Historisch Archief 1877-1940
No 970
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
tooneel bezit. Welnu zij trachte die eerst tot
meerdere rijpheid te brengen.
In een volgend schrijven kom ik wellicht, op
deze voorstelling terug. VAK MILLIGEN.
Wagner en de Negende Symphonie.
In de Frankfurter Zeitung wordt een brief
van Richard Wanner gepubliceerd aan de firma
Scbott en Zoon te Mainz waarin hij zegt dat hij
eene grondige studie van Beethoven's heerlyke
laatste symphonie gemaakt heeft en het be
treurt dat het publiek dit werk nog zoo weinig
kent en waardeert. (Wagner was toen 17 jaar
en zou spoedig het gymnasium verlaten om een
jaar later naar de Universiteit te gaan). Om dit
te bevorderen stelt hij voor een arrangement voor
klavier van dit werk te maken want de zetting
van Czerny voor vier handen acht hij onvoldoende.
Het eerste deel heeft hij voor twee handen ge
arrangeerd en wil vol geestdrift verder arbeiden,
want hij gelooft dat het hem gelukt is het eerste
deel klaar en verstaanbaar te bewerken, doch
vooraf wil hy weten of zijn moeite niet
vergeefsch zal zijn.
In die dagen waren zelfs de voornaamste com
ponisten het niet eens over de waarde van dit
reuzenwerk, daarom heeft Wagner's geestdrift
meer waarde die toen nog niet besloten was zich
geheel aan de muziek te wijden.
Mevr. Cosima Wagner heeft het handschrift
teruggevraagd en gekregen. De brief is geda
teerd 6 Oct. 1830 en het opgegeven adres van
Wagner was : Leipzig im Prickhof vor'm
Hallischen Thore 1. Treppe. Opmerkelijk is 't dat
deze brief in Duitsche letters is geschreven, hoe
wel men weet dat VKagner zich steeds van het
latijnsche schrift bediende.
IIIHIIIIIflIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllW
Mreas Acnenoacn en fillem Henflrifc Mesdag.
In dezelfde zalen der akademie van beeldende
kunsten te Berly'n, waar sinds November de
vele werken van Adolph Menzel tentoongesteld
zijn, heeft men ook eene collectie zeestukken en
landschappen van Andreas Achenbach gearran
geerd. Vele groote lui vierden in 1895 hunnen
tachtigsten jaardag, en onder dezen ook de
genoemde schilder te Düsseldorf. Dertig doeken
en drie aquarellen, waarvan de meesten tusschen
de jaren 1836 en 1864 ontstaan zijn, geven een
overzicht van het talent des Duitschen schilders.
De tentoonstelling wordt zeer druk bezocht, te
meer daar de verzameling teekeningen, studiën
en aquarellen van Menzel (G65 stuk), welke in
de National-Gallerie sinds twee weken op uit
stekende wyze zijn uitgestald, dubbel de belang
stelling op den grooten illustrator van het leven
van Frederik den Groote vestigen.
Achenbach heeft veel, te veel geproduceerd.
Het is bekend dat, als de zon aan den Rijn even
zich boven de kimmen vertoont, Achenbach reeds
aan 't werk is. En toch had hij voorheen bij
De Vrouw van den Cipier.
Naar het Engelsch
VAN
R. A. SA VAGE.
Roland Grey liep naar het venster en keek
naar buiten. Nachtelijke stilte heerschte in
de straten van het vredige Canadeesche dorpje
Four Corners. Een dikke sneeuwlaag
omsluierde de glinsterende puntgevels der huizen.
Uit zijn kamer van het hotel kon Grey de
lichtjes zien flikkeren van enkele huizen in
Ottowa aan den anderen oever van den stroom.
De winter was ingevallen; over een paar da
gen zou hij misschien de rivier kunnen over
steken en zijn reis tot Montreal vervolgen.
Zijn familie zou hem over drie weken
in Engeland terug verwachten, maar Grey
had zich wel wat lang onderweg opgehouden,
aangelokt door de stille pracht en heerlijke
kleurschakeeringen van den Indiaanschen
zomer.
Eensklaps was het hem ingevallen, dat er
feest zou zijn in Lyme binnen een maand
waarbij hij, de erfgenaam, de hoofdpersoon,
moeilijk kon ontbreken. Maar toen hij tot Four
Corners was gekomen, kon hij niet verder,
want de rivier was nog niet dichtgevroren
en een andere manier om er over te komen,
bestond niet.
