Historisch Archief 1877-1940
No.959
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
5d« Jaargang. 10 November 1895.
Redacteur: RÜD. J. LOMAN. Adres:
Stonehaven, Hitherfield Road, Streatham, Londen.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
iiiiiilliiiiiiiiniiiiiiiiiim
Van Mevrouw W. J. Baird, te Brighton.
Vervaardigd voor den Halfjaarl. Internationalen
probleem -wedstry d in dit blad.
Jïo.311. Mat in drie (3) zetten.
abcde f g h
Wit: K c3, D a8, E d6, P e8 en h8; e6, f2 en
h3 = 8.
Zwart: K d5; a5, b6, c6 en hé= 5.
Oplossing van No. 309 (?Clarus).
I P g6 enz,
Opgelost door C. Kockelkorn, Keulen (2) Prof.
Berger, Graz (1) C. T. v. Ham. Gorredijk (l i
<J. A. C., Parijs (1) Mevr. W. J. Baird, Brighton (2)
?BllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiniiiiiiiiiuiiniiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
illlllllllllHIIIIHIIIIIUUMIIIIIIIIIUIIIIIIIiilllllllllHllllliilllllliiitl
Droomcn en Werkelijkheid,
Eene vertelling uit Afrika,
DOOR
OLIVE SCHREINER.
(Slof)
Maar des morgens zag zij welk een heerlijk
mooi plekje het was. De rotsblokken lagen
door, en over, en op elkaar gestapeld. Stekelige
struiken waren er tusschen opgeschoten, er
groeiden wel een half dozijn kippersol hoornen
tusschen de verbrokkelde »kopjes." In de
rotsen waren honderden konijnenholen, en
uit de spleten hingen de ranken der wilde
asperge naar omlaag. Zij liep naar de rivier,
baadde zich in het heldere, koude water, en
?wierp het over haar hoofd. Zij zong luid.
Al de liedjes welke zij kende waren treurig,
?dus kon zij deze nu niet zingen, zij was blijde,
zij was zoo vrij, doch zij zong de wijsjes
zonder de woorden, gelijk een vogeltje. Al
zingende en springende, ging zij terug, nam
«en scherpen steen, sneed in den wortel van
?een kippersol, stak er een groot stuk af,
zoo lang als haar arm, ging zitten en at er
van. Twee konijntjes ~" kwamen op de rots
boven haar hoofd te voorschijn, en keken
haar aan. Zij stak hun een stukje toe,
maar zij hadden er geen trek in en liepen weg.
Het was een groot genot voor haar. Kip
persol smaakt, als het zeer onrijp is, naar
Tauwe kweeën, maar zij vond het lekker.
Wanneer andere menschen u goed voedsel
toewerpen smaakt het, vreemd om het te zeg
gen, bitter, maar wat men zelve vindt, is lekker.
Toen zij het opgegeten had, stak zij nog
een stuk, en ging een provisiekamertje zoeken
om het te bewaren. Terwijl zij boven op een
Kotsblok klom, zag zij dat eenige groote
steenen apart lagen en elkaar van boven ont
moetten, zoodat ze een kamertje vormden.
»0, dit is mijn huisje!1' zeide zij.
Van boven en overal in het rond was het
dicht, alleen van voren was het open. Er
was aan den wand een mooi plaatsje voor
de kippersol; zij klauterde weer naar beneden,
haalde eenen grooten tak van de stekelige
struik, stak hem in een e spleet voor de deur,
en hing er de wilde asperge over heen, tot
het er zag alsof deze daar gegroeid was.
Toen kroop zij er in om te zien hoe het er
uit zag. Er viel een mooi, zachtgroen licht
in. Zij kwam er uit en plukte eenige kleine
roode bloempjes, - gij kent ze wel, die haar
kopjes dicht tegen den grond drukken, maar
als gij ze omkeert en er naar kijkt zijn het
donkerblauwe oogjes die u aanzien! Zij
haalde ze met een weinig aarde uit den grond,
en stopte ze in de spleten tusschen de rotsen,
zoo was de kamer geheel in orde. Daarna
ging zij naar de rivier, keerde terug met de
armen vol wilgetakken en maakte een heerlijk
bedje. Daar het zeer warm was, legde zij
er zich op neder orn uit te rusten.
