich bezorgd getoond over hare
gezondheid, en haar gesmeekt rustig naar
huis te gaan. Hij had een paar woorden
gesproken over hun zoon, en had haar voor
het laatst omhelsd met de woorden: »Adieu,
mon Elisabeth! adieu!" En den volgenden
dag 10 Thermidor, was zij alleen in het huis
van de rue Saint-Honorémet Eléonore
vader en moeder waren gevangen genomen
toen des namiddags de kar voorbijreed,
die de beide Robespierres, reeds zieltogend,
naar de guilotine reed. Later verwonderde
zij zich, dat ze dien dag had overleefd.
Charlotte was het welsprekendst, als zij
mocht vertellen van wat er later geschiedde. Zij
was na eenige dagen op vrije voeten gesteld,
evenals Maurice Duplay en Eléonore met
Madame Le Bas, die men evenwel verschei
dene weken gevangen hield. Vietoire logeerde
toen bij hare getrouwde zuster in België.
De familie Duplay was evenwel in den
diepsten rouw gedompeld, niet alleen over den
dood der beide Robespierres, maar over
Madame Duplay, die in de gevangenis
SaintePélagie door gemeene wijven was aangeval
len en geworgd, omdat ze als eene moeder
voor Robespierre gezorgd had.
Charlotte werd nogmaals in het gezin der
Duplay's opgenomen - - en ondervond veel