Het ijs was nog nooit zóó laat geweest.
Niemand begreep hoe dat kwam. Niemand,
behalve Grey, wien het echter ook pas dui
delijk werd, toen latere gebeurtenissen hem
de oogen hadden geopend.
En, nu hij werd tegen gehouden, gevoelde
Grey juist een onweerstaanbare begeerte om
verder te gaan. Twee dagen had hij, zijn op
onthoud verwenschend, in het dorpje zoek
gebracht, den meesten tijd in het postkantoor,
het brandpunt der beschaving van Four
ons als zeeschilder zulk een grooten naam!
Achenbach, Knaus, Vautier . .. Dat was zoo in
dien droevigen tijd, toen in Nederland zelfs in
beschaafde kringen, de beeldende kunst geen
belangstelling wekte. Wel schilderde reeds onze
Jozef Israels zijne intieme interieurs, en hand
haafde met waardigheid Willem Roelofs zijn
penseel, maar de belangstelling was in de jaren
van 1845?1865 tamelijk gering. Een Piloty,
Kaulbach, Knaus, Vautier, Achenbach, dat waren
ook bij ons de mannen, van wie men in 't alge
meen sprak, en wier meestal op uiterlijk effekt
berekende scheppingen men als schilderij of in
reproductie bewonderde.
Goddank is die tij i voorbij.
Maar toen was Achenbach in zijne beste jaren.
Ons oordeel mag daarom niet te streng zijn, te
meer, daar zooals wij later zullen aanstippen,
deze schilder nooit juist geweten heeft op welk
gebied zijne kracht en zijn talent ttaken. Want
groot is Achenbach toch, maar niet als
zeeschilder.
Achenbach heeft de meeste opwekkingen in
Holland en Bt-lgie gevonden, koos echter groo
tendeels het strand als dit door volk of door
visschers bezocht was; zelden geeft hij de zee
in hare kalme of woeste eenzaamheid. Op eenige
doeken zien wij een zeehoofd, waarover het water
heenbruischt met een aankomend of vertrekkend
schip. Ook aanlegplaatsen in kleine steden,
waar kooplui hunne vangst lossen zijn voor
Achenbach aantrekkelijke momenten tot creatie.
Hoewel enkele details dikwijls groote trekken
verraden, hebben zijne doeken als geheel zelden
iets grootsch. Zijne kunst is even als die van
Knaus, Vautier, Defregger, Piloty en Kaulbach
meer illustratie, dan wel echt schilderwerk. Het
zwakst zijn de luchten van Achenbach's zee
stukken, deze schijnen meestal hard als blik, of
droog als oud hout. Dat had hij kunnen ver
mijden, indien zijne doeken hoofdzakelijk voor
en in de natuur waren geschilderd. Maar hiertoe
had Achenbach geen tijd, en zoo mist men voor
alles het zilte, vochtige waas, waarvan de Noord
zee steeds is aangedaan.
Verplaatst men zich in gedachten van de zalen
unter den Linden naar den Haag, waar onze
Mesdag zijn zetel houdt, dan constateert men
tusschen dezs beide zeeschildera slechts n punt
van overeenstemming. Onze landgenoot produ
ceert helaas ook te veel. Een ander punt van
vergelijking tusschen Achenbach en Mesdag be
staat verder niet.
Onze Mesdag toch is de eenige schilder, die,
nadat de meesters der zeventiende eeuw hun
penseel neerlegden, de zee met hare geheim
zinnige akkoorden en met hare licht- en
luchteffekten intiem op het doek brengt! En zoo be
houdt het beste, dat Mesdag voortbracht, waarde
voor alle tijden.
Toeven wy nog een oogenblik bij Andreas
Achenbach.
Ieder mensch is in de maatschappy bruikbaar
en toch ontmoeten wij er zoovelen, die slechts
zwak hunne taak vervullen. Dat heeft zijn
Mllfltmiltlllllllll
iiiiiHiiimiiiiiiiimiiiimiiiiiiniiiiiim
Corners. De postdirecteur lapte laarzen en
punktueerde zijn conversatie met doffe hamer
klopjes.
»De wind waait zooals 't hem belieft. Hij
kan het ijs uit de baai jagen of het opstuwen.
'k Zou u raden je tijd maar zoo pleizierig
mogelijk te besteden, totdat de overtocht
veilig is. AVaartoe dat jagen, mijnheer ?"
Grey legde hem uit, waarom hij zoo'n
haast had. De postdirecteur bleek weinig
sympathiek.