Weldra viel zij in slaap; zij sliep lang,
?want zij was zeer zwak. Laat in den middag
ontwaakte zij door het vallen van eenige
koude droppelen op haar gelaat. Zij richtte zich
W. v. H., Delft (2) Wara-Atti", 's Hage J.
R v. Osselen, Hellevoetsluis Mevr. Br., Delft
Zier, 'a Hage (2) J. v. Wrjhe, Zwolle (2) - S. te Gorssel
(1) B. R. B., Amsterdam (2) J. S. A.,
WoudseniJ (I) H. Mendes da Costa, Amsterdam (2)
E. B. Schwann, Londen (1) Toegekend cijfer =
l 8/15.
Beoordeelingen (No. 309 Clarus).
Good key and two out of the three are nice pure
mates.
Mrs. W. J. Baird.
Matstellingen volkomen zuiver, doch te gemakkelijk.
De pionnen b5 en d3 wijzen dadelijk aan, dat D op
e5 mat geven zal; de rest volgt van zelf.
C. T. v. Ham.
Al te eenvoudig. W. v. H.
Le pion de h4 indique tout de suite que Ie Ir coup
ett Pg6. Prublème bien faible quoique correct.
G. A. C.
No. 309 schatze ich mit l, weil sie doch gar zu
einfach ist.
Joh. Berger.
Ein anepruchsloser aber niedlicher Zweizüger.
C. Kockelkorn.
Neat, bilt too simple for Tourney competition.
Such positions occur on and are more suitable for
the second move of 3 movera. A good 1.
E. B. Schwann.
N.B. No. 310 is een driezet.
UIT DE SCHAAKWEEELD.
De match tusschen Col. J. W. Showalter en S.
Lipschütz, nam op 23 October in de Manhattan Club te
New-York een aanvang. De inzet bedra'gt? 2250 van
weerskanten en de Manhattan club loofde daarenbo
ven nog een geldprijs van ? 500 uit. Wie 't eerst 7
partijen wint is overwinnaar. De eerste partij werd
in 64 zetten duor Lipschütz gewonnen, de tweede in
41 door Showalter.
Steinitz vertrekt 11 Nov. a.s. van Londen naar Pa
rijs, waar hij door den Cercle" is uitgenoodigd tot
't geven van een simultaan sóance. Van Parijs gaat
hij via Frankfort waar hij eveneens een voorstel
ling zal geven naar Berlijn, waar hem en Pillsbury
een feestmaal tal worden aangeboden. Hij hoopt k)
't begin van December te St. Petersburg te
amveeren. De ex-champion ontving dezer dagen een schrij
ven van Tschigorine, dat o. a. de mededeeling be
vatte dat men in Petersburg do hoop nog niet had
fiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiHiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiMiliitiMii
iiuiniililliiliii
op. Er had een hevig onweer gewoed, en eenige
der koele regendroppels waren door de spleten
van de rots gevallen. Zij boog de aspergetak
op zijde, en keek naar buiten, de kleine
handjes over de knieën gevouwen. Zij hoorde
den donder rollen, en zag de roode
bergstroomen tusschen de steeneri blokken door
stroomen op weg naar de rivier. Zij hoorde
het bruischen der rivier, die nu, toornig en
rood, stronken en boomstammen op haar
modderig water medesleepte. Zij luisterde
en glimlachte, en drukte zich dichter tegen
de rots die haar beschermde. Zij drukte de
palm van haar handje er tegen aan. Als
men niemand heeft om lief te hebben, ge
voelt men veel voor wat geen leven heeft....
Toen de zon onderging, klaarde het weer
op. Het meisje at van haar kippersol en
legde zich wederom te slapen. Zij vond niets
zoo heerlijk als slapen. Wanneer men in
twee dagen geen ander voedsel heeft gehad
dan kippersolssip, is men niet sterk.
»Het is hier zoo heerlijk," dacht zij, ter
wijl zij zich te slapen legde, »ik wil hier altijd
blijven."
Later kwam de maan op. De lucht was
nu zeer helder, nergens was een wolkje te
zien, de maan scheen door de struisen de
deur in, en tooverde een traliewerk van licht
op haar gezichtje. Zij droomde eenen schoonen
droom. De heerlijkste droomen komen wanneer
men honger heeft. Zij verbeeldde zich dat zij in
een mooie streek wandelde, aan de hand van
haar vader; beiden droegen zij kransen op het
hoofd, kransen van de wilde asperge. De
menschen, die zij voorbij gingen, glimlachten
en kusten haar; sommigen gaven haar bloe
men, anderen voedsel, en overal was het
zonnelicht. Zij droomde denzelfden droom
telker.s weer, hij werd al mooier; tot het haar
eensklaps was als stond zij gansch alleen.
Zij zag op; aan haar eene zijde was de hooge
rots, aan de andere de rivier, met de wilgen
die hun takken in het water doopten, en het
maanlicht was over alles. Boven haar staken
de puntige bladeren van den kippersol-boom
helder af tegen den nachtelijken hemel, en
de rotsen en wilgeboomen wierpen donkere
schaduwen.
In haren slaap huiverde zij; en zij werd
half wakker.
»0, ik ben niet daar, ik ben hier'" zeide
zij, en zij kroop dichter tegen de rots aan,
kuste ze, en viel wederom in slaap.
Het moet ongeveer drie uur zijn geweest,
want de maan begon te dalen naar den
westelijken hemel, toen zij met een hevigen
schrik ontwaakte. Zij zat overeind, en drukte
hare hand tegen haar hart.
»Wat kan het wezen ? Zeker is een konijntje
over mijne voeten geloopen en heeft dit mij
doen schrikken!" zeide zij, en keerde zich
om om weder in te slapen, maar weldra za1^
zij overeind. Buiten hoorde men duidelijk
kraken van dorens in een vuur.
Zij kroop naar de deur, en maakte met
de vingers eene opening in de takken.
In de schaduw, aan den voet der rotsen,
brandde een helder vuur. Een kleine
Boschjesman zat bij eenige brandende kolen vleesch
te braden. Op den grond lag een
Engelschman, met een norsch gezicht, gekleed in een
kiel. Op den steen naast hem, was Dick,
de Hottentot, bezig een fccw/e-mes te scherpen.
Zij hield den adem in. Geen konijntje in
de rotsen was zóó stil.
opgegeven den Jfcistci'spicler von Niirnbery tot over
komst te bewegen, 't Moet voor een har;stochtelijk
liefhebber als Dr. Tarrasch een zware strijd zijn,
aan de dringende Russische uitnoodigingen weerstand
te bieden.
De kabelmatch tusschen de acht sterkste Engelsche
en Amerikaansche schakers is wegens Pillsbury's ver
trek naar Busland tot Januari as. uitgesteld. Lasker,
Gunsberg en Hoffer zijn ala vreemdelingen natuurlijk
buitengesloten , evenals Steinitz en Lip&chütz van
Amerikaanache zijde.
TWEEDE NAT. COBBESP.WEDSTIJD.
Een-en-twintigste zet van Zwart.
l
A
D gS
R e5
Dd4:f
B
D
K g8
R c6
P c6
E
P d±
F
R f3:
D b2:
D IiC
P c4
f6
T e8
T eb8
K f5:
D g4
T f2
4 h5 e5 c6
5 T b8 R gS.
T d7 e4 ed4
e8 g6 T dg8 ea
b7 R b6 T f6 R d7 K d7
9 P 1'4 e5 R e4: T e8 P c5
10 R d7 .... fe5: dei: R a2
Verzoeke opgave van den 21en zet van Wit in B 4,
en van den 20en zet van Wit en Zwart in D 7.
In A l en 5 geen zetten ontvangen.
De heeren Zier en G. A. C. abondonneeren in D l
en E 2.
Er is nog gespeeld in C 8: 21 T dl, in C 10: 21
c5, in D 6: 21 D hl: en in D 7; 21 T fel.
De heer K. te D. Verdere opgave der zetten is
natuurlijk niet noodig. Zend s. v. p. uwe partij aan
den heer L
Nogmaals wordt heeren deelnemers dringend ver
zocht hun zetten op tijd te zenden.
J. J. S.
TWEEDE MATCHPABTIJ,
gespeeld te New-York op 25 October j!.,
' 4d OPENING.
Wit. Zwart.
Showalter. Lipschütz.
l d4 d5 3 P c3 P f6
2 c4 e6 4 R g5 R e7
?iiiiliiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiMiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiitiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiHii
»Z[j kunnen mij hier niet vinden", zeide
zij, knielde neder, en luisterde naar elk
woord dat zij spraken. Zij kon alles verstaan.
»Jij kunt het geld krijgen", zei de Bosch
jesman, »maar ik moet het vaatje brande
wijn hebben. Ik zal het dak op zes plaatsen
in brand steken, want een Hollander heeft
mijne moeder levend in een hut verbrand,
met drie kinderen".