«Feestvieren over het aanvaarden van geld,
dat een ander heeft verdiend?" zei hij af
keurend. »U moest liever naar 't Westen
trekken en werken voor de kost. Dan zult
u het leven eerst leeren begrijpen."
Grey, in den woordenstrijd verslagen, was
naar zijn kamer in het hotel teruggekeerd.
De kachel stond gloeiend hij kreeg er
hoofdpijn van en streek met een ongeduldige
beweging de hand over het voorhoofd. Op dat
oogenblik kwam iemand zachtjes de kamer
in, rook de heete, droge lucht en keerde
terug om kort daarop terug te komen met een
kan water, die zij in de vaas op de kachel
overgoot. Daarna kuchte zij even, als om
Grey's aandacht te trekken.
Hij keek op uit den stoel, waarin hij doel
loos heen en weer zat te schommelen en zag
dat zijn bezoekster niet tot het hotelpersoneel
behoorde.
»Wou u mij spreken?''
»,Ia," antwoordde de vreemde kalm maar
beslist. »Hebt u een kwartier den tijd? Lan
ger kan ik niet blijven. Ik ben expres zacht
binnen gekomen."
Zij sprak met een ietwat Schotsen accent.
Grey sprong op, en liet haar plaats nemen,
terwijl zij met beide handen haar mantel
opensloeg, alsof de hitte in het vertrek haar
benauwde, en als bedwelmd de oogen sloot.
Zij was een vrouw van omstreeks dertig
jaren, met regelmatige, zachte trekken een
bleek en afgemat maar edel gelaat. Het
zware donkere haar, in dikke tressen onder
haar bonten muts opgestoken, was losgeraakt
en hing gedeeltelijk in de kap van haar
mantel. Een harer handschoenen ontglipte
haar. Hierdoor bemerkte Grey dat zij
tenoorzaak slechts daarin, dat menigeen niet bijtijds
ontdekte, in welke richting van denken en han
delen zijne kracht en zijn aangeborene talent
ligt. Daarom blijft het bij de opvoeding steeds
een der eerste plichten der ouders, zoo mogelyk
reeds vroegtijdig hunne kinderen hierin voor te
lichten.
Als deze wenk juist is, heeft Andreas Achen
bach geen verstanfige ouders gehad. In de
laatste jaren dat ik de werken, van genoemden
schilder volgde, heb ik onder de vele zee
stukken des schilders er geen enkel gezien, dat
grootsch was van opvatting, en stout en goed
van uitvoering. Achenbach is geen geboren
zeeschilder, hij heeft de zee nooit gevat. Maar
een landsehapschilder is hij, en op dat gebied
heeft hij wein-ge, maar eenige werken van groote
waarde, gelijkstaande met de eerste kwaliteit der
doeken onzer nog levende meesters gecreëerd.
Dit bewijst ook wederom deze tentoonstelling,
waar twee landschappen prijken, diep gevoeld,
waar gezien, intiem opgevat en schoon weergege
ven. Hier gevoelt men niet slechts de hand des
nvesters, men begroet den meester, die veel
schoons had kunnen voortbrengen, als ...
Een ieder die Dresden bezoekt, vergete niet
de collectie van den heer Meyer te bezichtigen.
Deze verzameling, kleiner dan die van onzen
Mesdag, bezit echter eenige zeer schoone doeken
uit den besten tijd der groote school van
Fontainehleau.
Ook daar ontmoet men een landschap van
Andreas Achenbach een bosch met watermolen.
Dit gedistingeerde werk houdt zelfs naast de
schilderij 3n van een Corot, Troyon, Ilousseau,
Daubigny, e. a. stand. J. H. SCIIOUER.
De schilder Max Liebermann heeft te Berlijn
op zich genomen om giften te verzamelen voor
het monument voor Frans Hals. Hij zelf teekende
voor zestig gulden.
Kahala o ka Waïkea.
In het kasteel di Pianell, of Kahala o ka
Waïkea, het huis aan de witte rivier, in de
provincie TJdine, aan den woudstroom Degano,
resideert op het oogenblik Liliuokalani, de afge
zette koningin van Hawaii, omringd door haar
»Ahnengallerie". Koning Kamehameha I is, niet
een ouden grijzen cilinder op de witte haren,
in een rood vest en roode hemdsmouwen geschil
derd door een matroos, dien de golven op het strand
van llawaïi hebben geworpen. Zijn vrouwen han
gen rondom hem, daaronder konir>gin Mumahanna,
de geliefde van Chamisso. Verder is er een vroeg
gestorven, beeldschoone prinses, Nabe'inaheïna.