»Weet je zeker dat er verder anders nie
mand op de boerderij is ?" vroeg de kleurling.
»Neen, ik heb ''t je al zoo dikwijls verteld,
ik word er moe van", bromde Dick; »de twee
Kaffers zijn met den zoon naar de stad; de
meiden zijn naar een danspartij, er is nie
mand dan de oude man en de twee vrouwen."
»Maar gesteld", zeide de kleurling, »dat
hij zijn geweer naast zijn bed heeft staan,
en geladen!"
»Dat doet hij nooit", zeide Dick, »'t hangt
in de gang, de patronen ook. Hij heeft
nooit gedacht toen hij het kocht, waarvoor
het dienen zou! Ik wou alleen dat het kleine,
blanke kind er nog was, maar zij is verdron
ken." Wij zijn haar voetstappen nagegaan
tot den grooten poel.''
Zij hoorde ieder woord, en zij praatten door.
Later rees de kleine Boschjesman, die over
het vuur gebogen zat, plotseling overeind,
en riep, eene luisterende houding aannemend :
»Ha! wat is dat?"
Een Boschjesman gelijkt op een hond;
zijn gehoor is zoo fijn, dat hij het loopen
van een jakhals van dat van een wilden
hond kan onderscheiden."
»Ik heb niets gehoord", zei de kleurling.
»Ik hoorde iets", zeide de Hottentot, »maar
het was enkel een konijntje tusschen de
rotsen."
»Geen konijn, geen konijn", zei de Bosch
jesman, »kijk, wat beweegt zich daar ginds
in de schaduw om die punt?"
»Niets! domkop," grijnsde de kleurling. Eet
je vleesch op, wij moeten nu weg.
Er waren twee wegen naar de boerderij.
De eene leidend over de open vlakte, was
verreweg de kortste, maar men kon op een
halve mijl afstand gezien worden. De andere
liep langs den oever der rivier, waar rotsen
en gaten waren, en wilgeboomen om zich te
verbergen. En langs den oever der rivier
ijlde een klein figuurtje.
De rivier was door de onweersbui hoog
gezwollen, de wilgen doopten hunne takken
dieper in het water. Daar waar er eene
opening tusschen was, kon men haar zien
stroomen rood en troebel, vol takken en
booinstruiken. Maar het kleine meisje liep
steeds voort, zonder om te zien, zonder na
te denken, hijgend, hijgend! Daar, waar
de meeste rotsen waren ; daar, waar op
de open vlakte het maanlicht scheen ; daar
waar de doornstruiken het wildst dooreen
groeiden en de rotsen haar schaduw wierpen,
liep zij voort; de kleine vuistjes ineengekleind,
het hartje ontstuimig kloppend, de oogen steeds
naar den heuvel opgeslagen.
Zij had nu niet ver meer te loopen. Enkel
nog het smalle pad tusschen de hooge rotsen
en de rivier.
Eindelijk kwam zij aan het einde, en stond
een oogenblik stil. Voor haar lag de
vlakte en de boerderij zóó dicht bij, dat,
als er menschen geloopen hadden, men ze in
het maanlicht had kunnen zien. Zij sloeg
de handjes ineen. »Ja, ik zal het hen zeggen
5 P f3 0-0
6 e3 b6
7 T cl!
Aan dezen zet heeft
Pillsbury voor een groot
deel zijn succes te
Hastings te danken.
7 R b7
8 cdó: ed5:
9 R d3 c5
10 0-0
11 dcó:
12 D e2
13 T fdl
14 R b5
15 P a4
16 b3
17 R d7:
18 P e5
19 D f3
20 D f5
21 P d3
22 P f4
23 R f6:
P bd7
bc5:.'
T eS
D t»6S
T ed8
D a5
T ac8
T d7:
T dd8
B bó
D e8
c4
R aB
24 P hó D e6
25 P f6: f K f8
26 D e6: fe6:
27 T c2 cb3:
28 T'c8: T c8:
29 ab3: K g7
30 P h5 f K f7
31 h3 K e7
32 P f4 T c2
33 T al R d6
34 P d3 R cS
35 1)4 eó
36 P ac5 R bS
37 g4 e4
38 P f4 K d6
39 T dl T c4
40 P d5: K e5
41 P e7 R e6
Zwart verliest nu een
officier en had hier moe
ten opgeven.