Zij is geschilderd op den deksel van een sigarenkist.
De koninginnen Kapiolani en Liliuokalani zijn door
niemand minder dan Herkomer geschilderd, de
eerste in het rood, de laatste in een ivoorkleurig
kleed, beiden gedecolleteerd en met diamanten
getooid. De prinses Kaiulani heeft tot portret
schilder Frederick Leighton gehad.
Do heer Braakensiek smaakte het genoegen
zyn teekening van John Buil, dien door een Friezin
haar boter werd aangeboden, in een Engelsch blad
te zien opgenomen, en die betreffende John Buil
en de Transvaal in den Figaro.
MniitiumiiimtinmitftititiiiiiiiiinniiitiinitiiiiitttiimttmmitliitiilHmnn
gere, blanke vingers had. Toen zij haar oogen
weer opsloeg zag hij, dat ze zacht, innemend
en bruin waren. Maar nu waren de lange
wimpers neergeslagen en sluimerde zij
achterovergeleund als een moegespeeld kind.
Grey liet haar vijf minuten ongestoord
sluimeren. Hij kon zich niet het genot ont
zeggen,, naar haar te zien. Het roodtrijpen
bekleedsel van de stoel vormde een
prachtigen achtergrond voor haar mat, tenger
figuurtje. Toen het water in de vaas begon
te stoonien en de lucht in de kamer vochtiger
werd, gevoelde hij belangstelling voor die
afgetobde, onbekende vrouw. Misschien was
zij haar man ontvlucht, die haar mishandelde.
Hij was gedurende zijn verblijf in Canada nog
met niemand in botsing gekomen en dus niet
genoodzaakt geweest den revolver te trekken,
dien hij uit voorzorg handig binnen het bereik
van zijn greep in den rechter zak droeg. Was
nu eindelijk het oogenblik gekomen om het
wapen te ontrukken aan zijn onwaardige
rust, ten behoeve dier hulpelooze vrouw, wier
kalme ademhaling ternauwernood de stilte
in het vertrek verstoorde? Zou hij haar
wekken? Had zij niet iets gezegd van hoog
stens een kwartier?
Grey stond op en trad een paar passen
naar haar toe. Oogenblikkelijk was zij klaar
wakker, met een wilde, gejaagde uitdrukking
op het gelaat en de hand, die over de leuning
van den stoel had gehangen, greep schielijk
naar den zak in haar japon.
»Ik... ik vraag excuus," zei Grey, geen
stap verder doende. »Vijf minuten om!"
»Vijf!... O !... ja ... ik " Zij werd
kalmer en keek rond, als om zich te her
inneren waar zij was. »Vergeef mij, mijnheer
Q-rey, maar ik was erg moe en uitgeput."
Ȇbent zenuwachtig," zei hij voorkomend.
»Laat me u iets geven."
Hij ging naar zijn slaapkamer, rommelde
in zijn koffer en keerde met, eci) half rleschje
champagne terug, dat hij handig, zonder
geraas of knal, ontkurkta.
»Hicr, drink dit," zei bij, een glaasje
inschenkend. »Dut /.ui u goed doen."
Zij dronk neijes, met kleine teugjes en
een blos kwam op haar bleek gelaat.
Verlaine in Holland.
Aanteekeningen naar aanleiding van zijn verbljjf
in Holland (1892) en van zijn boekje
?Quinze Jours en Hollande".
L
De herhaaldelijk aangekondigde, sinds lang
verwachte dood van Paul Verlaine heeft plaats
gehad.
Verlaine was sedert jaren lijdende aan ver
schillende ernstige kwalen. Bij diabetes en een
rheumatische aandoening, die het gevolg was
van een, gedurende het beleg van Parijs, als
soldaat, gevatte koude, hadden zich andere ziekte
kiemen gevoegd, vi'-ux fermmti! Sana dotite
Lottdon, pfut-ëtre Parii!" schreef hij mij in
181)3, die zijne ziekte aan zijn gerheumatiseerd
been deden verergeren.
Nu schrijft men dat hij gestorven is aan tu
berculose.
Toen hij in '92 in den Haag was, zeide hij
dat hij tevreden zou zijn indien hij nog een paar
jaren mocht leven. Deze matige wensch werd
vervuld !
Het is naar aanleiding van dit verblijf in Hol
land, en van het boekje dat hij er later over
schreef (Quinze Jours en Hollande), dat ik bier
eenige bijzonderheden wil geven waarin enkelen
zeker belang zullen stellen.
De heer B., boekhandelaar alhier, sprak op
een ochtend Toorop en mij over de eventueele
komst van Verlaine, om een causerie te houden
in de Alliance franeaise. Waarom dit niet door
ging weet ik niet; wél dat Toorop, en een intel
ligent en gevoelig jongmensch, Staal (die later
met eene zuster van Josephine (ïiese huwde)
zich bij mij aansloten en wij, >cpgeworpen"
(werd ons verweten) als commissie, alles deden
wat in onze macht was, ten einde Verlaine, die
hier nog vrij onbekend was, waardig te ontvan
gen, en zijne conférences te regelen.
Toorop vroeg mij waar hij zou vertoeven. Ik
zeide hem, »ben jij er op gesteld dat hij bij jou
logeert?" Toen hij ontkennend antwoordde, viel
rnij de eer te beurt, en het onuitwischbare ge
noegen, den grooten gevoeligen dichter te mogen
herbergen en van zeer nabij te leeren kennen,
als zooals ik geloof dat alle ware artiesten
zijn een »mooi" mensch.
Nadat ik hem officieel geschreven had om zijn
programma, antwoordde hij : Je serai heureux
de donner en Holtande qutlques conférence-i sur
la Poésie franyuise en ce moment.... une cau
serie relative aux crivains en «ers, mes contempo
rain* et compitriotes, sti'cie de lecturesa l'appui.
Parallclement aux Pitrnaasiens, mes vieux 'imis
et ca.mara.des des lettres, je pnrlerai des
Modernes", Décadents", Symbotistes et Romans", noi
successturs non moins amis.
Tel est mon plan, bien simple."
Tevens had ik hem gevraagd of hij bij ons
wilde logeeren, welk aanbod hij had aangeno
men : »avfc flratitude".
Ik had over dit alles aan landgenooten te
Parijs geschreven, waarop een paar dtzer mij
HflHiittitiiiiiMiiiiiMMM
»Kan ik u ergens mee van dienst zijn?"
vroeg Grey, toen zij met een zucht vau ver
lichting het glas had neergezet.
»Kan ik u vertrouwen ?" klonk haar weder
vraag. »Kan ik u een geheim toevertrouwen?
Ik moet hulp hebben. Geen vrouw ter wereld
heeft ooit grooter behoefte aan hulp gehad,
dan ik nu heb." Zij sprak hijgend en afge
broken.
Grey was ontroerd. »U behoeft mij niet
meer te vertellen, dan u wilt alleen het
noodigste. Zeg mij alleen wat ik weten moet,
terwijl ik mij aankleed," antwoordde hij zacht
In een oogenblik was zij kalm en bedaard
»Ik hoorde vau avond pas, dat u hier
waartU is Engelschman, niet waar?" vroeg zij
werktuigelijk haar japon gladstrijkend.
»Ja."
»Wel ik kom uw hulp inroepen."
Grey zag haar een oogenblik scherp aan,
maar de blik die den zijne ontmoette, was
zoo oprecht, zoo ernstig, dat hij eenvoudig
antwoordde: »Ik ben geheel tot uw dienst."
»Dank u, maar dan dien ik u toch uit te
leggen ... en de tijd is zoo kort. . . ."
»Och neen, ik heb geen uitlegging noodig...."
»Jawel, anders begrijpt u 't niet. Ik ben
de vrouw van den cipier en ... en . ..." Zij
weifelde. »U verrast me toch niet ? Maanden
lang heb ik die spanning verduurd . .. beloof
mij, dat u me niet zult verraden. Ik heb
niemand anders tot wien ik mij kan wenden;
niemand dien ik kan vertrouwen. Ik sta
geheel alleen."
»Ik zal u helpen," herhaalde Grey, geheel
onder den indruk harer woorden.
»Ik geloof u," zeide zij met een dankbaren
blik en schreiend vervolgde zij: »O! het
kwelt mij al maanden lang. Ik ben er ook
bijna gek van. Mijn man is ... krankzinnig."
»Ja?"
»'t Was verkeerd van mij het verborgen te
houden. Maar hij wist het, hij voelde het
j aankomen en liet mij beloven, het geheim
te houden."
»Arme vrouw!"
'>Als het uitkomt zijn wij en ons kind
broodeloos. Het zou wel overgaan, meende
hij en ik mocht er 11 iemand iets van laten