42 P c6 f K f6
43 P b8: T b4:
44 P c6 en wint.
Vereenigd Amst. Schaakgenootschap CaféHof brau,
Damrak 180 en Warmoesstraat 180. Speelavonden
Dinsdag en Zaterdag, 8?12. Jaarl. contributie ? 6.
't V. A. S geeft voortaan toegangkaarten uit a f3,
welke een jaar lang geldig zijn.
Amst. Schaakclub De Karseboom", Kal verstraat.
's Maandags, 8?12. Contribut'e ? 3.
College Zeemanshoop (Dam), alle middagen van
1?5 uur en Zaterdag 'savonds voor ge
ntroduceerden en buitenleden.
Het Botterdamsch Schaakgenootschap houdt bij
eenkomst des Woensdags en Zaterdageavonds van
8 11 uur, in het Botterdamsch Leescabinet. Daar
enboven dagelijks gelegenheid in de namiddaguren
in bovengenoemd locaal.
De Nieuwe Botterdamsche Schaakclub vergadert
Dinsdagavond en Zondagnrddag in CaféBondeel",
Hoogstraat.
ik zal het hen zeggen!" zei zij, »ik ben
er bijna!" Wederom liep zij door, toen aar
zelde zij. Zij hield de hand boven de oogen,
en keek. Tusschen haar en de boerderij
slopen drie gedaanten door de lage struiken.
In de stralen van het maanlicht kon men
hen zien voortgaan, langzaam en sluipend,
den kleinen, en dien in de lichte kleeren,
en den anderen in het donker.
»Ik kan hen niet helpen!" schreide zij,
en zonk neder op den grond de handjes in
elkaar geklemd voor zich uit.
* *
#
»Word wakker! word wakker," riep de
vrouw van den boer; »ik hoor een vreemd
geluid, alsof iemand roept!''
De man stond op en ging naar het raam.
»Ik hoor het ook," zei hij, er is zeker
een jakhals bij de schapen. Ik zal mijn ge
weer laden, en gaan kijken.
»'t Is niet de schreeuw van den jakhals,"
zei de vrouw; en toen hij weg was, wekie
zij hare dochter.
»Kom laat ons het vuur aanmaken, ik kan
niet meer slapen, ik heb zoo iets vreemda
gehoord. Je vader zegt, het is het huilen
van een jakhals, maar dat was geen jakhals.
't Was de stem van een kind, dat riep:
«meester, meester, wordt wakker!1'
De vrouwen keken elkaar aan; toen gingen
zij naar de keuken en maakten een groot
vuur; onderwijl zongen zij psalmen.
Eindelijk kwam de man terug, en zij vroegen
hem. »Wat hebt gij gezien ?"
»Niets," zeide hij, »niets dan de schapen
die in de kraals liggen te slapen en het
maanlicht op de muren. En toch, voegde
hij er bij, was het alsof ik in de verte, bij
de »Krantz" (afgrond) bij de rivier, drie ge
daanten zag bewegen. En daarna misschien
is het verbeelding geweest meende ik weer
dat zelfde geroep te hooren, maar sedert is
alles stil gebleven."
Den volgenden dag keerde er een kleurling
terug naar de spoor weg werken.
»Waar ben je al dien tijd geweest ?" vroegen
de kameraden.
»Hij kijkt aanhoudend achter zich om,"
zeide de een, »alsof hij i:ts bijzonders ver
wacht."
»Toen hij vandaag zijn grog dronk," zei
een ander, »liet hij het glas vallen, en keek
om zich heen!"
Den volgenden dag zaten een klein oude Bos
jesman en een Hottentot in een gelapte gele
broek in een herberg. Toen de Bosjesman
brandewijn had gedronken, begon hij te ver
tellen hoe er iets (hij zeide niet of' het een
man, eene vrouw, of een kind was) de handen
had opgeheven en om genade gesmeekt had;
de handen van een blanken man gekust en
schreiende zijn hulp ingeroepen had. Toen
nam de Hottentot den B-jsjesman bij de
keel en gooide hem de deur uit.
Den volgenden nacht kwam de maan op
aan den kalrnen hemel. Zij was nu vol en
gluurde naar binnen, in het kleine kamertje,
naar de purperen bloempjes tusschen de
steenen, en de kippersol op de plank. Haar
licht viel op de wilgen, op de hooge rotsen,
en op een verschen hoop aarde en ronde
steeuen. Drie mannen wisten wat er onder
lag; niemand zal het ooit weten dan zij alleen.
Z/iid-A/'rika, Lili/ Kloof.